Spreuken 1:1-19

10 november [1]

1:1

De Spreuken van Salomo, de zoon van David, de Koning van Israël,
om wijsheid en tucht te verkrijgen,

1:2

om verstandige woorden te verstaan,
om de tucht aan te nemen,

1:3

die verstandig maakt, gerechtigheid en recht en rechtschapenheid;
om de onverstandigen schranderheid,

1:4

de jongeling kennis en bedachtzaamheid te geven.

1:7

De vreze des HEREN is het begin der kennis;…

1:8

Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vader
en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet;

1:9

want zij zijn een liefelijke krans voor uw hoofd,
een keten voor uw hals.

1:15

mijn zoon, ga niet met hen op weg;
weerhoud uw voet van hun pad;…

1:18

zij echter loeren op hun eigen bloed
en leggen een hinderlaag voor hun eigen leven.

Lees ze maar. Je zult het leren. Je zult het zien. Salomo had niet de Here ge­vraagd om veel rijkdom en macht. Dat was bijzonder. Want dat zou je ver­wachten. Dat wil je toch als je koning bent? Als je het voor het zeggen hebt? Neen, hij had om wijsheid en inzicht gevraagd, om het volk te kunnen leiden. En Salomo heeft dat ook gedaan. En de Here heeft hem bovendien ook nog rijkdom en macht gegeven. God is goed. God is groot. Dit zijn de Spreuken van Salomo. Ze zijn opgeschreven, opdat zij die ze lezen, er wijsheid uit kun­nen putten, de richting krijgen, er recht, gerechtigheid en rechtschapenheid mee kunnen ontwikkelen. Het zijn wijze woorden.

‘De wijze hore en vermeerdere inzicht en wie verstandig is, verwerve over­leg.’ Luisteren, luisteren, luisteren. Leren, leren, leren. Wat is er veel te leren als je luistert. En wat is er veel te luisteren. Het is onvoorstelbaar. En het geheim is, en het begint meteen waar het moet beginnen: ‘De vreze des Heren is het begin der kennis.’ Dus waar begint alle kennis? Bij de vreze des Heren. Als je kennis hebt van de Here God. Als je leert en luistert naar wat Hij zegt, dan weet je ook hoe de vork in de steel steekt. Dan heb je de weg van de ken­nis ontdekt. En dan zul je ook nog meer kennis opdoen. Dan zul je gaan ont­dekken dat de Here goed is. Dan zul je ook verbaasd staan van wat de Here je wil openbaren. Want alle kennis komt van Hem. Hij heeft het immers ook allemaal geschapen. Dan zal Hij ook precies weten wat je geopenbaard zal worden. Begin met God. Ga met God, dan heb je ook wat God je wil geven. Het is merkwaardig, maar we denken zo langzamerhand dat God niets meer te maken heeft met wat er om ons heen gebeurt. We hebben God, dat is voor de bovenkamer, voor het geloof, dat heeft niets met de dagelijkse wetenschappe­lijke zaken te maken. Neen. Het gaat vandaag om de wetenschap. Daar moeten we onze kennis vandaan halen en daar is God niet bij nodig. God is verbannen naar het geloofskamertje waar we mogen mediteren en vroom doen.

Spreuken 1:20-33

11 november [1]

1:20

De Wijsheid roept luide op de straat,
op de pleinen verheft zij haar stem,…

1:23

Keert u tot mijn vermaning!
Zie, ik wil mijn geest voor u uitstorten,
u mijn woorden bekendmaken.

1:29

Omdat zij de kennis hebben gehaat
en de vreze des HEREN niet hebben verkozen,…

1:31

zullen zij eten van de vrucht van hun wandel…

1:33

Maar wie naar mij luistert, zal gerust wonen,
beveiligd tegen de verschrikking van het onheil.

Maar dat God het begin van alle kennis is, dat kan er dan wel staan, maar dat gold alleen voor de tijd toen de mensen nog helemaal geen verstand hadden en alles wat ze niet verklaren konden dan maar aan hun God toeschreven. Daar­om staat het zo opgeschreven. Want daar konden de mensen in die tijd iets mee. En daar ging het om. God is de oplossing van alle problemen die de men­sen toen niet begrepen.

Maar wij vandaag. Wij hebben de wetenschap en wij hebben zoveel leren ken­nen hoe de wereld in elkaar zit, dat we zo’n primitieve manier niet meer nodig hebben. Wij geloven in de wetenschappelijke vooruitgang, en niet in een reli­gieus systeem dat ons een beetje rustig moet houden in de weerbarstige werke­lijkheid. Wat een eigenwijze hooghartige gedachte. Dat heeft te maken met een wetenschappelijk principe dat God uit het leven bant. Het is het grote axi­oma, van ‘God bestaat niet’. Het is een uitvinding die niet past in de gescha­pen werkelijkheid. En dan hoeven we ons er vervolgens ook niet meer mee bezig te houden. En daar tobben we voort met een weerbarstige werkelijkheid, die steeds meer doet ontdekken hoe ingewikkeld maar ook hoe wonderschoon de zaken in elkaar steken en hoe vanzelfsprekend het eigenlijk is dat we kun­nen spreken van een geschapen werkelijkheid. We zijn bijna terug op af toen we begonnen God buiten de deur der werkelijkheid te zetten. Als een gescha­pen werkelijkheid vanzelfsprekend is, dan moeten we ook erkennen dat de vreze des Heren het begin van de kennis is. Als wij geschapen zijn dan is het vanzelfsprekend dat we onze Schepper alle eer geven. Hij is de Schepper en Hij heeft het dan ook allemaal gegeven. En Hij heeft ons de capaciteit gegeven om het allemaal te doorvorsen. Dan spreekt het toch vanzelf dat je dat doet aan de hand van de gegevens die de Schepper voor je heeft opgetekend?

Spreuken 2:1-22

12 november [1]

2:1

Mijn zoon, indien gij mijn woorden aanneemt…

2:5

dan zult gij de vreze des HEREN verstaan
en de kennis Gods vinden.

2:6

Want de HERE geeft wijsheid,…

2:9

Dan zult gij gerechtigheid en recht verstaan,…

2:11

bedachtzaamheid zal over u waken,
verstandigheid zal u behoeden,

2:12

om u te redden van de bozen weg,…

2:13

van hen die de rechte paden verlaten,…

2:15

wier paden krom zijn…

2:17

en het verbond van haar God vergeet;…

2:19

en zij bereiken de paden des levens niet;…

2:21

Want de oprechten zullen het land bewonen
en de vromen zullen daarin overblijven,

2:22

maar de goddelozen zullen uit het land worden uitgeroeid
en de trouwelozen zullen eruit worden weggerukt.

Een prachtig stuk. Een ontwapenend verhaal. Luisteren, luisteren. Opletten, wat er gezegd wordt. Geen dwang. Geen moeten. Gewoon opletten wat er staat en gezegd wordt. Waartoe wordt opgeroepen? Neig je hart op verstandig­heid. Hoe doe je dat? Heel simpel. Gewoon doen! Daar moet je je naar uit­strekken. Gaat dat vanzelf? Neen. De andere kant ligt op de loer. Die vult je denken met van God aftrekkende dingen. Wat dan? De weg die je niet moet gaan. De weg van de boze man. De weg van de verkeerde seksuele gevoelens. De weg van de draaierijen, van de leugens, van de verkeerde gedachten op wat voor gebied ook. De weg waarop je God vergeet en je denken laat vullen met dingen die van God afgaan. De weg die naar beneden voert. De weg naar de schimmen. De weg naar de dood. De weg die niet naar het pad van het leven leidt. Het is uit het leven gegrepen. Het is een waarheid als een koe. Als je je gedachten laat gaan in de richting die niet van het goede, van het rechtvaar­dige, van het gezond verstand, van de verstandigheid, van de rechtvaardigheid gaat, dan zak je in een duister, schimmig, onduidelijk, niet gelukkig gebied. Hoe kom je daar terecht? Door je hart open te stellen voor de wegen die niet de wegen van het goede, de liefde, de universele waarden van de Schepper zijn. Daar wordt het verzet tegen God gevoed. Want dat is steeds meer het probleem voor je. Hoe beroert je er ook aan toe bent, daar wil je nu juist niet naar terug, want van die weg denk je dat je nu eindelijk verlost bent, want daarvan denk je dat dat een knellende weg is, terwijl je nu op de weg van de verlossing, de vrijheid, gekomen bent.

Uit het leven gegrepen. Het staat hier als uit het leven gegrepen. We kunnen ons daar allemaal in herkennen. Het lijkt dat dit de vanzelfsprekende weg is. God weet het zo heel precies. Salomo heeft deze Spreuken opgeschreven omdat hij weet hoe het hart van de mens in elkaar zit. Hij heeft de wijsheid gekregen om er de mensen bij te helpen om niet in de weg naar beneden, de weg naar de dood, terecht te komen. God is goed. Hij weet Zelf van het grote gevecht tussen goed en kwaad. Daarom worden deze woorden als een waar­heid als een koe, in al deze Spreuken opgeschreven. Het is als een cadans. Het is als je hoort en luistert naar de woorden van de goede kant, de kant van de vreze des Heren, dan ervaar je, dan zul je zien, dan weet je, dat je op de goede weg zit. Dat kan iedereen uitzoeken. Dat kan iedereen ervaren. Daar kun je vergif op innemen. Het ene dat je moet doen is: lezen, luisteren en leven. Zoek het als zilver. Speur naar het als naar een verborgen schat. Daar wil je je wel voor inzetten. Want je weet welke waarde eraan verbonden is. Je krijgt het niet voor niets. Je moet je er wel voor inzetten. Het gaat niet vanzelf. Het is een schat waarnaar je op zoek moet. En het zoeken is niet moeilijk, want de weg word je gewezen. Want de Here geeft wijsheid. Het komt van Hem. Hij leidt je op de weg. Hij zal je helpen op de weg te blijven. Het is een genade gave van degene die je oproept om de schat te zoeken. En wie zoekt, zal vin­den.

Hij is dan ook een schild voor hen die onberispelijk wandelen. Hij waakt over de paden van het recht. Wijsheid zal dan in je hart komen. Dan zul je het kaf van het koren kunnen scheiden. Want dan zul je doorhebben wat het betekent, de vreze des Heren. De vreze des Heren is het begin van alle kennis. Dan ben je blij dat je je richt op de weg van gerechtigheid en recht, goedheid en zegen. Het komt allemaal van boven. Het vult je leven met vreugde en erkenning en liefde. Dan wordt de stem van de boze, de stem van de verkeerde weg, ge­doofd en teruggedrongen. Dan wordt de volharding om niet op de verkeerde weg te gaan sterker. Dan ervaar je dat het een waarheid is waar je zelf versteld van staat. Dan zie je dat het luisteren, het horen, het je er naar uitstrekken, van Hem komt. Het is een geheim, waar je je leven lang vol van kunt worden. Want het is een weg, een proces van voortdurende verbazing over de kracht van de verkeerde weg, die je naar beneden trekt en de onvoorstelbare liefde en het oneindige geduld waarmee God je steeds weer de weg naar boven voor­houdt, die je zelf niet hoeft te gaan, maar die voor je gegaan is. Het kruis heeft bestaan omdat we zelf niet in staat waren die weg te gaan. Jezus droeg het lijden van de tijd en van iedereen opdat ons lijden gedragen kan worden in de verzoening van Hem. God had ons zelfs zo lief dat Hij de weg om verlost te worden ook nog Zelf heeft gegeven aan iedereen die zucht in de strijd van dit leven, ‘opdat een ieder, die in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe’.

De erkenning van onze zwakheid is de redding voor de eeuwigheid. Is het bewijs van de overwinning op het boze. Is de zekerheid dat iedereen geholpen wordt deze weg te gaan. ‘Ja, indien gij tot het inzicht roept en tot de verstan­digheid uw stem verheft…’, ‘…dan zult gij de vreze des HEREN verstaan en de kennis Gods vinden…’, ‘…Dan zult gij gerechtigheid en recht verstaan…’, ‘…Want wijsheid zal in uw hart komen en de kennis zal voor uw ziel liefelijk zijn.’

Spreuken 3:1-35

13 november [1]

3:1

Mijn zoon, vergeet mijn onderwijzing niet
en uw hart beware mijn geboden,

3:2

want lengte van dagen, en jaren van leven,
en vrede zullen zij u vermeerderen.

3:3

Dat liefde en trouw u niet verlaten!
Bind ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart,

3:4

dan zult gij genegenheid en goedkeuring verwerven
in de ogen van God en mensen.

3:5

Vertrouw op de HERE met uw ganse hart
en steun op uw eigen inzicht niet.

3:6

Ken Hem in al uw wegen,
dan zal Hij uw paden recht maken.

3:7

Wees niet wijs in eigen ogen,
vrees de HERE en wijk van het kwaad;

3:8

het zal medicijn wezen voor uw vlees,
en lafenis voor uw gebeente.

3:9

Vereer de HERE met uw rijkdom
en met de eerstelingen van al uw inkomsten,

3:10

dan zullen uw schuren met overvloed gevuld worden
en uw perskuipen van most overstromen.

3:12

Want de HERE bestraft wie Hij liefheeft,…

3:17

Haar wegen zijn liefelijke wegen,
al haar paden zijn vrede.

3:18

Een boom des levens is zij voor wie haar aangrijpen,
wie haar vasthouden, zijn gelukkig te prijzen;

3:19

de HERE heeft door wijsheid de aarde gegrond,
door verstand de hemelen vastgesteld,

3:20

door zijn kennis zijn de waterdiepten gekliefd
en druppelen de wolken dauw.

3:28

Zeg niet tot uw naaste: Ga heen en kom terug,
morgen zal ik geven – terwijl gij het hebt.

3:34

Wanneer Hij met spotters te doen heeft, spot Hij zelf,
maar de nederigen geeft Hij genade.

3:35

De wijzen beërven eer,
maar de dwazen laden schande op zich.

‘Uw hart beware mijn geboden.’ Heerlijk! Want als je dat doet, dan gaat het je goed. Vrede zal vermeerderen. ‘Dat liefde en trouw u niet verlaten! Bind ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart.’ Dan zul je ervaren, dat de liefde en de vrede van God, je leven vullen. Je moet het dan wel bewaren. Je moet je er wel naar uitstrekken. De herhaaldelijke oproep is dus ook het be­wijs dat het kennelijk niet vanzelf gaat. Je wordt kennelijk aangevallen om niet in de vrede van de geboden van God te blijven. En dat weten we maar al te goed. Het zit ons allemaal dwars. De zonde kleeft aan ons; woont in ons. Er is steeds weer de keuze tussen goed en kwaad. Het kost kennelijk volharding om in de vrede van God te blijven. Het zijn dan ook geboden. Je moet het doen. Doe je het niet dan gaat het mis. Je moet dus op de Here vertrouwen met je ganse hart en niet op je eigen inzichten steunen. Dus het zijn je eigen in­zichten die je in de weg zitten.

Je moet dus de Here kennen in al je wegen. Doe je dat? Vraag je de Here wat je moet doen? Haal je de Here God overal bij? Dan zal Hij je wegen recht maken. Want Hij doet wat Hij belooft. Hij zal je niet op de verkeerde wegen leiden. Neen, het is Hem erom te doen om je vrede en gerechtigheid te bren­gen. Een heerlijke gedachte. Je hoeft er niet aan te twijfelen, want je weet als je het doet, dat het waar is. Je moet dus niet God aan de kant zetten en denken dat je het zelf wel weet. Want je weet het zelf niet. Je weet het alleen als je de Here vreest. Dat wil zeggen, als je Hem betrekt bij al je wegen, dan wijk je van het kwaad. Komt het kwaad op je af, dan moet je het kwaad ontwijken. Kijk, daar komt het kwaad aan. Pas op! Je ziet het komen en dan doe je een stap opzij. Je laat je er niet inluizen. Met welke mooie woorden het kwaad ook komt. En hoe vaak komt het kwaad in mooie vleiende woorden. En voordat je het weet ben je er ingeluisd. Pas op! Je bent gewaarschuwd. En een gewaarschuwd man telt voor twee.

De vreze des Heren is een medicijn voor je ziel. Kennelijk heeft je ziel dat nodig. Je bent ziek. Maar je kunt gezond worden. De geboden van God zijn goed voor alle mensen. Probeer het maar, dan zul je het ervaren. Noem maar een gebod en pas dat toe, dan weet je dat het goed is; een medicijn voor je ziel. En als de Here je zegent en je schuren vult met zijn rijkdom, dan wil je daar ook vanuit delen. Dan ga je de arme en nooddruftige helpen en dan ben je blij dat je het kunt doen. God dienen en de naaste lief te hebben als jezelf. Heerlijk toch? God is goed! En als je in de druk komt, dan moet je dat zien als tuchtiging van de Here, Die als een vader zijn kinderen kastijdt. Hij doet het altijd voor je bestwil, opdat je er sterker uitkomt. Het gaat dus om het verkrij­gen van wijsheid. Dat is kostbaarder dan zilver, het is beter dan goud. Dat is nogal wat. Het gaat niet om de materie. Het gaat niet om geld. Het gaat om de wijsheid. De vreze des Heren is het begin van alle wijsheid en kennis. Het zijn ‘…liefelijke wegen, al haar paden zijn vrede’. Het is één aaneenrijging van goede dingen. Het houdt niet op. Het is een feest om in de vrede en de liefde van de Here te wandelen. Wie wil dat nu missen? Daar wil je toch bij horen? Daar word je toch blij van? Daar wil je meer van weten. Dan ga je de Bijbel lezen. Dan word je blij. En dan besef je ook dat de Here door wijsheid de aarde gegrondvest heeft, en door verstand heeft Hij de hemelen vastgesteld. Hij is de Schepper van hemel en aarde. Hij is de Schepper aller dingen.

‘Mijn zoon, laat ze niet wijken uit uw ogen…’. Laat, laat, laat. Het is steeds gebiedende wijs enkelvoud. Er zit iets klemmends in. Doe het! Pas op! Ver­geet het niet! Blijf erbij! Je zult het zien. Doe het en je zult het weten. ‘Dan zult gij uw weg veilig gaan, zonder dat uw voet zich stoot.’ Doen, doen, doen! Volharden, volharden, volharden! Het gaat niet vanzelf. Daarom wordt het steeds herhaald. Want het is God Die in Zijn grote liefde maar één ding op het oog heeft, dat is Zijn liefde voor jou. Hij wil dat het je goed gaat. Hij wil je beschermen. Hij wil je niet bevoogden. Hij wil je steeds opnieuw de les voor­houden. En ga je in de fout, dan tuchtigt Hij je om je weer bij de les te trek­ken. Dan kom je er beter uit. Vrees dus niet, als het om je heen tekeergaat. Plotselinge schrik kan je overkomen, maar het zal je niet overvallen. Want jij schuilt als vanzelf bij de Here. Want jij weet dat je daar veilig bent, onaantast­baar. Heerlijk toch? Wat een genade. Wat een zekerheid. Een zekerheid, waar je je aan vast mag houden, zelfs tegen jezelf in. Want wat kunnen je gedachten soms vreemd tekeergaan. Vasthouden. Niet mee laten slepen. God is goed! Hij schenkt Zijn genezende liefde in jouw bezwaarde ziel. En dan heb je het goe­de voor met je naaste. Als hij je nodig heeft, dan ben je er. Als jij hem iets kunt geven, dan stel je dat niet uit, dan doe je dat meteen. Daar gaat het om. Heerlijk toch? Dan heb je het goede met je naaste voor. Dan smeed je geen kwaad tegen hem. Natuurlijk niet. Wees niet afgunstig op een man van ge­weld. Nee, natuurlijk niet. De Here verafschuwt het verkeerde. Hij wil dat je bij Hem blijft. Blijf weg van het kwade. Weer wordt het herhaald. Doen, doen, doen! ‘De vloek des Heren is in het huis des goddelozen, maar de woning der rechtvaardigen zegent Hij.’ Zo is het. En zo moet het blijven. Blijf dicht bij Jezus en als we verder kijken dan is het geweldige dat God de wereld zo lief heeft, ‘…dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’. Heerlijk toch?

Dat geldt ook voor mij. Dat geldt ook voor jou. Dat geldt voor iedereen die door genade zegt in de vrede en de liefde van God te willen wandelen. Prijs de Here!

Spreuken 4:1-27

14 november [1]

4:2

want ik geef u goede leer;
verlaat mijn onderwijzing niet.

4:3

Want toen ik nog als zoon bij mijn vader was,
teder en een enig kind voor het aangezicht van mijn moeder,

4:4

onderwees hij mij en zijde tot mij
Laat uw hart mijn woorden vasthouden;
onderhoud mijn geboden, opdat gij moogt leven.

4:5

Verwerf wijsheid, verwerf inzicht, vergeet niet
en wijk niet af van de woorden mijns monds.

4:7

Het begin der wijsheid is: verwerf wijsheid
en verwerf inzicht bij al wat gij bezit.

4:11

Ik onderricht u in de weg der wijsheid,
ik doe u treden op rechte paden.

4:12

wanneer gij loopt, zult gij niet struikelen.

4:15

Mijd dien, ga er niet over;…

4:17

want zij eten brood der goddeloosheid
en drinken wijn van gewelddadigheid.

4:18

Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht,
dat steeds helderder straalt tot de volle dag.

4:20

Mijn zoon, sla acht op mijn woorden,…

4:25

Laten uw ogen voorwaarts blikken…

4:26

Laat uw voet een effen pad inslaan…

4:27

Wijk noch ter rechter-, noch ter linkerhand af,…

We gaan gewoon verder. Het lijkt wel een herhaling. Het is allemaal al gezegd. Het wordt nog eens in andere bewoordingen herhaald. Het is allemaal goed. Het wijst allemaal in dezelfde richting. Het is het Woord van God. Dat is goed. Dat is de weg der wijsheid. Van daaruit zegt Salomo zijn Spreuken. Luister dus naar je vader. Leer wijsheid. De weg der wijsheid, is wijsheid te verkrijgen. Wijk niet af van de geboden van God. Dat zal je helpen om je leven te leven. Dat is als een liefelijke krans. Dat geeft je vrede en geluk. Dat houd je op de been. Heb haar lief, dan zal ik je behoeden. Ik doe je wandelen op de rechte weg. Ga niet links en ga niet rechts. Blijf rechtuit gaan! Wijk er niet van af. Je hoort de boosdoeners wel. En je hoort ze aan je trekken, maar luister er niet naar. Zij zijn almaar bezig om je verkeerde dingen in te fluiste­ren. Zij kunnen niet slapen als ze niet iemand laten struikelen. Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht. Het komt op. Het is ge­weldig. Daar word je helemaal blij van. De duisternis verdwijnt. Het wordt licht. Heerlijk toch? En dat is de rechtvaardige. Hij hoort wel de vijanden brullen, maar hij blijft zich richten op de rechtvaardige geboden van God. Daar moet je in volharden. Die moet je bewaren, diep in je hart. Doe je dat niet, dan laat je je meesleuren. En dan doe je weg de valsheid in je mond. Pas op wat je zegt. Laat je hart de bron zijn van al het leven. Daar moet het opge­borgen zijn. En dan komt het er ook uit. Want als de bron goed, is dan is het water goed. Dan komen er goede dingen. Dan wil je ook doen wat de Here God zegt.

Wat een prachtige hoofdstukken. Je kunt er elke dag wel uit plukken. We zouden een boekje moeten maken met spreuken. Je wordt er blij van. Dat moeten we maar doen. Daar kunnen we andere mensen blij mee maken. Elke dag een paar spreuken. En dan elke dag ervan genieten. Heerlijk om zo bezig te zijn. Het kwaad wordt dus erkend. Het wordt gezien als een gevaar. Het is een permanente bedreiging. En daarom worden al deze Spreuken steeds maar herhaald. Want het gevaar ligt op de loer. En daar moet je je tegen verzetten. Daar moet je niet aan meedoen. Daarom moet je de geboden om je hals doen, ze binden op je hart. Herhaal, herhaal, herhaal! Doe je het niet, dan word je een oppervlakkig gebeuren. Dan weet je het wel, maar je weet het wel. En dan verslap je en voor je het weet zit je op het verkeerde spoor. En dat is gevaar­lijk. Want dan wordt het van kwaad tot erger. Vreselijk!

Spreuken 5:1-23

15 november [1]

5:3

Want van honigzeem druipen de lippen der vreemde vrouw,
gladder dan olie is haar gehemelte,

5:4

maar op het laatst is zij bitter als alsem,
scherp als een tweesnijdend zwaard.

5:8

Houd u weg ver van haar,
nader niet tot de deur van haar huis,

5:14

Bijna was ik in alle kwaad geraakt
– te midden van de gemeente en de vergadering.

5:18

Uw bron zij gezegend,
verheug u over de vrouw uwer jeugd.

5:19

wees bestendig verrukt over haar liefkozingen.

5:21

Want voor de ogen des HEREN ogen liggen ieders wegen open,
Hij weegt al zijn gangen.

Zo is het. Pas op! Laat je niet meeslepen. De vreemde vrouw ligt altijd op de loer. Het lijkt heel wat, maar het is levensgevaarlijk. Het lijkt heel wat. Je laat je verleiden. Je geeft er aan toe. Maar dan is het als balsem. Het verderf komt eraan. Je gaat te gronde. Het wordt in ronde woorden gezegd. Er wordt niet omheen gepraat. Recht toe, recht aan. Je wordt met kracht gewaarschuwd. Je valt in het verderf. Er wordt niet omheen gepraat. God zegt het recht toe, recht aan. Het kwam voor. Het komt voor. Met de zondeval is de hoererij gekomen als een valstrik voor de mensen. En daar moet je je tegen wapenen. Je moet niet doen alsof het jou niet raakt. Het is gevaarlijk. Het sluipt in. Het is een goede waarschuwing. Je wordt meegesleept naar de dood. De afgrond. Je zou het pad des leven moeten inslaan, maar je slaat het pad van de dood in. Je moet je er dan ook verre van houden. Niet even om de hoek kijken. Wat moet je zo dicht bij haar deur. Je moet je zelf niet in gevaar brengen. Doe die deur dicht. Doe weg alle verleiding. Het is te gek. Je kunt er niet tegen. Laat je niet in verleiding brengen. Het wordt in alle toonaarden gezegd. Je gaat te gronde. En ze zuigen je ook leeg. Het kost je handen vol geld. Je reputatie en je goed en geld gaat eraan. En als je je niet bekeert, dan gaat het van kwaad tot erger. Want dan is de liefde zoek. Dan is de ellende in je leven gekomen. En denk maar niet dat je dan liefde en vrienden hebt, neen je hebt afgunst, ontrouw en haat. En God haat dat. Keer je er vanaf. Blijf bij je eigen bron. Laat anderen niet toe. Sluit ze af voor de vreemde vrouw. Verheug je in de vrouw van je jeugd. Wees bestendig verrukt over haar liefkozingen. Daar moet je bij blij­ven. Dat is de vrouw die God je gegeven heeft. Weg van alle hoererij.

Uit het leven gegrepen. We zijn vandaag vergeven van de hoererij. Het straalt je aan alle kanten toe. En het lijkt de normaalste zaak van de wereld. Maar niets is minder waar. Het is levensgevaarlijk. Weg van haar. Doe er niet aan mee! En dan heb je heel wat op te ruimen. Het begint al dat je je bekeert en dicht blijft bij de onderwijzing van de liefde zoals God die ziet. Wat zijn we toch gevaarlijk bezig. We spelen met vuur. We laten ons beïnvloeden door de zonden om ons heen. We zijn al meer beïnvloed dan we zelf nog ervaren. We zijn ook afgehaakt. En ook op dit gebied kan alleen radicale bekering een weg terug wijzen. Waarom zou je je laten afdalen naar de boezem van een vreemde vrouw? En denk maar niet dat het een lichte zaak is. Als het over echtschei­ding gaat, dan zegt de Here Jezus dat als je in je hart een vrouw aanziet om haar te begeren, dan heb je reeds echtbreuk gepleegd. Wat wordt er dan een echtbreuk gepleegd in ons land. Vreselijk! Weg met al die onreinheid op TV. Of waar dan ook. We moeten er niet aan toegeven. En denk maar niet dat je het in ‘t geniep kunt doen, want alles ligt open voor de Here. Hij weegt al je gangen. ‘Hij sterft, omdat tucht hem ontbreekt, door zijn grote dwaasheid verdwaalt hij.’ Dwaas die je bent. Stommerd! Stop! Keer terug! Voordat het te laat is, want God haat de ongerechtigheid van de hoererij. Het is hem een gruwel en je zult het Koninkrijk niet binnengaan. Vast en zeker.

Spreuken 6:1-19

16 november [1]

6:4

gun uw ogen geen slaap
en uw oogleden geen sluimering;

6:6

Ga tot de mier, gij luiaard,
zie haar wegen en word wijs…

6:10

Nog even slapen, nog even sluimeren,
nog even liggen met gevouwen handen –

6:11

daar komt uw armoede over u als een snelle loper
en uw gebrek als een gewapend man.

6:16

Deze zes dingen haat de HERE,
ja, zeven zijn Hem een hartgrondige gruwel:

6:17

hoogmoedige ogen, een valse tong,
handen die onschuldig bloed vergieten,

6:18

een hart dat heilloze plannen smeedt,
voeten die zich haasten om naar het kwade te snellen,

6:19

wie leugens uitblaast als een vals getuige
en wie twist stookt tussen broeders.

Pas op, dat je niet in de greep van je naaste komt. Dat je niet wordt meegezo­gen. Haast je om daar uit te komen. Pas op! ‘Ga tot de mier, gij luiaard, zie haar wegen en word wijs.’ Een gevleugelde uitspraak. Bekend bij iedereen. Duidelijk. Doe wat! Wacht niet af! Ga niet lijdelijk toezien wat er gebeurt! Ga aan de slag! Doe wat jij kunt doen! Een nietsnut is niets waard. Nog even slapen, nog even sluimeren en dan komt het onheil over je heen. Je moet aan de slag zijn. Het komt niet vanzelf. Het spreekt ook vanzelf. Het zijn wijze Spreuken. Je kunt er wat mee. En ben je lui van aard? Stel je zaken uit. Laat je de boel de boel, dan helpt je dat niet. Je moet er zelf wel wat aan doen. Je hebt je eigen verantwoordelijkheid. Je moet je voor je zaak inzetten. Daar hoef je niet van in de war te raken. Het is vanzelfsprekend. Je gaat aan de slag. Je staat op en je neemt je taak op je. Dat is vanzelfsprekend. Dat is de taak voor iedereen. Kijk naar de mieren. Ze zogen opdat ze eten hebben voor de winter en dat verzamelen ze in de zomer. Ze hebben een heel arbeidssysteem. Ze zorgen voor elkaar. Ze zijn verantwoordelijk. Dat moeten wij dus ook doen: ‘…zie haar wegen en wordt wijs’. Het gaat immers steeds om wijsheid te ver­krijgen. Dat is de vreze des Heren. Daar word je wijs van. Dan zie je de weg die je moet gaan. En je moet je afhouden van de werken der ongerechtigheid. Een nietsnut is een onheilsstichter. Die houdt zich bezig met onledige dingen. Die gaat bedrieglijk rond. Ja, dat is ook logisch, want hij moet er toch een punt aan breien. Hij moet toch van alles verzinnen om zijn dag door te komen. En dat kan alleen maar met liegen en bedriegen. Hij komt dan ook tot de on­dergang.

En de zeven dingen die de Here haat, moeten we in ons zelf griffen. Dat is onze bescherming. Hoogmoedige ogen. Zo, die staat. En daar hebben we alle­maal in onze eigen situatie wel last van. Een valse tong. Nou, daar kunnen we wel een boek over schrijven. En hoe spreekt Jakobus daarover? Het rad der geboorte. Handen die onschuldig bloed vergieten. Hoe werken we daar niet aan mee? De Moloch eredienst in de abortusklinieken. Dat kan toch niet? Daar moeten we ons tegen verzetten. En dat haat God. Pas op! Je komt God tegen. En heilloze plannen smeden. Ga met overleg te werk. De vreze des Heren is het begin van alle wijsheid en kennis.

Spreuken 6:20-35

17 november [1]

6:22

Als gij op weg zijt, moge het u leiden;
als gij u nederlegt, moge het over u waken,
als gij wakker wordt, moge het u toespreken.

6:23

Want het gebod is een lamp
en de onderwijzing een licht,
de vermaningen der tucht zijn een weg ten leven,…

6:25

Begeer haar schoonheid niet in uw hart,
laat zij u niet vangen met haar wimpers.

6:26

Want ter wille van een hoer
(vervalt men) tot een schamel stuk brood,
en eens anders vrouw maakt jacht op een kostbaar leven.

6:30

Men veracht een dief niet, wanneer hij steelt
om zijn begeerte te bevredigen, als hij honger heeft,…

6:32

Wie overspel pleegt met een vrouw, is verstandeloos;
wie dit doet, richt zichzelf te gronde.

6:33

Schade en schande verkrijgt hij,
zijn smaad is onuitwisbaar.

Dus wandel in de wegen van de Here, dan smeed je geen heilloze plannen. Want zijn aanwijzingen, zijn geboden, behoeden je daarvoor. Hij geeft je de gedachten en de wegen waarop je heilzame plannen smeedt. Dat is de weg. Dat kan niet anders. Want Zijn geboden zijn goed, vol liefde en brengen je op de weg vande vrede. En pas op! Voeten die zich spoeden om het kwade te doen. Haast je niet naar het kwade. Pas op! Je moet daar voor oppassen. Ga niet de weg van het kwade. God haat het. Het is Hem een gruwel. En geen leugens uitblazen als een vals getuigen. Ga de ander niet in een kwaad dag­licht stellen. En stookt geen twist. Nou, nou. Dat is dan duidelijk. Kijk steeds naar jezelf en onderzoek of je deze dingen toch op een of andere manier wel doet. Bekeer je daarvan! Het is duidelijk genoeg. En breng het in de discussie als je het ziet gebeuren. Dan gaat het goed.

Dus, houd de geboden van God altijd bij je. Als je opstaat, als je onderweg bent, als je je nederlegt. Het zijn geboden waarbij je kunt leven. Ze waken over je. Het is een lamp, een licht, een weg ten leven. Probeer het maar. Het is waar. En waarom zou je het niet proberen? Je verliest er toch niets mee? Doen! En pas op, laat je niet in met de vrouw van je naaste. Door hoererij kom je ten val. En dat begint al met het begeren. En hoe zit dat niet vlak om de hoek? Je leven gaat eraan. Je kunt nooit meer recht in de ogen van je vrouw kijken. En wat is er een hoererij om ons heen. Geen wonder dat het keer op keer terugkomt als waarschuwing. De Here is daar zwart-wit over. We moeten er verre van blijven. Je bent verstandeloos. Je gaat eraan te gronde. Ik denk dat we niet eens precies weten hoe ver we al afgezakt zijn om ons eigen doen en laten. Het ver de hoererij al doorgedrongen is in ons leven en ons huis en onze samenleving. We moeten er verre van blijven. Het is schande. En jaloersheid is in een man als een vuurgloed. Het is haast niet te temmen, maar je gaat er aan kapot. Dus houd je er verre van. Goed, weer zo’n krachtige waarschu­wing. Uit het leven gegrepen. We kunnen er wat mee. Het is herkenbaar. We kunnen het zo toepassen.

Er is geen concreter boek dan de Bijbel. De dingen worden bij de naam ge­noemd. Je hoeft er niet om heen te praten. Het is een waarheid die je niet omver kunt krijgen. En als je er naar luistert, dan is succes verzekerd. Want het is waar. Het is een licht op ons pad en een lamp voor onze voet. Het is heerlijk om het te ontdekken. Doen!

Spreuken 7:1-27

18 november [1]

7:1

Mijn zoon, bewaar mijn redenen
en leg mijn geboden bij u weg.

7:3

Bind ze aan uw vingers,
schrijf ze op de tafel van uw hart.

7:5

om u te bewaren voor de vreemde vrouw,…

7:8

die over de straat ging, dicht bij haar hoek,
en in de richting van haar huis stapte,…

7:10

en zie, daar ontmoet hem zulk een vrouw,…

7:12

en bij elke hoek loert zij,

7:13

en zij grijpt hem aan en kust hem;…

7:18

Kom, laat ons zwelgen in minne tot de morgen toe,…

7:19

Want mijn man is niet thuis,…

7:21

Zij haalde hem over door haar redenering,…

7:22

Argeloos liep hij haar na…

7:23

totdat een pijl zijn lever doorboorde;…

7:25

dwaal niet af op haar paden.

7:27

Haar huis zijn wegen naar het dodenrijk,
die afdalen naar de binnenkameren van de dood.

Dit hoofdstuk, past in onze tijd. Het is een verhaal waar je jezelf inderdaad in kunt voorstellen. Het is uit het leven gegrepen. Ga er niet op af! Laat je er niet mee in. Houd je er verre van. Want het is verleidelijk. Het is een verlokking. Pas op, voor verleidelijke vrouwen. En wat zie je ze om je heen. De vrouwen staan ook schuldig. Zij zijn het verleidingsobject. Jij als man, moet je daar verre van houden. Het begint opnieuw met: ‘Mijn zoon, bewaar mijn redenen, en leg mijn geboden bij u weg’.

‘Schrijf ze op de tafel van uw hart.’ Dan gaat het kennelijk goed. Dat moet je dus doen. Je moet je dus steeds opnieuw houden bij die geboden. Je moet je ze dus eigen maken. Er dreigt kennelijk gevaar als je niet dicht bij de geboden leeft. Als je ze niet eigen maakt. Als je de boel de boel maar laat. En dan nog is er het gevaar van de verleiding. Het zit overal. De vrouw komt er aan en speelt in op je emoties en je gevoelens, je seksuele gevoelens. En kijk eens, dan gaat het mis. Dan voel je je aangetrokken, omdat je ingeeft op de gebo­den, die zeggen dat je het niet moet doen. Dan gaan je gevoelens en je driften met je op de loop. Dat is het grote gevaar. Dat zie je voor je ogen. Dat weet je heel goed. En iedereen heeft dat. Niemand kan zeggen dat hij dit niet begrijpt. Als je het niet begrijpt of het doet je niets, dan is er iets met je gevoelens aan de hand. Daarom moet je je heel sterk wapenen. En doe je het niet, dan wordt werkelijkheid wat in dit aanschouwelijk verhaal wordt verteld. Dan ga je mee. Dan luister je naar de leugenredes van deze vrouw, die het gemunt heeft om jou tot zonde te verleiden en je tot hoererij uit te dagen. Zij wil met haar ge­mene, valse redenen, jou in haar bed krijgen. En jij laat je gaan als een stom dier dat naar de slachtbank gaat. Je laat je verleiden. Terwijl de liefdesgebo­den van God juist daar zo voor waarschuwen en je willen beschermen. Wat is er nu dan geschreven op de tafel van je hart? Daar klopt toch niets van? En daar lig je bij die hoer in bed. En daar bedrieg je je eigen vrouw. En daar gaat je goede naam. Je gooit jezelf te grabbel. En het is de Here een gruwel. Stom! Stom! Stom! Of ga je er mee door omdat je er van geniet? Je zwelgt in de zonde. Je zwelgt in de hoererij. Dat is toch te gek? Wat een vreselijke zaak. God is goed. Wat ben je toch aan het doen?

Het is toch duidelijk dat je met hoererij Gods liefdesgeboden, waarin seksuele relaties zo’n belangrijke rol spelen, te grabbel worden gegooid. Want God is een God van liefde. En de hoogste liefde is de liefde tussen man en vrouw. God is daar bij. Hij is als het ware de draad waartussen de liefde gesmeed is. Je trouwt met z’n drieën. En de innige gemeenschap, waarbij die twee één vlees worden, is de ultieme liefde van God, waarvan je zo intens kunt genie­ten; dat je ervaart alsof je in de hemel bent. En dat is ook zo. De intieme liefde is de scheppingsdaad van God. Er ontstaat liefde en nieuw leven. En dat leven wordt geboren aan het hart van God. Hij heeft het zo mooi gemaakt, dat je er niet bij kunt. Hoe is het mogelijk dat God dit allemaal gemaakt heeft? Het is fantastisch. Het is geweldig. En daar heeft de boze het op voorzien, om je daar in te verleiden. Hoererij is dan ook een slag in het gezicht van God. God wil dat alles rein en heilig is en wij gooien roet in het eten door er maar een potje van te maken. We schieten zo maar Gods schoonheid kapot. En daar gaan ze, de mannen, naar de wallen, naar de hoeren. En daar zitten ze voor de buis. En daar zitten ze voor hun internet. En daar gaan ze de blaadjes bekijken. En daar gaan hun gedachten en hun daden. En je kunt ook geen kant opkijken of er gaat een ontuchtige sfeer door het land. En je moet heel hard je best doen om er wat van te zeggen. En de mode. Het is toch verschrikkelijk. Het lijkt wel of de hele mode gericht is op seks. En de vrouwen lopen erbij; het is één en al lust. Lust verkoopt. En de vrouwen laten zich gebruiken. Voor geld doe je alles. Het is verschrikkelijk. Wat een toestand. Vreselijk! En onze jonge kin­deren worden er zo maar in gesleurd. Maar God zegt: ‘Schrijf ze (de geboden) op de tafel van je hart’. Want als je ontwaakt uit je slaap dan ontdek je dat je bent gestoken door de dolkstoot van de dood. Want met elke seksuele wan­daad gaat er een dolk door je ziel. Je ervaart de vunzigheid van je daad. Elk meisje dat zich heeft laten gaan weet dat er iets kapotgemaakt wordt. Dat haar eer aangetast is, hoe ver ze het in haar lustgevoelens ook probeert weg te stoppen. We zitten in het hoerenhuis. En we komen er alleen maar uit als we radicaal weer de wijsheid opzoeken, die van boven komt. Dat is niet ver weg. Dat is geen vrome buitenaardse zaak. Dat is heel simpel en heel direct: blijf van de ander af. Kijk naar de spiegel van je ziel en schrijf de liefdesgeboden van God op de tafel van je hart. En dan ontdek je, dat het leven een groot liefdesfeest is. Want God heeft je lief en wil je daarom beschermen voor de vreemde vrouw en voor alle aanvallen die in je leven gedaan worden. Dat is niet een beperking, dat is niet een saai, een stom leven. Dat is het ruimste, mooiste, vrolijkste leven, dat je je kunt bedenken. Het is een leven waarin je je zo vrij voelt als een vogeltje. Heerlijk! Wat een leven. God is goed! Dat ervaar je als je de vrouw van je jeugd liefhebt. Als je je verheugt in haar liefkozin­gen. Als je ontdekt dat liefde je hele wezen bepaalt. Dat het alles omvat.

We moeten ons niet laten vangen in dat enige voorbijvliegende moment van het hoogtepunt van de liefdesdaad als het kernpunt van de liefde. Wat een vereniging. Wat een zielige afbraak van het liefdesbegrip. De hoogste liefde is de hartsrelatie waarin twee zielen samengroeien en leven en in hun Schepper zich verlustigen in alle aspecten van het leven. Want de liefde is de vervulling van de wet. En de wet is goed. En Jezus ìs de vervulling van de wet. En zo is het huwelijk een beeld van Christus. Het is een drievoudig sterk snoer. En dat verbreek je niet gauw. Je laat je daar door optrekken. En naarmate de liefde groeit, voel je je opgetrokken in die eeuwige liefde waarin we allemaal mogen wonen. Je ervaart de werkelijkheid daarvan en je ervaart dat er een weg is die nog hoger voert. Het is de eeuwige weg die al mooier wordt. En dat mag je al ervaren in je leven. Wat een ellende als je weet dat je met een dolkstoot ont­dekt, dat je verkeerd zit. Daar moet je je niet naar toe laten trekken. Daar moet je ver van blijven, staat hier. Dat is de weg, die naar de duisternis en de dood gaat. En dat gun je niemand.

Spreuken 8:1-36

19 november [1]

8:1

Roept de wijsheid niet
en verheft de Verstandigheid niet haar stem?

8:6

Hoort, want ik zal verheven dingen spreken
en mijn lippen openen tot wat recht is.

8:11

Want wijsheid is beter dan koralen,
al wat men zou kunnen begeren, kan haar niet evenaren

8:13

De vreze des HEREN is het kwade te haten;
hoogmoed en trots en boze wandel
en een mond vol draaierijen haat ik.

8:14

Mijner zijn raad en overleg,
ik ben het inzicht; mijner is de kracht.

8:15

Door mij regeren de koningen
en verordenen de machthebbers recht.

8:17

Ik heb lief wie mij liefhebben,
wie mij ijverig zoeken, zullen mij vinden.

8:18

Rijkdom en eer zijn bij mij,
duurzaam goed en gerechtigheid.

8:23

Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd,
van den beginne, eer de aarde bestond.

8:27

Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar;…

8:30

toen was ik een troetelkind bij Hem,
ik was een en al verrukking dag aan dag,
te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,

8:34

Welzalig is de mens die naar mij luistert,
dag aan dag wachthoudende aan mijn deuren,
bewakende de posten van mijn poorten.

8:35

Want wie mij vindt, heeft het leven gevonden,
hij heeft van de HERE welgevallen verkregen.

Het is een aaneenrijging van de oproep tot Wijsheid en Verstandigheid. Het is ook een zekerheid. Het is ook geweldig. Je moet er ook steeds aan herinnerd worden. Het zijn ook de wijze woorden. God haat ook de onrechtvaardigen, de goddelozen. Zij die hoogmoedig zijn. Zij die het recht verdraaien. Zij die niet naar Zijn geboden wandelen. En Hij roept het ook aan de deur en bij de poort. Het is overal. Het is een oproep, die steeds klinkt en die ook moet klinken. Want klinkt de oproep niet, dan komt de boze en rooft de wijsheid weg. En dan gaat het van kwaad tot erger. En hoe waar is dat niet? Want als we zelf niet voortdurend herinnerd worden aan de woorden van God, dan gaat het zo maar mis. We moeten elkaar ook oproepen. We moeten het elkaar toezingen. Want alles wat er gebeurt, alles wat deze wereld beroert, dat komt van God. Want Hij heeft alles in Zijn hand. Wij waren ook al van voor de grondlegging der wereld. Hij schiep de hemel en de aarde, maar voordat, waren wij al Zijn geliefden. Hij is de God van het leven. Hij is de God van de liefde. Hij is de God van de gerechtigheid. Hij laat ons nooit in de steek. Hij geeft ons kracht. Hij beschermt ons. Zijn woorden, zijn geboden, zijn onze bescherming. Luis­ter dan naar Hem! Sla ze niet in de wind. Dag aan dag wachthoudende aan je deuren. Want als je dat doet, dan zul je het leven hebben, dan heeft de Here een welgevallen aan je. Doe je het niet, dan moet je ook niet opkijken dat de Here geen welgevallen aan je heeft. Dan doe je het toch zelf? Dan heb je toch zelf de verkeerde keuze gemaakt? Je kon het toch weten? Hij riep toch de Wijsheid en de Verstandigheid aan de deuren van de stad en aan de deuren van je hart. Hij heeft je lief. Hij wil je helpen. Hij wil je uit de duisternis trekken. Maar je moet je wel willen laten trekken. Het is ook genade. Want je hebt het niet verdiend, maar Hij is vol genade. Hij weet de macht van de dood. En daar moet je je niet aan overgeven. Want inderdaad is het zo, dat allen die Hem haten, de dood liefhebben. Het komt er dus op aan dat je het leven kiest. En dat is de herhalende oproep in de Spreuken. Het wordt op zoveel manieren bij herhaling gezegd. Je kunt er niet omheen. Je hebt geen excuses. Het is waar. Het geldt voor een ieder. Daarom moeten we er niet te laks mee omgaan. Er is haast bij. Het kan zo verkeerd aflopen. Je leven hangt er vanaf. Hoor naar Hem! Hij laat zich horen door Zijn Woord en Geest. We hebben het hier weer gehoord en gelezen.

Spreuken 9:1-18

20 november [1]

9:6

laat varen het onverstand, dan zult gij leven,
en betreedt de weg van het verstand.

9:8

Bestraf de spotter niet, opdat hij u niet hate,
bestraf de wijze, dan zal hij u liefhebben,…

9:10

De vreze des HEREN is het begin der wijsheid
en het kennen van de Hoogheilige is verstand.

9:11

Want door mij worden uw dagen vermeerderd,
worden jaren van leven u toegevoegd.

9:13

Vrouwe Dwaasheid is luidruchtig,
enkel onverstand, en zij weet niets;…

9:18

Maar hij weet niet, dat daar schimmen zijn,
dat haar genodigden zijn in de diepten van het dodenrijk.

Wat je wel en wat je niet moet doen. Wat tot de Wijsheid behoort en wat tot de dwaasheid behoort. Je kunt het zelf uitzoeken. Wat tot de Wijsheid behoort dat komt je ten goede. Volg je de Dwaasheid dan kom je verkeerd terecht. Dan ben je met domme dingen bezig. Bestraf bijvoorbeeld de spotter niet, opdat hij u niet hate, bestraf de wijze, dan zal hij u liefhebben. En zo is het. Als je wijs bent, dan zul je je willen laten terechtwijzen door een wijze. Want je weet dat je door hem op de goede weg getrokken wordt. Maar een spotter zal zich verzetten en tekeergaan en zich nog meer tegen je opzetten. Die zal het niet pikken. En: ‘De vreze des HEREN is het begin der wijsheid, en het kennen van de Hoogheilige is verstand’. Dat spreekt je ten leven. Van daaruit komen de goede en welgevallige dingen voort. Daar kun je op leven. Vrouwe Dwaas­heid is luidruchtig, enkel onverstand, en zij weet niets. Zij zit op een hoge zetel en probeert ieder uit te nodigen die op de weg voorbijgaan, die hun pa­den rechtmaken. Wie onverstandig is kere zich hierheen. Gestolen water is zoet, heimelijk gegeten brood is smakelijk. Maar hij weet niet dat daar schim­men zijn, dat haar genodigden zijn in de diepten van het dodenrijk. Een prach­tig beeld. Ziet u het voor u? De dwaasheid zit luidruchtig zijn waar aan te prijzen. Kom hier heen! Hier moet je wezen, hier moet je zijn! Heerlijk genie­ten. Kijk zelf. En daar gaan de rechtvaardigen voorbij. Je kunt er haast niet om heen om het aan te horen. En je wordt nog verleid om er toch even aandacht aan te schenken. Ach ja. En waarom ook niet? Het kan toch geen kwaad als ik daar een keer gehoor aan geef. Welnee. Ik ben sterk genoeg. Ik wil het zelf ook wel eens zien. En dan gaan ze. Dan gaan ze op het pad waar het gestolen water zoet is en heimelijk gegeten brood smakelijk. Je weet dat je verkeerd zit, maar bent toch gegaan. Om wat voor reden ook. Je bent op een gevaarlijke weg. Want je weet niet dat er schimmen zijn. Je weet dat er de duivel heerst. Dat hij alles probeert om je in zijn macht te krijgen. Dat die zal proberen om je een volgende keer ook weer op het verkeerde pad te brengen. Hij zal alles doen om je op je zwakke plekken te pakken, om je in zijn kamp vast te zetten. En dat is de weg van de duisternis. Het is de weg, het is de plaats van het dodenrijk. En velen weten waar dat toe leidt.

Het is ontzettend belangrijk dat we met z’n allen proberen om niet op die weg te komen. Dat we onze kinderen proberen op die weg te wijzen en ze te onder­wijzen dat de vreze des Heren het begin van alle wijsheid is. Hen te gronden in de kracht van deze weg. En de liefde dat God hen wil beschermen die weg niet op te gaan. Het is de mooiste weg. Het is de weg om dicht bij God te blijven. Het is de weg om dicht bij Jezus te blijven. God is goed. God is groot. God wil ons helpen. God wil ons vasthouden. God wil ons dicht bij Zich houden. God weet wat goed voor ons is. God weet waar de gevaren dreigen. Hij kan ons beschermen. We moeten ons willen laten leiden. Ga met Hem! Luister niet naar die andere stemmen. Ja, ze zijn luidruchtig. Ze weten het prachtig te brengen. Je bent er van onder de indruk. Maar je doet het niet. Stoppen met die handel. Weg van de dwaasheid. Schuilen in de rustige liefde en geweldige blijdschap, vrijheid, vrede, kansen, mogelijkheden, eeuwig levensperspectief van God Zelf. Hij is onze Schepper. Hem mogen wij loven en prijzen. Er komt geen einde aan. God is groot! Prijs de Here!

Spreuken 10:1-32

21 november [1]

10:1

Een wijs zoon verheugt zijn vader,
maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder.

10:3

De HERE laat de rechtvaardige geen honger lijden,
maar de begerigheid der goddelozen wijst Hij af.

10:4

Een trage hand maakt arm,
maar de hand des vlijtigen maakt rijk.

10:8

Wie wijs van hart is, neemt geboden aan,
maar wie dwaas van lippen is, komt ten val.

10:11

De mond des rechtvaardigen is een bron van leven,
maar de mond der goddelozen verbergt geweld.

10:12

maar liefde bedekt alle overtredingen.

10:14

Wijzen bewaren de kennis,…

10:19

In veelheid van woorden ontbreekt de overtreding niet,
maar wie zijn lippen bedwingt, is verstandig.

10:22

De zegen des HEREN, die maakt rijk,
zwoegen voegt er niets aan toe.

10:24

Wat de goddeloze vreest, dat overkomt hem,
maar Hij vervult de wens der rechtvaardigen.

10:25

maar de rechtvaardige staat als op een duurzame grondslag.

10:27

De vreze des HEREN vermeerdert de dagen,
maar de jaren der goddelozen worden verkort.

10:30

De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet wankelen,…

Wat een cadans. Wat een contrast. Zo is de rechtvaardige, maar dat is de god­deloze. Een scherpere tegenstelling kun je je niet voorstellen. Het kan haast niet anders of je moet wel de weg van de rechtvaardige kiezen. Want om op het pad der goddeloze terecht te komen, dat is ook niet best. Het is de weg naar het dodenrijk. Daar ga je kapot. Daar word je leven verkort. Daar gaat het vreten aan je gezondheid. Daar kom je tekort in je leven. Het kost je geld. Het kost je je baan. Het kost je je reputatie. Kortom, het kost je alles. Daar moet je niet heen gaan. Het is een permanente oproep om je af te keren van de weg der goddelozen. Je kunt soms ook ten dele op die weg zitten. Bijvoorbeeld als je lui van aard bent. Dan verval je tot armoede. Als je opvliegend bent. Een ieder onderzoeke zichzelf waar hij of zij op de weg van God af zit. En je zult ver­steld staan wat je in je zelf tegenkomt. Daar moet je je dus van bekeren, want het kan je danig parten gaan spelen in je leven. En voor hoevelen speelt het al geen parten? Hoeveel lijden is er aan jezelf? Hoeveel eigen ik brengt ons leven in de war? Wat zou het allemaal veel beter zijn als we radicaal op de weg van het leven zouden gaan. Here, red ons! Here, ontdek ons aan onszelf. Tuchtig ons. Want we hebben uw reddende hand, uw tucht nodig om ons radicaal af te keren. We zijn zo slap dat we uw tucht wel nodig hebben. En u tuchtigt ons omdat U van ons houdt. We willen wijs worden. Een wijs zoon verheugt zijn vader, maar een dwaas zoon is een bekommering voor zijn moeder. En zo is het. Dat is uit het leven gegrepen. En hoe vaak komen we het niet tegen? God is goed. Hij weet wat we nodig hebben. Laat je door Hem gezeggen.

Lees de Spreuken maar om te zien waar je terechtkomt als je Hem volgt en wat er gebeurt als je de dwaasheid volgt. De weg des Heren is een beschutting voor de oprechten. Daar is het veilig wonen, veilig schuilen. Maar voor de onrechtvaardigen is het de weg van het onheil. Je moet de rechtvaardigen vragen en je zult het ontdekken. Je ziet het aan hen. Vrede en liefde heerst er. God is goed! Hij wil ons leiden. Dank U voor deze Spreuken, die U door de mond van de wijze koning Salomo hebt gegeven. Het is goed. We gaan zo door deze Spreuken heen. Als je alleen de kant van God zou noemen, dan heb je een grote lofprijzing. Daar komt een prachtig muziekstuk uit voort. Daar word je blij van. Als je alleen alle ‘maars’ zou lezen dan is het een grote negatieve zaak, waar je als mens absoluut aan kapot gaat. Daar kun je niet bij leven. Dat leidt onherroepelijk naar het dodenrijk. God is goed! God wil je leven goed hebben. Hij wil je zegenen. Hij wil je met Zijn kracht uit de goot halen. Hij wil je helpen. Blijf dan op de goede weg. Laat je niet in de war brengen. Laat je door Hem gezeggen. Het is heerlijk. God is goed! Prachtig! Wat een genade. Wat een zegen. Wat een heerlijke tijd. We worden er steeds blijer van.

Spreuken 11:1-31

22 november [1]

11:1

Een bedrieglijke weegschaal is de HERE een gruwel,
maar een zuivere weegsteen is Hem welgevallig.

11:2

Als overmoed komt, komt schande mee,
maar wijsheid is bij de ootmoedigen

11:5

De gerechtigheid van de rechtschapene effent zijn weg,…

11:10

Over de voorspoed der rechtvaardigen verheugt zich de stad,…

11:11

In de zegen der oprechten ligt de opkomst der stad,…

11:14

Als beleid ontbreekt, komt het volk ten val;
maar er is redding, als er vele raadgevers zijn.

11:17

maar wie onbarmhartig is, kwelt zijn eigen vlees.

11:19

Ware gerechtigheid strekt ten leven,…

11:25

De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt,
wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.

11:27

Wie het goede nastreeft, zoekt welbehagen;
maar wie het kwade najaagt, hem zal het overkomen.

11:28

maar als fris loof zullen de rechtvaardigen uitspruiten.

11:30

De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens,
en wie wijs is, wint harten.

11:31

Zie, aan de rechtvaardige wordt vergolden op aarde,
hoeveel te meer aan de goddeloze en de zondaar!

Het zal de rechtvaardige goed gaan. Wat een zegen is er verbonden als je rechtvaardig bent. Het zal je goed gaan. Je zult een zegen voor de ander zijn. De stad zal zich verheugen. Je zult goed zijn voor andere mensen. Je zult om­zien naar de arme. Je zult je naaste geen kwaad doen. Je zult er geen bedrieg­lijke weegschaal op na houden. Je bent goed voor de medemens. Maar is dan het contrast: De goddeloze zal het slecht gaan. De goddeloze zal de naaste kwaad doen. De goddeloze zal zelf in zijn eigen boosheid omkomen. Het loopt slecht met hem af. Maar de rechtvaardige zal zich verheugen. En zo gaat het een hoofdstuk lang door. Het zijn Spreuken van tegenstelling. Je zult dit als je rechtvaardig bent, maar je zult dat als je onrechtvaardig bent. Het kan niet genoeg herhaald worden. Want het is de waarheid. Het wordt in zoveel verzen en hoofdstukken keer op keer herhaald. Want je zult het eens vergeten. En het is ook zo uit het leven gegrepen. Want je ziet het voor ogen. In jezelf worste­len ook de rechtvaardige en de onrechtvaardige gedachten en handelingen. Een mens is zo tweeslachtig. De ene keer is hij rechtvaardig en de andere keer kan hij onrechtvaardig tekeergaan. En dan is het ook niet anders dan dat hem dit boek moet worden voorgehouden. De rechtvaardige tegenover de onrecht­vaardige. En je kunt het eigenlijk oneindig invullen, want er zijn zoveel voor­beelden te bedenken waarin je deze twee tegenover elkaar kunt zetten. Want het leven heeft oneindig veel mogelijkheden en momenten waarop rechtvaar­digheid en onrechtvaardigheid in je eigen leven tegen over elkaar kunnen staan. Je moet er ook voortdurend aan herinnerd worden. Je moet ook steeds geconfronteerd worden met jezelf. Dat is de beste manier om te volharden om op de weg der rechtvaardigen te blijven. En dan is er nog de tegenstelling om je heen. Hoe vaak worden we niet geconfronteerd met recht en onrecht om ons heen? En hoe vaak zijn we er zelf ook deel van? In het ene geval in mindere en in het andere geval in meerdere mate. Want God ziet alles. Hij weet waar de waarheid is. Hij weet wat er in het hart van de mensen is. En wat kunnen we wreed zijn tegenover elkaar. Wat kunnen we tekeergaan. Wat kan het on­recht heersen in het leven. En wat is er een onrecht op aarde. Het heerst overal om ons heen. Want de wereld is in zonde gevallen. De duivel. Het kwaad wroet overal om ons heen. Daar moeten we ons tegen verzetten. We moeten op onze hoede zijn.

De Spreuken willen ons daar dan ook bij halen. Zo in de trant van: Je weet toch wat de rechtvaardige daden tot gevolg hebben? En je weet toch wat de goddeloosheid teweeg brengt? Het is een scherpe tegenstelling. Het één is leven en het andere is dood. Het ene leidt op de weg van geluk en het andere leidt op de weg naar het ongeluk. Je kunt het zelf zien en beleven. Je kunt het zelf meemaken in je eigen leven. Pas op, ga niet op die weg. Keer ervan terug, want het loopt slecht met je af. En het mooie is dat God je altijd weer een kans geeft. Hij is alleen maar blij als je weer terugkeert naar de weg van de recht­vaardige. Want die zal leven. ‘De vrucht des rechtvaardigen is een boom des levens …’ Groot is de Here. Dank U Here voor zoveel zegen. Voor zo uit het leven gegrepen hulp om staande te blijven in de strijd om op de weg van de rechtvaardige te blijven. Glorie voor Uw Naam!

Spreuken 12:1-28

23 november [1]

12:1

Wie tucht lief heeft, heeft kennis lief;
maar wie terechtwijzing haat, is dom.

12:3

Geen mens blijft staande door goddeloosheid,
maar de wortel der rechtvaardigen is niet te verwrikken.

12:7

maar het huis der rechtvaardigen blijft in stand.

12:10

De rechtvaardige weet wat toekomt aan zijn vee,
maar de barmhartigheid der goddelozen is wreed.

12:13

In de overtreding der lippen ligt een boze valstrik,…

12:14

Van de vrucht zijns monds wordt iemand met het goede verzadigd;…

12:16

maar een schrandere bedekt de smaad.

12:18

maar de tong der wijzen brengt genezing aan.

12:21

De rechtvaardige zal generlei onheil treffen,…

12:22

maar wie trouw handelen, zijn Hem welgevallig.

12:24

De hand der vlijtigen zal heersen,
maar traagheid voert tot dienstbaarheid.

12:25

Kommer in het hart van de mens buigt het neder,
maar een goed woord verblijdt het.

12:26

De rechtvaardige onderkent wie hem kwaad wil doen,…

12:28

Op het pad der gerechtigheid is leven,
maar de weg der zonde voert ten dode.

Ja, zo is het. ‘Op het pad der gerechtigheid is leven.’ Dat kun je zelf wel aan­voelen. Daar waar je elkaar niet bedriegt, waar je niet steelt, waar je geen bloed vergiet, waar je geen slechte dingen spreekt, waar je de ander niet te schande maakt, waar je geen ruzie maakt, waar je in vrede woont, waar de één de ander uitnemender acht dan zich zelf, daar heerst blijdschap en is het leven echt leven. En het pad der zonde voert ten dode. De werken van de duisternis voeren naar de dood. Dat voel je op je klompen aan. Daar moet je je dan ook verre van houden. Je voelt dat aan. Je weet dat in je hart. Je weet dat zeker. Je ervaart het in de praktijk van het leven. Probeer het maar en je zult het erva­ren. Stop met nijd, en je wordt verfrist. Verzoen je met je broeder en jullie beider leven wordt beter. Stop met stelen en je zult ervaren dat je blijer wordt. Heb elkaar lief in het huwelijk en je zult zien hoe dat tot een beter leven leidt. Stop bijten en vereten en het wordt een stuk rustiger. Wat een vreugde, wat een blijdschap. Het werkt. Het werkt omdat het de waarheid is. Het is zo omdat het zo is. Niet omdat wij dat zo vinden, maar omdat het van boven komt. Het daalt neer. Dus leef eruit, opdat je leeft. Het is een waarheid als een koe. Je hoeft daar niet voor gestudeerd te hebben. Want het is een objectieve waarheid. Het is de waarheid. Het is een feest. Het is heerlijk om daar uit te leven. Prijs de Heer!

Als je alle woorden die bij ongerechtigheid horen en alle woorden die bij gerechtigheid horen eens op een rij zou zetten dan zul je het zien. Het is het goede tegenover het kwade. Het is de tegenstelling. Het is goed om het scherp tegenover elkaar te zetten. Want anders kom je in het grijze midden. En dan zit je in het veld van: Och, het zal wel wat meevallen. Je moet het niet zo zwart-wit zien. Je moet een beetje met je tijd meegaan, enz. enz. En daar zit ons leven vol van. We zijn constant bezig om ons zelf te rechtvaardigen. En dan worden tal van zonden in een verkeerd daglicht geplaatst. Het gaat erom dat we de Here dienen met heel ons hart. En dan kun je pas ontdekken wat een geweldige kracht er zit in het liefdewerk van Jezus. Want we ontvangen al die blijdschap en die vrede en dat leven van God, Die ons naar Zijn beeld gescha­pen heeft. Dat is het echte leven. Het was goed. Het was zeer goed.

En dat ervaren we als we in Zijn wegen wandelen. Dat zijn geen exclusieve geboden. Dat zijn universele principes waar we allemaal blij van zijn en wor­den. Daar, waar het in de praktijk gebracht wordt, daar ontstaan allerlei initia­tieven en enthousiaste zaken. Daar worden we ingezet om elkaar te dienen, de zwakke te helpen en de weg van het leven op te gaan. En het andere, dat voert naar de dood. Daar gaat het richting hel. Daar wordt het leven een hel. En hoeveel leven al niet in een hel. Het is verschrikkelijk. God, help ons! Here ontferm U over ons! Here zet ons recht op onze benen. Here, laat ons op het pad der rechtvaardigen wandelen, opdat wij uw heil zien. Dank U Here voor Uw zwart-witte opstelling. Het is alleen maar om ons niet op de weg der goddelozen te laten struikelen. Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. Het is waar. Het is zo. Het werkt. Ik wil die weg gaan.

Spreuken 13:1-25

24 november [1]

13:3

Wie zijn mond in toom houdt, bewaart zijn leven;…

13:6

Gerechtigheid bewaart de onberispelijken van wandel,…

13:9

Het licht der rechtvaardigen brandt blijde,…

13:10

Door overmoed ontstaat slechts twist,
maar bij hen die zich laten raden, is wijsheid.

13:12

Een langgerekt hopen maakt het hart ziek,
maar een vervulde begeerte is een boom des levens.

13:14

Het onderricht van de wijze is een bron des levens,
om de strikken des doods te ontwijken.

13:17

maar een betrouwbare bode brengt genezing.

13:20

Wie met wijzen omgaat wordt wijs;…

13:23

Het pas ontgonnen land der armen
kan overvloed van spijzen leveren,
maar soms gaat deze door onrecht te loor.

13:25

De rechtvaardige eet tot verzadiging toe,
maar de buik der goddelozen zal gebrek lijden.

1

wijs

spotter

2

vrucht goede

begeerte trouweloze geweld

3

mond in toom

openspert verderf

4

luiaard begerig

vlijtigen verkwikt

5

haat leugentaal

goddeloze gehaat

6

gerechtigheid bewaart

goddeloosheid verderf

7

rijk aanstellen

geheel niets

8

losgeld rijkdom

arme geen bedreiging

9

licht blijde

lamp goddeloze uitgeblust

10

overmoed twist

laten raden wijsheid

11

vermogen slinkt

eigen hand rijk

12

langgerekt ziek

vervulde begeerte leven

13

woord veracht

ontgelden

14

onderricht wijze

bron leven

15

inzicht gunst

trouwlozen onbegaanbaar

16

schrander overleg

zot dwaasheid

17

goddeloos ongeluk

betrouwbare genezing

18

armoede tucht

terechtwijzing geëerd

19

vervulde begeerte

zoet ziel

20

wijzen omgaan

wordt wijs

21

kwaad zondaren

rechtvaardigen vergeld goede

22

goede

erven

23

ontgonnen voedsel

onrecht teloor

24

roede haat zoon

liefheeft tuchtigt

25

verzadiging

gebrek

Het is interessant om het zo eens tegenover elkaar te zetten. Wat een tegenstel­ling. En steeds zie je als je in Gods wegen wandelt, dat je goed uitkomt. Dan ben je op het pad des levens. Dan gaat het goed. Dan ben je blij. Dan doe je de naaste goed. Dan gaat het je zelf ook goed. Dan word je niet gezet op de weg van de dood. Dan ben je op de weg van het leven. En zij die op de weg van het leven zijn, zijn geroepen om daar heel serieus mee bezig te zijn. Zij zijn geroe­pen om het aan anderen door te geven. En niet te schromen om het aan ande­ren door te geven. God is goed! God is groot! En nooit genoeg te prijzen. Want het is waar wat hier staat. In elke situatie kunnen we ons zelf wel willen inpassen. Maar het is toch het wonder van Gods geest dat de duisternis ver­dwijnt daar waar het licht van God verschijnt. En daar waar je het licht toe­laat, daar gaat de duivel op de vlucht. God is groot! Het is waar. En de duister­nis zal alles doen om dat licht tegen te houden.

Het geheim is dat wij niets hoeven te doen dan alleen volharden in het geloof. En die volharding wordt ook door God gegeven. Want Hij wil ons krachtig bijstaan als ons hart volkomen op Hem gericht is. Het geheim is dus niet onze kracht, maar de kracht van God, die in ons overvloedig wordt. Dat is het ge­heim. En dat is een fantastisch geheim. Het is ook geen geheim, want het ligt voor het oprapen. Het is een zegen van God. De hele Bijbel straalt dat uit. Daar kunnen we zelf helemaal niets aan toevoegen of aan afdoen. Het is ge­woon de waarheid. Het is de scheppingskracht van God. En die verzet bergen. Die doet in de grootste nood je liederen zingen in de nacht omdat Gods kracht je vult met Zijn liefde en onoverwinnelijke genade. Want dat is het grote ge­heim, Genade, genade, genade. We kunnen er zelf helemaal niets aan toevoe­gen. Het is de kracht van God. Wat kunnen we er ook aan toevoegen? Want het is gewoon de waarheid. En die waarheid, die kan gekend worden. Want Hij is de waarheid, Hij leidt ons. Hij vult ons leven. Hij is altijd bij ons. God is groot! Dank U Here.

Wat kunnen we toch liggen tobben hoe we dit moeten zien en dat moeten zien. Het gaat om de liefde van God. God is groot en nooit genoeg te prijzen. We komen er altijd tekort aan. Maar het is Zijn volkomen liefde om ons in Zijn grote genade en barmhartigheid te trekken uit dit leven van duisternis en dood naar het eeuwige leven van Hem. We kijken almaar van beneden tegen de Almacht van God aan. Terwijl God ons juist van boven af wil vullen met Zijn onoverwinnelijke volkomen en onvoorwaardelijke liefde en kracht om ons mee te nemen in Zijn eeuwig plan. We moeten nu nog lijden en door dit tra­nendal. Maar we zullen het straks zien. En daar mogen we ons nu al naar uit­strekken, met al ons lek en gebrek. Want als we op ons zelf zien, dan komen we ook geen stap verder. Maar als we op Hem zien, dan strekken we ons naar Hem uit, omdat Hij ons naar ons uitstrekt. Hij werkt het willen als het werken in ons. En dat kan ook niet anders. Want hoe kunnen we ook maar een ogen­blik denken dat wij iets zouden kunnen toevoegen aan ons heil. Hij schenkt het heil. En wij mogen ons daaraan onderwerpen en het indrinken. Hij schenkt de melk. Hij voert ons. Hij richt ons op. Het is Hem. De Almachtige. De eerste en de laatste, de alfa en de omega. Het begin en het einde. Glorie voor die Naam van Hem, Die is, Die was en Die komen zal. Amen, Amen, Amen!

Spreuken 14:1-35

25 november [1]

14:1

De wijsheid der vrouwen bouwt haar huis,…

14:2

Wie in oprechtheid wandelt, vreest de HERE;…

14:3

maar de lippen der wijzen bewaren hen.

14:4

maar door de kracht van de ploegos is er een rijke opbrengst.

14:5

Een betrouwbaar getuige liegt niet,…

14:6

maar voor de verstandige is kennis gemakkelijk te verkrijgen.

14:8

De wijsheid van de schrandere is: zijn weg te verstaan,…

14:9

maar onder oprechten woont (Gods) welbehagen.

14:10

Het hart kent zijn eigen droefheid,…

14:11

maar de tent der oprechten zal bloeien.

14:14

maar een goed man met het zijne.

14:15

maar de schrandere geeft acht op zijn gang.

14:16

De wijze vreest en wijkt af van het kwaad,…

14:18

maar de schranderen worden gekroond met kennis.

14:21

maar welzalig hij, die zich ontfermt over ellendigen.

14:22

Doch liefde en trouw zijn voor de bewerkers van het goede.

14:23

In alle moeitevolle arbeid zal voordeel zijn,…

14:24

De kroon der wijzen is hun rijkdom;…

14:25

Een betrouwbaar getuige is een redder van levens,…

14:26

In de vreze des HEREN ligt sterke gerustheid,
zelfs voor zijn zonen is er een schuilplaats.

14:27

De vreze des HEREN is een bron des levens,…

14:28

In de menigte van volk is des konings heerlijkheid,…

14:29

De lankmoedige is groot van verstand,…

14:30

Een zachtmoedig hart is leven voor het vlees,…

14:31

maar wie zich over de arme ontfermt, eert Hem.

14:32

maar de rechtvaardige vindt zelfs in zijn dood een schuilplaats.

14:33

In het hart van de verstandige rust de wijsheid,…

14:34

Gerechtigheid verhoogt een volk,…

14:35

Het welgevallen des konings valt een verstandig dienaar ten deel,…

Wie zijn naaste veracht, zondigt; maar welzalig hij, die zich ontfermt over ellendigen. Vers 21. Het gaat goed met de naaste als je de wegen van de Here volgt. Dan ben je altijd gericht op het heil van de naaste, de ander. Dan ben je niet egoïstisch en de ander kwaad toedenkend gericht. Dan wil je dat de ander het ook goed heeft. Want jij hebt door de genade en liefde van God ook ont­dekt dat alle zegen van boven komt. Het wandelen in de wegen van de Here. Het doen van Zijn geboden heeft tot gevolg, dat de gehele samenleving de goede kant op gaat. En dat is logisch. Want als je het kwade niet zoekt, dan zoek je het goede en het goede komt zowel ten goede aan je zelf als aan je naaste. En als je samen het goede zoekt, dan kan er alleen maar iets goeds uitkomen. Als je je ontfermt over de ellendige, de arme, dan gaat het goed met de samenleving. Dan wil je niet anders dan de goede kant opgaan. Dan ben je gelukkig. Dan voel je je veilig. Dan geniet je van het leven, dan zie je het zitten. Dan heb je het goed. En wie wil dat nu niet? Dat wil toch iedereen? Daar ga je toch voor? Daar zet je je toch voor in? Daar is iedere hoog- of laaggezetene blij mee. Wat moet de koning blij zijn als zijn onderdanen trouw zijn. Als er rust en vrede heerst in het land. Wat moet de ellendige blij zijn als hij ontdekt dat er mensen zijn die het beste met hem voor hebben. Dan voelt hij zich ook erkend. Dan ziet hij ook een gat in de toekomst. Dan wordt het vrede in zijn ziel. En dan zoekt hij niet langer het kwade.

Het is toch heerlijk als we ontdekken dat de Here goed is? En Zijn geboden zijn niet zwaar. We moeten ze heel eenvoudig in ons hart hebben, om ze te doen. En als er andere geluiden komen, die ons op de weg van het kwade willen trekken, moeten we daar niet naar luisteren. Wat denk je van al deze Spreuken? Ze zijn uit het leven gegrepen. Je kunt ze zo maar herkennen. Het is waar dat het gevaarlijk is. Het is gevaarlijk om er van af te wijken. Doen we deze geboden, deze Spreuken, dan eren we de Schepper. Dan eren we God. Dan zal Hij ons ook eren en zegenen. Dan zal Hij ons ook helpen. Dan zal Hij onze levens vullen met wijsheid en schranderheid en rechtvaardigheid. Wat komen deze woorden keer op keer terug in de Spreuken. Het woord gerechtig­heid, rechtvaardigheid, rechtvaardige is een kernwoord. Het is het centrum van Gods liefde in de harten van de mensen. Het scheidt zich af van het tegen­overgestelde. Het tegenovergestelde is er kennelijk wel. En als we om ons heen zien, dan zien we ook een ontzagwekkende ongerechtigheid. En daar moeten we ons verre van houden. Daar moeten we ons met alles wat in ons is, tegen verzetten, dat vraagt discipline. Dat vraagt inzet. Dat vraagt liefde en barmhartigheid. Dat vraagt volharding. Want we moeten niet denken dat het zo maar verdwenen is. We moeten ons inzetten, om ons met kracht te verzet­ten tegen de ongerechtigheid, die zelf zo maar in ons leven opkomt, maar ook tegen die in de samenleving om ons heen, dicht bij, maar ook veraf. De natio­nale verantwoordelijkheid is heel groot. Het is fantastisch om te zien hoe we gezegend zijn met de grote zegen van het verleden. We hebben door de door­werking van het evangelie een geweldige zegen ontvangen, die is doorgedron­gen tot in de vezels van ons bestaan. Dat is heerlijk. Dat is genade.

Daar kunnen we ontzettend blij mee zijn. Daar leven we op. Dat moeten we ons niet laten ontstelen. Het is een ramp als we ons daar van afwenden. En we zien het om ons heen. Het is verschrikkelijk. Het is een ramp. Daarom is ieder verantwoordelijk om deze Spreuken niet alleen maar te lezen, maar om je ook daadwerkelijk daarvoor in te zetten. God is groot! God is goed! Aan de slag en met volharding.

Spreuken 15:1-33

26 november [1]

15:1

Een zacht antwoord keert de grimmigheid af,
maar een krenkend woord wekt de toorn op.

15:2

De tong der wijzen brengt degelijke kennis voort,
maar de mond der zotten stort dwaasheid uit.

15:3

De ogen des HEREN zijn aan alle plaatsen,
opmerkzaam acht gevend op kwaden en goeden.

15:5

maar wie de terechtwijzing ter harte neemt, is verstandig.

15:8

maar aan het gebed der oprechten heeft Hij welgevallen.

15:11

Dodenrijk en verderf liggen open voor de HERE,
hoeveel te meer de harten der mensenkinderen!

15:13

Een blij hart maakt het aangezicht vrolijk,…

15:14

Het hart van de verstandige zoekt kennis,…

15:15

maar voor de blijmoedige is het altijd feest.

15:16

Beter is een weinig in de vreze des HEREN,
dan een grote schat en onrust daarbij.

15:17

Beter een schotel groente, waar liefde heerst,
dan een gemeste os en haat daarbij.

15:18

Een opvliegend mens verwekt twist,
maar een lankmoedige doet de strijd bedaren.

15:20

Een wijs zoon verheugt de vader,
maar een dwaas van een mens veracht zijn moeder.

15:22

Plannen mislukken bij gebrek aan overleg,
maar door de veelheid van raadgevers komt iets tot stand.

15:23

Iemand heeft vreugde, als hij een gepast antwoord geeft,
en hoe goed is een woord op zijn tijd!

15:24

Het pad des levens gaat voor de verstandige opwaarts,
opdat hij ontwijke het dodenrijk beneden.

15:27

Wie hunkert naar onrechtmatige winst, vernielt zijn eigen huis;…

15:28

Het hart van de rechtvaardige overweegt, wat hij zal antwoorden,…

15:29

maar het gebed der rechtvaardigen hoort Hij.

15:30

Vriendelijk stralende ogen verheugen het hart;
een goede tijding verkwikt het gebeente.

15:31

Het oor, dat luistert naar de terechtwijzing die ten leven is,
zal vertoeven temidden der wijzen.

15:33

De vreze des HEREN voedt op tot wijsheid,
en ootmoed gaat vooraf aan de eer.

Over dit hoofdstuk kun je wel een boek schrijven. Want er zit zoveel kracht in. Zoveel waarheid, zoveel wijsheid, zoveel richting om te leven. Het is gewel­dig. Je wordt daar alleen maar enthousiast van. Je gedachten gaan veel sneller dan je kunt opschrijven. Je moet het steeds maar weer lezen. Je wordt er blij van. Want je weet, je voelt, je ervaart, dat het allemaal waar is. Het is toch zo dat een zacht antwoord de grimmigheid afkeert en dat een krenkend woord de toorn opwekt? Het is waar. De mensen hoeven maar even iets tegen je te zeg­gen of je bent al in de war. Je bent zo maar gepikeerd. En dan ga je er ook tegen aan. En doe je het niet met woorden, dan doe je het met je gedachten, maar boos ben je. En daar gaat het nu juist om. Een zacht antwoord keert de grimmigheid af. Ben je in staat om op een grimmig woord naar jou toe zacht te antwoorden? En dat is de grote spanning in het leven. We willen wel mee­gaan met de opmerking over het zachte antwoord, maar we denken slecht over de ander met dat grimmige antwoord. Maar het gaat er om hoe wij reageren als iemand grimmig naar ons is. Hoe reageren we daarop? Gaan we er dan ook tegenaan? Of hebben we zoveel wijsheid, liefde, kracht, volharding in ons, dat we met een zacht antwoord kunnen antwoorden om de grimmigheid af te wenden van de ander. Dat vraagt discipline, dat vraagt een instelling. Dat vraagt grote wijsheid en kracht. Dat is de weg die God wil gaan. Die wil ons helpen om met wijze zachtmoedigheid het kwaad te lijf te gaan. We willen niet in kracht, noch met geweld, maar door zijn Geest alleen.

Dat betekent niet dat we doetjes zijn en maar over ons laten lopen, maar dat houdt in dat we met wijze zachtmoedigheid de dingen luid en duidelijk zeg­gen. We gaan er met kracht van de Hoge tegenin. Dat is het antwoord. Dat helpt. Dat ontwapent de andere. Dat doet grote legers terugdeinzen. Dat doet mensen opstijgen van vreugde als ze gaan ontdekken waar ze uitgehaald wor­den. Dan gaan we ontdekken dat Gods wonderen werken. Dat God in staat is om muren te laten vallen, dat God in staat is om dat wat onmogelijk is moge­lijk te maken. Dat helpt ons om ons op de weg van het leven staande te houden wat er ook gebeurt. Dat helpt je ook om zelf niet in grimmige gevoelens onder te gaan. Want hard tegen hard helpt niet. Het is ontwapende liefde van God, die legers doet terugdeinzen. God helpt je om de juiste woorden van confron­terende liefde te spreken, daar waar nodig is. Want kwaad is kwaad, zonde is zonde. En de zonden moeten ontmaskerd worden. Dat is de liefdesweg die God wil gaan. God is groot! God is liefde! Daar gaat het om.

Want zoals in vers 3 staat: ‘De ogen des HEREN zijn op alle plaatsen, op­merkzaam acht gevend op kwaden en goeden’. Hij ziet alles. Hij ziet opmerk­zaam de goeden handelen. Hij laat de goeden niet in de steek. Hij is juist mèt de goeden. Hij geeft hen wijsheid en kracht. Hij laat hen nooit in de steek. Hij helpt hen. Hij richt hen op. Hij geeft hen een hart vol vreugde, kracht en moed. Hij gaat met hen over muren springen. Hij is niet bang voor de confron­tatie met het kwaad. Want Hij laat hen nooit in de steek. Hij geeft een boven­menselijke kracht, waar legers inderdaad voor terugdeinzen. We moeten dan ook in die kracht gaan staan. Het is immers niet onze kracht, maar de onover­winnelijke kracht van God. Heerlijk om dat te ontdekken. Om dat te weten. Om daar uit te leven. Heerlijk! Heerlijk! Wat een God. Wat een kracht. Wat een genade. Wat een rust. Wat een zekerheid. Daar kun je mee het leven door. En dan ga je ook zo aan het werk. ‘Vriendelijk stralende ogen verheugen het hart’, vers 30, ‘een goede tijding verkwikt het gebeente. De vreze des HEREN voedt op tot wijsheid, en ootmoed gaat vooraf aan de eer’ eindigt dit hoofd­stuk. De vreze des HEREN, dat is alles, daar zit alles in. Dat is wijsheid. Dan heb je geen verheven eigengevoel, maar dan is ootmoed de basis waarop je kunt bouwen. Waar een samenleving mee gebouwd kan worden. Waarmee liefde gaat heersen en geweld op de vlucht gaat. Dan wordt er gebouwd en niet afgebroken. Dat moeten we uit gaan stralen. Dat is de weg. Heerlijk! Dank u wel. Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer!

Spreuken 16:1-33

27 november [1]

16:2

Al iemands wegen zijn rein in zijn ogen,
maar de HERE toetst de geesten.

16:3

Beveel de HERE uw werken,
dan zullen uw voornemens gelukken.

16:6

door de vreze des HEREN wijkt men van het kwaad.

16:8

Beter een weinig met gerechtigheid,
dan grote inkomsten met onrecht.

16:9

Het hart des mensen overdenkt zijn weg,
maar de HERE bestiert zijn gang.

16:12

want door gerechtigheid wordt de troon bevestigd.

16:13

Rechtvaardige lippen zijn de koningen welgevallig,
hem die oprechte woorden spreekt, heeft hij lief.

16:15

Het licht op het gelaat van de koning is het leven,
en zijn welgevallen is als een wolk van de laten regen.

16:17

De koers der oprechten is: te wijken van het kwaad;
wie acht geeft op zijn weg, bewaart zijn leven.

16:18

en hoogmoed komt voor de val

16:19

Het is beter nederig van geest te zijn met de armen,
dan buit te delen met de hovaardigen.

16:20

Wie op het woord acht geeft, zal het goede vinden;
ja, welzalig hij, die op de HERE vertrouwt.

16:22

Het verstand is voor zijn bezitters een bron van leven,…

16:24

Vriendelijke woorden zijn als honigzeem,
zoet voor de ziel en medicijn voor het gebeente.

16:31

De grijsheid is een sierlijke kroon,
zij wordt op de weg der gerechtigheid gevonden.

16:32

Een lankmoedig mens overtreft een held,
wie zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt.

16:33

Het lot wordt in de schoot geworpen,
maar elke beslissing daarvan is van de HERE.

‘Het licht op het gelaat van de koning is het leven.’ Dat is een mooie zin. Vers 15: ‘en zijn welgevallen is als een wolk van de late regen.’ Dat is dus allemaal goed en verkwikkend. Het is waar. Het gezicht van de koning is bepalend voor hoe het volk reageert. Staat het gezicht op donker, dan is het niet goed gesteld met de koning. Dan gaat het niet goed. En de koning moet het volk voorgaan. Het is dus echt belangrijk, dat je je niet als koning door je emoties laat beheer­sen, want je brengt een heel volk in de war. De koning moet zijn gezicht op licht zetten, want dat is het leven van hem en van het volk. Maar als de koning ongerechtigheid toelaat en zich van de geboden van God afwendt, dan wordt het duister in het rijk en dan gaan de mensen te gronde. Het is dus ook voor de koning heel belangrijk, dat hij leeft naar de geboden van God. Dan kan hij pas zijn volk goed leiden. En dan komt ook alles op z’n pootjes terecht. Want dan zal Hij uitredding geven en dan gaat de boze op de vlucht. Hij valt wel aan, maar hij kan niet verder komen dan de buitenkant, omdat wij beschermd wor­den door de kracht van God. Daar moeten we in gaan staan. Dat is de zegen die Hij beloofd heeft. Daar heb je samen de eed voor afgelegd. Dat is een eeuwigdurend verbond. Het kan niet meer stuk. God is goed! Hij wil ons helpen en nooit in de steek laten. Here, help ons! God is de God van liefde en gerechtigheid. Hij gaat door. En ook deze Spreuken passen geheel in de profetie.

En de ene Spreuk volgt op de volgende. Hoogmoed komt voor de val staat hier. En dat is een gezegde dat we ook kennen in onze taal. Hoogmoed komt voor de val. Dus niets van hoogmoed, maar in nederige afhankelijkheid het van de Here verwachten. En Hij heeft het beloofd en wat beloofd is dat zal ook gebeuren. Prijs de Heer!

Spreuken 17:1-28

28 november [1]

17:1

Beter een droge bete en rust daarbij,
dan een huis vol vleesspijzen, waarover men twist.

17:3

De smeltkroes is voor het zilver en de oven voor het goud,
maar de toetser der harten is de HERE.

17:4

valsheid leent het oor aan de verderfelijke tong.

17:6

De kroon der ouden zijn kindskinderen
en de eer der kinderen zijn hun ouders.

17:9

Wie een overtreding bedekt, jaagt liefde na;
maar wie een zaak ophaalt, brengt scheiding tussen vrienden.

17:10

Een berisping maakt op de verstandige meer indruk
dan honderd slagen op een zot.

17:13

Wie kwaad voor goed vergeldt,
het kwaad zal van zijn huis niet wijken.

17:14

Het begin van een twist is als het doorsteken van een waterkering;
laat dus af van twist, voordat hij losbreekt.

17:19

wie een grote mond opzet, zoekt verderf

17:20

de valse van tong valt in het ongeluk

17:22

Een vrolijk hart bevordert de genezing,
maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren.

17:27

De verstandige houdt zijn woorden in,
de man van inzicht is bezonnen.

Wat een rust meteen in het eerste vers. ‘Beter een droge bete en rust daarbij, dan vette spijzen, waarover men twist.’ En hoe waar is dat? Wat zien we rijken zwelgen in hun rijkdom. En wat zien we die mensen ongelukkig door haat en nijd. Wat zien we grote sterren, maar hun leven is één grote ramp. Wat zien we arme mensen, hun lijden is heel groot. Maar toch kan liefde bloeien en geluk hun harten vullen. Het gaat om de vrede en de rust. De liefde onder elkaar. Waar liefde woont, gebiedt de Here zijn zegen en leven tot in eeuwig­heid.

En dan de Here toetst de harten. Hij doorziet ons, Hij kent ons en Hij ziet wat er in ons hart is. Het gaat dan om liefde en recht en gerechtigheid oefenen. Daar worden we op afgerekend. Daar gaat het om. God is liefde. Hij is nooit genoeg te prijzen. Loof de Here! Het is steeds de cadans. Het gaat om de dwaas en de wijze. De rechtvaardige en de onrechtvaardige. De tegenstelling maakt alle dingen scherp. Het is de confrontatie met de waarheid en de leugen. Het gaat om God en de duivel.

En als de verstandige een berisping krijgt, dan handelt hij er naar, maar als je een dwaas honderd stokslagen geeft, dan blijft hij nog even dom. En als je kwaad voor goed vergeldt, dan zal het kwade niet van je huis wijken. Dat is een waarheid als een koe. Het is duidelijk. Wat jij de andere aandoet zal de andere ook jou aandoen. Dat komt altijd op je eigen hoofd terecht. Dus doe niet zo stom om in die val te lopen. Bekeer je! Draai je om! Zie Jezus met open armen je verwachten, als op de verloren zoon. God is goed! En nooit genoeg te prijzen. Loof de Here!

En zo gaat het verder. ‘Wie twist lief heeft, heeft overtreding lief.’ Heel sim­pel, want twist heeft niets met liefde en leven te maken. Daar komt alleen maar ellende uit. Weg met de zot en de dwaas. Daarmee kom je altijd verkeerd uit. Probeer het ook niet, ga er van weg. God is groot! De verstandige houdt zijn woorden in, de man van inzicht is bezonnen. Het is de opdracht om rein en heilig te leven. God ziet het. God wil helpen. Hij laat je nooit in de steek. Er staan rake Spreuken bij. We kunnen het zo toepassen in ons leven. Het enige punt is dat we het dan ook doen. Doen dus! Wij willen ons er uitermate sterk voor inzetten dan we deze lijn kunnen vasthouden.

God is goed! Het is fantastisch hoe de Spreukendichter steeds weer uit het ge­lezen materiaal vertelt. Het is een heerlijk boek. Elke dag zijn er wel toepas­bare Spreuken op te halen.

Spreuken 18:1-24

1 december [1]

18:1

De eenzelvige zoekt zijn eigen begeerte,…

18:4

De woorden van iemands mond zijn diepe wateren,…

18:7

De mond van de dwaas is hem tot verderf,…

18:10

De naam des HEREN is een sterke toren;
de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar.

18:12

Vóór de val is het hart van de mens hoogmoedig,
maar ootmoed gaat vooraf aan de eer.

18:13

Wie antwoord geeft, voordat hij hoort,
dien is het tot dwaasheid en smaad.

18:14

De geestkracht van de mens houdt hem staande in zijn lijden,
maar een neerslachtige geest, wie zal die opbeuren?

18:15

Het hart van de verstandige verwerft kennis,
het oor der wijzen zoekt kennis.

18:21

Dood en leven zijn in de macht der tong,
wie aan haar toegeeft, zal haar vrucht eten.

18:23

Smekend spreekt de arme,
maar hard antwoordt de rijke.

Het spreekt allemaal zo vanzelf, dat je je afvraagt wat je er nog aan zult toe­voegen. Het is toch duidelijk, dat de lasteraar een hoop problemen brengt. Het is toch duidelijk dat de tong een enorme ellende teweeg kan brengen. Het kan een bruisende beek van wijsheid zijn, maar de mond van de dwaas leidt tot verderf. En je moet oppassen voor de vleiende woorden, want die leiden je naar het verderf. Het is uit het leven gegrepen. Het is allemaal zo herkenbaar. Het is opnieuw een aaneenrijging van vanzelfsprekende zaken. Je kunt zonder problemen meteen zien waar je je wel mee moet bemoeien en waar je je niet mee moet bemoeien. De principes van God zijn dan ook niet exclusief, maar ze zij universeel toepasbaar. Het heeft, als het ware, niets met God te maken, want het spreekt vanzelf. Je hoeft niet te geloven in God omdat het evident is wat waar en normaal is. Pas het toe en je zult het meteen ontdekken.

En dan komt de naam des Heren erbij. ‘De naam des Heren is een sterke toren, de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar.’ Het is fantastisch om het te zien, het is een toren. Het is een burcht. En als je de rechtvaardige lijn kiest, dan ijl je daar inderdaad heen, want het is de schuilplaats. Het is de bron. Het is het tankstation. Daar kom je op adem. Daar zie je het zitten. Daar wil je schuilen. Daar ontkom je aan al het boze. Daar kun je naar toe vluchten als het om je heen te heet onder je voeten wordt. Daar ontvlucht je de dwaasheid en de onrechtvaardigheid. Vanuit die toren wordt het licht uitgestraald. En dat licht schijnt als in een duistere plaats, totdat de morgenster opgaat in je hart. Dan zie je het licht en dan ontdek je de weg. Dan daalt God in je leven en dan ben je nog meer jezelf dan ooit tevoren, want God is licht. God is de weg. Je bent geschapen naar het beeld van God. Het is fantastisch. Het is een heerlijke ontdekking. Het is de ontdekking van je leven. Want je ziet het eeuwige leven. Heerlijk evangelie! Prijs God! En dan gaan de Spreuken verder. Want dan kun je zien, dat het hart van de verstandige, kennis verwerft, en dat het oor der wijzen, kennis vergaart. Dood en leven zijn in de macht van de tong, wie aan haar toegeeft, zal haar vrucht eten. Wat kies je? Op welke weg begeef je je? Waar wil je je naar toe laten leiden? Het goede of het kwade? De tong naar het verderf of de tong naar de hemel? Je zult van de vruchten eten. Kies je voor het kwade, dan zal het kwade je deel zijn. Kies je voor het goede dan is het goede, het goddelijke, het hemelse je deel. Kies daarom! En de Spreuken maken het je gemakkelijker. Zet het ook voor jezelf op een rij. En zie waar je staat. Sta op en kies. En het kiezen vanuit de Spreuken is de herontdekking van de weg die God met de mensen wil gaan.

Hij wil het goede voor de mensen. Hij wil niet dat we omkomen in de zonde, maar dat we gered worden. Wend je dan af van het kwade. Kies het goede. Want dat is pas leven. Een heerlijke gedachte. Een heerlijke zekerheid. Het kan niet stuk. Weer een bijdrage aan een leven vol van liefde en gerechtigheid, blijdschap en vrede en vreugde, ook al kunnen de omstandigheden het tegen­deel uitstralen, maar het alles zien in het licht van Hem maakt alles tot de kleur van de hemel. Nu zien we nog vaak door een spiegel in raadselen, maar dan zullen we volmaakt zien. Glorie voor Uw Naam! Prijs de Here!

Spreuken 19:1-28

2 december [1]

19:1

Beter een arme die in oprechtheid wandelt,
dan een verkeerde van lippen, die bovendien dwaas is.

19:4

Rijkdom brengt veel vrienden aan,
maar een arme wordt door zijn vriend verlaten.

19:6

ieder is vriend van wie geschenken geeft.

19:7

Al de broeders van de arme haten hem,
hoeveel te meer blijven zijn vrienden verre van hem.
Achtervolgt hij hen met de woorden
– weg zijn zij.

19:11

Des mensen verstand maakt hem lankmoedig,
het is zijn eer een overtreding voorbij te zien.

19:15

Luiheid doet in diepe slaap vallen
en de trage moet honger lijden.

19:17

Wie zich over de arme ontfermt, leent de HERE,
Hij zal hem zijn weldaad vergelden.

19:21

Vele zijn de overleggingen in het hart des mensen,
maar de raad des HEREN, die zal bestaan.

19:22

beter is een arme dan een leugenachtig man.

19:23

De vreze des HEREN is ten leven;
men overnacht verzadigd, door het kwaad niet bezocht.

We zullen de nadruk leggen op wat er in dit hoofdstuk staat over arm en rijk en dwaas en wijs. Toepasbaar op de situatie van vandaag. Wie een beetje de geschiedenis kent weet dat de strijd tussen rijk en arm net zo oud is als de zondeval. De Bijbel zelf is het meest eerlijke boek om de zelfzucht van de mens vlijmscherp bloot te leggen en aan de kaak te stellen. Toen het egoïsme, de boze probeerde beslag te leggen op het doen en laten van de mens, begon moord en doodslag.

Het is de wereldwijde ‘G and E-game’. Het Good and Evil-spel. En we hebben er allemaal mee te maken en we doen er allemaal aan mee. De wereld wordt geteisterd door een ongebreideld kapitalisme en marktdenken. In de nationale landen wordt door de democratische procesvorming dit denken nog ingeka­derd in een aantal beschermende en regulerende maatregelen om de uitwassen te beperken, om te beperken dat sommige mensen, groepen uit de boot zouden volgen, alhoewel ook in nationaal verband het pure markt- en kapitaaldenken oprukt. Dit principe is gebaseerd op de survival of the fittest. Het pure princi­pe van vraag en aanbod gaat uit van een machtsdenken om het aanbod zodanig te beheersen dat je de prijs kunt bepalen, je winst kunt maximaliseren en de concurrent kunt uitschakelen.

Kapitalisme en markteconomie zonder het uitgangspunt van de verantwoorde­lijkheid ten opzichte van de naaste en dat niemand mag omkomen van de honger leiden tot de zucht naar geld, die de bron is van al het kwaad, zoals de Bijbel zegt. Spreuken 19 zegt in vers 17: ‘Wie zich over de arme ontfermt, leent de HERE, Hij zal hem zijn weldaad vergelden’. De Bijbel kende zeer strikte regels voor de arme. Zeer strikte regels voor de eigendomsverhoudin­gen. Iedereen hield zijn vrijheid en eigendom volgens het principe van het sabbatsjaar (zevende) en het jubeljaar (vijftigste). Iedereen kan in slechte doen terecht komen maar er is altijd een uitweg. Uitbuiting is uit de boze. De barm­hartigheid is goed geregeld en onderdeel van het normale menselijke leven. Economie en geld zijn onderdeel van elke samenleving en dienen onderwor­pen te zijn aan de universele principes, die in de 10 geboden zijn weergegeven.

We zien een enorme globaliserende werking op allerlei terreinen. Steeds meer worden beslissingen gemaakt in internationaal verband. We hebben de Vere­nigde Naties, de Unesco, de Wereldbank, het IMF, de WTO, de G7 of G8, de WHO, de FAO, de NAVO, de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, enz. enz.

Op economisch terrein zien we in de financiële en ondernemingswereld kong­sies ontstaan van een globaliserend karakter. Het ziet er naar uit dat hierin alleen nog maar een begin is gemaakt. Op communicatiegebied maken we thans een revolutie door waar we de consequenties in de verste verte nog niet kunnen overzien. Op financieel gebied zien we een valutahandel en valutaspe­culatie waarvan de ontwikkelingen in handen liggen een steeds geringer aantal movers en shakers die de markten kunnen maken en breken.

Staan de democratische processen in vele delen van de wereld nog steeds zeer onder druk, in de moderne westerse democratische landen wordt de democra­tie uitgehold omdat door het globaliserende karakter in steeds meer gevallen de nationale democratie niet meer beslist maar de beslissingen in de niet democratische gekozen instituties boven nationaal worden vastgesteld waarbij vaak het recht van de sterkste bepaalt wat er gaat gebeuren. Hierin liggen grote gevaren voor de wereldbevolking verscholen.

In ons land zijn wij door het veel geprezen poldermodel gezegend met een democratische overlegstructuur waarin juist veel plaats in ingeruimd voor de zwakkeren in de samenleving. Dit is niet in een nacht tot stand gekomen. Wij hebben vanuit de historie een sterke invloed gehad van het tolerante kerkelijke denken van reformatie en hervorming waarbij op een of andere manier altijd plaats is geweest voor de barmhartigheid en de zorg voor de zwakkere. Er was de armenzorg en ook weeshuizen, diaconessenhuizen, onderwijs ontstond vaak vanuit kerkelijke structuur. Met de industriële revolutie kregen we een zeer snelle cumulatie van kapitaal in de handen van zeer weinigen omdat door de technische ontwikkeling arbeidskosten konden worden onderdrukt en de baron, de industrieel alle economische met vaak ook sociale macht aan zich trok. Het zijn in de vorige eeuw de arbeidersbewegingen geweest die na veel strijd en tegenwerking tot voor de tweede wereldoorlog vaak zeer agressief voor de belangen van de arbeiders opkwamen. Eerst na de tweede wereldoor­log hebben we een zeer snelle welvaartsgroei gezien met een zeer sterk ont­wikkelende overlegstructuur tussen tegenover elkaar staande partijen en de overheid dat heeft geleid tot het zogenaamde poldermodel waar over in heel de wereld gesproken wordt. Ons land is dan ook een van de welvarendste landen van de wereld.

Op de achtergrond en als basis van deze ontwikkeling speelt heel sterk mee het calvinistische grondprincipe van de hardwerkende en op de Bijbel ge­grondveste Nederlander, zelfs ook zij die niet tot de gelovigen gerekend kon­den worden. Een Abraham Kuyper en vele anderen liggen hieraan ten grond­slag. Het gevecht ging erom dat niet enkel het winstprincipe en het ongebrei­delde gevecht om de concurrentie het primaat was, maar dat de overheid in ieder geval veilig stelde dat de armeren tegen redelijke prijzen konden worden voorzien van de eerste levensbehoeften. Het is daarom dan ook dat vooral de landbouwproducten van overheidsubsidies werden voorzien om de prijzen voor de consument betaalbaar te houden. Tot vandaag aan de dag wordt de landbouw in ons land en in Europa op grote schaal gesubsidieerd. Het is de basis van waaruit de arbeidende klasse zich zeer snel heeft opgewerkt en in het poldermodel dan ook niet enkel een protesterende tegenstander is maar een aan deze welvaart en welzijn structuur medewerkende partner.

Nu wij echter te maken hebben met een zeer sterk ontwikkelend internationaal kapitalisme waarbij geen democratische structuren van toepassing zijn, maar grote economische conglomeraten elkaar naar het leven staan om de hoogste winst binnen te halen en geen sociale plannen en bekommernis om de crepe­rende werknemers een plaats heeft, komen steeds meer delen van de wereld in de knel.

Spreuken 20:1-30

3 december [1]

20:1

De wijn is een spotter, de drank een luidruchtige,
ieder die zich daaraan overgeeft, is onwijs.

20:3

Het is een eer voor een man zich verre te houden van twist,…

20:4

In de herfst ploegt de luiaard niet;
zoekt hij in de oogsttijd – dan is er niets.

20:5

De plannen in het hart van de mens zijn diepe wateren,
maar een man van verstand weet ze op te diepen.

20:7

Een rechtvaardige, wandelend in zijn oprechtheid –
welzalig zijn zijn kinderen na hem.

20:9

Wie kan zeggen: Ik heb mijn hart rein bewaard,
ik ben rein van zonde?

20:10

Tweeërlei gewicht, tweeërlei maat,
beide zijn de HERE een gruwel.

20:13

Heb de slaap niet lief, opdat gij niet verarmt,
houd uw ogen open, dan hebt gij brood genoeg.

20:15

Al heeft men goud en een menigte koralen,
het kostbaarste kleinood zijn verstandige lippen.

20:18

Plannen komen tot stand door beraad,
voer dus de strijd met overleg.

20:22

Zeg niet: Ik zal het kwaad vergelden,
wacht op de HERE, Hij zal u helpen.

20:27

De geest van de mens is een lamp des HEREN,
doorzoekende al de schuilhoeken van het hart.

20:28

Liefde en trouw beschermen de koning,
en door liefde schraagt hij zijn troon.

We kunnen opnieuw heel wat Spreuken gewoon overschrijven. Want wat zijn ze weer uit het leven gegrepen. Je kunt steeds opnieuw ontdekken dat de uni­versele waarden en normen van God toepasbaar zijn voor alle mensen. Het is waar, blijf weg van twist. Het is waar, geef een ware weegschaal. Het is waar om niet te bedriegen. Eerlijk te spreken. enz. En het goede is direct het gevolg. Welzalig de man die rechtvaardig is. Hij wordt door zijn kinderen geprezen. En wat een dwaasheid kunnen we over ons heen halen als we van de simpele geboden van God afwijken. Het ligt allemaal zo voor de hand. En toch doen we het steeds weer. We moeten elke dag deze Spreuken lezen om er steeds maar weer aan herinnerd te worden. Het is niet zo dat we het niet zouden kun­nen onthouden, maar het is goed om het te overpeinzen bij dag en bij nacht. We worden zo maar weer beïnvloed door andere gedachten, die ons van God afhalen. En daar weten we alles van. De influisteringen van de boze zijn over­al zichtbaar. We lijden er zelf ook onder.

Ook in deze Spreuken wordt de tong genoemd Je kunt nog zoveel kostbaar­heden en geld hebben, maar het kostbaarste kleinood zijn verstandige lippen. En dat wil wat zeggen. Daar gaat het dus om. Daar kunnen we het voorlopig mee doen. En daar moeten we het dan ook mee doen. Laten we toch alsjeblieft onze tong eens in toom houden. Want die tong heeft door de eeuwen heen tot nu toe wat een ellende veroorzaakt. We zeggen vaak zo maar wat. We flappen er wat uit. We roddelen mee. We zijn zondig tegen God. En ga zo maar door. We moeten dicht bij Jezus blijven, anders gaat het verkeerd. En we weten er allemaal van. Judas verraadt Jezus. Petrus loochent Jezus. Wat een ruzie. Alleen al door de tong. Jakobus zegt: Het is het rad der geboorte. Het is een gevaarlijk wapen. Er wordt meer oorlog gevoerd met de tong dan met de wapens. Het is zeer zeker de moeite waard om een strategie te ontwikkelen waarbij we de tong helpen om te spreken waar het moet, en vooral te zwijgen, opdat er vrede en liefde ontstaat. De liefde bedekt tal van zonden. Houd dan je mond als het gaat om een ander te helpen om niet meer te zondigen.

Hoe vaak gaat het niet over de lasteraar in de Spreuken? En over vervloeking? Roep niet ondoordacht heilig. De geest van de mens is een lamp des Heren, doorzoekende al de schuilhoeken van het hart. Bloedige striemen zuiveren het kwaad uit, en slagen reinigen de schuilhoeken van het hart. Alles ligt open voor God. Hij doorzoekt ons hart. Voor Hem is niets verborgen. We kunnen wel denken dat we iets verborgen houden, maar dat is een sprookje. Alles en al onze zonden en al onze overwegingen en al onze ongerechtigheden kent Hij. Daarom is het zo belangrijk om heel dicht bij Hem te blijven en te leven. Met al onze ongerechtigheden bij Hem te komen. Hij bedekt onze ongerech­tigheden en delgt ze uit door het bloed van Jezus. Wat een vreugde. Wat een zegen. God is goed! Wat een levenslessen in de Spreuken. We kunnen er elk moment van ons leven mee verder. We weten exact wat wel en niet bij Jezus hoort. God is goed!

Spreuken 21:1-31

4 december [1]

21:1

Het hart van de koning is in de hand des HEREN als waterbeken,
Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt.

21:2

Elke weg van een mens is recht in zijn ogen,
maar de HERE beproeft de harten.

21:3

Gerechtigheid en recht doen,
is de HERE welgevalliger dan offers.

21:4

Trotsheid van ogen en opgeblazenheid van hart –
de glans der goddelozen is zonde.

21:5

De plannen van de vlijtige strekken tot louter overvloed,
maar al wie overijlt, komt slechts tot gebrek.

21:9

Beter te wonen op een hoek van het dak
dan met een twistzieke vrouw
in een gemeenschappelijke woning.

21:13

Wie zijn oor gesloten houdt voor het hulpgeroep van de geringe,
zal, als hij zelf roept, geen antwoord ontvangen.

21:15

Recht doen is een vreugde voor de rechtvaardige,
maar een verschrikking voor de bedrijvers van ongerechtigheid.

21:21

Wie gerechtigheid en liefde najaagt,
vindt leven, gerechtigheid en eer.

21:23

Wie zijn mond en zijn tong bewaakt,
bewaart zichzelf voor benauwdheden.

21:31

Het paard wordt opgetuigd tegen de dag van de strijd,
maar de zege is van de HERE.

Wat hebben we toch een hoge dunk van onszelf. We denken dit en we denken dat. Wij zetten ons zelf op de troon. Wij denken dat we het zelf allemaal in de hand hebben. We gaan helemaal onze eigen gang. En, o ja, dan halen we God er ook nog bij als we Hem nodig hebben. Wat een arrogantie. Wat een trots. Wat een hoogmoed. We lijken wel gek. Het gaat erom dat we leven vanuit de liefde, de gerechtigheid, de Almacht van God. Hij regeert ons leven. Hij leidt het hart van de koning. Het is in de hand des Heren als waterbeken. Hij leidt het overal heen waar het Hem behaagt. En dan wordt het paard klaar gemaakt voor de strijd, maar de zege is des Heren. We moeten steeds weer terug naar het Bijbelse denken. Denken vanuit God. Denken vanuit Zijn grootsheid. En als je dat doet, dan word je gezegend. Dan ontdek je wat een geweldige macht en majesteit er in zit om te leven vanuit Hem. Daar staan de Spreuken ook in dit hoofdstuk weer vol van. Lees het maar door.

Het gaat er steeds om, om vanuit God te leven. Dan ben je op de weg ten leven. Dan ben je rechtvaardig. En dan kan Hij je zegenen. Dan komt de twistzieke vrouw ook op haar plaats. Weg met haar twist. Ze jaagt haar man naar een hoek van het dak. Er komt een breuk in de gemeenschap. De liefde gaat op de vlucht. Onrecht is een verschrikking. Zonde is een ramp. Bedrie­gend kom je ten val. Hoogmoed en trots zitten meteen in ons. Maar dat alles komt in de juiste verhouding te staan als we leven vanuit God. Dan worden we met Hem opgetrokken, dan zijn we nog hoger dan we ooit gedacht hebben, maar de eigen hoogmoed is verdwenen en de hoogheid van God komt in ons leven. En we zien met Hem geweldige vergezichten. Het is alleen maar gena­de. Wij hebben niets verdiend. Wij verdienen het oordeel. Want de zonde is in ons leven gekomen. Wij allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods. Het is verschrikkelijk met ons gesteld. Maar Gode zij dank door het bloed van Jezus zijn we gereinigd van onze zonden. Want zijn bloed heeft gevloeid voor de zonden van de wereld. Ieder die door genade tot Hem komt ontdekt dat er alleen maar leven is uit Hem en door Hem en tot Hem.

Wat een heerlijk evangelie. Het is fantastisch. Het is een grote vreugde om dat te ontdekken. En dat is de weg waarop de Spreuken ons wil zetten. Een en dertig hoofdstukken lang. Heerlijk evangelie. En als we daar de roepstem van Jezus aan toevoegen, dan worden we helemaal enthousiast. Want in Hem zijn we geborgen. Hij geeft ons rust. Hij leidt ons op de weg. Hij is de goede Her­der. Hij is de weg. Hij is het leven. Hij is de waarheid. Hij is het brood des levens. Hij is het licht. Als we Hem volgen dan zullen we nooit in de duister­nis wandelen, maar het licht des levens hebben. Glorie voor Zijn Naam! Het kan niet stuk. Dank U Heer!

Spreuken 22:1-16

5 december [1]

22:1

Een goede naam is verkieslijker dan veel rijkdom,
gunst is beter dan zilver en goud.

22:2

Rijken en armen ontmoeten elkander;
hun aller Maker is de HERE.

22:4

Het loon van ootmoed – vreze des HEREN –
is rijkdom, eer en leven.

22:7

De rijke heerst over de armen,
en de man die leent, is een knecht van de uitlener.

22:9

Wie vriendelijk van oog is, die wordt gezegend,
omdat hij de behoeftige van zijn brood geeft.

22:11

Wie reinheid van hart bemint en wiens lippen vriendelijk zijn,
de koning is zijn vriend.

22:12

De ogen des HEREN bewaken de kennis,
maar Hij verijdelt de woorden van de trouweloze.

22:13

De luiaard zegt: Er is een leeuw op de straat,
ik moest eens op het plein gedood worden!

22:14

De mond van vreemde vrouwen is een diepe groeve;
hij, op wie de HERE vergramd is, valt daarin.

22:16

Wie de geringe verdrukt, bevoordeelt hem;
wie de rijke geeft, verarmt hem slechts

Het is weer de cadans van de tegenstelling. Het is het een en niet het ander. Het maakt de tegenstelling sterker. Je begrijpt scherper wat bedoeld wordt. ‘Een goede naam is verkieslijker dan veel rijkdom, gunst is beter dan zilver en goud. Rijken en armen ontmoeten elkander, hun aller Maker is de HERE.’ Enz. enz. ‘Het loon van ootmoed – vreze des HEREN – is rijkdom, eer en leven.’

‘De rijke heerst over de armen…’ ‘Wie vriendelijk van oog is, die wordt geze­gend, omdat hij de behoeftige van zijn brood geeft.’ Het gaat steeds om de vruchten van de geest tegenover de vruchten van het vlees. Het is steeds uit het leven gegrepen. ‘De ogen des Heren bewaken de kennis.’ Het komt er steeds op aan om de geboden van God op te volgen. Dan kom je goed uit. Dan ben je wijs, verstandig, vriendelijk, ootmoedig, gezeglijk. Niet dwaas, niet overmoedig, niet vermetel en wat voor slechte eigenschappen je ook kunt be­denken. Daar gaat het God om. Leven naar Zijn wil. Niet meegaan met het kwade. En ver van de satan blijven. Zeker als het gaat om de vreemde vrouw. Daar moet je verre van blijven. Want de verleidingen zijn vele. En dat is levensgevaarlijk. Pas op. Niet aan meedoen. Want als je in gramschap ver­keert, dan is de verleiding groot om met de zonde mee te gaan. En de zonde komt heel gemakkelijk binnen, via hoererij, ontrouw en seks. Het is een gevaarlijke verleiding en een invalspoort voor de zonde. Dus pas op, dat je niet in gramschap of zonde leeft want het seksduiveltje zal je allerlei dingen influisteren waardoor je zo maar op het hellend vlak bent. De Bijbel en het leven staan daar vol van. Het is niet voor niets dat de Bijbel daar steeds weer op terugkomt. Het is een belangrijk thema en we moeten er niet te lichtvaardig over denken. Als het in de cultuur, in de Bijbel, al een heikel punt was, wat moet het dan vandaag aan de dag zijn met zoveel onreinheid-uitingen en verleidin­gen, overal, voor jongeren en volwassenen. Je mag je wel blinddoeken, wil je nog een beetje fatsoenlijk door deze wereld gaan. Maar de oproep blijft, en dat is de oproep van de Spreuken, keer op keer: Blijf bij de geboden van God, dan kom je goed uit. Daar gaat het om.

En het valt ook hier weer op hoe belangrijk het is voor de dienst aan de Here God, dat wij, als de rijken, omzien naar hen die verdrukt zijn. Het gaat hier opnieuw om het onderhouden van de armen, de weduwen en de wezen. En maar al te vaak weigeren de rijken om hun hand uit te steken naar de armen. En er zijn wat armen. Wat doen we daar aan? Laten we de boel de boel of maken we een plan om dat uit te roeien? Het gaat om de toekomst van de mens. God wil dat alle mensen behouden worden. We moeten dus omzien naar weduwen en wezen in hun druk. Het gaat om de minderen te dienen. Het gaat om de gestalte van een dienstknecht aan te nemen. Dat deed Jezus en dat is de weg die we door het leven mogen gaan. God is groot. Laten we Hem loven en prijzen, want Hij heeft in Zijn grote liefde, naar ons omgezien, zodat we nu door Gods genade deze woorden van leven aan het papier kunnen toevertrouwen. Prijs de Heer!

Spreuken 22:17-23:8

6 december [1]

22:17

Neig uw oor en hoor de woorden der wijzen,
richt uw hart op mijn kennis.

22:18

Want het is liefelijk, dat gij ze in uw binnenste bewaart,
dat zij alle bestendig op uw lippen zijn.

22:19

Opdat uw betrouwen op de HERE zij,
onderricht ik u heden, ja u.

22:21

opdat gij uw zender betrouwbare woorden kunt antwoorden?

22:22

Beroof de geringe niet, omdat hij arm is,…

22:23

en hun berovers van het leven beroven.

22:24

Ga niet om met een driftkop…

22:27

als gij niets hebt om te betalen,
waarom zou men uw bed onder u wegnemen?

23:4

Tob u niet af voor rijkdom,…

23:5

want plotseling maakt hij zich vleugels,…

23:8

de bete die gij gegeten hebt, zult gij uitspuwen,
en uw vriendelijke woorden hebt gij verspild.

Ja, dat klopt. De spreukendichter heeft inderdaad prachtige Spreuken opge­schreven. Daar moet je dan naar luisteren. Daar moet je je zinnen op zetten. Je kunt op de Here vertrouwen. Het zijn raadgevingen van Hem, waarbij je kunt leven. Dan kom je goed uit. Het gaat om de wijsheid. Het zijn betrouwbare woorden. Daar moet je naar luisteren. Daar gaat het steeds over in de Spreu­ken. De vreze des Heren is het begin van alle wijsheid. Waar komt de wijs­heid, de waarheid vandaan. Het is de openbaring van God. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Zijn Woord is de waarheid. Het zijn betrouwbare woorden. Het zijn dus niet de bedenkselen der mensen waar je op moet bou­wen. Neen, je moet je steeds afvragen of het woorden van God zijn. En zijn geboden zijn goed. Daar kun je bij leven. Ze zijn ook niet te moeilijk, dat je halsbrekende toeren moet uithalen om ze te houden. Ze zijn heel dicht bij je in je mond en in je hart. Het gaat er dus om: Wat leeft in je hart? En wat komt uit je mond? En daar wordt een grote strijd gevoerd. Want als ik het goede wil doen, is het kwade mij nabij, zegt Paulus. En zo is het. We moeten ons inspan­nen om het goede te doen. Dat vraagt volharding. Dat gaat niet vanzelf. Daar moeten we ons dan ook naar uitstrekken. En als je het doet, zul je de blijd­schap en de vrede ervaren. God is groot!

Het volgende zijn we ook al zo vaak in de Spreuken tegengekomen. ‘Beroof de geringe niet omdat hij arm is, en vertreed de ellendige niet in de poort.’ Hoor je het goed? Een arme en een ellendige hebben nog nauwelijks kracht om iets in te brengen. Dan ga je te gronde. En als ze dan ook nog achter je aan zitten om je te veroordelen of uit te kleden, dan ga je eraan. Daar moeten we ons voor hoeden. We moeten ons hoeden om de zwakken nog een trap na te geven. Hoe gelijk we ook kunnen hebben. We moeten ons ontfermen over de arme en de geringe. Dat is wat God wil. Hij is lankmoedig en genadig. En pas op, doe je het niet, dan word je zelf beroofd, want de Here heeft een rechts­geding met de berovers.

Pas op dat je niet met een driftkop en een heethoofd omgaat. Je kan gevangen worden in zijn strik. Het is niet zo dat dat nu eenmaal zijn karakter is en dat je dat dan maar moet aanvaarden. Je moet het juist niet aanvaarden. Wend je van zo iemand af. Stel je niet borg voor schulden. En waarom zou je het bed ne­men van iemand die niets heeft om te betalen. Met andere woorden ontneem iemand niet de mogelijk om te kunnen leven. Iemand moet toch tenminste een bed hebben om te kunnen leven? Woorden uit het leven gegrepen. Want mil­joenen mensen krijgen niet meer de kans om zich nog maar een beetje te ontwikkelen omdat de basisgegevens, om iets te ontwikkelen, hun worden ontnomen.

En dan weer de Spreuken dat je moet oppassen in de handen van de rijke en de heerser te vallen. Hij kan je wel prachtige dingen aanbieden en heerlijke spijzen voorzetten, maar verkijk je daar niet op. Want ze kunnen zo maar weer verdwenen zijn. En denk ook niet dat de rijke aardig is vanwege je persoon. Want het kan zijn dat deze man een boos oog heeft. En je wil uitbuiten en voor zijn eigen gewin wil laten opdraaien. Kortom, weer wijze woorden om je niet in de laten pakken door de overdaad aan spullen waar je oog op valt. Blijf je zelf. Laat je niet in de war brengen. Want dat is gevaarlijk. Voor je het weet heb je jezelf verkocht.

Spreuken 23:9-35

7 december [1]

23:10

Verleg de aloude grenzen niet
en kom niet op de akker der wezen,

23:11

want hun Losser is sterk;
Hij zal hun rechtsgeding tegen u voeren.

23:14

gij slaat hem wel met de stok,
maar redt zijn leven van het dodenrijk.

23:17

maar beijvere zich voortdurend de HERE te vrezen;…

23:19

Hoor gij, mijn zoon, en word wijs,
richt uw hart op de weg.

23:24

De vader van een rechtvaardige verblijdt zich zeer,…

23:25

moge zij, die u baarde, zich verblijden.

23:26

Mijn zoon, geef mij uw hart,…

23:27

want de hoer is een diepe kuil,…

23:33

Dan zien uw ogen vreemde dingen
en uw hart spreekt wartaal;…

23:35

wanneer zal ik wakker worden? Dan zoek ik hem weer op.

Pas op dat je niet aan de rechten van de wezen komt. Zorg dat ze een plaats hebben om te leven. Verleg de aloude grenzen niet. Want de wezen hebben hun Losser. Hij komt voor hen op. Hij voert hun rechtsgeding. Hij kwam voor de weduwen en de wezen in hun druk. Daar gaat het om. God is groot en nooit genoeg te prijzen. Groot is de Here. En onthoudt de tucht niet aan een knaap. Het gaat bij de opvoeding om je kinderen te leren om in het spoor van de geboden van de Here te gaan. Dat valt niet mee. Want ook de boze probeert hen in zijn klauwen te krijgen. Dan moet je hen kastijden en met harde hand op het spoor houden. Dat kan soms met een stokslag gepaard gaan. Maar je redt wel zijn leven. Daar gaat het om. Als hij niet opgevoed wordt, dan zal hij op de verkeerde weg terecht komen en dan is hij overgeleverd aan het kwaad. We moeten niet bang zijn om kinderen met kracht op het goede pad te houden. Je moet je steeds beijveren om voortdurend de Here te vrezen, dan is er alleen toekomst. Richt je hart op de weg. Ga niet om met zondaren. Luister niet naar hen. Luister naar je vader en naar je moeder, ook in hun ouderdom. Laat zij zich mogen verheugen in de weg die hun kinderen gaan. Dan zullen zij zich verheugen en met blijdschap oud worden. En dan is er veel afhankelijk van de opvoeding van de ouders. Zij moeten hun kinderen vermanend en met tucht op het rechte spoor houden. Ze moeten niet bang zijn om daarbij in liefde corri­gerend op te treden. God is groot! En nooit genoeg te prijzen. Wat een vrede en wat een blijdschap. God is groot!

Mijn zoon geef mij uw hart. Daar gaat het om. Dan houd je je afzijdig van de hoer, van de verleiding, want dat is een zuigende werking. Dat is een diepe kuil. En dan houd je je afzijdig van de wijn en de drank. Want doe je dat niet, dan word je de slaaf van de drank. Dan komen er rare dingen in je op. Dan word je er door geknecht, dan vertoon je vreemde trekken en dan word je er weer toe aangetrokken als je wakker wordt. Het is een vicieuze cirkel. Je bent de slaaf geworden van je verslaving. Het Woord zegt het al. Slaaf en versla­ving. Dan ben je niet meer jezelf, maar dan word je beheerst en geregeerd door de dwang van je verslaving. Alles doe je dan om je verslaving maar te bevredigen. En dat kan van alles zijn. Hier gaat het om drank. En dat is een ernstige verslaving. Daar moet je echt voor oppassen, om niet te vallen in de tentakels van de drank, waar het heel moeilijk is om uit te komen. Dat ruïneert je leven en het leven van de mensen om je heen. Het is verschrikkelijk als je dat meemaakt. En er is vreselijk veel dronkenschap. Maar het kan ook iedere andere vorm van verslaving zijn. Er wordt hier gesproken over de hoer. Dat kan ook een verslaving zijn. Want zij is een diepe put. Vreselijk. Wat een ellende.

Zo worden we opgeroepen om ons hart aan God te geven. Hij wil ons dan op de weg bewaren. Hij behoedt ons denken en ons doen. Dan gaat het goed. Dan zijn we veilig. Dan worden we beschermd. En dat is het echte leven. Dat is een leven vol vrede en vrijheid en liefde en blijdschap. En wie wil dat leven niet hebben?

Spreuken 24:1-16

8 december [1]

24:1

en begeer niet met hen te verkeren;

24:3

Door wijsheid wordt een huis gebouwd,
door verstand wordt het bevestigd;

24:4

door kennis worden de kamers gevuld
met allerlei kostbaar en liefelijk bezit.

24:5

Een wijs man is sterk,
een man van kennis betoont kracht;

24:6

want met overleg moet gij de strijd voeren
en de overwinning ligt in de veelheid van raadgevers.

24:8

die noemt men een aartsschelm.

24:9

en de spotter is de mens een gruwel.

24:10

Betoont gij u slap ten dage der benauwdheid,
dan komt uw kracht in het nauw.

24:11

Red hen die ten dode gegrepen zijn,
wend u niet af van hen die ter slachting wankelen.

24:12

Wanneer gij zegt: Zie, wij wisten dit niet –
zal Hij, die de harten doorzoekt, het niet merken,
en Hij, die op uw ziel let, het niet weten,
en de mens naar zijn doen vergelden?

24:14

erken, dat de wijsheid zó is voor uw ziel.
Als gij haar gevonden hebt, dan is er toekomst
en uw verwachting wordt niet afgesneden.

24:16

want de rechtvaardige valt zeven maal, doch staat weer op,
maar de goddelozen struikelen in de rampspoed.

De booswichten kunnen tekeergaan. Ze kunnen je van alles beloven. Ze doen alsof ze het rijk alleen hebben. Dat ze kunnen leven zonder God of gebod. Maar in hun hart bedenken ze onderdrukking. Dan word je hun slaaf. En dan ga je er aan. Neen, blijf verre van hen. Dat geldt in alle omstandigheden en voor alle tijden. Je bent nu al voor de zoveelste keer in deze Spreuken gewaar­schuwd. Doe het dan ook! En laat je niet verleiden.

Want door wijsheid wordt een huis gebouwd, door verstand wordt het beves­tigd. Dat is de werkelijkheid. Daar komt het op aan. Pas dus op, dat je je niet in de war laat brengen. God is goed! Hij wil je Zijn wijsheid geven. Een wijs man is sterk, een man van kennis betoont kracht. Daar gaat het om. Je ziet het in het perspectief van God. Je gaat je laten vullen met Zijn kracht. En Zijn kracht komt jou te hulp, in je zwakheid. Hij is sterk, ik ben zwak. Maar hij verjongt mij als een arend. Hij laat ons nooit in de steek. Hij helpt ons altijd. En de vreze des Heren is het begin van alle wijsheid. Dat is de werkelijkheid waaruit we mogen putten. Waaruit we mogen leven. Daar gaat het om. Glorie voor Zijn Naam!

Maar de kwaaddoener en de spotter, daar moet je je niet mee ophouden. Blijf er verre van. Doe er niet aan mee! En: ‘Betoont gij u zwak ten dage der be­nauwdheid, dan komt uw kracht in het nauw’. Het gaat er dus om dat je blijft in de kracht van God. Dan kun je je sterk betonen. En dat heb je nodig in de barre strijd in deze wereld. Want de vijand ligt op de loer om je te pakken en je te verzwakken. Maar we moeten dan ook heel dicht bij Jezus blijven. En dan richt je je tot hen die in zwakheid wankelen. Die niet voor zichzelf op kunnen komen, maar die afhankelijk zijn van onze liefde. Dan word je ge­drongen om vanuit de liefde van God de ontheemde, de kreupele, de arme, de eenzame, de vreemdeling te helpen en hem die reddende hand van Jezus te reiken. En dan moet je je niet afwenden van hen die ten dode wankelen. Want God is een God van leven. Hij wil het eeuwige leven geven aan een ieder die gelooft in die ene Naam van God. Heerlijk evangelie!

Je kunt ook niet zeggen: ‘Zie, wij wisten het niet’. Want je kunt je kop wel in het zand steken, maar daar trapt God niet in. Hij wil je hele leven. Hij wil je gehele inzet. En dat bedoelen deze verzen. De Here weet als we de kantjes eraf lopen. Maar het moet gebeuren dat God ons aanmoedigt om ons geheel aan Hem te wijden. Hij ziet wat we doen en Hij zal ons vergelden naar onze werken. Dat is een eerlijke zaak. Want Hij heeft Zijn Zoon gezonden, ‘…op­dat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’. Wat een scherp woord. Wat een duidelijk woord. En wordt wankelen velen ten dode in deze wereld. En dan komt het naar ons toe. Wat doe jij voor de anderen, die wankelen ten dode? Dan zetten we ons in met alles wat in ons is. We kunnen toch niet de dood laten heersen in de wereld? In ons land? En we kunnen vandaag al helemaal niet meer zeggen: ‘We wisten het niet’. Want het komt elke dag onze huiskamers binnen via de media. God wil onze volledige inzet voor de mensen van Hem. Dat vraagt radicaliteit en aanpak en gehoor­zaamheid. Dan zul je nog eens zien wat er gebeurt. God is groot!

En zo is het dus met de wijsheid; honigzeem voor de ziel. Als je daar in gaat staan, dan heb je de toekomst. Daar gaat het om. Steeds opnieuw verwijzen naar de wijsheid Gods. God is goed! Hij geeft ons alles ter kennis van Hem door Zijn Woord en Geest. Here geef nog meer van deze wijsheid. Het is heerlijk om bij u te zijn. Want de goddeloze valt en komt om, maar de recht­vaardige valt zeven maal, maar staat weer op, maar de goddelozen vallen in hun rampspoed. Wat een belofte. Wat een leven. Wat een zekerheid. Prijs de Here!

Spreuken 24:17-34

9 december [1]

24:17

als hij struikelt, jubele uw hart niet,…

24:18

zodat Hij zijn toorn van Hem zou afwenden.

24:20

de lamp der goddelozen wordt uitgeblust.

24:21

Mijn zoon, vrees de HERE en de koning,…

24:23

Aanzien des persoons in het gericht is verkeerd.

24:25

maar hun die recht oordelen, gaat het goed,
over hen komt de zegen van de voorspoed.

24:26

Wie juiste antwoorden geeft,
kust de lippen.

24:29

Zeg niet: Zoals hij mij deed, zo zal ik hem doen;…

24:30

Ik ging langs de akker van een luiaard…

24:31

en zie, hij was geheel begroeid met distels…

24:32

Toen ik dit aanschouwde, nam ik het ter harte,…

24:33

nog even slapen, nog even sluimeren,
nog even liggen met gevouwen handen,

24:34

daar komt uw armoede aangelopen
en uw gebrek als een gewapend man.

Pas op verheug je niet in de val van je vijand. Wees niet afgunstig op de boosdoeners. Voor hen is geen toekomst. Het is weer: ‘Mijn zoon, vrees de HERE en de koning’. Het gaat erom dat je je leven en je wijsheid en je kracht richt op de vreze des Heren en de koning gehoorzaamt. Laat je niet in met oproermakers. Want hun val komt onverwachts. Gedenk God! Doe Zijn gebo­den en het zal je welgaan. Het is de weg die de Here wijst. Zijn Woord is een lamp voor je voet en een licht op je pad. Ga achter Hem aan en hij zal je pa­den recht maken. Luister naar Zijn stem. En ga niet links en ga niet rechts. Hij gaat voor je aan. En dan kom je goed terecht.

En als je recht oordeelt en het recht niet buigt, dan gaat het goed. Dan is er recht in het land en is er vertrouwen. De mensen zien dat het goed gaat. Ze hebben vertrouwen in de Here God. God is goed en niet genoeg te vrezen. Prijs de Here! Wees niet een lichtvaardig getuige tegen uw naaste. Wees op je hoede. Doe recht, ook in je getuigenis. Denk niet: Zoals hij mij deed, zo zal ik hem ook doen. Vergeld geen kwaad met kwaad. Maar doe het goede en weer­houd je van het kwade. En Hij zal je zegenen.

Dan komt de luiaard weer om de hoek. Ik ging langs de akker van een luiaard, en zie het was een grote woestenij van dorens en distels. De boel lag er be­rooid en slecht bij. Daar kun je een les uit trekken. Want de luiaard zegt: ‘Nog even slapen, nog even sluimeren, nog even liggen met gevouwen handen’. En dan ben je te laat. Dan komt de verwoesting en dan komt de armoede. Het gebrek. Want er zal gewerkt moeten worden, willen we ons brood verdienen. Dat is geen gemakkelijke zaak. Want in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen. Het is harde arbeid. En dorens en distels zullen groeien om je het leven moeilijk te maken. Het is geen vanzelfsprekende zaak sinds de zondeval. En geven we dan toe aan de luiheid, dan komt er helemaal niets van terecht. Dan komt de armoede. Dan komt de honger. Dan is er geen eten. En dan zullen we zien dat de armoede komt. Wie niet werkt, zal ook niet eten. Je moet je inzetten om jezelf en je naaste te voeden. En dat is hard werken. Maar het zal ook gezegend worden. Het is een heerlijke gedachte, als je weet, door hard werken, dat je je gezin kunt voeden. Het moet voor je gezin en de om­standers verschrikkelijk zijn als je de kantjes eraf loopt. Neen, je moet God dienen en je handen uit de mouwen steken. En dan zul je zien, dat als we ons allemaal inzetten, dat er vooruitgang is. Dan worden de monden gevuld. En dan is er overvloed. Dan is er welvaart en welzijn. Dan is er ontwikkeling. En de vruchten zullen we plukken. Want wat God belooft, dat gaat ook gebeuren. Dan komt er voorspoed. Dan komt er zegen. Dan is er een samenleving waarin te leven is. Dat is zegen. Zo is God. En dat gunt Hij ons allemaal. Daar mogen we ons naar uitstrekken. En net als de Spreukendichter, laat het ons een les zijn, die we trekken voor de rest van ons leven. Wat is God goed.

Spreuken 25:1-28

10 december [1]

25:3

De hoogte des hemels, de diepte der aarde
en het hart der koningen is niet te doorvorsen.

25:7

want het is beter, dat men tot u zegt: Kom hierheen, hoger op!

25:8

Ga niet haastig over tot een rechtsgeding,…

25:9

Beslecht uw rechtsgeding met uw naaste,…

25:11

Een woord, in juiste vorm gesproken,
is als gouden appelen op zilveren schalen.

25:12

Een wijs vermaner bij een luisterend oor,
is een gouden ring en een fijn gouden sieraad.

25:15

Door lankmoedigheid wordt de machtige vermurwd,
een zachte tong verbreekt beenderen.

25:17

Zet uw voet niet te dikwijls in het huis van uw naaste,
opdat hij niet genoeg van u krijge en u hate.

25:20

is wie liedjes zingt bij een treurig hart.

25:21

Indien uw vijand honger heeft, geef hem brood te eten,
indien hij dorst heeft, geef hem water te drinken;

25:22

want dan hoopt gij vurige kolen op zijn hoofd,
en de HERE zal het u vergelden.

25:24

Beter te wonen op een hoek van het dak,
dan met een twistzieke vrouw
in een gemeenschappelijke woning.

25:25

Goede tijding uit verren lande
is koel water voor een dorstige ziel.

25:28

Een stad met omvergehaalde muren,
zo is iemand die zijn geest niet in bedwang heeft.

Het hart van de koningen is niet te doorvorsen. Zorg dat de omgeving van de koning zuiver blijft. Doe de goddeloze weg. Zorg dat de koning, koning kan zijn, naar Gods wil. Daar moet je voor waken en daar moet je aan meewerken. Zie hem niet naar de ogen, maar heb een zuiver hart, zodat hij u naar voren haalt en je niet je zelf naar voren laat schuiven. Pas op met een rechtsgeding te beginnen. Beter is het met je tegenstander tot een vergelijk te komen. Ga tot hem en voorkom erger. Het is beter het probleem op te lossen dan dat de tegenstander tegen je tekeergaat. En dan is zoet om in juiste woorden te spre­ken. Laten je woorden zijn als honig. Dat verkwikt de ziel en doet beenderen smelten. Het is de manier waarop je het zegt. Dat maakt een wereld van ver­schil. Prachtige, uit het leven gegrepen Spreuken. Toepassen en je zult zien dat het werkt. Glorie voor Zijn Naam! En dring je niet op aan je naaste. Zorg dat je afstand houdt. Hij zou eens mogen zeggen dat je hem teveel overloopt. En als je vijand honger heeft, geef hem te eten en als hij dorst heeft geef hem te drinken. Kortom, ontneem elkaar niet de mogelijkheid om in leven te blij­ven. Of het dan je vijand is of niet, het is je plicht om hem te eten en te drin­ken te geven. En pas op voor de twistzieke vrouw. Dan is het beter te wonen op het hoek van een dak. Zou dit ook letterlijk betekenen dat je je zoveel mogelijk moet afzonderen van het getwist? Ik denk het wel. En je doet er goed aan je te trainen om in deze twistzieke discussies, niet mee te doen. Het is zonde. Het leidt tot niets.

‘Goede tijding uit verren lande, is koel water voor een dorstige ziel.’ Wat prachtig gezegd. Moet je onthouden. Moet je gaan borduren. Prachtig toch? En weer, zorg ervoor dat je water helder is en dat je recht doet. Pas op dat je nooit teveel neemt van het goede, dan kan het goede je in de macht proberen te krijgen. Niet doen! Blijf er verre van! Het zijn weer de wijze Spreuken. Het is elke dag weer een ontdekkingsreis. God is goed! Hij wil je zegenen. Here, dank U wel, voor zoveel liefde en begrip en geduld. God is goed! Hij laat ons nooit in de steek. De Here zal het ons vergelden, als we goed doen voor onze vijand. Je laadt zo vurige kolen op zijn hoofd. En dat is nodig ook. Je bent geneigd om te zeggen: Laat de vijand maar verhongeren of van dorst omko­men. Maar zo niet bij de Here. Het gaat om leven. Dat is heilig voor de Here. Daarom zijn we ook zo betrokken bij de abortus in ons land. Het kan niet. Het is Moloch-eredienst. Daar moeten we het volk voor behoeden. Here, ontferm U over ons land. God is goed! We kunnen er niet genoeg van krijgen. Elk hoofdstuk is vol van liefde en richting en waarschuwing. Het is heerlijk om zo God te mogen dienen.

Spreuken 26:1-28

11 december [1]

26:3

De zweep is voor het paard, de teugel voor de ezel,
en de roede voor de rug der dwazen.

26:4

Antwoord een zot niet naar zijn dwaasheid,
opdat gijzelf hem niet gelijk wordt.

26:11

Een zot die zijn dwaasheid herhaalt,
is als een hond die naar zijn uitbraaksel terugkeert,

26:14

De deur draait zich om op haar scharnieren,
zo de luiaard op zijn bed.

26:20

Als er geen hout is, dooft het vuur;
waar geen lasteraar is, komt de twist tot rust.

26:23

Zilverglazuursel op een potscherf,
zo zijn brandende lippen en een boos hart.

26:25

Al spreekt hij met vriendelijke stem, geloof hem niet …

26:27

Wie een kuil graaft, zal er in vallen;…

26:28

Een leugenachtige tong haat hen die zij kwelt,
en een gladde mond bereidt verderf.

De dwaas. Zorg dat je er niet bij hoort. Want een dwaas leidt tot verderf. Je komt er nergens mee. Ga niet om met dwazen. En wees zelf niet dwaas. Wat is het tegenovergestelde? Wees wijs! Laat je opnemen in het gilde der wijzen. En hoe komt je daar? Heel eenvoudig, doe wat God zegt. Want de vreze des Heren is het begin van alle wijsheid. Dus de dwaas is iemand die uit de weg des Heren gaat. En het wordt één en al ellende en vervelende dingen. En wat kunnen mensen dwaas zijn. Ze komen constant zichzelf tegen. God is goed! Hij wil ons behoeden voor de dwaasheid. En de Spreuken zeggen het in aller­lei toonaarden en voorbeelden. Het zal je maar gezegd worden. Want het komt hard aan. En een ieder onderzoeke zichzelf waar hij in zit. We zullen nog ver­baasd staan hoeveel domheid en dwaasheid we uithalen. Ga zelf maar na. Maar wel eerlijk zijn. Bijvoorbeeld: Een zot die zijn dwaasheid herhaalt, is als een hond die naar zijn uitbraaksel terugkeert. Ja, dat is niet mis. En hoe vaak komt dat niet voor? We houden vast aan de meest zotte dingen en komen daar keer op keer op terug. Stoppen! Dus niet meer doen! En ga zo maar door. Je moet je steeds weer afvragen, wat zou God doen en denken als ik dit of dat doe of zeg. Daar kom je een eind mee.

Heerlijk om dat richtsnoer heel praktisch in je leven te hebben. Dat helpt. En deze: ‘Ziet gij een man die wijs is in eigen oog, voor een dwaas is meer hoop dan voor hem’. Nou, nou. Die kunnen we in onze zak steken. Wat een hoog­moed. Wat een eigenwijsheid. Wat een verbeelding. We zitten er allemaal vol van. Deze spreuk kunnen we wel boven ons bed hangen. En wat lopen er niet een mensen rond. Ze denken dat ze de wijsheid in pacht hebben, zeggen we dan. Dat is een gezegde en iedereen herkent het. Pas dus op! De wijsheid komt van God. En we buigen onze knieën in dank en aanbidding om zoveel wijsheid die Hij in onze onkunde en afhankelijkheid uitstort. Glorie voor Zijn Naam! De luiaard komt ook weer aan de beurt. Daar heeft de Spreukendichter, daar heeft God, een gruwelijke hekel aan. Weg met luiheid. Zet je in! Wie niet werkt, zal ook niet eten. Loop de kantjes er niet af. Zet je in voor de ander. Maak er iets van! Ook al zie je het niet zitten. Er is zoveel nood en ellende. Er is zoveel behoefte aan hulp. Er is altijd wel wat te doen. Als we ons allemaal inzetten voor onze naaste, dan zul je nog eens zien wat er allemaal verandert. Heerlijk toch?

Meng je niet in de twist van een ander. Wees ver van twist. Zorg dat je er zelf geen aanleiding toe geeft. En een twist is zo maar losgebroken. En het wordt een dolleman die tekeergaat. Niet in de hand te houden. En woorden die je willen vleien terwijl er haat achterzit. Hoe vaak komt dat niet voor? Mooi in je gezicht, maar ondertussen tekeergaan. Wie een kuil graaft, zal er zelf invallen. Dat kennen we ook. Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in. Herken­bare gezegden uit de Spreuken. Dat is uit het leven gegrepen. Het is belangrijk om daaruit lering te trekken. Het komt in feite allemaal weer terug op het begrip wijsheid en liefde. Daar moet je hart vol van zijn. Daar kun je mee verder. Daar bouw je jezelf en de anderen en de samenleving mee op. Daar komt het goede van. Dan is er vrede en rust. Dan zien we elkaar weer zitten. Een heerlijk evangelie. Daar word je blij van. Als je aan jezelf ontdekt wordt dan kan er alleen maar hoop en blijdschap voor in de plaats komen. En je hoeft het niet aan de grote klok te hangen. Je moet het gewoon in je hart voor­nemen om je leven meer te richten naar de Here God. Dan zul je ontdekken dat daar grote vreugde in gelegen is. Glorie voor Uw Naam! Prijs de Here!

Spreuken 27:1-27

12 december [1]

27:1

Beroem u niet op de dag van morgen,
want gij weet niet wat een dag kan baren.

27:6

oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen,
maar overvloedig zijn de kussen van een vijand.

27:9

Olie en reukwerk verheugen het hart,
en warme vriendschap, vanwege welgemeende raad.

27:10

Laat uw vriend en de vriend van uw vader niet in de steek,…
Beter een buur dichtbij, dan een broeder veraf.

27:12

De schrandere ziet het onheil en bergt zich;…

27:17

Zoals men ijzer met ijzer scherpt,
zo scherpt de ene mens de ander.

27:19

Zoals het water het gelaat weerspiegelt,
zo weerspiegelt het hart van de mens de mens.

27:23

Let wel op de staat van uw kleinvee,
en zet uw hart op de kudden.

27:26

dan hebt gij schapen voor uw kleding,
en bokken tot koopprijs voor een akker,…

Als het gaat over roem dan roeme men in de Here. Roem niet in jezelf. Roem niet in de dag van morgen, want je weet niet wat die dag zal baren. Wees oprecht als het gaat om elkaars bestraffing. Want geveinsde liefde en kussen leiden tot je ondergang. Pas op dat je daar niet aan meedoet. Het brengt je ten val. Ware vriendschap is als olie voor je hart. Laat je vriend en de vriend van je vader niet in de steek. Ware vriendschap is elkaar helpen om vrienden te blijven, ook in moeilijke omstandigheden. Dan pas ervaar je wat het is om echte vrienden te hebben. En echte vrienden ontdek je ook pas in de nood. Dan blijkt de ware vriendschap. En dan moet je zorgen dat je meer hebt aan een goede buur dan een verre broeder. Zie het ook heel praktisch. Je kunt wel van alles willen, maar het komt er op aan dat je de dingen die haalbaar zijn steeds voor ogen hebt. Ga goed met je naaste om. Houd rekening met hem. Roep hem bijvoorbeeld vroeg in de morgen niet van alles toe. Wees wijs! En scherp elkaar, zoals ijzer ijzer scherpt, zo scherpt de ene mens de ander. Een waar woord. Uit het leven gegrepen. We kunnen het allemaal herkennen. Olie voor God. Zoals het water het gezicht spiegelt, zo weerspiegelt het hart van de mens de mens. Wat een waar woord. Wat een prachtig gezegde. Die houden we erin. Dat is prachtig. Daar kunnen we wat mee. Het gaat erom, wat is in je mond en wat is in je hart. Ik houd u heden het leven en de dood voor, de zegen en de vloek zegt de Here God vlak voordat het volk het beloofde land binnen zal trekken. Kies dan het leven. En dat geldt vandaag ook. En daar staan de Spreuken vol van. Het is dit wel, maar dat niet. Je kiest die kant van de Spreuken en je zult leven; kies je de andere kant, dan gaapt de dood. Vast en zeker. En je moet niet denken dat je een dwaas met geweld kunt veranderen. Hij blijft doorgaan. Het is de Here Die je uitredt. Daar gaat het om. Zie op Jezus, Die ons redt van de komende toorn. Hij leidt ons uit. Hij zet ons op het rechte spoor. Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Here!

Let wel op de staat van uw kleinvee. God houdt ook van de dieren. We moeten de dieren verzorgen. Dat is de wil van God. Er is dus ook een ethiek rondom het houden van dieren. Je moet goed voor ze zijn en doen wat de kippen graag willen. God schiep ook de dieren en de kippen. God wil dat we goed voor de door Hem geschapen dieren zorgen. Dat was in het paradijs al en dat is nu nog zo. God is niet veranderd. Hij wil geprezen zijn. God is goed en nooit genoeg te prijzen. Als de oogsttijd er is, als alles gegroeid is, dan heb je kleding en voedsel, jij en je dieren. En daar moet je goed voor zorgen. De dieren en het geld geven je overlevingskost. Daar mag je dankbaar voor zijn. God is goed! Hij laat je nooit in de steek. Daar moeten we uit gaan leven. Dat is de toe­komst. Dat is Gods plan met Zijn geschapen mens. Hij heeft haast om Zijn plan te volvoeren. God is goed!

Spreuken 28:1-28

13 december [1]

28:1

De goddeloze gaat op de vlucht, zonder dat iemand vervolgt,
maar de rechtvaardige voelt zich veilig als een jonge leeuw.

28:2

maar door een man van inzicht en verstand
heeft het recht een lange duur.

28:3

Een arm man, die geringen verdrukt,
is een wegspoelende regen, zodat er geen brood is.

28:4

Wie de wet verzaken, prijzen de goddeloze;
maar wie de wet betrachten, ergeren zich aan hen.

28:6

Beter een arme die in oprechtheid wandelt,
dan iemand die verkeerde wegen gaat, al is hij rijk.

28:8

Wie zijn vermogen door rente en woeker vermeerdert,
verzamelt het voor hem die zich over de geringen ontfermt.

28:9

Wie zijn oor afwendt van het horen der wet,
diens gebed zelfs is een gruwel.

28:11

Een rijk man moge wijs zijn in zijn eigen ogen,
een arme die verstandig is, doorziet hem wel.

28:12

Als de rechtvaardigen juichen, is de heerlijkheid groot,
maar als de goddelozen tot de macht komen,
verbergen zich de mensen.

28:16

Een vorst zonder inzicht bedrijft veel afpersingen
maar wie onrechtmatig gewin haat, verlengt zijn dagen.

28:19

Wie zijn akker bewerkt, zal zich met brood verzadigen;
maar wie ijdele dingen najaagt, zal zich met armoede verzadigen,

28:21

Aanzien des persoons is verkeerd:
zelfs om een bete broods kan een man overtreden.

28:25

De hebzuchtige verwekt twist,
maar wie op de HERE vertrouwt, wordt overvloedig verkwikt.

28:26

Wie op eigen hart vertrouwt, is een dwaas;
maar wie in wijsheid wandelt, zal ontkomen.

28:27

Wie de arme geeft zal geen gebrek lijden;
maar wie zijn ogen toesluit, wordt zwaar vervloekt.

28:28

Als de goddelozen tot macht komen, verschuilen zich de mensen,
maar als zij omkomen, nemen de rechtvaardigen toe.

Het gaat hier weer over de rechtvaardigheid. De rechtvaardigen brengen vrede en gerechtigheid. Zie om naar de ander! De rechtvaardigen geven om elkaar. Buigen het recht niet. Slaan geen verkeerde wegen in. Onderdrukken de arme niet. Staan zich niet voor op hun rijkdom, enz. enz. enz. Wie de wet betracht, is een verstandig man. Door een man van inzicht en verstand heeft het recht een lange duur. Er is altijd zegen verbonden aan het houden van het recht. Aan het in rechtvaardigheid leven. Aan het gerechtigheid betrachten. Dat spreekt vanzelf. Want ongerechtigheid heeft te maken met de werken van de duister­nis. Dat is de tegenpool van gerechtigheid. Dat heeft te maken met zonde. En wat is er niet een zonde? Hoe buiten de rijken de arme niet uit? Hoe doet men aardig in het gezicht, maar achter de rug wordt de boel bedonderd. En als de onrechtvaardigen de rechtvaardige in de val lokken en een kuil graven voor hem, dan vallen ze er zelf in. Want God ziet alles. Hij laat hen niet in de steek. Het kan kort duren of het kan lang duren, maar God geeft het niet op. Hij behoedt de rechtvaardigen als ze op Hem blijven vertrouwen. Op wie zouden ze anders moeten vertrouwen? Er is toch niemand anders te vertrouwen dan de Here God? Wat een heerlijk evangelie. Daar kun je mee verder. Hij zegent de rechtvaardigen. Glorie voor Zijn Naam! Maar als je je hart verhardt, en of het nu de koning is of de onderdaan, daar komt het onheil met spoed.

Het gaat er steeds weer om, dat we de zonden haten en het goede doen. We hebben geen tijd om te lanterfanten en de kantjes eraf te lopen. Toen niet, maar zeker ook nu niet. Het gaat om leven of dood. Het gaat om het eeuwig heil. Wie zijn akker bezaaid, zal zich met brood verzadigen, maar wie deze dingen najaagt zal zich met armoede verzadigen. Ja, zo gaat het. Het spreekt allemaal zo vanzelf, dat je je afvraagt dat daar nu een en dertig hoofdstukken lang over geschreven moest worden. Maar telkens opnieuw raken deze Spreu­ken weer de kern van het probleem. Het ontrafelt het voor en tegen vlijm­scherp tegen elkaar uit. En het gaat ook hier weer veel over de arme en de verdrukte. Geen wonder want het is toch altijd zo dat bij de werken van het licht en de werken van duisternis het altijd gaat om de ander, die de dupe is van het verkeerde gedrag dat jij uitoefent. En dat uit zich vaak in armoede. Daar moeten we niet te lichtzinnig over denken. Wie de arme niet te eten geeft, die komt zelf ten val. Onheil zal over hem komen. Dus wat is het ant­woord? We moeten de arme wel te eten geven. Dan wordt de zegen ons gege­ven. Daar moeten we ons druk om maken. Daar gaat het om. En als we er niets tegen doen, dan komen de goddelozen aan de macht en dan verschuilen zich de mensen. Want ze zien dat het niet goed gaat. En als de onrechtvaardigen omkomen, dan nemen de rechtvaardigen toe. En dat merk je. Dan gaat het beter in de samenleving. Dan kom je een stuk verder. Dan gaat het goed. Dan word je blij. Dan zie je het weer zitten. Dan wil je de goede kant op. Dan zet je je in voor de ander. Glorie voor Zijn Naam! De Here is groot en niet genoeg te prijzen.

Spreuken 29:1-27

14 december [1]

29:2

Als de rechtvaardigen toenemen, verheugt zich het volk;
maar het volk zucht, als een goddeloze heerst.

29:3

Wie wijsheid liefheeft verheugt zijn vader;
maar wie met hoeren verkeert, brengt zijn vermogen door.

29:4

Door recht houdt een koning het land staande,…

29:7

De rechtvaardige erkent het recht van de geringen,…

29:10

Mannen des bloeds haten de rechtschapene,
maar de oprechten zoeken zijn behoud.

29:13

De arme en de verdrukker ontmoeten elkander,
de HERE geeft hun beiden het licht der ogen.

29:18

Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk,
maar heil hem die de wet bewaart.

29:23

Eens mensen hoogmoed vernedert hem,
maar een nederige van geest zal eer ontvangen.

29:25

Vrees voor mensen spant een strik,
maar wie op de HERE vertrouwt, is onaantastbaar.

29:26

Velen zoeken de gunst van een heerser,
maar van de HERE ontvangt de mens zijn recht.

Weer hetzelfde. Als de rechtvaardigen toenemen, dan verheugt zich het volk, maar als de goddelozen toenemen, dan zucht het volk. Dat is als het ware een vast patroon. Als het recht getreden wordt. Als de gerechtigheid te grabbel gegooid wordt. Als de mens niet meer weet wat goed en kwaad is. Als het kwaad recht gepraat wordt. En als hij die goed doet, de wind van voren krijgt. Als de zonde heerst, dan wordt het leven onzeker. Dan wordt het een chaos. Dan weten de mensen het niet meer. Dan wordt het een onrustige situatie. Dan gaat ieder voor eigen rechter spelen en dan beschermt iedereen zichzelf. Dan gaan de rijken en de machtigen met de eer strijken. Dan worden de geringen verdrukt. En dat staat hier steeds maar weer. Het wordt in alle toonaarden beschreven. Je kunt niet zo gek bedenken of het is op een of andere manier gezegd in al deze hoofdstukken in de Spreuken. Kennelijk is het belangrijk om daar op te letten. De zwakken worden verdrukt. De rijken, de bruten, gaan tekeer en denken dat zij de wereld in pacht hebben. Niets is minder waar, want zij vergaan en zijn niet meer. Maar de rechtvaardigen zijn immer geborgen. Zij hoeven niets te vrezen. Zij zijn altijd veilig bij de Heer in Zijn paradijs. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Wij zijn wel in deze wereld, maar niet van deze wereld. Wij behoren een ander koninkrijk toe. Het Koninkrijk der heme­len, dat komende is. Als we ons daar aan vasthouden, als we in alle omstan­digheden op de beloften van de Here vertrouwen, dan kan ons niets meer in de weg staan. Dan zijn wij onaantastbaar, niet omdat we dat in eigen kracht doen, maar omdat vanuit de hoge hemel de Here God in Zijn grote liefde is afge­daald om mij met al Zijn engelen te beschermen, zodat ik voor eeuwig gebor­gen ben. Heerlijk evangelie. Daar word je blij van. De goddelozen hebben al het onderspit gedolven op het kruis van Golgotha. En wij mogen daar in delen met Zijn volk. Wat een wonder. De twee zijn één geworden. Glorie voor Zijn Naam!

En als er geen openbaring is, als er geen tuchtiging is, dan verwildert het volk. Het recht moet recht gesneden worden. En de misdaad niet getolereerd. We moeten de wegen van de Here bewandelen zoals Hij die gegeven heeft op de berg Sinaï. Dan gaat het goed. Probeer het maar uit. De drie geboden. Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen. Daar kunnen we eerst wel een tijd over nadenken. Want daar raak je niet over uitgedacht. En dan kom je je zelf oneindig veel keren tegen. Dan is er alleen maar een oplos­sing als wij ons radicaal bekeren. Dan ga je op stap. Dan wil je ook niet anders. God is goed. Volg Zijn geboden. Hij laat je nooit in de steek. Je bent onaantastbaar. Wandel in zijn wegen. Wees nederig van geest en ootmoedig. De hoogmoed komt voor de val. Doen wat Hij zegt. Dan gaat het goed. Glorie voor Zijn Naam!

Spreuken 30:1-14

15 december [1]

30:1

De woorden van Agur,…
Deze man zegt: Ik tobde mij af, o God,
ik tobde mij af, o God, en ik versmacht;

30:2

want ik ben onvernuftiger dan enig mens
en mensenverstand heb ik niet;

30:3

ook heb ik geen wijsheid geleerd,
dat ik de Hoogheilige zou kennen.

30:4

Wie klom op ten hemel en daalde weer neder,
wie heeft de wind in zijn vuist verzameld?
Wie heeft de wateren saamgebonden in zijn kleed,
wie heeft al de einden der aarde vastgesteld?
Hoe is zijn naam en de naam van zijn zoon?
Gij weet het toch.

30:5

Alle woord Gods is gelouterd;
hun die bij Hem schuilen, is Hij ten schild.

30:6

Doe niets aan zijn woorden toe,
opdat Hij u niet terechtwijze
en gij een leugenaar bevonden wordt.

30:7

Twee dingen vraag ik van U,
onthoud ze mij niet, voordat ik sterf:

30:8

houd valsheid en leugentaal verre van mij,
geef mij armoede noch rijkdom,
voed mij met het brood, mij toebedeeld;

30:9

opdat ik, verzadig zijnde, U niet verloochene
en zegge: Wie is de HERE?
noch ook, verarmd zijnde, stele
en mij aan de naam van mijn God vergrijpe.

30:10

Belaster een knecht niet bij zijn heer,
opdat hij u niet vloeke en gij er voor moet boeten.

30:14

een geslacht, welks tanden zwaarden, welks gebit messen zijn,
om de ellendigen te verteren,
zodat er geen meer zijn in het land,
en geen nooddruftigen onder de mensen.

Het lijkt Job wel, die tobde zich ook af, samen met zijn vrouw en zijn vrien­den. Ze probeerden in Gods heiligdom met hun verstand te komen. Maar ze liepen goed vast. Ze hadden er allerlei redeneringen over, maar ze kwamen niet verder dan dat ze tegen het einde van hun verstand aankeken en met zo­veel onverklaarbare zaken bleven zitten dat ze uiteindelijk, althans Job, van de vrienden weten we het niet, tot de conclusie moest komen dat hij in onver­stand had gesproken. Wat een pretentie om te denken dat we God kunnen ver­klaren. Dat slaat toch helemaal nergens op? God kent ons, maar wij kennen God niet. Hij wil gekend zijn in Zijn heiligheid en dat betekent dat we onder de indruk komen van zijn almacht, zonder er ook maar een beetje van te be­grijpen. Wat denken we wel? Het antwoord komt ook hier heel plastisch. ‘Wie heeft de wateren samengebonden in zijn kleed…? We kunnen nog niet eens goed dijken bouwen om het water tegen te houden. Ze breken zo maar door. En wij maar denken dat we veilig zijn. Wat een verbeelding. God laat de zee bruisen en niets is er tegen bestand. En dan kunnen we onnodig verder gaan. God voelt Zich niet geroepen om Zichzelf te verklaren. Hij laat de mens ironisch en vol kracht maar ook heel direct vastlopen in Zijn eigen geleuter. Heb jij de schubben van de krokodil gemaakt, Job? En kijk eens naar zijn bek. En dan naar de bloemen en de planten. Het lijkt nergens op. Vreselijk, zoveel arrogantie. En ook hier komt weer zo’n nederige, hoogmoedige Agur, die niets begrijpt omdat hij onvoldoende verstand heeft om de Hoogheilige God te begrijpen. Maar Agur, wat denk je wel, daar gaat het toch helemaal niet over? Het gaat er niet om dat jij God begrijpt, maar dat je begrijpt dat God jou begrijpt. En dan heb je Zijn Woord en Zijn openbaring in zoveel bladzijden en op zoveel manieren voor je, om eruit te putten en te begrijpen dat de geboden van God goed zijn. Vanuit Hem kun je leven te midden van een wereld waar een tegenstander van God ook alles doet om jou uit je balans te halen. Je bent in feite net zo bezig als Eva. Als je van deze boom eet, dan ben je net als God. De oerzonde zit ons zo diep in het vlees dat we er steeds weer slachtoffer van zijn. Stom, stom, stom! Stoppen en Gods zegen in je leven laten neerdalen en heel dicht bij Hem blijven, opdat Hij in je kan uitstorten, de daden die Hij van te voren al voor je heeft bereid. Er is ontkoming. We zien het bij Job. Als je tot erkentenis der waarheid komt, dan komt God met Zijn overstelpende zegen, die zo ver gaat, dat je zelfs in je uur van de dood, God kunt loven en prijzen. Want niets kan je scheiden van de liefde van Christus. Prijs de Here! Dus: ‘Doe niets aan Zijn woorden toe, opdat Hij u niet terechtwijze en gij een leugenaar bevonden wordt’.

En dan komen er de Spreuken van de twee en de drie en de vier dingen die met elkaar vergeleken worden. Interessant. ‘Twee dingen vraag ik van U, onthoud ze mij niet, voordat ik sterf: houd valsheid en leugentaal verre van mij, geef mij armoede noch rijkdom, voed mij met het brood mij toebedeeld; opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloochene en zegge: Wie is de HERE? noch ook, verarmd zijnde, stele en mij aan de naam van mijn God vergrijpe.’ Daar kun je wel een boek over schrijven. Waarheid en tevredenheid. Pas op, dat je in je rijkdom niet hoogmoedig wordt en pas op dat je in je armoede niet stele en je aan de Naam van God vergrijpt. Het is uit het leven gegrepen. Rijkdom doet je gauw van God afdwalen. Je kunt er aan verslaafd raken. Je kunt er door gepakt worden en je gedrag en je leven inrichten naar je geld. En de zucht naar geld is de bron van alle ellende. De gelijkenis van de rijke man. Hij bezat vele goederen. Hij wilde God dienen, maar hij werd toch gepakt toen de Here Jezus hem zei om zijn goederen te verkopen en het aan de armen te geven. Dat is uit het leven gegrepen. We zitten vast in ons systeem. We doen niet wat God zegt. God is groot! Hij zegt het direct. Zoals ook hier. En als je arm bent, dan loop je het gevaar in het mijn en dijn te gemakkelijk te worden. Dat is gevaarlijk. Dan vergrijp je je aan de Naam van God. Niet doen! Dan komt het volgende: Vreselijk: Er is een geslacht, dat zijn vader en moeder vervloekt. En ze worden monsters. Ze roeien alles wat zwak is uit. Ze willen de macht hebben en zijn er steeds op uit om die te versterken en te bevestigen. Ze denken dat ze goed bezig zijn, maar ze zijn vuil.

Spreuken 30:15-33

16 december [1]

30:15

De bloedzuiger heeft twee dochters: geef, geef!
Deze drie zijn onverzadelijk,
vier zeggen nooit: Het is genoeg:

30:16

het dodenrijk en de onvruchtbare schoot,
de aarde, die nooit van water verzadigd wordt,
en het vuur, dat nooit zegt: het is genoeg!

30:18

Deze drie dingen zijn mij te wonderlijk,
ja, vier begrijp ik niet

30:19

de weg van de adelaar langs de hemel
en de weg van de slang op de rots,
den weg van een schip in volle zee
en de weg van een man bij een jonge vrouw.

30:20

Zo is de weg der overspelige vrouw:
zij eet, veegt haar mond af en zegt: Ik heb geen kwaad gedaan.

30:21

Onder drie dingen beeft de aarde,
ja, onder vier, die zij niet dragen kan:

30:22

onder een slaaf, als hij koning wordt,
en een nietsnut, als hij verzadigd wordt met brood,

30:23

onder een versmade, als zij ten huwelijk wordt genomen,
en een dienstmaagd, als zij haar meesteres verdringt.

30:24

Deze vier zijn de kleinste op aarde,
doch zijn bovenmate wijs:

30:25

de mieren zijn een volk zonder kracht,
toch bereiden zij hun spijs in de zomer;

30:26

de klipdassen zijn een machteloos volk,
toch maken zij hun woning in de rots;

30:27

de sprinkhanen hebben geen koning,
toch trekken zij gezamenlijk in goede orde op;

30:28

de hagedis kan men met de hand grijpen,
toch is zij in des konings paleizen.

30:29

Deze drie hebben een statige tred,
ja, vier een statige gang:

30:30

de leeuw, de held onder de dieren,
die voor niets en niemand terugdeinst;

30:31

de windhond, of de geitebok
en een koning wiens krijgsvolk met hem is.

30:32

de hand op de mond!

30:33

Want drukking van de melk brengt boter voort,…

De bloedzuiger heeft twee dochters: Geef, geef. Daar lijkt het op. Het is nooit genoeg. Ze gaan steeds door. Macht op macht. God is groot! En zo zijn er vier die daar op lijken, de dood, de onvruchtbare schoot, het water en het vuur. Niet te stuiten. Gaan steeds door. Ze raken niet verzadigd. Zo is het met de mensen die al maar meer macht willen hebben en niet willen ophouden. Daar gaan ze aan ten gronde want er is geen uitweg. Uit het leven gegrepen. God is groot! Maar wie zijn vader en moeder veracht, zullen omkomen. Het gaat erom dat je hun opvoeding in de vreze des Heren volgt. Je moet je niet van hen afkeren. Dan kom je verkeerd terecht. De raven der beek zullen je ogen uitpikken en de jonge arenden eten ze op. Nou, plastischer kan het niet, dacht ik. Doe het dus niet, is het bevel.

Dan weer vier zaken: de slang op de rots, de adelaar langs de hemel, een schip in volle zee en de weg van een jonge man bij een vrouw. Zo is de weg van een overspelige vrouw. Ze doet alsof ze geen kwaad gedaan heeft. Maar vergis je niet. Pas op, dat je de orde van God niet verstoort, want de aarde zal erdoor beven. Het gaat over een slaaf die koning wordt, een nietsnut als hij verzadigd wordt, een versmade die ten huwelijk wordt genomen en een dienstmaagd die haar meesteres aftroeft. Dat is net als de overspelige vrouw. De aarde zal erom beven. Want het gaat tegen God in. Blijf je weg met God vervolgen. Daar gaat het om. En ieder weet best welke weg hij moet gaan.

‘Deze vier zijn de kleinste der aarde, doch bovenmate wijs.’ Hoe is het moge­lijk? De mier, de klipdas, de sprinkhaan en de hagedis. Wat een wijsheid in deze kleine dieren. Dat is Gods scheppingskracht. Niet te geloven. God is groot en nooit genoeg te prijzen. Prijs de Here! Hij is goed! En dan de dieren met een statige tred: de leeuw, de windhond, de geitenbok en een koning wiens krijgsvolk met hem is. Dat is ook zo. Je ziet het voor je. En hoe belang­rijk is het niet dat het krijgsvolk voor de koning met statige tred in het gareel blijft? Heerlijk om zo ook voor Koning Jezus in het gareel te blijven.

En het slot is dan: ‘Hetzij gij u ondoordacht verheft, hetzij wel overwogen: de hand op de mond! Want drukking van de melk brengt boter voort …’ Daarom pas op, want drukking van de toorn brengt twist voort. Daar moet je voor op­passen. De hand op de mond. Blijf bij de geboden van God, dan kom je goed uit. Wat toch creatief om steeds waarheden met dit soort Spreuken te omlijs­ten. Het is een heerlijk evangelie. Prijs de Here! God is goed!

Spreuken 31:1-9

17 december [1]

31:1

Woorden van Lemuël, de koning van Massa,
waarmee zijn moeder hem vermaande.

31:3

Geef uw kracht niet aan de vrouwen,
noch uw omgang aan haar die koningen verderven.

31:4

het past koningen niet wijn te drinken,…

31:5

opdat hij niet drinke en de inzettingen vergete…

31:8

Doe uw mond open ten bate van de stomme,
ten behoeve van het recht van allen die wegkwijnen;

31:9

open uw mond, oordeel rechtvaardig,
verschaf de verdrukten en nooddruftigen recht.

Lemuël? Nooit van gehoord. Koning van Massa. En zijn moeder die hem ver­maande. Dat kan geen kwaad, een moeder die haar zoon vermaant. Geef uw kracht niet aan vrouwen. Dat is het eerste. Kennelijk wist deze moeder hoe de verleiding en de verzoeking in de vrouwen gelegen kan zijn. De mannen moeten daar voor behoed worden. Want als je in de verleiding van de vrouw terecht komt, dan worden je krachten aangevallen. Dan verslap je. Juist op de momenten dat je sterk moet zijn. Ga niet met die vrouwen om. Blijf van haar weg. Dat gold niet alleen toen, maar dat geldt ook nu. Weg van de vrouw van een ander. Blijf dicht bij het Woord van God. God is goed. Hij wil je bescher­men. Deze moeder geeft spreuken van wijsheid. En drink geen bedwelmende drank. Je moet helder kunnen denken als je koning bent. Als je in de strijd gewikkeld bent met je tegenstander, dan moet je wel heel goed op je tellen passen om de juiste strategie te volgen en niet de inzettingen vergeet en ook niet het recht van de verdrukte vertreedt. En je moet ook geen bedwelmende drank geven aan hen die te gronde gaan, zodat hij drinkt en zijn armoede vergeten en aan zijn moeite niet meer denken en regelrecht in de armen van de dood valt.

Treed ook op voor het recht van allen die wegkwijnen, verschaf de verdrukten en de nooddruftigen recht. Hoe belangrijk is dat niet? Want het zijn deze men­sen die niet meer in staat zijn om voor hun eigen recht op te komen. Die zijn afhankelijk van de goedheid en de welwillendheid van de anderen. Maar heel vaak komen ze in de categorie terecht van de mensen die zeggen dat het hun eigen schuld is. Ze hebben het zelf over zich gehaald. En vaak is dat ook zo, maar dan is belangrijk, dat je hen niet in hun problemen laat gaarkoken, maar dat je een hand reikt om hen eruit te halen. En daar mankeert het nog wel eens aan. We laten heel vaak de boel de boel en dan wordt het van kwaad tot erger. Daar kunnen we in een samenleving waar de problemen toenemen van mee praten. En als we even buiten de grenzen kijken en de armoede zien bij mil­jarden mensen, dan zien we dat we heel wat hebben laten liggen. En het is nooit te laat om voor hen op te komen. Te beginnen dicht bij huis, maar dan ook verder weg. Het is je houding. Het is het liefdesgebod dat de Here God zegt, dat je Hem moet liefhebben en je naaste als je zelf. Als je dan je naaste ziet creperen en je helpt hem niet, dan heb je de Here God ook niet lief. Hoe kan dat nu? En het is recht dat heel veel mensen zeggen, dat die volgelingen van Jezus wel in de kerk zitten, maar dat je ze in de nood niet tegenkomt. En dat is erg. Want we moeten gekend worden, niet door wat we zeggen, maar door wat we doen. Zij zien wat ze doen en hoe ze samen leven en ze worden er door aangetrokken. Dat is liefde en dat is zegen. Daarmee wordt het evan­gelie de wereld doorgebracht. Daarom is het erg belangrijk dat we dan ook op de bres staan voor de verdrukten en hen helpen. Dat kan in het klein, dicht bij huis, maar ook verder weg. Groot is de trouw van de Here.

Het is toch fantastisch dat God dit allemaal steeds maar weer op ons hart drukt. Kennelijk is het niet een automatische zaak om voor de armen en de verdrukten te zorgen. Daar worden we op afgerekend. Want de vraag is en blijft wat hebben jullie voor de minste van Mij gedaan? En dan gaat het er niet om dat we ons erop voorstaan, maar dat het de normaalste zaak van de wereld is, dat we zo handelen en leven. Het wordt ons vlees en bloed. Het wordt het normale christelijke leven. Glorie voor Zijn Naam!

Spreuken 31:10-31

18 december [1]

31:10

Een degelijke vrouw, wie zal haar vinden?
haar waarde gaat koralen ver te boven.

31:11

Op haar vertrouwt het hart van haar man,
het zal hem aan voordeel niet ontbreken.

31:12

Zij doet hem goed en geen kwaad,
al de dagen van haar leven.

31:13

Zij is bezig met wol en vlas
en werkt met vaardige handen.

31:14

Zij is als de schepen van de koopman
en haalt van verre haar spijs.

31:20

Haar hand breidt zich uit naar de ellendige,
haar handen strekt zij uit naar de nooddruftige.

31:23

Haar man is bekend in de poorten,
als hij neerzit te midden van de oudsten des lands.

31:25

Kracht en luister is haar gewaad
de komende dag lacht zij toe.

31:26

Met wijsheid opent zij haar mond,
vriendelijke onderwijzing ligt op haar tong.

31:28

Haar zonen staan op en prijzen haar gelukkig,
ook haar man roemt haar:

31:29

Vele dochters gedragen zich wakker,
maar gij overtreft haar alle!

31:30

Bedrieglijk is de bevalligheid en ijdel de schoonheid,
maar een vrouw die de HERE vreest, die is te prijzen.

31:31

Geeft haar van de vrucht harer handen,
dat haar daden haar roemen in de poorten!

Een prachtig stuk. Het gaat over de vrouw, die zich in alles gedraagt als een statige vrouw van haar man. Ze wordt in alle toonaarden beschreven. Ze ziet haar verantwoordelijkheid waar die hoort. Ze is de baas van de huishouding. Ze heeft de zaken goed voor elkaar. Ze runt de zaak met vaste hand. Ze heeft kleding gereed als het winter wordt en het eten is er altijd. En dat wat er moet zijn, is er. En dat wat over is, dat wordt ook aan de nooddruftigen gegeven. Ze strekt zich uit in liefde naar haar man en haar kinderen en naar de nooddruf­tigen die op haar weg komen. Dat is het beeld van de vrouw en de man in het huwelijk. Haar man zit met de notabelen in de poort. En de roem van zijn vrouw is ook daar bekend. Het is een goed huwelijk. Ze begrijpen elkaar en vullen elkaar aan. Het gaat hier om hoe een huwelijk in elkaar moet zitten. Het gaat hier niet om een ideaal beeld. Het gaat hier om hoe het moet zijn en kan zijn. Dat het niet eenvoudig is, dat hoeven we de moeder van Lemuël niet te vertellen. Want de boze ligt op alle mogelijke manieren op de loer. Maar je kunt elkaar wel het ideaal beeld voorhouden. Om je er steeds maar weer aan te toetsen. Om het ook elkaar steeds maar weer voor te houden.

Er wordt hier met name over de vrouw gesproken. Hoe zij is. Hoe zij de moe­der van het gezin is. Hoe ook haar kinderen haar prijzen en ook haar man. Het is een samen staan voor de opvoeding van de kinderen. Het is een eenheid. Er heerst discipline, vreze des Heren en gehoorzaamheid. Het gaat goed in dit gezin. Daar moet je je voor inzetten. Daar blijf je laat voor op. Daar sta je vroeg voor op. Daar ben je steeds mee bezig. Je bent steeds de situatie voor. Je bent steeds maar bezig om je kinderen op het goede spoor te houden. Je vraagt je steeds af: Wat moet de volgende stap zijn? Naar zo’n vrouw moet je uitzien. Daar moet je je op richten. Je moet je niet alleen maar richten op uiterlijke schoonheid, want dat is ijdel. Daar mag je wel op letten, maar daar moet je het niet van laten afhangen. Je moet kijken naar de gehele vrouw. Zal zij zich samen met jou inzetten voor het gezin en voor elkaar? Daar is geen kwestie van heersen en onderdanig zijn. Daar is sprake van een goddelijke manier van samenleven. Zo heeft Hij het bedoeld. Zij doet hem goed en geen kwaad. Dat is het leven. Heerlijk evangelie. Daar moeten we ons naar uitstrekken. Glorie voor Zijn Naam!