Openbaring 1:1-8

1 november [1]

1:1

hetgeen weldra moet geschieden,…

1:3

Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.

1:4

Genade zij u en vrede van Hem, die is en die was en die komt, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn,

1:5

en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde. Hem die ons liefheeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed –

1:6

en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt ‑ Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.

1:7

Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken, en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen.

1:8

Ik ben de alfa en de omega, zegt de Here God, die is en die was en die komt, de Almachtige.

We beginnen met de Openbaring van Jezus aan Johannes over hetgeen weldra geschieden moet. Het gaat hier om gebeurtenissen die de hele wereld zullen beheersen. Het gaat om Gods plan met de wereld. Het betreft een brief aan de gemeente, opdat zij voorbereid zijn op de dingen die gebeuren gaan. Veel is bevestiging van bekende profetie. Er staat al veel geschreven bij de profeten en ook in het Nieuwe Testament. Je moet deze woorden bewaren, opdat, zodra het geschiedt, je het herkent als de vervulling van Gods plan met de wereld. Het gaat om God die alles zal herstellen. Hij is het begin en het einde. Jezus regeert het grote wereldgebeuren. Openbaring is een boek om ons te bemoedi­gen en aan te sporen om vol te houden. Ook als het moeilijk wordt. Ook als we denken: nu is alles verloren. Ook als we aan de beloften gaan twijfelen. Juist dan.

Het is niet zonder reden dat vaak aan het begin van kerkdiensten verscheidene van deze verzen als een zegengroet worden gelezen. Het is een herinnering aan de almacht van God. Wij zijn verlost door het bloed van de Zoon van God: Messias Jezus. Hij heeft ons tot priesters voor zijn God en Vader ge­maakt. Wat een geweldige zegen. Wat een eer. Stel je voor. Hij gaat komen met de wolken. Hij doet wat Hij beloofd heeft. Het paradijs wordt hersteld. Daar word je enthousiast van. Daar ga je voor. Prijs de Heer!

Openbaring 1:9-20

2 november [1]

1:9

deelgenoot in de verdrukking… om het woord Gods en het getuigenis van Jezus.

1:17

Hij… zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.

1:20

Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten en de kandelaren zijn de zeven gemeenten.

Bij de aanblik van de verheerlijkte Jezus val je als dood voor zijn voeten. Wie kan leven als Hij verschijnt? Het is een machtige verschijning. Hij is de eerste en de laatste. Jezus temidden van de kandelaren! Jezus temidden van de ge­meenten. De sterren, de engelen voor de gemeenten. Wat een belofte. Jezus is in de gemeente. Hij wil zegenen en genade geven. Wat een troost.

Hij houdt de dingen van zijn Vader voor. Uit zijn mond komt een tweesnij­dend scherp zwaard: Het zwaard des Geestes, uit Efeze 6, dat is het Woord van God. Dat is een tweesnijdend scherp zwaard, lees Hebreeën 4. Alles ligt voor Hem open. Het ligt open, opdat zijn licht en zijn heiliging er doorheen kunnen schijnen. We hoeven ons niet voor Hem te verbergen. Het heeft geen zin om te doen alsof Hij het niet ziet. Hij ziet alles. Niet om ons bang te ma­ken, maar om ons te bemoedigen.

Hij is de eerste en de laatste. Hij heeft de sleutels van de dood en het doden­rijk. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Prijs de Heer. We kunnen met Hem verder. Hij is de Almachtige. Fantastisch. Wat een zegen. Wat een be­moediging om de dag weer te beginnen. Hij gaat vandaag met mij mee. En is er zonde in mijn leven, dan kan ik me op dit moment bekeren en me naar Hem toebuigen. Weer schuilen aan het hart van Jezus. Hij houdt ons weg van de zonde. Hij wil ons beschermen tegen de verleidingen. Hij zegt: Wees niet bevreesd. Ik ben het Licht, Ik ben de goede Herder. Ik heb jouw zonden ver­zoend op het kruis van Golgotha. Ik ben dood geweest, maar Ik leef.

Wie is er groter dan de HERE God? Geloof je het niet? Laat de kans van je leven niet aan je voorbij gaan! Wat is er op tegen om tot Jezus te gaan? Hij heeft de sleutels van het dodenrijk. Als je geen gevolg geeft aan zijn roepstem, dan is het je eigen keuze. Het is hemel of hel. Kies nu!

Openbaring 2:1-7

3 november [1]

2:2

volharding…

2:3

volharding…

2:4

eerste liefde verzaakt…

2:5

bekeer u en doe (weder) uw eerste werken. Maar zo niet… Ik zal uw kandelaar van zijn plaats wegnemen,…

Efeze

Wat is er veel gebeurd. De stad was in rep en roer. Paulus is er lang geweest. Onverdroten het evangelie gepreekt. Lees het in Handelingen en lees het in de brief aan de Efeziërs. Een prachtige brief. Een oproep. Hoofdstuk 4: Maar gij geheel anders: Gij hebt Christus leren kennen. En hoofdstuk 6: de geestelijke wapenrusting: We hebben niet te strijden tegen vlees en bloed, maar tegen de boze geesten in de lucht. Trek daarom de wapenrusting Gods aan om stand te kunnen houden.

Tweemaal lezen we hier het woord “volharding” met betrekking tot de ge­meente van Efeze. Ze volharden. Heel goed. Geloof vraagt ook volharding. Toch hebben ze de vurige eerste liefde verloren. En daar moet het naar terug. Zo niet, dan wordt de kandelaar weggenomen. Als je verslapt, dan gaat het bergafwaarts. Je kunt goed beginnen. Maar het komt aan op volharden. De boze gaat tekeer om je te verleiden. Keer op keer komt het erop aan dat we elkaar aanvuren tot liefde en goede werken. We moeten elkaar vasthouden, want de duivel gaat rond als een briesende leeuw. Wat gingen ze niet tekeer daar bij de tempel van Diana? Ze verloren hun handel, die verkopers van zil­veren beeldjes. Nou, als je aan de handel komt, dan heb je de poppen aan het dansen. Maar God greep in en bracht de stad tot rust.

Het stukje eindigt met: Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de ge­meenten zegt. Wat een openbaring van Jezus Christus aan een concrete ge­meente. Wat zou Jezus vandaag tot mij, tot u, tot ons, tot onze gemeente zeg­gen? We moeten het biddend vragen en eens op een rijtje zetten. Zullen we schrikken? Hoe zit het met ònze volharding? Haten wij alle werken van de duisternis? Hoe zit het met ònze eerste liefde? Het is een geweldige oproep, waar we niet omheen kunnen.

Openbaring 2:8-11

4 november [1]

2:10

Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.

2:11

Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden.

Smyrna

Maar vier bijbelverzen. Maar heel veel informatie. De woorden die opvallen zijn: “verdrukking”, “laster”, “lijden”, “in de gevangenis werpen”, “verzocht worden”, “verdrukking hebben”, “getrouw tot de dood.” Dat zijn zware woor­den. De gemeenteleden hebben het niet gemakkelijk. Het zal je maar overko­men. Wat moet je er aan doen? De kern is trouw blijven. Ja, trouw tot aan de dood. Dat is niet eenvoudig. Je zult maar in zo’n situatie zijn. Het is toch vre­selijk. En toch staat het er.

Want je zult de kroon des levens ontvangen. Wie spreekt hier? De eerste en de laatste, die dood geweest is en levend geworden! Dat is Jezus. Hij ging in de dood voor ons. Hij is dus al de weg gegaan, die Hij ons ook aanraadt. Trouw zijn tot in de dood! Hij heeft het recht om het te zeggen. Hij kende de doods­aanvechtingen, maar Hij was trouw tot in de dood. Hij zal geven de kroon des levens! We gaan dus wel dood, maar krijgen de kroon des levens. Dat is ge­weldig.

We leven wel in deze wereld maar zijn niet van deze wereld. We zijn ons dat veel te weinig bewust. We zitten met huid en haar aan deze wereld vast. Dat is ons probleem. Daar hadden de mensen in Smyrna ook last van. Vandaar deze duidelijke en concrete aanwijzingen. Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden. Nou dat is helemaal geweldig. Trouw en volharding leidt ons rechtstreeks in het eeuwige leven. Wij zijn gered. Want alzo lief heeft God de wereld gehad… ‑ Johannes 3:16. Wat een zegen.

Slechts een paar verzen, maar met een geweldige inhoud. Waar we ook zitten, wat ons ook overkomt ‑ en wat kan ons veel overkomen ‑ we zijn van de HERE. Niets kan ons scheiden van de liefde van God. Je dat eigen maken, maakt je weer en omstandigheden bestendig.

Wat opvalt in deze paar verzen is dat we hier een gemeente hebben waar niets op is aan te merken. Er blijven veel vragen: Wat zijn bijvoorbeeld die “tien dagen” en wie zijn die mensen “die zeggen Joden te zijn, maar het niet zijn”, “een synagoge des satans”? Zijn dat Joden die de gemeente vervolgen? Er was heel wat verzet van de Joden tegen de eerste christenen. Daar weten de bijbel­schrijvers alles van.

Openbaring 2:12-17

5 november [1]

2:12

die het tweesnijdende scherpe zwaard heeft:

2:13

Ik weet waar gij woont, dáár waar de troon des satans is;… en hebt het geloof in Mij niet verloochend,… die gedood werd bij u, waar de satan woont.

2:14

die vasthouden aan de leer van Bileam,… dat zij afgodendoffers zouden eten en hoereren.

2:15

die op gelijke wijze aan de leer der Nicolaïeten vasthouden.

2:16

en Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard mijns monds.

2:17

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, hem zal Ik geven van het verborgen manna, en Ik zal hem een witte steen geven en op die steen een nieuwe naam geschreven, welke niemand weet, dan die hem ontvangt.

Pergamum

Johannes moet schrijven aan de zeven gemeenten die in Klein-Azië zijn. Daar heeft Paulus het evangelie verkondigd. Daar heeft hij, met betoon van Geest en kracht, Jezus Christus en die gekruisigd gebracht. Overal zijn gemeenten ontstaan. Johannes, nu verbannen op Patmos, moet aan deze gemeenten schrij­ven. Het zijn alle gemeenten in een volledig heidense omgeving. De afgods­tempels staan overal. Dit is de korte brief aan de gemeente van Pergamum. Daar staat de troon des satans. Dat zal waarschijnlijk de tempel van Zeus zijn geweest. Alle goden uit de Griekse mythologie zijn afgoden, die door de men­sen worden aanbeden en waaraan ze offers brachten. Het hele culturele sys­teem was doordrenkt van de afgodendienst. In zo’n cultuur komt er dan een leer van de nieuwe Weg, van Messias Jezus, die als Verlosser in de wereld gekomen is. Zie je het voor je? Kleine mannetjes met helemaal niets, zonder geld en zonder macht, die op stap gaan en midden in een vijandige wereld dat evangelie komen brengen. Je zou daar al moe van worden, voordat je eraan begint. Wat heeft dat nu voor zin? Dat kan toch tot niets leiden. Maar ze gin­gen. Door de Heilige Geest gedreven.

Johannes, die zit daar op Patmos verbannen. Die moest de mond gesnoerd worden. De oude Johannes. De discipel die de Here Jezus liefhad. Hij was ook met Petrus en Jacobus op de berg geweest. Hij had net als zij die stem ge­hoord, die zei: Deze is mijn Zoon, de geliefde in wie Ik mijn welbehagen heb. Ook hij heeft daar Mozes en Elia gezien. Korte tijd later heeft hij de opgestane Here Jezus gezien. Daar heeft hij van getuigd, heel zijn leven lang. Hij is waar­schijnlijk de apostel geweest die al de anderen overleefd heeft. Hoe hij precies op Patmos terechtgekomen is, weten we niet. Maar het is wel een eind van Je­ruzalem. Waarschijnlijk heeft hij ook de verwoesting van Jeruzalem en de tempel nog meegemaakt in 70 na Christus.

Vanuit die situatie waarbij Jeruzalem in puin ligt, krijgt hij deze visioenen, die beginnen met de opdracht om namens Jezus brieven te schrijven naar de ge­meenten in zijn tijd. Zo ook aan Pergamum. God weet dat daar de troon van Satan stond. Het mag ons tot troost zijn, dat Hij precies onze omstandigheden en strijd kent. In Pergamum was vervolging geweest. Maar ze hadden vastge­houden aan de naam van Jezus. Ze waren ook standvastig gebleven toen Anti­pas om het geloof werd vermoord. Het wordt twee keer genoemd. Dus zal die afgodendienst en de kracht van satan heel sterk zijn geweest daar in Perga­mum. Satan wilde de gemeente uitroeien. Maar dat lukte niet, want, de onge­twijfeld kleine gemeente, die niets had in te brengen tegen de overmacht aan afgoderij, gaf niet op. Bleef op de naam van Jezus vertrouwen door de kracht van de Heilige Geest.

Waar Jezus, via Johannes, de meeste zorgen over uit, is dat ze als kleine ge­meente niet dicht bij het Woord blijven. Ik heb enkele dingen tegen u. De leer van Bileam, die Balak hielp om de Israëlieten te verleiden met hoererij. Daar moesten ze in Pergamum voor oppassen, die was in de gemeente geïnfiltreerd. Wie daar ook maar de minste aandacht voor vroeg, die moest ontmaskerd wor­den. Evenzo moesten aanhangers van de leer der Nicolaïeten, iets soortgelijks, ontmaskerd worden. Daarvan moesten ze zich bekeren. Als ze dat niet doen, dan zal Jezus komen met het zwaard van zijn mond en strijd tegen hen voeren. Wat is het toch belangrijk dat we heel dicht bij het Woord blijven. Steeds maar weer de Bijbel open. Doe je het niet, dan sluipen er snel valse leren en eigen gedachten in. Steeds weer toetsen aan de Bijbel.

Vandaag is er van al deze gemeenten niets meer over. Hoe is dat gekomen? Zijn er overal leringen ingeslopen, zodat de weerstand gebroken werd? De ge­meenten zijn weggevaagd. Het evangelie vrijwel uit het huidige Turkije ver­dwenen. Dat is het gevolg als het Woord niet meer gehoord wordt, als het Woord verslapt, als de afval intreedt, als er niet meer wordt gewaakt, zodat de dwaalleraars niet worden ontmaskerd. Er moet gewaakt worden, want de troon des satans is ook onder ons. We moeten waken en bidden. We moeten de moed niet opgeven. Want overal waar met betoon van Geest en kracht het Woord gebracht wordt, daar komt verandering. Want tegen God kan niemand op. Glorie voor zijn Naam.

Daarom moet je altijd heel goed opletten wat de Geest van God tot de ge­meenten zegt. Dat gebeurt door het Woord, want het Woord is het zwaard des Geestes. Dat Woord is niet ver. Het is in je hart. Laat het, door het regelmatig te lezen, daar inzinken. Het is geweldig, want wie overwint, wie staande blijft, wie volhardt, wie zijn leven geeft voor Hem die ons verlost heeft, díe zal eten van het verborgen manna. Je denkt: Hoe kan ik staande blijven? Maar als je volhardt, dan weet je dat je mag eten tot verzadiging toe van het verborgen manna. Want God zorgt elke dag voor je. Elke dag zijn zijn zegeningen weer nieuw. Dank U Heer.

Bovendien krijg je een witte steen en op die steen een nieuwe naam, die jij al­leen weet als je die steen ontvangt. We zijn geborgen in Christus in God. Dat is het grote geheim. Temidden van de grote stormen, de wereldwijde ontwik­kelingen zijn we geborgen, want onze namen zijn geschreven in het boek van het Lam. Het Lam dat geslacht is voor onze zonde, maar niet alleen voor die van ons, maar voor die van de gehele wereld. Dáárom hebben we het verlan­gen om uit te gaan, te vertellen van de liefde van Jezus.

Openbaring 2:18-29

6 november [1]

2:18

Dit zegt de Zoon Gods, die ogen heeft als een vuurvlam en zijn voeten zijn als koperbrons:

2:19

Ik weet uw werken en liefde, en geloof en dienstbetoon, en uw volharding en uw laatste werken, die meer zijn dan de eerste.

2:20

Maar Ik heb tegen u, dat gij de vrouw Izébel laat begaan,… om te hoereren en afgodenoffers te eten.

2:21

En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren,…

2:22

Zie, Ik werp haar op het ziekbed en hen, die met haar overspel bedrijven, breng Ik in grote verdrukking,…

2:23

En haar kinderen zal Ik de dood doen sterven… en Ik zal u vergelden, een ieder naar uw werken.

2:24

gelijk zij zeggen, de diepten des satans hebt leren kennen:…

2:25

Maar wat gij hebt, houdt dat vast, totdat Ik gekomen ben.

2:26

En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, hem zal Ik macht geven over de heidenen;

2:27

en Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf, als aardewerk worden zij verbrijzeld, gelijk ook Ik van mijn Vader ontvangen heb,

2:28

en Ik zal hem de morgenster geven.

2:29

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Thyatira

Jezus heeft ogen als een vuurvlam en zijn voeten zijn als koperbrons. De Here Jezus zit aan de rechterhand van de Vader in de hemel, vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden. Hij ziet ook ons aan. Hij ziet alles. Hij is als de Vader. Zijn ogen gaan over de ganse aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat. Voor Hem is niets verborgen. Hij scheidt vaneen. Hij doorgrondt mijn hart. Hij kent mijn zitten en mijn op­staan. We kunnen ons niet voor Hem verbergen. Als dan alles open ligt, dan mogen we ook in het licht wandelen. Wandel in het licht met Jezus. Wie van Mij drinkt, zal nimmer dorsten, maar hij zal het Licht des levens hebben. Wat een verlossende gedachte. Wat een zegen. Wat een genade. Wat een toekomst. We hoeven ons niet druk te maken. We mogen gewoon leven in het licht van Jezus. We mogen ons getrokken weten door het wonderbare licht van Hem, die ons liefheeft. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn enig­geboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Ik ben de goede Herder en de goede Herder kent zijn schapen. Dit soort troostwoorden, daar gaat het hier in deze gemeente ook om. Hij kent hun werken en ze zijn goed. Werken van liefde, geloof en dienst­betoon. De liefde is de vervulling van de wet. Dienen is liefhebben. Hij was aller dienaar. Hij kwam om te dienen. Heerlijk. Wat een evangelie. Glorie voor zijn Naam. Dank U wel Jezus.

Máár, er is altijd een “maar”. Ze laten de vrouw Izébel begaan. Nou dat kan niet veel goeds zijn. Haar naamgenote was de vrouw van koning Achab en die heeft vreselijke dingen gedaan. Daar kwam niet veel goeds uit. Dat was onge­loof, afgodendienst en hoererij. Zou dat hier dan ook zo zijn? Jezus heeft te­gen deze gemeente, waar zulke goede eigenschappen aan verbonden zijn, dat ze deze zonde laten zitten. Je kunt nog zo goed zijn, maar als je de zonde niet aanpakt, dan woekert die voort als de kanker. Dat is gevaarlijk. De zonde ver­leidt tot hoererij en het eten van afgodenoffers. En ze bekeren zich niet. Als zij zich niet willen bekeren, dan zal Ik haar op het ziekbed werpen en hen die met haar overspel bedrijven, breng Ik in grote verdrukking. Haar kinderen zal Ik de dood doen sterven. Alle gemeenten zullen Mij zien, Die harten en nieren door­zoekt, en Ik zal u vergelden een ieder naar zijn werken. Dat is nogal wat. Ziek­te en dood als gevolg van de zonde. Daar hebben wij nogal moeite mee. Daar kunnen we hele theologische discussies over opzetten. Maar hier staat het. Daar staat het woordje “indien”. We moeten oppassen om dat dus weer om te draaien en te zeggen dat er geen verband is tussen ziekte en zonde. Dat is er wel. Het is echter niet zo dat iemand blindgeboren wordt, omdat hij gezondigd heeft (Joh. 9). Het was toen zo de theologische verklaring, dat wanneer je ziek bent of een handicap hebt, dat dan jij of je ouders gezondigd moeten hebben. Dat was een vloek. Jezus wijst dit af. Dat is maar goed ook. Want wij zitten niet op de troon van God.

Maar het is natuurlijk wel zo dat ziekte en gebrek een gevolg van de zondeval zijn. We worden in zonde ontvangen en geboren. We worden alleen maar ge­reinigd door het bloed van de Here Jezus. Hij gaf zijn leven op het kruis van Golgotha voor mijn zonden. Dat offer is eens en voor altijd gebracht. Glorie voor zijn Naam. Wat een zegen. Wat een genade.

Dan moeten we ook uit dankbaarheid gaan leven. We moeten ons niet laten verleiden. Deze mensen zeiden dat ze de diepten van satan hadden leren ken­nen. Ik weet niet precies wat ze er mee bedoelen, maar ik denk dat het iets met de zonde te maken heeft. Dat je, door deze dingen te doen, ontdekt hoe diep de satan werkt. Dat je daardoor dieper besef zou krijgen van geloof. Het slaat nergens op, maar mensen kunnen er rare redeneringen op na houden om in hun zonden te blijven. Dat is verschrikkelijk. Maar God ziet het en Hij duldt het niet. Hier volgt de straf op de zonde. Hij oordeelt de levenden en de do­den. Hij komt om te richten. Daar bestaat geen twijfel over. Daarom moeten we dicht bij Jezus blijven. Dat wordt hier ook gezegd.

Voor de andere gelovigen heeft Jezus niets verder te zeggen dan: houdt vast wat je hebt, totdat Ik gekomen ben. En als je vasthoudt en overwint tot het einde toe, dan krijg je macht om over de heidenen te regeren met een ijzeren staf. Die macht heeft Jezus ook van zijn Vader ontvangen. Bovendien ontvang je de morgenster. Die ijzeren staf doet denken aan het beeld van Jeremia. Hij wordt de vertegenwoordiger van God die het volk moet oproepen om zich te bekeren. En dan kan het volk wel tekeergaan en er tegen zijn, maar ze kunnen nooit zeggen dat er geen profeet geweest is. We moeten profetisch spreken en optreden. God is goed. Hij wil ons helpen. Hij wil ons trekken uit de diepte van de zonde van deze wereld. Hij ziet ons vanaf zijn troon en wil ons met zijn liefdesgeboden weghouden van de gevaren van de zonde. Dan noemt Hij de zonde met name en dat is een zegen. Dan kun je verder. Dan hoef je niet de verkeerde kant op te gaan. Dan blijf je uit de gevarenzone. Dat moet ook, want aan de zonde zit de dood vast. Dat kan direct gebeuren, zoals hier beschreven staat, of later, maar het komt onherroepelijk. Want eens worden we allemaal geoordeeld. Dat is geen dreiging, maar een reddingsboei. Wat een genadige God, die ons niet in twijfel en verwarring laat rondtobben, maar ons de zaken recht toe recht aan voor ogen houdt, zodat we het leven kiezen en niet de dood. Glorie voor zijn Naam.

Wat zou Jezus vandaag aan onze gemeenten schrijven? Wat zou Hij aan jou schrijven? Schrijf het eens op. Verheug je erin en bekeer je.

Openbaring 3:1-6

7 november [1]

3:1

Dit zegt Hij, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft: Ik weet uw werken, dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar gij zijt dood.

3:2

Wees wakker en versterk het overige, dat dreigde te sterven, want Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God.

3:3

Bedenk dan, hoe gij het ontvangen en gehoord hebt, en bewaar het en bekeer u. Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten, op welk uur Ik u zal overvallen.

3:4

Doch gij hebt enkele personen te Sardes, die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn.

3:5

Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen.

3:6

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Sardes

Het zal je maar gezegd worden. Jij hebt alles op orde. Je denkt dat je een le­vende gemeente bent. Je bent geaccepteerd in de christelijke gemeenschap. Je bent er trots op. Je denkt dat je leeft. Maar dan krijg je zo’n klein briefje door de bus met de mededeling dat je dood bent. Hoe zal dat daar in de ongetwij­feld nog kleine gemeente van Sardes aangekomen zijn? Ik denk dat de broe­ders hevig verbolgen zijn geweest. Ze hebben vast een lijstje langsgelopen van wat er dan allemaal wél goed is aan hun gemeente. We hebben toch die en we hebben toch dat. We doen toch dit en we doen toch dat. We hebben toch dat en dat en dat allemaal voor elkaar. En kijk maar hier en kijk maar daar. Neen, dat wij dood zijn, dat is toch wel al te boud gesteld. Neen, dat kan niet klop­pen.

Maar het staat er. En het wordt maar niet zo maar door iemand gezegd. Neen, het zijn de woorden van Jezus en die heeft de zeven Geesten Gods en de zeven sterren. Hij weet hun werken. Als iemand het kan weten, dan is het wel Jezus. Daar kun je dus niet tegen op. En zo is het vandaag nog. Zijn ogen gaan over de gehele aarde, om krachtig bij te staan hen, wier hart volkomen naar Hem uitgaat. (2 Kronieken16:9) Dus, Hij ziet ook al onze werken. Hij weet ook wat er in ons leven of dood is. Dat ligt allemaal voor Hem open. We kunnen nog zo’n vroom gezicht zetten, maar het ligt allemaal open. Dat is dan ook goed, want dan kunnen we ons niet achter ons masker verschuilen. Weg met onze maskers. Het is licht òf duister, het is leven òf dood. Het is goed òf kwaad. Dan moet je ontwaken. Wakker worden, want anders sterft het overige, dat nog net leeft, ook. Dan blijft er niets over. Je moet dat overige, wat er nog is, versterken.

Je moet je dus zelf eerst radicaal bekeren. Doe je dat niet, dan blijft er hele­maal niets in leven. Wat zien we vandaag van Sardes. Er is niets van over, al­leen wat ruïnes. Van de gemeente horen we helemaal niets meer. Hoe is dat gekomen? Waarom is er nu geen bloeiende gemeente? Het is dus mogelijk dat een gemeente verdwijnt. Wat zien we vandaag om ons heen? De kerken wor­den afgebroken. De kerken lopen leeg. Het evangelie ebt weg uit de samenle­ving. En we doen er niet eens veel aan om dat te verhinderen. Het is nu een­maal zo. We worden niet eens wakker om het overige dat dreigt te sterven, te versterken. Want als dat overige weer tot leven komt, dan komt er weer leven in de tent. Dat zien we ook op verscheidene plaatsen. Opwekking ontstaat als we tot zondebesef komen en ons met verve willen inzetten voor het evangelie van Jezus, die de zeven Geesten Gods en de zeven sterren heeft. Dat is een kracht waar niemand tegen op kan. Dat is de echte kracht. Dat verandert har­ten en situaties zodat je er blij van wordt. Glorie voor zijn Naam. Prijs de Heer.

Wakker worden, want, zoals het nu is, is het halfslachtig. Er zijn geen werken die Jezus vol bevonden heeft. Het is een beetje dit en een beetje dat, en daar blijft het dan bij. Wat moet Hij daar nu mee? Hoe is het mogelijk? Bedenk toch hoe je het hebt ontvangen en van Wie je het gehoord hebt! Bekeer je toch en bewaar het! Keer terug! Doe het toch, want als je het niet doet, dan zal Jezus komen als een dief in de nacht. Hij komt om de aarde te richten en je weet niet in welk uur het je zal overvallen. Maar dan is het te laat. Dan zal het oordeel vallen. En dan moet je niet zeuren dat we het allemaal niet wisten, enz., enz. Want we wisten het wél. Het staat hier toch. Dus we moeten onszelf onderzoeken. We denken dat we leven, maar we zijn dood. Dat is te gek. Dat moeten we niet zo laten. Daar moeten we ons van bekeren. Ons met ijver en vuur inzetten om het verlorene te zoeken. Glorie voor zijn Naam.

Maar er zijn nog enkelen die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn. Dat is het vooruitzicht, daar moeten we bij horen. Dat is Gods plan met deze wereld. Dat is Gods plan met u en mij. We hoeven ons niet te bezoedelen. We hoeven ons niet in te laten met de zonde. We moeten ons daarvan afwenden. We moeten ons rein bewaren. Hoe moet dat? Daar hoeven we niet over uit te weiden. Dat weten we zelf heel goed. We weten heel goed wat zonde en wat dood is. We weten heel goed waar we van de weg afraken. We weten heel goed waar we ons bevuilen. We kunnen een heel rijtje noemen, waar we ons van moeten be­keren. Het is te gek. Bekeert U!

Die witte klederen die zo schoon zijn, die zijn gewassen in het bloed van de Here Jezus. Die mensen hebben zich rein bewaard. Dan ben je het witte kleed waardig. Dan heb je het ontvangen. Hoe? Uit genade! Want het is de Geest van God en de kracht van de zeven sterren, die in jou wordt uitgestort om in leven te blijven. Je ontvangt het van God. Dat is toch prachtig. Heerlijk. Dank U Jezus. Daar word je blij van.

Het is inderdaad een overwinning. Want het is een gevecht. Dat weten we ook allemaal. Je moet de strijd voeren. Je moet overwinnen. Je kùnt overwinnen, want Hij heeft overwonnen. Hij geeft de overwinning. En je naam blijft staan in het boek des levens. Je zult er geenszins uitgewist worden. Je staat dus in het boek des levens en je kunt er uitgewist worden. Maar dan doe je het zelf. God wil ons allemaal in het boek des levens hebben. De Here Jezus geeft je de kracht om staande te blijven. Hij zal je nooit in de steek laten. Hij zal je naam belijden voor de Vader en voor zijn engelen. Hij laat je nooit in de steek. Wat een krachtig briefje. Wat een reddende kracht. Wie een oor heeft, die hore, wat de geest tot de gemeenten zegt. Dank U Here Jezus voor uw concrete aanwijzingen. U hoeft er geen ellenlan­ge brief over te schrijven. U zegt het gewoon en daar kunnen we mee verder. Het klinkt hard, maar het is echte liefde. Want als je iemand liefhebt – en dat hebt U – dan wil je hem redden van de bezoedelingen van deze wereld. En die zijn er. De boze ligt elke keer op de loer om ons van Jezus af te trekken. Pas op! Maar Gode zij dank voor Jezus Christus. Hij redt ons met zijn Geest en met zijn sterren. De kracht van God gaat alles te boven. Prijs de Heer. Glorie voor zijn Naam. Jezus leeft. Daar word je blij van. Dat kan niet stuk. Dank U Jezus.

Openbaring 3:7-13

8 november [1]

3:7

Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent.

3:8

Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven, die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn Woord bewaard en mijn naam niet verloochend.

3:9

Zie, Ik geef sommigen uit de synagoge des satans, van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn en het niet zijn, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen en zich nederwerpen voor uw voeten, en erkennen, dat Ik u heb liefgehad.

3:10

Omdat gij het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen.

3:11

Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.

3:12

Wie overwint, hem zal Ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de naam mijns Gods en de naam van de stad mijns Gods, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt van mijn God, en mijn nieuwe naam.

3:13

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Filadelfia

Jezus is de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft. Hij opent en sluit. Als Hij opent, kan niemand sluiten en als Hij sluit, kan niemand openen. Hij heeft het heft in handen. Hij is degene waar heel de Schrift naar wijst, het begin en het einde. En zo heeft Hij deze gemeente een geopende deur gege­ven. Ze hebben kleine kracht, maar ze hebben zijn Woord bewaard en zijn Naam niet verloochend. De kracht komt dus van Hem. Dáár moeten we het zoeken. We moeten het van Hem verwachten. Bij zijn Woord blijven en zijn Woord niet verloochenen. Daar gaat het om. God houdt de deur voor ons open. We moeten dan ook gehoorzaam zijn en bij zijn Woord blijven, anders sluit Hij de deur. Niet dat Hij dat wil, maar Hij laat zijn eer niet roven. We moeten dus niet sollen en compromissen sluiten, want dat laat Hij niet toe.

Er waren mensen uit de synagoge des satans, die zeggen dat ze Joden zijn, maar het niet zijn. Nou, nou, de synagoge des satans. Dat is niet mis. Het wa­ren kennelijk mensen die zich uitgeven voor Joden, maar het niet zijn. Wat zijn dat voor mensen? Dat zijn indringers. Dat zijn volgelingen van satan. Zaten die dan in de gewone synagoge? Wat waren dat voor mensen? In ieder geval deden ze niet wat God zei. Ze waren tegen God. Jezus zal hen ontmaske­ren. Hij zal maken dat zij zullen komen en zich voor de voeten van de echte Joden zullen nederwerpen. Ze kunnen dan ook niet anders dan erkennen dat Jezus hen heeft liefgehad. Kennelijk heeft de gemeente erg veel last gehad van deze nep-Joden.

Daarop volgt een andere belofte. Omdat zij het bevel hebben gehoorzaamd om Jezus te blijven verwachten, zal Jezus hen ook bewaren tijdens de ure der ver­zoeking, die over de gehele wereld komen zal. Dat is dus ook profetie. Er komt een ure der verzoeking over de gehele wereld. Daar zullen we allemaal mee te maken krijgen. Daar moeten oppassen dat we daar niet een bijdrage aan leveren. Jezus zal deze gemeente bewaren voor die verzoeking. Hij belooft hen: Ik kom spoedig; houd vast wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme. In al deze briefjes aan de gemeentes wordt voortdurend opgeroepen om te vol­harden. Je moet vast houden, want de vijand ligt op de loer. Die wil je kroon nemen. Jezus belooft deze gemeente en ook ons om daar bij te helpen. Jezus geeft je de kracht. Hij houdt je vast, anders zouden we het allang hebben op­gegeven. Dank U voor de volharding die U vraagt en de hulp die U daarbij geeft.

Als je volhardt, dan zul je overwinnen, dan zul je deel hebben aan de tempel, aan het rijk van recht en gerechtigheid. Je zult daar niet meer uit gehaald wor­den. Je zult de Naam van God dragen en de naam van de stad van God, het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel nederdaalt. Je zult de Naam van mijn God dragen en ook de nieuwe naam van Jezus. Dit gaat ons begrijpen en voorstel­len te boven, maar het zijn machtige perspectieven. Dat kan niet meer stuk. Dat is geweldig. Dát is voor je weggelegd als je volhardt. Glorie voor zijn Naam. Heerlijk evangelie. Wat God belooft, dat doet Hij ook. Het kan niet stuk. We genieten van dit kleine stukje. We kunnen kleine kracht hebben, maar God opent een deur en niemand kan die sluiten. Heerlijk toch temidden van al dat geweld en dat gebral als zou God een gepasseerd station zijn. Niets is minder waar!

Openbaring 3:14-22

9 november [1]

3:14

Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods:

3:15

Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet!

3:16

Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen.

3:17

Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb me verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte,

3:18

raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt.

3:19

Allen, die ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u.

3:20

Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.

3:21

Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon.

3:22

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Laodicea

Wat zegt de Geest vandaag tot de gemeenten? Wie heeft dat oor dat hoort? Waar worden onze oren en ogen mee gevuld? Hebben wij ook de ogenzalf no­dig? Waarvan moeten wij ons bekeren? Doen we dat met ijver? Er is kennelijk een grote weerstand in de gemeente. Welke brief zou Jezus vandaag schrijven aan de gemeente van Nederland? Dat is niet zo moeilijk. Daar hoeven we al­leen maar de Bijbel voor te lezen en te zien wat we wél en wat we niet doen. Eén ding dat zeker van toepassing is, is dat we rijk zijn geworden en aan niets gebrek hebben. Daar genieten we van. Daar hebben we niet de minste moeite mee. We weten niet eens wat het is om niet rijk te zijn. En indien we eens iets minder moeten, dan krakelen we mee met de massa over de slechte tijden. We zijn vetgemest. Maar is dat dan erg? Neen, dat is een zegen. Maar wat er bij staat, dat we koud noch heet zijn, dat is erg. We zijn lauw. Zijn we wel lauw? Hoe zit dat eigenlijk? Neen we zijn niet lauw, maar we zijn ook niet heet. Wat zijn we dan wel? We zijn niet te pakken. We zijn gemiddeld. We zijn een beetje van dit en een beetje van dat. Maar waarvan zijn we dan een beetje van dit en een beetje van dat? Weten we wel wat we zijn? Daar kunnen we dagen en maanden, ja jaren over doorpraten. Hele bomen opzetten. We zien het niet meer zitten. We zien onszelf wel als gevestigd, we hebben, houden en bewa­ren, maar willen vooral niet te veel deining in de tent. Want het gaat immers zo goed. Het is rustig in de kerk. Het is vrede. We hebben de problemen bin­nen de perken. Waar maken we ons druk dan over? Het gaat goed zo. We zijn redelijk bijbelgetrouw. Daar hebben we niet over te klagen.

Maar waar gaat het hier dan over? Het is een briefje aan een concrete gemeen­te, één van de zeven gemeenten. Al die gemeenten hebben wat. Deze gemeen­te heeft helemaal niets positiefs. Het eerste is dat ze rijk zijn en God weet hun werken. Hij spuwt ze uit zijn mond. Nou, nou, kan dat niet wat minder? Zo erg is het toch ook niet. We doen toch ons best. En kijk eens hier en kijk eens daar. Neen, dat is te grof, te sterk, te bruut uitgedrukt. Zo spreek je niet tegen elkaar. Je moet wel netjes blijven. Wat krijgen we nou? Kijk eerst maar eens naar die en naar die gemeente. Daar zijn de dwaalleraars, die zeggen veel er­gere dingen. Wij hebben het dan nog heel goed voor elkaar. Wat krijgen we nou? Ons een beetje in een kwaad daglicht stellen. Dat nemen we niet. We moeten maar eens een brief aan de leden van de gemeente sturen dat we ons niet in de war moeten laten brengen door zo’n zwaar beschuldigende brief. Wat denken ze wel? We moeten de rust en de eenheid in de gemeente bewa­ren. Zo reageren we snel als we als gemeente of persoonlijk op de vingers ge­tikt worden. Maar onderzoeken we wel oprecht wat ons wordt gezegd?

Waar zijn we lauw noch heet geworden? Waar zijn we uit de bocht gegaan? Kennelijk heeft het iets met rijkdom te maken en het aan niets gebrek hebben. We zien dan kennelijk de dingen niet meer zo scherp. Is gebrek dan een waar­borg om de zaken van God wel goed te zien? Is het inherent aan rijk worden, dat we verslappen, lauw worden? De Bijbel zegt: de zucht naar geld is de wor­tel van alle kwaad. Jezus zegt in de bergrede in Mattheüs dat je niet God kunt dienen én de Mammon. Waarschuwingen zijn er dus te over. We moeten dus goed op onze hoede zijn, dat we ons niet door rijkdom laten regeren. Hoe gauw doen we dat. We kijken eerst naar ons eigen welzijn, voordat we aan een ander denken. We hebben het enorm goed. Armoede kennen we niet en dat is een zegen. Maar is ons hart ook bij de naaste in nood? Daar gaat het om. Hoe zit het met onze geldbesteding als het gaat over de bediening? We lezen overal in de Bijbel over de tienden. Dat is tien procent voor de HERE en zijn dienst. Lees Maleachi: als de zegen uitblijft dan heeft dat te maken met dat we de tienden niet geven. Beproef mij toch of Ik dan de hemel niet open en een ze­gen geef. Gehoorzaamheid heeft te maken met zegen. We moeten daar ook niet ingewikkeld over doen, maar we moeten het toepassen. Als we iets ont­dekken waar het niet goed zit, dan moeten we dat meteen veranderen. Dat vraagt moed.

Weet je wat het simpele antwoord is, waarom worden we lauw, waarom zijn we noch heet noch koud? Heel eenvoudig omdat we het Woord van God niet meer toepassen in ons leven. Als de kennis Gods uit het land is, dan wordt het liegen, vloeken, moorden, echtbreken, geweld volgt op geweld. Zelfs de vis­sen in de zee gaan dood. Als het Woord niet meer gebracht wordt, dan wordt het: zo priester, zo volk. Dat zien we om ons heen. Er komt verandering als het volk van God weer de Schrift gaat lezen en onder het beslag komt van het Woord van God. Dat is heel eenvoudig. Dat moeten we dus doen. Lezen, lezen en nog eens lezen. Hoeveel lezen we eigenlijk in het Woord van God? Waar besteden we onze tijd aan. Lezen is vaak het sluitstuk, terwijl het het begin­stuk moet zijn. En als je leest, dan lees jij niet, maar dan word je gelezen, want het is de openbaring van God. God leest jou. Dat staat ook op elke blad­zijde. Het Woord van God scheidt vaneen. Het is een tweesnijdend scherp zwaard. Het dringt overal door. Niets is verborgen voor God. Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad, enz., enz., enz.

Opwekking is als het Woord van God weer doordringt in mijn hart en ik grote schoonmaak houd. Heerlijk toch. Daar word je blij van. Dat moet je dan ook doen. Dan laat het je niet meer koud, dan leef je er niet onverschillig bij langs, maar dan ga je aan de slag. Dan kom je dingen in je leven tegen die je gaat opruimen. Daar is geen methode voor, dat gaat vanzelf. Of beter gezegd: God wijst je de weg die je gaan moet. Doen en je zult het zien. Niet doen en je wordt uitgespuugd. Want God laat zijn eer niet roven. Hij laat niet met zich sollen. Kan ook helemaal niet. We sollen dan met onszelf, omdat we de hei­ligheid van God tarten. Levensgevaarlijk, dat kan je de kop kosten. Dat kost je de eeuwigheid. Je denkt dat je rijk bent, maar je bent de ellendige en jammer­lijke en arme en naakte en blinde. Nou dat stelt niet veel voor. Je woont in het mooiste huis. Je hebt alles op een rijtje en dan wordt er dit van je gezegd. Nou, nou, daar moet je niet mee aankomen. Je kunt er nog vroom bij zijn ook. Maar het stelt niets voor, je bent noch heet noch koud.

Het lijkt welhaast onmogelijk om de totaal ingeslapen bijbelgetrouwe chris­tenheid wakker te beuken. Het oordeel staat dan ook vast. Glorie voor zijn Naam, want er is nog tijd om je als ellendige, jammerlijke, naakte, blinde te bekeren. Koop dan goud dat door het vuur gelouterd is. De vuiligheid eruit. Het eigen ik weg. De slapheid, de compromissen weg. Dan word je pas echt rijk. Want vergeet niet dat al die aardse eigen ik rijkdom zal worden wegge­vaagd in één uur als het Babylon van de duivel valt. Als je je dan niet bekeerd hebt, dan ben je te laat, dan zul je ook aan de overkant van de rivier staan om de rookwolken te zien van je eigen vergane glorie. Het ene ogenblik denk je nog dat je schatrijk bent en het volgende moment heb je niets. Dat is het sce­nario als God ingrijpt. Daarom moet je nú goud kopen dat gelouterd is. Het vuil eruit. Bekeer je. Nú! Je krijgt dan witte klederen, die je bedekken en je ontmaskerde schande onzichtbaar maken. Je krijgt goddelijke ogenzalf om je oogleden te bestrijken, zodat je echt zien kan. Dat is uit het leven gegrepen. Onze ogen zijn vreselijk ontstoken. We heulen met de vijand, want we kijken ook naar de meest liederlijke programma’s; we zwijgen als onreinheidbillboards ons dorp bevuilen; we lezen ook zonder blikken of blozen de meest goddeloze en onreinheidboeken. De oren van onze kinderen zitten vol met de teksten en mu­ziek van de meest liederlijke sterren. We weten niet eens waar we mee bevuild zijn. Daar gaat het hier over. Je krijgt die ogenzalf, opdat je kunt gaan zien. Heilig en rein leven. Daar staat de Bijbel ook vol van. We denken dat we kun­nen zien, maar we zijn lauw geworden. We volgen het compromis. Je bent nu eenmaal zondig, dus je moet ook niet op alle slakken zout leggen. Dat gaat niet. Je moet elkaar ook niet te na komen, want dan heb je zo maar de poppen aan het dansen. Wat denk je wel dat jij het recht hebt om iets van mij te zeg­gen. Welnee. Kijk eerst naar je zelf. We zijn lichtgeraakt geworden.

Je moet ook niet piepen dat je getuchtigd wordt, dat je van alles overkomt, dat je het moeilijk hebt. Want in die tuchtiging zit de liefde van Jezus. Want je hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden aan de boze. Heilig je en rei­nig je. God heeft je lief. De zonde de baas worden. God heeft je lief. En als je iemand liefhebt en je ziet hem ten onder gaan dan ga je hem toch helpen. Dat is toch echte liefde. Je haalt hem of haar uit de sloot. Help. Help. Help. Daar­om bekeer je. Bekeer je. Bekeer je nú. Stel niet uit wat je vandaag kan doen. Vandaag is het begin van de rest van je leven. Kies voor het leven. En wees ijverig. Het gaat allemaal niet vanzelf. De duivel ligt telkens op de loer om je uit je concentratie te halen en je mee te sleuren in zijn kamp.

God is er steeds. Hij openbaart Zich in zijn Woord. Hij klopt aan de deur van ons hart. Kom. Kom. Kom. Hij werkt het komen. Hij klopt. Hij nodigt. Hij wil ons laten binnenkomen in zijn hart. Hij houdt maaltijd met ons. Hij komt bij ons binnen, zodat wij bij Hem binnen kunnen komen. Het is niet onze actie. Het is zijn actie, die ons de deur laat openen en Hij wil maaltijd met ons hou­den. Hij wil onze Vriend zijn. Hij wil onze Leidsman zijn. Hij laat ons niet in de steek. Glorie voor zijn Naam. Prijs de Heer. Hij wil maaltijd met ons hou­den en wij mogen maaltijd met Hem houden. Dat is je toch niet voor te stellen. Jezus die maaltijd met ons wil houden. Dat is de werkelijkheid van het avond­maal. Hij houdt maaltijd met ons en daarom wij met Hem. En niet andersom. Pas op dat je de eer van God niet rooft. Hij komt zo dicht naar ons toe. Hij wil wonen in ons hart. En Gods ogen doorlopen de ganse aarde om krachtig bij te staan hen wier hart volkomen naar Hem uitgaat. Dat is de blijde boodschap. Dat is de werkelijkheid. Daar kun je op teren. Glorie voor zijn Naam. Prijs de HERE.

Wat een overwinning. Je moet dit stukje uit je hoofd leren. Het begint met uit­spuwen en de meest ellendige mens die in het geld zwemt. Als je overwint, als je je beijvert, als je volhardt, als je de strijd niet opgeeft, dan zul je zitten op de troon met Jezus. Want Jezus heeft ook overwonnen. Dat is van een grootse orde. Maar Jezus vergelijkt het met onze positie. Dat is een onvoorstelbaar ho­ge positie. Daar word je stil van. Ik op de troon van Jezus? Dat zal toch niet waar zijn? Maar het is echt waar. Hier staat het toch. Jezus heeft overwonnen op het kruis van Golgotha. Jezus heeft de dood overwonnen. Die dood is nu nog de laatste prikkel. Ga dan achter Hem aan. Omdat Jezus heeft overwon­nen, zit Hij met zijn Vader op de troon. Wat een hoogheid. Wat een heilig­heid. Wat een genade, wat een goedheid. Ik dank U eeuwig Here God.

Wie een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt. Lees het Woord. Lees het Woord. Het Woord van God is het zwaard des Geestes. Denk maar steeds aan Jezus. Hij wil je helpen. hoe dan ook, Glorie voor zijn Naam

Openbaring 4:1-11

10 november [1]

4:1

Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet.

4:2

Terstond kwam ik in vervoering des Geestes en zie, er stond een troon in de hemel en iemand was op die troon gezeten.

4:3

en een regenboog was rondom de troon,…

4:4

En rondom de troon waren vierentwintig tronen, en op die tronen waren vierentwintig oudsten gezeten, in witte klederen gekleed en met gouden kronen op hun hoofden.

4:5

En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten Gods.

4:6

En voor de troon was als een glazen zee, kristal gelijk. En midden in de troon en rondom de troon waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren.

4:7

En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een rund gelijk, en het derde dier had een gelaat als van een mens, en het vierde dier was een vliegende arend gelijk.

4:8

En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels en waren rondom en van binnen vol ogen en zij hadden dag noch nacht rust, zeggende:
Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt.

4:9

En wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dankzegging zullen brengen aan Hem die op de troon gezeten is en tot in alle eeuwigheden leeft,

4:10

zullen de vierentwintig oudsten zich nederwerpen voor Hem, die op de troon gezeten is en Hem aanbidden, die tot in alle eeuwigheden leeft, en zij zullen hun kronen voor de troon werpen, zeggende:

4:11

Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.

In de voorgaande stukken werden de gemeenten door middel van brieven aan­gesproken en was alles gericht op de aarde, hier wordt er een deur geopend in de hemel. Hoe is het mogelijk? Een deur in de hemel geopend. Dat is toch veel te veel. Wie kan dat verdragen? De eerste stem, die Johannes had gehoord aan het begin van het visioen, komt opnieuw tot hem. Die stem die klinkt als met een bazuin. Dat zal dus een heel duidelijk geluid zijn geweest. Klim hierheen op. Johannes moet dus naar boven, naar boven in de hemel. Ik zal u tonen wat na dezen geschieden moet. Wat hij te zien zal krijgen moet dus geschieden. En het is een onvoorstelbaar voorrecht voor Johannes die om het getuigenis op Patmos verbannen gevangen zit om door Jezus zelf opgetrokken te zijn in de hemel om te zien wat na dezen geschieden moet. De Openbaring is vreselijk belangrijk. Johannes raakt terstond in vervoering des Geestes en zie, er stond een troon in de hemel en iemand was op die troon gezeten. Wat zien we als eerste in de hemel. De troon van God. God zit op de troon. God is groot. God regeert het grote wereldgebeuren. We moeten het uitbazuinen. Je raakt zelf al in vervoering, als je er doordrongen van raakt dat God in de hemel op de troon zit.

God is groot. God regeert. God helpt. God is liefde. God is goed. We loven en we prijzen de naam van de HERE God. Hoe kunnen we Hem ooit genoeg prij­zen? Genoeg kan niet. We komen er altijd aan te kort. God is zo hoog en hei­lig. God is zo goed. God is zo hoog in de hemel. Hij komt in liefde naar ons toe. We kunnen eeuwig zingen van die grote God. Dat gebeurt ook. De lofzan­gen uit de Openbaring. Heilig, heilig, heilig is de HERE God, de Almachtige, die was en die is en die komt. De engelen zingen het almaar luider. Temidden van de oordelen die losbarsten, zingen de engelen in koor het Halleluja. Want zij zien niet aan wat voor ogen is, maar zij zien dwars door alles heen de nade­rende komst van zijn eeuwig Koninkrijk van recht en gerechtigheid. Wie zou daar niet naar verlangen? Zoals het nu is, met alle ellende en dood en haat en bedrog, wil toch iedereen naar dat eeuwige Koninkrijk van recht en gerechtig­heid. Daar moeten we van spreken. Daar moeten we niet over zwijgen. Dat is heerlijk. Daar zijn we blij mee. Glorie voor zijn Naam.

Johannes, vervuld met de Heilige Geest, ziet in de hemel de troon van God. En hij kan het niet anders beschrijven dat Hij die op de troon zit zijn hoofd was van diamant en sardius gelijk. Je kunt natuurlijk nooit God beschrijven. Dat gaat ons te hoog. En de regenboog was rondom zijn troon, van aanzien de smaragd gelijk. Wat een beeld. De regenboog. We zien af en toe de regenboog in de wolken. En telkens als we die zien, dan denken we aan het verbond met God en dat we erop mogen vertrouwen dat Hij de aarde niet weer door water zal laten vergaan. Hij belooft de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid heerst. Wat een beeld. Daar word je enthousiast van. Wist u dat rondom de troon van God de regenboog was? En de regenboog was het licht. In het beginne schiep God de hemel en de aarde. En Hij zeide er zij licht en er was licht. En het licht was onder de mensen. Heerlijk. Wat een licht. Wat een leven. Prachtig. Dank U HERE.

Rondom de troon waren vierentwintig tronen en op die tronen waren vieren­twintig oudsten gezeten, in witte klederen gekleed en met gouden kronen op hun hoofden. Wie zijn die vierentwintig oudsten? Kennelijk heel belangrijk, want ze zitten rondom de troon van God. En de gouden kronen op hun hoof­den zijn de kronen die ze van God gekregen hebben.

Wat gebeurt er allemaal? Van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit. Zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten Gods. Ook ziet Johannes voor de troon iets als een glazen zee, kristal gelijk. En middenin de troon en rondom de troon waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren. Een leeuw, een rund, een derde dier met het gelaat van een mens en het vierde dier een vliegende arend gelijk. Dat zijn ook de dieren die in Ezechiël 1 genoemd worden. Het is vervulde profetie. Deze dieren hadden dag noch nacht rust, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de HERE God, de Almachtige, die was, die is en die komt. En als de vier dieren deze eer betuigen, dan werpen de vierentwintig oudsten zich neer voor Hem, die op de troon gezeten is, die tot in alle eeuwigheden leeft, en zij zullen hun kronen voor de troon werpen, zeggende: Gij, onze Here en God, zijt waardig te ont­vangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.

Het is duidelijk. Het gaat allemaal om de eer van God. God eren en Hem loven en prijzen. Want Hij heeft ons gemaakt. Hij regeert het grote wereldgebeuren. Niets en niemand valt uit zijn hand. Glorie voor zijn Naam. Prijs de HERE. Hij leeft. Dank U HERE, voor alles wat U doet. Wij eren U en wij loven U. U hebt alles geschapen. We zijn er om U. Het zal weer worden zoals het was. U bent de Almachtige. Wij werpen ook onze kronen voor U neer. U bent waar­dig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht. Dank U voor uw grote liefde. De vierentwintig oudsten, maar ook alle engelen houden niet op God te loven en te prijzen. Daar mogen wij ons ook bij voegen. We mogen leven uit de grote genade van God, die ons verstand te boven gaat. We kunnen er niet bij. We mogen indrinken wat er geschreven staat. Het staat er geschreven tot ons heil en tot onze bemoediging. Want hoe kunnen we verder, als we ons niet bewust zijn dat we enkel en alleen uit genade leven? Glorie voor uw Naam. Dank U, HERE, voor alles wat U doet. Wij eren U en wij prijzen U.

Wat moet het overweldigend geweest zijn voor Johannes om direct al deze blik in de hemel te mogen werpen. Daar krijg je je hele leven niet genoeg van.

Openbaring 5:1-14

11 november [1]

5:1

En ik zag in de rechterhand van Hem, die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen en van buiten, welverzegeld met zeven zegels.

5:2

En ik zag een sterke engel, die met luider stem uitriep: Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken?

5:3

En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon de boekrol openen of haar inzien.

5:4

En ik weende zeer,…

5:5

Ween niet; zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen.

5:6

En ik zag… een lam staan, als geslacht, met zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven Geesten Gods, uitgezonden over de gehele aarde.

5:7

En het kwam en heeft (de rol) aangenomen uit de rechterhand van Hem, die op de troon gezeten was.

5:8

gouden schalen, vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen.

5:9

Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt (hen) voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie;

5:10

en Gij hebt hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters, en zij zullen als koningen heersen op de aarde.

5:11

en hun getal was tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen,

5:12

zeggende met luider stem:
Het Lam dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijsheid en de sterkte en de eer en de heerlijkheid en de lof.

5:13

En alle schepselen in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee en al wat daarin is, hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden.

5:14

En de vier dieren zeiden: Amen. En de oudsten wierpen zich neder en aanbaden.

Zie de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen. Niemand kan de boekrol openen. Maar de Messias heeft overwonnen. Hij heeft geleden. Hij was het Lam, dat geslacht is. Hij zit op de troon naast zijn Vader. Hij kan de boekrol openen. Hij is waardig om het te openen en niemand anders. Johannes, ween niet. Want Jezus is er. Hoe kun je nu wenen? Het Lam is er. De wortel Davids. En daar staat het Lam als geslacht met zeven horens en zeven ogen, dit zijn de zeven Geesten Gods uitgezonden over de gehele aarde. God zendt zijn Geest rond over de gehele aarde. Alles ligt voor Hem open. Hij biedt het heil aan. Hij wil alle mensen tot zich trekken. Hij bazuint het evangelie rond. Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, want mijn juk is zacht en mijn last is licht. Glorie voor zijn Naam. Prijs de HERE.

Wat een tafereel. Het Lam kwam en heeft de boekrol genomen uit de rechter­hand van Hem, die op de troon gezeten was. De vierentwintig oudsten hebben elk een citer en gouden schalen vol reukwerk; dit zijn de gebeden der heiligen. En zij zongen een nieuw gezang, prachtig. Luister maar: Gij zijt waardig de boekrol te nemen en haar zeven zegels te openen; want Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en volk en natie; en Gij hebt hen gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters en zij zullen als konin­gen heersen op de aarde. Fantastisch. Wat een toekomst. Wat een belofte. Zij die het Lam volgen zullen als koningen heersen op de aarde. Het is een ko­ninkrijk van priesters uit alle geslachten. Van over de gehele aarde. Het is niet zo maar iets om christen te zijn. Neen je wordt koning over de aarde. Je bent gekocht en betaald met het bloed van Jezus, die zijn leven gaf als offerlam voor onze zonde. Wij hadden moeten sterven, maar Hij leed plaatsvervangend voor ons. Wat een liefde. Niemand heeft grotere liefde dan hij die zijn leven inzet voor zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden.

Daarna hoort Johannes de stemmen van de engelen rondom de troon en van de vier dieren en de vierentwintig oudsten. Ze zijn niet te tellen. Tienduizenden tienduizendtallen en duizenden duizendtallen. Het is onvoorstelbaar. Wat zal dat een geluid zijn geweest. Je komt er van onder de indruk. Wat een aantal. Ontelbaar. En dat is de wereld waar wij in mogen leven. We leven in de we­reld van God. Wij zijn in de meerderheid, want God is de meerderheid. Wij mogen ons deel weten van het machtige leger van Koning Jezus. Glorie voor zijn Naam. We hoeven nergens over in te zitten. Wij kunnen niet verliezen. Want we zijn gekocht en betaald. Daar moeten we in gaan staan. Daar word je toch blij van. Daar ben je blij om. Heerlijk toch.

En ze zeggen met luider stem. Hoort u het. Met luider stem. Wat moet dat een wereldomvattend geluid zijn. Daar komt geen eind aan. Fantastisch. Heerlijk wat een geluid. Prachtig. Opnieuw zingen ze tot eer van het Lam. Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de macht en de rijkdom, en de wijs­heid en de sterkte, en de eer en de heerlijkheid en de lof. En alle schepsel in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee hoorde ik zeggen: Hem, die op de troon gezeten is, en het Lam zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden. En de vier dieren zeiden: Amen. Wat een geluid. Ook iedereen op de aarde is tot de conclusie gekomen hoe het zit. Al­len zullen erkennen wie de lof en de eer en de heerlijkheid dienen te ontvan­gen. Daar lijkt het nu nog niet op, maar het is wel de werkelijkheid waar we van uit moeten gaan. Dat maakt ons sterk en niet wankelmoedig. Want we kunnen niet stuk. Want we staan in de overwinning. We moeten daarom niet lauw zijn. We moeten blijven bij het Woord. We moeten het proclameren. Het doet er niet toe waar we zijn. Hoe we ons voelen. We moeten gewoon schuilen bij de HERE God. Gewoon blijven proclameren. Daar gaat opwekking van uit. Doen. Hier staat het. God regeert. God komt tot zijn doel. De boekrol wordt geopend. En ieder, die zijn heil van Koning Jezus verwacht, mag ingaan tot dat heil. En we zullen ervaren dat er geen grotere genade is dan getrokken te zijn tot Jezus. Wat een feest. We kunnen er niet op wachten.

Openbaring 6:1-17

12 november [1]

6:2

En ik zag, en zie, een wit paard,…

6:4

En een tweede, een rossig paard,… werd gegeven de vrede weg te nemen,…

6:5

En ik zag en zie, een zwart paard,… een weegschaal in de hand.

6:8

een vaal paard,… zijn naam was [de] dood …het vierde deel der aarde om te doden,…

6:9

de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God…

6:10

wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?

6:11

nog een korte tijd… totdat ook het getal vol zou zijn…

6:12

zesde zegel… een grote aardbeving…

6:14

en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt.

6:16

Valt op ons en verbergt ons…

6:17

want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan.

De zegels worden geopend. De vier paarden. Ze staan klaar om uit te voeren wat hun opdracht is. Het gaat tegen hen die de volgelingen van Messias Jezus vervolgen. Zij, die door de eeuwen geslacht zijn om hun geloof, roepen onder het altaar om het oordeel. Hoe lang nog, voordat Gij ons bloed wreekt? God laat niet met zich spotten. De heidenen kunnen wel denken dat ze ongestraft door kunnen gaan, maar het oordeel komt. Je kunt nooit ongestraft de kinderen van God, dus God, tegenstaan. Denk eens aan abortus, vandaag. Wat een schuld, Wat een oordeel. God schept het leven en de duivel rooft het weg. Het doden van ongeboren kinderen is een aanval op God. Het zijn de martelaren van het einde van de 20ste eeuw. Waarom al die agressie tegen dat ongeboren kind? Dat komt omdat de duivel weet dat hij nog maar weinig tijd heeft. De Joden komen al terug in hun land. Dat betekent dat God een einde gaat maken aan de geschiedenis. De Bijbel staat vol eindtijd beloften. Het is de hoogste tijd dat we onze lampen gereed maken. Dat betekent dat we de bruidegom ho­ren komen. Dat we zijn voetstappen horen. Dat betekent dat we de tekenen der tijden moeten onderscheiden. Dat kan slechts als we de profeten kennen. Daarom moeten we de profeten lezen. Maar we lezen de profeten niet. Die hebben we eeuwen terzijde laten liggen. Want de beloften waren immers over­gegaan aan de kerk. En voor de Joden moeten we kerk lezen. Daar lopen we nu gigantisch mee vast. Want in Gods oordelen heeft Israël een grote plaats. Een plaats van oordeel en een plaats van heil. Hij zal hen redden.

Er gebeuren machtige dingen. De mensen roepen: bergen valt op ons. De grote dag van toorn is gekomen. Aardbevingen, De wereld schudt. God spreekt. Van­morgen sloeg ik de krant op een grote foto van een berg spuwende vul­kaan. God spreekt. Let op. Hij komt. We leven in een geweldige tijd. Wat een voorrecht om door Hem getrokken te zijn tot zijn Licht. We worden er ent­hou­siast van. Hier is het niet. Maar zijn Rijk komt. Prijs de HERE.

Openbaring 7:1-8

13 november [1]

7:3

Brengt geen schade toe aan de aarde, noch aan de zee, noch aan de bomen, voordat wij de knechten van onze God aan hun voorhoofd verzegeld hebben.

7:4

honderdvierenveertigduizend waren verzegeld uit alle stammen der kinderen Israëls.

De druk neemt toe. De oordelen komen. Maar vooraf worden de knechten van onze God verzegeld. De honderdvierenveertigduizend. De verzegelden. Uit alle stammen van Israël twaalfduizend. De stammen worden stuk voor stuk ge­noemd. God heeft een plan met zijn volk. Hij zal hen redden voordat de oorde­len komen. Zij zullen zien wie zij doorstoken hebben. Er gebeuren grote din­gen met de Joden. Zij zijn het uitverkoren volk. Hij heeft met hen een eeuwig verbond gesloten.

Er is veel over dit schriftgedeelte gespeculeerd, want we hebben moeite om het letterlijk te nemen. Als de beloften voor Israël op de kerk zijn overgegaan dan komen we ook niet uit met deze tekst. Maar daar klopt ook niets van. Gods beloften blijven Gods beloften. Zijn Woord houdt stand in eeuwigheid. Hij houdt zijn beloften. Hij lijdt zelfs het meeste aan de zonden van zijn volk. Als bij Hem de maat vol is dan komt Hij met zijn ontferming en genade. Hij heeft toch Zelf het recht te doen met zijn uitverkoren volk wat Hij wil

Openbaring 7:9-17

14 november [1]

7:9

Daarna zag ik, en zie, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen stonden voor de troon en voor het Lam, bekleed met witte gewaden en met palmtakken in hun handen.

7:10

En zij riepen met luider stem en zeiden:
De zaligheid is van onze God, die op de troon gezeten is, en van het Lam!

7:11

En al de engelen stonden rondom de troon en de oudsten en de vier dieren, en zij wierpen zich op hun aangezicht, voor de troon en aanbaden God, zeggende:
Amen, de lof en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging, en de eer en de macht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheden! Amen.

7:13

En een van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Wie zijn dezen, die bekleed zijn met de witte gewaden, en vanwaar zijn zij gekomen?

7:14

En ik sprak tot hem: Mijn heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking; en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams.

7:15

Daarom zijn zij voor de troon van God en zij vereren Hem dag en nacht in zijn tempel; en Hij, die op de troon gezeten is, zal zijn tent over hen uitspreiden.

7:16

Zij zullen niet meer hongeren en niet meer dorsten, ook zal de zon niet op hen vallen, noch enige hitte,

7:17

want het Lam, dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen voeren naar waterbronnen des levens; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.

Een ontelbare schare voor de troon van God. Zij roepen: De zaligheid is van onze God. Wie bevinden zich in die grote schare? Het zijn de gelovigen, die komen uit de grote verdrukking en zij hebben hun klederen gewassen in het bloed van het Lam. Zij vereren God dag en nacht. God waakt over hen. Het Lam, Jezus, brengt hen naar de waterbronnen des levens. God zal alle tranen van hun ogen afwissen. Wat een zegen. Ze komen uit de grote verdrukking. Grote aantallen zullen dus verdrukt worden. Maar ze zullen hun knie voor Baäl niet buigen. Ze zullen het Lam aanbidden. God zal hen voor zijn troon verzamelen en ze zullen Hem aanbidden, dag en nacht. Wat een groot aanbid­dingsfeest is dat voor de troon van God. Er klinken stemmen van alle kanten en het is almaar feest. Het overwinningsfeest.

God bewaart de zijnen. Hij laat ze niet uit zijn hand vallen. Hij verzegelt hen met het bloed van het Lam. Wat een vreugde. Alle tranen worden van hun ogen gewist. Hij zal hen overschaduwen met zijn beschermende liefde. Je kunt vervolgd worden in deze wereld. De boze kan tekeergaan. Je kunt het moeilijk hebben, maar God laat je nooit los. Wat kan de boze tekeergaan. Je wordt er haast bang van. Maar God zegt: Ik red je uit de grote verdrukking. Ze zullen in de wereld tekeergaan, maar Ik heb overwonnen Daarom kunnen we met de engelen nu al zingen dat de sterkte en de eer van God komt. De zaligheid komt van God. Hij is het die ons redt. We kunnen onszelf niet eens redden. Maar zijn kracht en almacht stijgen uit boven alles wat we kunnen bidden of besef­fen. Heerlijk evangelie. Hoe zouden we anders kunnen leven? Dank U wel voor zoveel liefde. We leven in de overwinningskracht van Hem. Als Hij zijn tent niet over ons zou uitspreiden, dan waren we nergens. Dat beseffen we toch elke dag van ons leven. HERE, help ons. HERE, bescherm ons, HERE redt ons. Dank U HERE voor zoveel genadevolle erbarmende omarmende liefde.

Wat een evangelie in dit stukje. Het komt goed. Het is het plan van God, dat uitgevoerd wordt. De profeten hebben er al over gesproken. En we krijgen als het ware deze openbaring als een toegift om het na de Hemelvaart van onze Messias nog eens bevestigd te krijgen. Niets zal uit de hand van God vallen. Zijn plan gaat door. Zijn strategie is de overwinningsstrategie. Amen.

Openbaring 8:1-13

17 november [1]

8:1

En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur lang.

8:2

En ik zag de zeven engelen, die voor God staan, en hun werden zeven bazuinen gegeven.

8:3

en hem werd veel reukwerk geschonken om het te geven, met de gebeden van alle heiligen, op het gouden altaar voor de troon.

8:4

mèt de gebeden der heiligen, steeg… voor Gods aangezicht op.

8:5

vulde dat met het vuur van het altaar en wierp (het vuur) op de aarde;…

8:6

En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen.

8:7

En de eerste blies de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en het werd op de aarde geworpen; en het derde deel van de aarde verbrandde en het derde deel van de bomen verbrandde, en al het groene gras verbrandde.

8:8

En de tweede engel blies de bazuin, en er werd iets als een grote berg, brandend van vuur in de zee geworpen, en het derde deel van de zee werd bloed,

8:9

en het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf, en het derde deel van de schepen verging.

8:10

En de derde engel blies de bazuin, en er viel een grote ster, brandend als een fakkel, uit de hemel, en zij viel op het derde deel der rivieren en op de bronnen der wateren.

8:11

En de naam der ster werd genoemd Alsem. En het derde deel der wateren werd alsem en vele van de mensen stierven van het water, omdat het bitter geworden was.

8:12

En de vierde engel blies de bazuin, en het derde deel van de zon werd getroffen en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduisterd werd, en de dag voor het derde deel geen licht had en de nacht desgelijks.

8:13

En ik zag en hoorde een arend vliegen in het midden des hemels, die met luider stem zei: Wee, wee, wee hun, die op de aarde wonen, vanwege de overige stemmen van de bazuin der drie engelen, die nog bazuinen zullen!

Alle zegels van het boek zijn geopend. Er valt een stilte in de hemel. Een half uur lang. Het wordt nu heel ernstig. Wat gaat er gebeuren? God gaat optreden. God volvoert zijn plan. HERE wat gaat U doen? Is het de tijd dat U het bloed der rechtvaardigen wreekt? Is het oordeel gekomen? HERE, wat gaat er ge­beuren? De Here Jezus heeft de zeven zegels geopend. Niemand anders kon de zegels openen dan de Leeuw uit de stam van Juda. De blinkende Morgenster, die opgaat in je hart. God spreekt. Het boek is geopend. Het oordeel is geko­men.

De wierook van de gebeden der heiligen stijgt op voor de troon van God. Het is de HERE een welgevallen. Het is de heerlijke reuk van de gebeden der hei­ligen. De HERE wil gebeden zijn. Het is Hem een grote vreugde. Dan neemt de engel het wierookvat en vult het met het vuur van het altaar en werpt het op de aarde. Er volgen donderslagen en stemmen en bliksemstralen en aardbevin­gen. Grote dingen gebeuren. De zeven engelen, die bazuinen gekregen hebben, maken zich gereed om te bazuinen.

De eerste blaast. Verschrikkelijk wat er gebeurt. Hagel en vuur vermengd met bloed en het derde deel der aarde verbrandt en het derde deel van de bomen en al het groene gras verbrandt. Vreselijk. Wel eens nagedacht wat dat betekent? Wat zal dat voor de mensen betekenen. Neem maar eens een wereldbol en denk je dan maar eens in wat een derde deel is. Een derde deel van de aarde verbrandt. Vreselijk. Daar kom je toch niet meer bovenop. De tweede engel blaast de bazuin. En iets dat op een berg lijkt brandend van vuur wordt in de zee geworpen en het derde deel van de zee wordt bloed en een derde deel van de vissen gaat dood en een derde deel van de schepen vergaat. De ramp wordt almaar groter. En dan komt de derde engel die de bazuin blaast en er valt een grote ster als een fakkel en die valt op het derde deel der rivieren en op de bronnen der wateren. De naam van de ster is Alsem. Het water wordt bitter. Vele mensen sterven omdat het water bitter was is. En dan de vierde engel en het derde deel van de zon, de maan, de sterren wordt getroffen, zodat het der­de deel verduisterd wordt en de dag voor het derde deel geen licht heeft en de nacht eveneens. Wat moeten we ons van zo’n aarde voorstellen? Van alles is het derde deel er niet meer. Hoe kan het dan functioneren? De hele kosmos is door elkaar geschud. Hoe moeten de mensen dan leven? Wat is er allemaal in de war. Wat een rampen. Wat een oordeel. Het moet verschrikkelijk zijn. En dan komen er nog drie bazuinen. Een arend vliegt in het midden des hemels en die waarschuwt voor de drie bazuinen die nog geblazen moeten worden: Wee, wee, wee hun die op de aarde wonen.

Vreselijk. De boekrol is geopend. Het einde is nabij. Maar het gaat met god­delijke macht en kracht gepaard. Een wereldomvattend oordeel. Want de dui­vel en zijn trawanten, die denken dat zij de macht hebben, zullen niet gauw opgeven. Maar God is machtig. Hij komt om de aarde te richten naar recht en gerechtigheid. Wat een rampen. Wanneer zullen die geschieden? En hoe zal dat zijn? Het is nog niet over. Maar het komt met spoed. God wil zijn Konink­rijk met haast doen komen. HERE onferm u over ons. HERE voeg nog toe aan wie behouden worden. Dank U HERE. Trek ons uit de duisternis tot uw won­derbaar licht. Glorie voor uw Naam. Het overvalt je als je al deze rampen leest. Daar wil je toch niet onder vallen. Bekeer je dan, want het oordeel is verschrikkelijk. Bekeer je voordat het te laat is. Help, HERE help.

Openbaring 9:1-12

18 november [1]

9:1

En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven.

9:2

En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put.

9:3

En uit de rook kwamen sprinkhanen…

9:4

dat zij… geen schade zouden toebrengen,… alleen aan de mensen, die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden.

9:5

maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang;…

9:6

en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg.

9:10

en in hun staarten was hun macht om de mensen schade toe te brengen,…

9:11

Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abáddon en in het Grieks heeft hij tot naam Appóllyon.

9:12

Het eerste wee is voorbijgegaan: zie, nog twee weeën komen hierna.

Ja, als de put des afgronds opengaat dan wordt het zwerk verduisterd. Het is verschrikkelijk. Dat is de plaats waar de satan tekeer kan gaan. En dan komen de sprinkhanen en die pijnigen de mensen. Er is niets tegen te doen. De men­sen willen de dood zoeken, maar de dood kunnen ze niet vinden. Het is niet uit te houden. HERE, help! HERE wat nu? HERE help! Maar de duivel gaat te­keer. De mensen weten niet waar ze het zoeken moeten. Het is een ramp. Wee, wee, wee hun. Want er komen nog twee plagen. Je zou zeggen: mensen bekeer je. Doe het nu, want als je deze rampen over de wereld ziet komen en je weet dat er ontkoming is, dan moet je je daar naar spoeden. HERE help ons.

Als we dan zien hoe laks we zijn. Hoe we nauwelijks in de benen komen om de mensen met verve op te roepen om zich te bekeren, dan slaat de schrik je om het hart. Dan zijn eigenlijk alle zeven brieven aan de gemeenten aan ons geschreven. Want we hebben er met ons allen een potje van gemaakt. Laten we onszelf eens tegen het licht houden. De zonden van de eerste gemeenten eens doorlopen. Welke zijn op ons van toepassing? We staan verschrikt te kijken. We moeten ons radicaal bekeren. We zitten muurvast. We besteden aan koffiedrinken meer tijd dan aan evangelisatie. Wat willen we dan nog ver­wachten van de genade van God? We verdienen de straf. Het is verschrikke­lijk. Vreselijk. De schrik slaat me om het hart.

Maar ook ik moet mijn eigen hart onderzoeken. Ik ben ook onderdeel van dat slappe zootje. Waar is bij mij het vuur? Als God dit alles zo ernstig neemt, dan moeten wij dat óók doen. Het gaat om de hel of de hemel. Naarmate de tijd voortschrijdt, zullen we ons steeds meer moeten gaan inzetten. Petrus had al eerder hiervoor gewaarschuwd. En deze openbaring van Jezus aan Johannes heeft ook maar één bedoeling, namelijk dat wij de zaak ernstig nemen. Het gaat om je behoud. Dat is een uitermate ernstige zaak. HERE ruk ons, ruk mij, los uit de gezapigheid. HERE help mij. Help ons. Laat ons radicaal afrekenen met onszelf. Want uw oordeel staat te komen. Doch U wil dat alle mensen tot bekering komen. HERE, help.

Openbaring 9:13-21

19 november [1]

9:13

en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat,…

9:14

Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn.

9:15

En de vier engelen, die tegen het uur en de dag en de maand en het jaar waren gereed gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de mensen te doden.

9:16

En het getal der legerscharen van de ruiterij was tweemaal tienduizend tienduizendtallen; ik hoorde hun aantal.

9:17

en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel.

9:20

En wie van de mensen overgebleven waren,… bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet (meer) te aanbidden…

9:21

en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen.

Tot nu toe waren het plagen die de mensen pijnigden en ze het leven zeer moeilijk maakten. Maar nu worden de mensen zelf direct gedood. De vier en­gelen, die tot een bepaalde tijd waren vastgehouden bij de rivier de Eufraat, brengen een leger op de been van tweemaal tienduizend tienduizendtallen, dat is tweehonderd miljoen man. Er kwam vuur, rook en zwavel uit de bekken van hun paarden en een derde van de mensheid werd gedood. Het waren krachtige paarden. Men kon er niets tegen uitrichten.

Dan volgt: En wie van de mensen overgebleven waren bekeerden zich niet van de werken van hun handen, om de boze geesten niet meer te aanbidden. En zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen. De rampen komen over de aarde. Een derde van de mensheid is reeds gedood. Je zou verwachten dat dan de mensen wel zullen inzien dat het God ernst is met het oordeel en zullen zij zich bekeren. Maar nee. Ze bekeerden zich niet. Het kan kennelijk dat mensen in een vrese­lijke toestand verkeren, maar zich toch niet bekeren. De mensen weigeren hardnekkig om God te erkennen. Ze vervloeken eerder God voor al de rampen dan dat ze zich bekeren. Dit is zo uit het leven gegrepen. God krijgt overal de schuld van. De mensen mogen gewoon doorgaan met hun afgoderij, hun tove­rij, hun hoererij en hun dieverij, maar God krijgt de schuld als het mis gaat. Als God dan bestaat, waarom dan dit en waarom dan dat. God heeft het ge­daan. God is de boeman. Ze bekeren zich niet. Ze denken misschien een tijdje: wat is het allemaal verschrikkelijk. En misschien lopen de kerken een tijdje vol, maar als de emotie weer weggezakt is, dan gaat het leven weer z’n gewo­ne gangetje. Het is verschrikkelijk. Het is te gek. God is goed, maar de mensen slecht. Wat willen ze ook met hun afgoderij, hun moorden, hun hoererij en hun dieverij. Het is één grote bende.

Kennelijk zijn er bij de rivier de Eufraat vier engelen die tot een bepaald uur, een bepaalde maand, een bepaald jaar en een bepaalde dag door God gereed gehouden worden om het strijdperk te betreden. En als er dan vanaf het altaar voor Gods troon het signaal komt, dan gaat de strijd beginnen. Het komt dus rechtstreeks van de troon van God. En dat is een belangrijk feit. God houdt zich in. Hij wil het heil van de mensen, maar dan is het moment voor de finale slag. Dan is het afgelopen. Dan breken de oordelen los. Dan sterft een derde van de mensheid. Dat is dus twee miljard. Dat is heel Europa, Amerika en Afrika samen. Dat is je toch niet voor te stellen. En ze sterven in de strijd met de sterke paarden, de machtige legers door vuur, rook en zwavel. Je ziet het allemaal branden. Het is verschrikkelijk. Wat een strijd en wat een dood en verderf. Wanneer zal dat zijn. Het is in ieder geval na de vorige rampen. Daar ging het nog niet over het doden van de mensen, maar wel over een derde van de aarde verwoest. Hoe kunnen we leven op een aarde waar een derde net meer functioneert en nu ook een derde van de mensen is gedood. Wat een apo­calyptische rampen. Wat gebeurt er nu.

Het is zeer urgent dat we de profeten lezen en het boek openbaring ons eigen maken. Het is uiterst belangrijk in het onderscheiden van de tekenen der tij­den. Hoe nodig in deze tijd.

Openbaring 10:1-11

20 november [1]

10:1

En ik zag en andere sterke engel nederdalen uit de hemel, bekleed met een wolk, en de regenboog was om zijn hoofd…

10:2

en hij had in zijn hand een geopend boekje…

10:3

en toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen.

10:4

Verzegel hetgeen de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op.

10:6

en zwoer bij Hem, die leeft tot in alle eeuwigheden,… er zal geen uitstel meer zijn, maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk Hij zijn knechten de profeten, heeft verkondigd.

10:8

Ga heen, neem het boek, dat geopend ligt in de hand van de engel,…

10:9

Neem het en eet het op, en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond zal het zoet zijn als honing.

10:11

En er werd tot mij gezegd: Gij moet wederom profeteren over vele natiën en volken en talen en koningen.

Dan komt er een engel uit de hemel bekleed met een wolk en de regenboog is rondom zijn hoofd. Dat hebben we meer gezien. De regenboog was rondom de troon van God. Deze engel, die een sterke engel genoemd wordt, komt dan zeker dichtbij de troon van God vandaan. Hij heeft een geopend boekje in zijn hand. Dat is merkwaardig. Hadden ze toen dan al boekjes. Ze hadden toch al­leen rollen. Maar dit is een geopend boekje. Hij roept met luider stem. Wat hij riep staat er niet bij. En zeven donderslagen spreken. En als Johannes het op wil schrijven zegt een stem uit de hemel dat hij het niet op moet schrijven. Dat is merkwaardig. Johannes ziet dus meer dan hij op mag schrijven. Wat zouden de zeven donderslagen gezegd hebben. Kennelijk dingen die niet goed zouden zijn voor onze bekering. Er werd misschien wel teveel geopenbaard zodat het wonder van Gods plan schade zou lijden en wij niet opgeroepen zouden wor­den om ons te bekeren. En de sterke engel, die zijn ene voet op de zee en de andere op de aarde heeft gezet, zweert bij Hem, die leeft in alle eeuwigheden, God de Schepper zegt dat er geen uitstel meer zal zijn in de dagen van de stem van de zevende engel, die nog moet bazuinen. Dan is ook voleindigd het ge­heimenis van God, gelijk Hij zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd. Dat is geweldig. De profeten hebben mogen profeteren. Ze wisten van die toe­komst. Ze wisten van de beloften aan Abraham, Isaäk en Jakob. Ze wisten van Gods plan met de wereld. Ze profeteerden wat ze van God geopenbaard kre­gen. Ze moesten gaan. Het was een permanente oproep tot bekering. Steeds weer de oproep om terug te keren naar de geboden ten leven van de Here God. God kan niet anders. Daar gaat het om. God regeert. En nu is het zover. Er komt geen uitstel meer. Het is voleindigd. God openbaart zich geheel. Hij laat zien dat zijn eeuwig koninkrijk van recht en gerechtigheid gaat gegrondvest worden. Geen twijfel meer aan.

En Johannes moet het boekje nemen en het opeten. Het is zoet in de mond maar bitter in de buik. Wat zou er in dat boekje hebben gestaan? Dat wordt ook niet bekend gemaakt. Het wordt van zoet bitter. Daar is iets bij voor te stellen, maar dat het niet wordt vermeld past in de lijn van de profetie. Johan­nes moet nog meer gaan profeteren. Over de natiën en de volken en de talen en de koningen. Dat zal nog wat worden. Wat een profetie. Wat een krachtig ingrijpen van God. God is goed. Hij wil dat de zonde uitgebannen wordt. Het gaat gebeuren. Prijs de Heer.

Openbaring 11:1-14

21 november [1]

11:1

Sta op, en meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden.

11:2

Maar laat de voorhof… er buiten,… want hij is aan de heidenen gegeven; en zij zullen de heilige stad vertreden, twee en veertig maanden lang.

11:3

En Ik zal mijn twee getuigen lastgeven om, met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderd zestig dagen lang.

11:4

Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan.

11:5

en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij zó de dood vinden.

11:6

Dezen hebben de macht de hemel te sluiten,… en zij hebben macht over de wateren,… en om de aarde te slaan…

11:7

En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden.

11:8

En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd.

11:9

die hun lijk zien, drie en een halve dag,…

11:10

En zij die op de aarde wonen,… omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden.

11:11

voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op (allen), die hen aanschouwden.

11:12

Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen.

11:13

En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zevenduizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer.

11:14

zie, het derde wee komt spoedig.

Tussen de zesde en de zevende bazuin komen deze getuigenissen. De twee getuigen zullen met een haren zak bekleed profeteren. Ze zullen het oordeel aankondigen. Ze zullen oproepen tot bekering. Johannes moet de tempel op­meten, behalve de voorhof, want die is voor de heidenen die de tempel 42 maanden zullen vertreden. En de twee getuigen zullen 1260 dagen getuigen. En niemand kan hen schade toebrengen. Ze hebben grote macht. Want ze kun­nen de regen en de zon gebieden. Ze hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen. En wanneer zij hun getuigenis voleindigd hebben, zal het beest uit de afgrond opstaan en hen de oorlog aandoen en zij zullen gedood worden. En de mensen zullen blij zijn want de twee, die hen gepijnigd hadden, zijn dood. En hun lijk ligt drie en een halve dag op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar zij ook de Here gekrui­sigd hebben. Wat een blijdschap. Die zwartkijkers, die doemprofeten, zijn weg. Nu kunnen we tenminste weer ongestoord met ons werk doorgaan. Heer­lijk toch. Weg met hen. Dank U wel. En ze begraven de lijken niet eens. Ze laten ze daar gewoon maar wegrotten. Het is een publieke vertoning. Het wordt wereldwijd uitgezonden. Het is geweldig. Geschenken gaan over en weer. Het is wereldpolitiek nieuws. Alle verslaggevers interviewen de groten der aarde, die allemaal blij zijn dat deze twee mensen weg zijn. Ze volgen al­lemaal het beest uit de afgrond, die doet alsof hij heer en meester is. De duivel en zijn trawanten zitten weer op de troon.

Maar grote schrik na drie dagen keert een levensgeest terug in de twee getui­gen en de mensen bezwijken van vrees. Maar een stem klinkt: Klim hierheen op. En ze gaan naar de hemel. De vijanden zien het allemaal. En het zal onge­twijfeld wereldwijd zijn uitgezonden. En op dat moment kwam er een grote aardbeving en een tiende deel van de stad stortte in en zevenduizend personen kwamen om. Ramp op ramp. Wat moet er nu nog meer gebeuren. God trekt zijn plan. Het is bijna het einde. Na de zevende bazuin is er geen uitstel meer. Het derde wee gaat nu komen. Het komt spoedig. Wat moeten we met de twee en veertig maanden en de 1260 dagen. Daar spreekt ook Daniël over. En het komt vaker voor in de Openbaring. Het is een tijdsbestek. Het moet af te me­ten zijn. Wanneer gaat het in. Hoe kunnen we het zeker weten. Wanneer zien we de twee getuigen. Het zijn spannende tijden. Het is allemaal heel concreet. Wat hebben we er toch geestelijk overheen gelezen. We wilden eigenlijk niet weten, dat deze dingen letterlijk zouden kunnen gebeuren. Maar we zien het voor onze ogen. Wat zou er nu gaan gebeuren. Het derde wee komt spoedig. En het is al zo erg. Een derde deel van de aarde is weg en een derde deel van de mensheid is dood. Dat is gerekend met de wereldbevolking van nu twee miljard mensen. Twee miljard!

Openbaring 11:15-19

22 november [1]

11:15

En de zevende engel blies de bazuin en luide stemmen klonken in de hemel, zeggende:
Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en aan zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwigheden.

11:16

En de vierentwintig oudsten, die voor God op hun tronen gezeten waren, wierpen zich op hun aangezicht en aanbaden God zeggende:

11:17

Wij danken U, Here God, Almachtige, die is en die was, dat Gij uw grote macht hebt opgenomen en het koningschap hebt aanvaard; en de volkeren waren toornig geworden, maar uw toorn is gekomen en de tijd voor de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw knechten, profeten, en aan de heiligen en aan hen, die uw naam vrezen, aan de kleinen en de groten en om te verderven wie de aarde verderven.

11:19

En de tempel Gods, die in de hemel is, ging open en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel, en er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen en aardbeving en zware hagel.

De laatste bazuin wordt geblazen. En luide stemmen klinken in de hemelen. Wat zeggen ze. Ze weten het. Het koningschap over de wereld is gekomen aan onze Here en zijn Gezalfde, en Hij zal als koning heersen tot in alle eeuwighe­den. Het koningschap was dus niet aan onze Here. De duivel was de overste dezer wereld. Hij ging tekeer als een briesende leeuw, zoekende wie hij kon verslinden. Maar nu is het afgelopen. God treedt op en Hij verjaagt het beest uit de afgrond definitief. Hij is de overwinnaar. Het wordt feest. En de hele aarde juicht er al van. En de vierentwintig oudsten rondom de troon van God werpen zich op hun aangezicht en aanbidden God. Ze danken en ze eren God, dat Hij het koningschap op Zich genomen heeft. En dat de tijd is gekomen voor het oordeel tussen de levenden en de doden. En dat de profeten en de hei­ligen hun loon krijgen, zowel de groten en de kleinen. Het wordt een geweldi­ge tijd. De zonde wordt uitgebannen. De booswichten verwijderd. Wie de aar­de hebben verdorven zullen worden verdorven. Dat staat vast en zeker. Daar is geen omkeren aan.

En dan gaat de tempel Gods open en de ark van zijn verbond wordt zichtbaar in de tempel. Dat is een grootse gebeurtenis. Wie had dat gedacht? Het is ge­weldig. God laat zich zien. De ark des verbonds. De plaats waar God in don­kerheid wilde wonen, waar alleen de hogepriester op de Grote Verzoendag eenmaal per jaar mocht komen. Die ark van het verbond wordt zichtbaar. Ge­weldig. Het Koninkrijk komt. Een eeuwig koninkrijk van recht en gerechtig­heid. Glorie voor zijn naam. Het kan niet op. Dank U, Here. Daar mogen we naar uitzien. daar leven we voor.

We kunnen er nog van alles over zeggen. We mogen U eren en loven, net als de vier en twintig oudsten in de hemel. Wij buigen ons voor U. Wij eren en loven uw naam. Want de aarde wordt herschapen. Het gaat door strijd heen, maar het gaat gebeuren. En we zijn ooggetuigen van wat er allemaal gaat ge­beuren. We zien het voor onze ogen zich afspelen. Here dank U wel voor alles wat U doet. Dank U dat dit boek ook voor mij geopenbaard wordt. Geef mij nog veel dieper inzicht in uw woord. Want het is geweldig om bij uw woord te leven. Uw woord is de waarheid. Uw woord is een licht op mijn pad en een lamp voor mijn voet. Het kan niet stuk. Glorie voor zijn Naam.

Openbaring 12:1-6

23 november [1]

12:1

En er werd een groot teken in de hemel gezien: een vrouw met de zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd;

12:2

en zij was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn om te baren.

12:3

En er werd een ander teken in de hemel gezien, en zie, een grote rossige draak met zeven koppen en tien horens, en op zijn koppen zeven kronen.

12:4

En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mede en wierp die op de aarde. En de draak stond voor de vrouw, die baren zou, om, zodra zij haar kind gebaard had, dit te verslinden.

12:5

En zij baarde een zoon, een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf; en haar kind werd plotseling weggevoerd naar God en zijn troon.

12:6

En de vrouw vluchtte naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderd zestig dagen onderhouden zou worden.

Wat moet dat overweldigend voor Johannes geweest zijn. Een vrouw met de zon bekleed. Wat moet je je daar bij voorstellen. Dat is toch geweldig, indruk­wekkend. En de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren om haar hoofd. Ze was zwanger en schreeuwde in haar weeën en in haar pijn, om te baren. Stel je dat eens concreet voor. Dat is toch nogal indrukwekkend. En wat een vertoning, een zwangere vrouw, die in haar weeën schreeuwt vanwege de pijn. Wat moet dat een schreeuw zijn geweest!

En dan dat andere teken, een grote rossige draak met zeven koppen en tien ho­rens en op zijn koppen zeven kronen. En zijn staart sleepte een derde van de sterren des hemels mee en wierp die op de aarde. Dat moet een krachtige ster­ke draak geweest zijn. Dat is de duivel. Wat een grote macht heeft die draak. En kijk nou eens: de draak staat voor de vrouw die baren zou, om het kind, zo­dra het geboren is, te verslinden. Hij is vast van plan om dit kind met geweld te vernietigen. Wat een agressieve vertoning. Wat heeft die draak een hekel aan dat kind. Hij wil alles doen om het te doden. Dat kind mag niet geboren worden. Het moet weg. Want dat kind dat gebaard wordt dat zal alle heidenen hoeden met een ijzeren staf. Dat kind zal de duivel, de draak, vernietigen.

En plotseling wordt dat kind weggevoerd naar God en zijn troon. Daar is het veilig. En de vrouw vlucht naar de woestijn, waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat zij daar twaalfhonderdzestig dagen onderhouden zou wor­den. Daar heb je weer die twaalfhonderd zestig dagen. Dat is toch wel een be­langrijk aantal in de bijbelse openbaring. De vrouw die gebaard heeft. Wie is dat? Ze zal daar onderhouden worden. Waarom is de vrouw niet in de hemel opgenomen. Dat zou je toch verwachten. Het is toch de moeder. Neen, de vrouw blijft op de aarde. Het wordt onderhouden in de woestijn op een veilige plaats, waar de draak niet kan komen.

Wat een verhaal. De machtige daden van God. God openbaart zich aan Johan­nes. Wat moet die onder de indruk zijn geweest van de almacht van God. Het zal hem vast teveel zijn geweest. Wie kan deze dingen verdragen. Wat een ge­weldige dingen gebeuren er. Het zal gebeuren. Het zal over de aarde komen. Hoe kunnen we voor God bestaan. Zullen we daar allemaal doorheen moeten. Zullen we daardoor gepakt worden. Zal het ons overkomen? Het zijn allemaal vragen. Het belangrijkste is, dat wij ons geborgen weten in het bloed van het Lam. Laten we ons van de wereld afzonderen en ons er niet door laten beïn­vloeden. Het is verschrikkelijk. De zevende bazuin heeft geklonken. Nu zal God zijn Koninkrijk herstellen. Er zal niet langer gewacht worden. Nu zal het zich ontvouwen. Wat een toekomst. Wat een zekerheid om daarbij te mogen horen. Het is geweldig. Het kan niet anders. Het is genade. Want hoe kunnen we dat ooit zelf bedenken. Dat willen we uitbazuinen over de aarde. Het is ge­weldig. Glorie voor zijn naam. Prijs de Heer.

Openbaring 12:7-18

24 november [1]

12:7

Michaël…

12:9

En de grote draak werd (op de aarde) geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt;…

12:10

want de aanklager van onze broeders,… is nedergeworpen.

12:12

Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u nedergedaald in grote grimmigheid, wetende dat hij weinig tijd heeft.

12:14

een tijd en tijden en een halve tijd.

12:17

en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben;…

De satan probeert te verleiden. Hij weet dat hij weinig tijd heeft. Hij is de ge­vallen engel. Hij heeft verloren door het bloed van het Lam. Prijs de Heer.

Er wordt een grote strijd gestreden tegen hen die de geboden van God bewa­ren en het getuigenis van Jezus hebben. We vergeten vaak de juiste volgorde. Het is alleen maar belangrijk dat we de geboden van God bewaren en het ge­tuigenis van Jezus hebben. Heiliging, rechtvaardiging, gehoorzaamheid enz. Dat houdt ons staande. Het bloed van het Lam houdt ons staande.

Daar heeft de duivel de grootste hekel aan. Hij zal alles doen om de volgelin­gen van Messias Jezus te vernietigen. Voor niets schrikt hij terug. Michaël moet eraan te pas komen. De duivel wordt verslagen, maar het einde is het nog niet. Grote grimmigheid volgt. We kunnen alleen staande blijven als we Ko­ning Jezus volgen. Dan beginnen we te zingen in het midden van de nacht. Dan kan niets ons meer deren. Dan proberen we overal de liefde van Jezus te verkondigen. En naarmate de tijd voortschrijdt met des te meen elan. Dat bete­kent dat we enthousiast en met volharding de Bijbel lezen en bidden. God is overal. Hij bewaart ons. Hij ondersteunt ons. Dicht bij Jezus blijven.

Openbaring 13:1-10

25 november [1]

13:4

Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?

13:8

En allen, die op de aarde wonen, zullen het beest aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.

13:10

Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen.

Je zult het maar zien gebeuren. Het beest wordt dodelijk gewond en geneest. Dat is toch een wonder. Iedereen gaat het beest achterna. Het beest voert oor­log tegen de heiligen. We leven dus in oorlogstijd. Het is geen kleinigheid. Zij, die blijven volharden, zullen niet aanbidden.

Het zal steeds moeilijker worden, want we zullen de buitenbeentjes worden. Degenen die geen oorlog willen. Het is een harde strijd. We zullen er veel van meemaken. We maken het al elke dag aan den lijve mee. De christen wordt al steeds meer als een outcast bekeken. De wereldstroom der informatie gaat aan het hart van de kerk voorbij Wellicht is het al de tijd dat we radicaal het roer moeten omgooien en helemaal alle verwachting moeten stellen op de komst van Hem. De duivel weet dat hij weinig tijd heeft en gaat tekeer.

De hele wereld kan het wonder van het genezen beest achterna lopen, maar wij moeten blijven bij het woord van God. Toetsen wat God zegt. En al het andere afwijzen. Hoe groot een wonder ook kan zijn. Niets mee te maken. Al­leen wat God doet, telt.

Het gaat dus om de volharding. Waar blijkt die uit. Als we gehoorzaam zijn aan het woord van God en ons gekocht en betaald weten door het bloed van het Lam. Dat kunnen we weten vanuit het woord van God. Geprezen zij de Here Dus oppassen en ons niet laten verleiden. Want de verleidingen komen aan alle kanten op ons af. Stevig in je schoenen staan. Alles zien in het apoca­lyptische perspectief van zijn wederkomst.

Openbaring 13: 11-18

26 november [1]

13:14

dat zij een beeld moeten maken…

13:16

een merkteken gegeven wordt…

13:18

en zijn getal is zeshonderd zesenzestig.

Een tweede beest en een groot beeld, allen moeten het aanbidden. Iedereen krijgt een merkteken: 666. Wie niet aanbidt wordt gedood. Alles wordt grim­miger. Iedereen wordt gedwongen om het beeld te aanbidden. Het is een we­reldgodsdienst. Met een groot beeld als centrum. Met een merkteken 666.

Iedereen die er niet aan mee doet wordt gedood. Het wordt heel grimmig. Je moet dan wel erg sterk in je schoenen staan om staande te blijven.

Je kunt het met je leven moeten bekopen. Ben je daartoe bereid. Wie is daar­toe bereidt?

We kunnen allerlei speculaties maken. Een ding is zeker. Het wordt grimmiger en dat betekent voor sommige mensen nu al veel verdrukking. De godsdienst­vrijheid is meer dan ooit in het geding. Het gaat om de volharding der heili­gen. Volharding.

Hoe vaak komt het in de Bijbel voor, dat we moeten volharden. We leven in een grimmige wereld. We ervaren het zelf in ons eigen leven. Want zelf kam­pen we ook met de machten der duisternis. Het kwade zit ook in ons. Daarom moeten we naar Hem vluchten en heel goed weten wat de geboden van God zijn. Die zijn niet zwaar. Ze zijn heel dicht bij, in je hart. En vanuit je hart moet je leven en het je kinderen inprenten. Elke keer opnieuw. Want het gaat niet vanzelf.

Openbaring 14:1-5

27 november [1]

14:1

op de berg Sion… en met Hem honderdvierenveertigduizend,…

14:4

Dezen zijn het, die het Lam volgen, waar Hij ook heengaat.

Het feest gaat door. Het Lam en de vrijgekochten: de honderdvierenveertig­duizend. Wat een feest. De eerstelingen. Zij volgden het Lam waar Hij ook heengaat. Waren dat niet de woorden van de Here Jezus zelf. Een knecht staat niet boven zijn meester. Ze hebben Jezus vervolgd, ze zullen ook u vervolgen. Want de wereld is tegen Jezus. De werken van de duisternis zijn tegen de wer­ken van het licht. Maar het licht verschijnt in de duisternis.

Het zal weer worden zoals het was. Het paradijs. De nieuwe hemel en de nieu­we aarde waar gerechtigheid heerst. Het gaat door heel wat strijd heen. Maar wij moeten de overwinning zien en niet de strijd. Het enige wat we moeten doen, is ons afwenden van de werken van de duisternis en ons richten op de werken van het licht. En dat is in één woord vervuld: liefde. God liefhebben en je naaste als je zelf. Dat is de wet en de profeten. Dat is het licht.

Er staat dan ook: in hun mond is geen leugen gevonden; zij zijn onberispelijk. Wat een prachtige ontwikkeling. De hele Bijbel staat er vol van. Het was goed en het wordt goed. Gods woord houdt stand in alle eeuwigheid. Geloofd en geprezen zij het Lam.

Openbaring 14:6-20

28 november [1]

14:6

en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen…

14:7

Vreest God en geeft Hem eer,…

14:12

Hier blijkt de volharding der heiligen, die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren.

14:13

zalig zijn de doden, die in de Here sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, dat zij rusten van hun moeiten, want hun werken volgen hen na.

14:15

want de oogst der aarde is geheel rijp geworden.

Te midden van de oordelen blijft het eeuwig evangelie gepredikt worden. De oproep blijft klinken. Vreest God, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem. De waarschuwing klinkt, Babylon valt, de rook stijgt op. Zie je dat dan niet. Wat wil je eigenlijk? Wil je ondergaan in de rook en het vuur en de zwavel van dat Babylon? Je kunt kiezen. De oproep tot bekering blijft klin­ken. Tot het laatste moment. Nog is het niet te laat.

Het gaat dus om de volharding. Hoevelen vallen niet af. Ze laten God zitten. Houden er een eigen theologie op na. Ze verlaten Gods geboden. Ze verslap­pen. Ze hebben de wereld meer lief. Maar uit de volharding van de heiligen blijkt, dat zij Gods geboden blijven volgen. Het gaat dus om volharding. De verleiding is er aan alle kanten. Je wordt zo maar mee gezogen. Pas op. Pas op. Wees op je hoede. Keer steeds weer terug naar wat God zegt. Laat je niet verleiden. Ze proberen je mee te trekken. Blijf nee zeggen. Want je komt ver­keerd uit. De mensenmoorder van den beginne. Hij zal alles doen om je te ver­leiden. Hij doet het voorkomen of hij een engel des lichts is. De hele wereld gaat hem achterna. Hij is toch dat beest, waarvan de wond genezen is. En de twee getuigen; die zijn weg. Want die werkten alleen maar tegen. Daar mocht je niet van feesten en genieten. De wereld geniet, maar de christenen mogen niets. Ze hebben het merkteken niet op hun hoofd. Dus zij mogen niet mee doen met de wereld. Ze liggen erbuiten. De wereld zorgt wel dat zij er buiten liggen. Het oordeel komt. De druiven zijn rijp. De persbak wordt getreden. Het oordeel is gekomen.

Openbaring 15:1-8

29 november [1]

15:2

en de overwinnaars van het beest en van zijn beeld en van het getal van zijn naam,…

15:3

En zij zingen het lied van Mozes, de knecht Gods, en het lied van het Lam,…

15:3

Gij, Koning der volkeren!

15:8

En de tempel werd vervuld met rook vanwege de heerlijkheid Gods en vanwege zijn kracht;…

De overwinning is voltooid. Nog zeven plagen. Maar de overwinnaars zingen al het lied van Mozes, maar nu ook het lied van het Lam. Het Lam heeft over­wonnen op het kruis van Golgotha. Het is volbracht. De zonden zijn verzoend. Het rijk van recht en gerechtigheid kan komen. God volvoert zijn plan. Zijn woorden zijn waar. Gods woord houdt stand in eeuwigheid. De bloem ver­welkt. Het gras verdort. Maar Gods woord houdt stand in eeuwigheid.

De volkeren kunnen wel denken dat ze tekeer kunnen gaan tegen God en zijn volk, maar ze zullen verkeerd uitkomen. Zij denken de macht te hebben en het zonder God en gebod te kunnen doen, maar ze zullen het zien. Het is ontzet­tend belangrijk dat we de profeten lezen. We hebben het eeuwen laten zitten. Er van alles van gemaakt. Maar de profetie niet de profetie gelaten. Hoe dur­ven we. Hoe is het mogelijk dat er nooit mensen in opstand zijn gekomen over zoveel schriftkritiek, over zoveel bijbelse leugentaal. Zoveel dogma 's die er niets mee te maken hebben. En ook vandaag gaat het gewoon maar door. We doen of het allemaal niet belangrijk is.

Openbaring 16:1-11

30 november [1]

16:6

zij hebben het verdiend!

16:9

en zij bekeerden zich niet…

16:11

en zij bekeerden zich niet…

De laatste oordelen breken los. Het is verschrikkelijk. Zij hebben het verdiend. Want zij hebben het bloed van de rechtvaardigen en de heiligen vergoten. En dan staat er twee keer: En zij bekeerden zich niet. Ze krijgen het zwaar te ver­duren. Er is haast niet te leven.

Het zijn de oordelen van God. Maar zij volharden in hun boze werken. Zij be­keerden zich niet. We moeten dus niet te veel voorstellen al zouden de mensen door de oordelen zich bekeren. Het tegendeel wordt hier beschreven. Er is maar een weg en dat is de verkondiging van het evangelie.

Het woord moet het doen. En dat mogen we en moeten we met verve brengen. De evangelisatie is op stervensna dood in de westerse wereld. Dat is een aan­klacht tegen ons zelf. Tegen de kerken. We moeten er weer op uit. Voor nie­mand is het onmogelijk om dat woord te brengen. Dat moeten we dan ook doen.

Here, help ons om het woord te brengen. Geef ons moed in dit land om het te doen. Dank U voor alle mensen, die daar mee bezig zijn. Wat een zegen dat er nog zo velen zijn. Want hoe zou het anders er uit zien in ons land. Here, ont­ferm u over deze wereld. Here, stop de werken van de boze in ons land.

Openbaring 16:12-21

1 december [1]

16:12

zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang der zon komen.

16:15

Zie, Ik kom als een dief.

16:16

En Hij verzamelde hen op de plaats, die in het Hebreeuws genoemd wordt Harmágedon.

16:17

Het is geschied.

16:18

zó hevig was deze aardbeving, zó groot.

16:20

En alle eilanden vluchtten weg en bergen werden niet (meer) gevonden.

16:21

en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan was zeer groot.

Het eindoordeel is gekomen. Zie, Ik kom als een dief. Het zijn de woorden van de Here Jezus. Waakt dan. Weest waakzaam. Hoe vaak wordt dat niet gezegd. Blijf volharden. Geef niet op. Het oordeel komt. De grote eindstrijd vindt plaats in Armageddon. Daar worden de volken der aarde verzameld. Het zal geschieden. Er komt een grote aardbeving. De wereld wankelt en schudt. We zien de aardkorst bewegen. We weten wat het is. Het zijn tekenen. Het zijn oproepen tot bekering. Maar de mensen lasteren God en zij bekeren zich niet.

God spreekt en het is de hoogste tijd om te luisteren, Maar we moeten niet op­kijken als de mensen ons blijven lasteren. We moeten het blijven verkondigen. Tegen alle laster in. Want het zijn de laatste oproepen die we mogen laten ho­ren. Wat een voorrecht om te mogen behoren tot hen die Hem vurig verwach­ten.

Openbaring 17:1-18

2 december [1]

17:6

En ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus.

17:14

Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen – want Hij is de Here der heren en de Koning der koningen – en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen.

17:17

en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods voleindigd zijn.

We krijgen hier een opsomming van de koninkrijken die het beest zullen vol­gen en de heiligen zullen vervolgen. Er is veel gespeculeerd welke koninkrij­ken dat dan wel zullen zijn. Het zijn ook de profetieën uit Daniël. Het zijn concrete koninkrijken. Er zit ook een lijn in. Het kenmerk is dat ze de heiligen vervolgen; tegen God zijn. Maar hun koninkrijken zullen worden overwonnen. Ze voeren oorlog tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen en de ge­roepenen en uitverkorenen en gelovigen.

De volkeren en de natiën verenigen zich en gaan tekeer tegen God. De grote hoer, Babylon, de duivel zal proberen iedereen te verzamelen om het Lam te verslaan. Het is een laatste poging om zijn wereldheerschappij te consolide­ren. En dat hij grote macht heeft, dat lezen we hoofdstuk na hoofdstuk. Daar moeten we niet te gering over denken. Kennelijk zoveel macht dat hij kans ziet de gehele wereld te misleiden. Hij doet het voorkomen dat je het goed hebt, als je hem volgt. Het volgen van Jezus brengt alleen maar ellende. Zie nu maar eens wat een plagen haal je over je heen. De ene ramp na de andere. Er staat dan ook keer op keer: en zij bekeerden zich niet. Ze zien het als een oor­deel van God, maar beschuldigen Hem van de ellende. Het beest blijft roepen: zie je nu wel. Dat is die goede God. Die geeft alleen maar ellende en rampen Daar is niets mee te beginnen. Vreselijk toch. De heiligen worden vervolgd door de grote hoer. Godslasterlijk aan alle kanten. Maar zij die volharden tot het einde zullen behouden worden. Het Lam zal overwinnen hoe het ook zij. Het is geweldig om dat eeuwig perspectief te hebben. Als je op alle ellende ziet om je heen dan zakt de moed je soms in de schoenen. Het is verschrikke­lijk. Maar dwars door alles heen blijft de engel met het evangelie vliegen en oproepen tot bekering. Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Gelooft het evangelie. Het kan allemaal lang lijken te duren, maar het woord wordt vervuld. Er is geen speld tussen te krijgen.

Openbaring 18:1-24

3 december [1]

18:2

Gevallen, gevallen is de grote (stad) Babylon…

18:3

en de kooplieden der aarde rijk geworden zijn uit de macht harer weelderigheid.

18:4

Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.

18:10

Wee, wee, gij grote stad, Babylon, gij sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen.

18:11

En de kooplieden der aarde wenen en bedrijven rouw, omdat niemand meer hun lading koopt,…

18:13

en van lichamen; en zielen van mensen.

18:16

want in één uur is al die zo grote rijkdom verwoest!

18:19

want zij is in één uur verwoest!

18:20

Weest vrolijk over haar, gij hemel en gij heiligen, en gij apostelen en profeten, want God heeft uw rechtzaak tegen haar beslecht.

18:23

want uw kooplieden waren de machthebbers der aarde, want door uw toverij werden alle volken verleid;

18:24

en in haar werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen, die geslacht zijn op de aarde.

Want in één uur is uw oordeel gekomen. Want in één uur is al die zo grote rijkdom verwoest! Op het ene moment staan de machthebbers der wereld te brallen en zich te goed te doen aan hun rijkdom en macht en op het andere uur is er niets meer van over. De grote stad, Babylon, waar de ongerechtigheid zich heeft opgehoopt tegen de hemel, valt in één uur. Het is over en uit. God heeft de rechtzaak tegen de duivel de grote hoer, de mensenmoorder van den beginne beslecht.

Daar loopt het dus op uit. Het is de Here Jezus, die in zijn rede over het laatste oordeel oproept om waakzaam te zijn en je te bekeren, want het Koninkrijk der hemelen is nabij. Ook nu nog klinkt de oproep: Gaat uit van haar opdat je geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen.

We leven in een goddeloze wereld waar de zonde zich ophoopt tot de hemel. We zien de economische macht zich ophopen in de handen van de kooplieden en de machtigen der aarde. We zien een antichristelijke en antisemitische ge­sel over de wereld gaan. Het zijn de machthebbers die de wereld naar hun hand willen zetten. Het zijn de economische grootheden die de geldstromen willen beheersen. Hoe kan dit alles in één uur vallen en verwoest worden. Bij God is alles mogelijk. Hij spreekt door de natuur. Hij kan situaties die voor ons onmogelijk zijn, veranderen. Hij is soeverein. Hij volvoert zijn plan op zijne wijze. Hij zond zijn zoon Jezus om voor de zonden van de wereld te lij­den en te sterven. Zonden moeten worden verzoend. Waar zonde is, is oordeel. De mens was daar niet toe in staat. God zelf streed de strijd. En nu maken we deel uit van de opmars van zijn komend Koninkrijk van recht en van gerech­tigheid. Het lijkt er wel niet op, want de zonde grijpt steeds agressiever om zich heen. Het lijkt dat het grote Babylon alles is en het beest de grote macht­hebber is. Maar dat is schijn. Wij worden opgeroepen om het Lam te volgen overal waar het heen gaat. Dat is de oproep en daar moeten we ons op richten. Daar moeten we de mensen toe oproepen. Gaat uit van haar.

Het zal in één uur verwoest worden. Hoe kan dat gebeuren. Wie vandaag het grote wereldgebeuren ziet, ervaart dat het geld en goederenverkeer steeds meer in handen is van steeds minder ondernemers en valuta-speculanten. De beurzen van de wereld bepalen het wel en wee. Het is maar hoe de belegger tegen de koersen aankijkt. Hij heeft een steeds grotere macht. Als de beurs valt, dan valt er een kaartenhuis ineen. Het hele economische stelsel is opge­bouwd op vertrouwen en verwachting van de prestaties van de wereld-econo­mie. De geld speculanten hebben een enorme macht en kunnen de economie maken en breken.

We hebben het gezien in de grote beurscrisis in de dertiger jaren. De koers viel en de wereld was in paniek. We hebben het gezien bij de beurs crisis in Azië. Het begon in Thailand maar heel Azië werd meegesleurd. Het waren de speculanten die deze crisis aanzetten. Grote verliezen werden geleden in deze landen, maar het Westen werd ervan gevrijwaard. Op basis van een lagere waarde van hun economieën en geld wordt dan vervolgens weer hulp ver­leend. In feite zijn het de geld- en politieke magnaten die de wereld verdeeld houden in arm en rijk. De happy few in het Westen. Wij doen ons tegoed in onze rijkdom en de grote meerderheid van de wereld blijft in armoede. Er is sprake van grote uitbuiting van al die landen. We zien de armoede en het on­recht dat al maar toeneemt, maar we liggen er nauwelijks wakker van. Wat we in het westen te veel opmaken daar zou de hele wereld van gevoed kunnen worden. Er is sprake van een gigantisch onrecht in de wereld. Er is een ver­schrikkelijke ramp aan het voltrekken.

Het is interessant om deze machthebberprocessen in kaart te brengen. Het is ook zeker dat al deze machthebbers, deze kooplieden straks bij de puinhopen van hun rijkdom zullen staan. Het zal in één uur verwoest worden. Het is over en uit. En God zelf zal zijn koninkrijk van recht en gerechtigheid grondvesten. We zullen daar versteld van staan.

We moeten uitgaan van deze machthebbers en ons inzetten voor recht en ge­rechtigheid voor allen die verdrukt worden. En dat doen we als christenen maar nauwelijks. Wij heulen ook mee met de vijand en zijn pas bereid om als alle wensen van welvaart vervuld zijn, een klein druppeltje te helpen om ge­rechtigheid te oefenen. We spelen met vuur, want dan zullen de plagen ons ook treffen. Er is veel meer te doen aan de economische ordening vanuit Bij­bels en christelijk perspectief dan we nu doen. Moeten we meer over aan de weg timmeren.

Openbaring 19:1-10

4 december [1]

19:1

Halleluja!

19:2

Hij heeft het bloed zijner knechten van zijn hand geëist.

19:8

want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.

19:9

zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams.

19:10

die het getuigenis van Jezus hebben: aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.

Halleluja. Het is geschied. De strijd is gestreden. De vijand is verslagen. Er kan een eeuwig lied gezongen worden. Het bloed van de martelaren is gewro­ken. Niemand kan ongestraft de kinderen Gods vervolgen. Zalig zij, die geno­digd zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam.

Het getuigenis van Jezus is de geest der profetie. Het herstel aller dingen is nabij gekomen. Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie. De aankondiging van de komst van de Messias. De aan­kondiging van het herstel van het paradijs. Het is het getuigenis van Jezus en dat is de geest der profetie. Daarom is profetie zo belangrijk. Daarom is niet alleen de profetie van de komst van de Messias belangrijk, maar ook de profe­tie ten aanzien van zijn wederkomst. Want daar gaat het uiteindelijk om. Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. Waarom hebben we toch de profetie na de komst van Jezus zo ver­waarloosd. Waarom hebben we alles toch vergeestelijkt. Het is toch de profe­tie van Koning Jezus zelf, waar we het over hebben. Daar kunnen we toch niet een beetje mee marchanderen. Het staat hier toch allemaal in de Openbaring. Het staat toch allemaal geschreven. Wat zijn we toch veel van de rijkdom van de profetie kwijtgeraakt. We moeten het gewoon weer beginnen te lezen. Want als je het leest, dan zal het je duidelijk worden. En wat je duidelijk kan worden, dat moet je lezen. We moeten dus veel meer de Bijbel gaan lezen. Wat lezen we toch weinig de Bijbel. En wat slaan we toch over, wat we zelf niet belangrijk vinden. We zijn zo selectief bezig. Daar lijd ik ook aan. Daar­om is het zo belangrijk om de hele Bijbel te lezen. Dan kom je alles tegen. Daar moeten we elkaar toe oproepen.

Het is voor het eerst, dat ik met vreugde door de Openbaring heen ga. Ik vond het allemaal maar moeilijk en zag moeilijk een verband. En nog is het moei­lijk, maar je ziet Gods plan met deze wereld. Je ziet dat het de gerechtigheid van God is, die dit hele wereldgebeuren bepaald. De zonde kan wel tekeergaan en denken dat ze de macht in handen heeft. Maar het is allemaal in één uur af­gelopen. De duivel, de hoer en het beest worden overwonnen op het kruis van Golgotha en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid heerst, komen vast en zeker. En daar leven we voor en daar leven we in. Dat verheugt ons hart te midden van vaak veel ellende en dingen die er in de verste verte niet op lijken. Maar daar mogen we moeten we door Gods genade door heen zien in het licht van de openbaring van God. Dan zie je het in het juiste profe­tische perspectief. En het getuigenis van Jezus is de geest der profetie. Aanbid God. Heerlijk, wat een toekomst, wat een waarheid. Het is de waarheid. En de waarheid zal je vrij maken. Wat wil je nog meer in deze verwarrende wereld, waar we ook op alle vragen geen antwoord hebben, maar één ding is zeker: dat dat eeuwige Koninkrijk van God komt. Geprezen zij zijn naam. Halleluja

Openbaring 19:11-21

5 december [1]

19:13

het Woord Gods.

19:16

Koning der koningen en Here der Heren.

19:20

levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt.

Krachtige taal. Probeer het je voor te stellen. Een overwinnende kracht. Een strijdbaar gebeuren. En alle engelen volgen Hem. Voert oorlog in gerechtig­heid. Het onrecht is overwonnen op het kruis van Golgotha door het bloed van het Lam. Het Lam zit op de troon. Overwint de boze. De gramschap van God is vol. Het is nu afgelopen. Maar het gaat om het Woord van God. Dat is de basis. Dat is de gerechtigheid. Daarmee ga je de vijand te lijf. Het zwaard des Geestes. Het overwinnende woord van God. Daar kan niemand tegenop. Ieder­een heeft de kans gehad om in te gaan op de uitnodiging tot het heil.

Maar als je weigert en weerbarstig bent, dan komt het oordeel. Je haalt zelf het oordeel over je. En dan zal God oordelen. En het oordeel is verschrikkelijk. Hoeden met een ijzeren staf, slaan met een scherp zwaard, treden in de pers­bak van de gramschap van God. Dat is niet de hemel, maar de hel. God heeft beide voorgehouden, het leven en de dood, de hemel en de hel. De oproep heeft geklonken: “Kies dan het leven.” Als je dan ondanks de oproep voor de dood kiest, dan kies je voor de eeuwige dood. De Hel. En wie wil dat nu? Daarom blijft het Woord van God klinken tot het laatste moment. Het eeuwig evangelie gaat over de wereld. De proclamatie van de waarheid. Het overwin­ningsleger van koning Jezus, het Woord Gods. En op zijn dij is geschreven: Koning der koningen en Here der heren. En dat was de naam door de eeuwen heen.

En dan vindt de grote strijd plaats,. De volken hebben zich verzameld. Maar de overwinning van Koning Jezus staat al vast. Je kunt je al vast klaar maken om de buit te verdelen en de vogelen en de dieren kunnen de lijken verslinden. Allen die 666 op hun voorhoofd hebben, worden opgeroepen om de strijd aan te gaan, maar gaan roemloos te onder. Het beest en de valse profeet, de aan­voerders, worden gegrepen en in de poel van vuur geworpen, die van zwavel brandt. De hel. En alle anderen worden gedood met het zwaard, dat komt uit de mond van Hem, die op het paard zit. Wat een eindoverwinning.

Daarom is het zo belangrijk, zolang het nog dag is, dicht bij Jezus te blijven en te volharden in de strijd en iedereen op te roepen om ernst te maken met de uitnodiging van koning Jezus, omdat de hel het gevolg is, als je Jezus’ offer afslaat. Bekeer je, nu het nog kan.

Openbaring 20:1-6

6 december [1]

20:2

en hij bond hem duizend jaren,…

20:3

opdat hij de volken niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij voor een korte tijd worden losgelaten.

20:4

en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, die duizend jaren lang.

20:5

De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding.

20:6

Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht,… en zij zullen met Hem als koningen heersen, [die] duizend jaren.

Als tekstverwijzing staat hier Daniël 7. Vijf keer wordt hier gesproken over de duizend jaar. Over de eerste opstanding. De duivel wordt gebonden. En zij zullen als koningen heersen die duizend jaar. Wat zal dat zijn. Over wie zullen ze heersen. Hoe zal de aarde eruit zien. De duivel is gebonden. Hij zal de vol­ken niet meer verleiden. Hoe zullen de volken dan leven? Hoe moet je je het voorstellen dat de duivel je niet meer verleiden zal. En we zullen dan als ko­ningen met Christus heersen. Zijn ze dan nog zichtbaar op de aarde of zullen ze met Christus zijn in de hemel. Maar hoe zit het dan met de doden. Zijn ze nu in de hemel. Zijn ze herkenbaar. Of wachten hun zielen nog. Vele vragen komen op. Over het duizendjarig rijk is door de eeuwen heen veel verwarring. In de theologie is het weggemoffeld. Er zou geen duizendjarig rijk zijn. Er zou slechts een opstanding zijn. Maar hier gaat het over een tweede dood. En een eerste. Er is dus een indeling. Hoe moeten we dit zien. Het staat er zo maar tussen. Er zal dus een duizendjarig vrederijk zijn. Hier wordt niet gesproken over een vrederijk, maar over een toestand waarin de duivel de mensen niet meer zal verleiden. Is er dan vrede. Of is er een tijd van niet meer agressieve zonde.

Openbaring 20:7-15

7 december [1]

20:7

En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten,…

20:10

en de duivel,… werd geworpen in de poel van vuur en zwavel,…

20:12

en de doden werden geoordeeld… naar hun werken.

20:14

En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs.

20:15

En wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs.

Na die duizend jaar wordt de duivel nog voor korte tijd losgelaten. Alleen maar voor de grote eindstrijd. Maar dan is er ook het einde. De poel des vuurs. En dan komt het oordeel: Het boek des levens. Geoordeeld naar je werken. Je kunt in het boek des levens staan. Daar gaat het om. Maar als je weigert, dan kom je verkeerd uit. En dan is er de tweede dood. De dood en het dodenrijk worden ook in de poel des vuurs geworpen. Er vindt een geweldige eindafre­kening plaats. Wat een weerbarstige ongehoorzaamheid in al die hoofdstukken hiervoor. Hoe vaak staat er niet: en zij bekeerden zich niet. God is genadig, maar de mensen blijven weerbarstig. Hij biedt het heil, de verlossing aan, maar wij blijven aan de kant staan.

Wat een tragiek. Er kan niemand zijn, die kan zeggen, dat het aan God ligt. Van Hem uit komt alle genade. Daarom is het heerlijk om in afhankelijkheid van Hem te leven. We zien dat we het zonder Hem ook niet kunnen. En als we vervolgd worden, dan zullen we als koningen heersen met Hem die duizend jaren. En sterven we gewoon in Hem, dan zullen we bij de tweede opstanding opstaan en geschreven zijn in het boek des levens. Dat is geen angstaanjagend scenario, maar een bevrijdend denken. Want op deze aarde is het niet. Hier heerst de dood. Maar de dood is de laatste prikkel. Overwonnen op het kruis van Golgotha. Is dit niet een geweldig uitzicht. Waar we allemaal naar kunnen verlangen.

Openbaring 21:1-8

8 december [1]

21:1

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde,…

21:4

en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn.

21:8

dit is de tweede dood.

De nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Er zal geen dood en geen rouw en geen verdriet meer zijn. Alle dingen zijn voorbijgegaan. En het nieuwe Jeruzalem daalt van de hemel. De stad met de twaalf poorten en de twaalf fundamenten. Het zijn de namen van de stammen en de namen van de apostelen. De stad wordt opgemeten en beschreven. Mooier kan het niet. Er is geen tempel en geen zon, want de Here God zelf verlicht de volken. De glorie van God is het licht en het Lam is de lamp. Dat is toch geweldig. Wat een kracht, wat een ze­gen. Er kan niets meer verkeerd gaan. Het Lam op de troon. Als we dat alle­maal als perspectief hebben dan willen we toch ook niet anders dan om ons uit te strekken naar zoiets moois. Het is geweldig. We krijgen er nooit genoeg van. Wat we om ons heen zien is onrecht en verdriet. Is de dood. De dood heerst in ons sterfelijk lichaam. We worden geboren om te sterven. We heb­ben allemaal ons lek en gebrek. De mensen sterven om ons heen. We zien het verdriet allerwegen. Vreselijk toch. Wat is er een ellende in de wereld. De mensenmoorder van den beginne heeft grote kracht. Er is zoveel verdriet en pijn. Het is om er angstig van te worden. En dan zien we dit perspectief.

We moeten allemaal veel meer de Bijbel lezen. Het is een geweldig boek. Het is het boek met het uitzicht. We zijn lui geworden en we zijn in het kielzog van de grote tegenstander van God terechtgekomen. We laten het boek geslo­ten. We denken dat we het allemaal wel weten. Maar dit is geen boek om te weten. Ja natuurlijk, we moeten weten wat er te weten valt. Als je toch een geliefde hebt, dan wil je toch alles van haar of hem weten om toch maar niets te hoeven missen. Je bekijkt de foto’s van alle kanten. En je doet het keer op keer. Maar de Bijbel is niet onze grootste schat. We nemen nauwelijks tijd om de Bijbel te lezen. Ik probeer het nu echt elke morgen te doen. En weet u wat de ontdekking is: niet ik lees de Bijbel, maar de Bijbel leest mij. Het is niet een boek waar ik zo nodig iets van moet weten, nee de Bijbel wil mij pakken. Het is het woord van God dat tot je komt. Je wordt er al door gezegend als je de Bijbel leest. Elke morgen zijn er weer nieuwe zegeningen. Het is heel goed om de Bijbel ’s morgens te lezen. Dan wordt je patroon voor de dag gevestigd. Dan word je blik en hartsrichting bepaald. Dan heb je voedsel voor de dag. Ik denk dat de allerbelangrijkste actie die we kunnen voeren, is om elkaar op te wekken de Bijbel weer te gaan lezen en zeker meer te lezen. Waarom doen we het niet meer? Elkaar daarin stimuleren. Ertoe oproepen. Elkaar helpen. En het dan ook doen. Niets moet je tegenhouden. Het is het mooiste cadeau dat je elkaar kunt geven. Ik zal er ook weer meer nadruk op leggen in ons werk.

Dank U Here. Het wordt al mooier. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde zijn al nedergedaald. Nu nog het laatste hoofdstuk. Heerlijk.

Openbaring 21:9-21

9 december [1]

21:10

en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem,…

Heerlijk om te zien wat Johannes nu ziet. De engel voerde hem weg. En wat zag hij? De heilige stad, Jeruzalem, nederdalende uit de hemel. Hoe is het mo­gelijk? Een voorproefje op wat komen gaat. Heerlijk. Mooier kan het niet. Het is adembenemend mooi. Johannes doet zijn best om het te beschrijven, maar dat is haast niet mogelijk, zo mooi is het. De heerlijkheid Gods was aanwezig. En wie kan dat beschrijven? Onvoorstelbaar. Dat is ons voorland. Daar gaan we naar toe. Zo zal het worden. Het wordt weer zoals het geweest was.

En het lijkt wel of God nog dichter bij de mensen wil gaan wonen. Een hoge muur, kostbaar gesteente, kristal gelijk, twaalf poorten en twaalf fundamenten, de namen van de twaalf stammen en de twaalf apostelen. De stad lag in het vierkant en wordt gemeten, twaalf duizend stadium, Daar had Daniël ook al over geschreven. Het komt allemaal uit. Vervulde profetie. Wat God zegt, dat gebeurt.

En dit is een toegift van God aan Johannes, want er mochten eens mensen zijn, die er aan zouden twijfelen. Vooral de kinderen van zijn eigen volk, die Hem afgewezen hebben, kunnen uit deze openbaring nog eens ontdekken dat het toch allemaal echt waar is, dat Messias Jezus, de Messias is, die de profe­ten hebben aangekondigd. De lijdende knecht des Heren.

Wat een edelstenen. Het mooiste van het mooiste. Ze worden met name ge­noemd., Twaalf poorten en twaalf fundamenten. Twaalf stammen en twaalf apostelen. God gaat door met zijn uitverkoren volk en de twaalf stammen, dus alle stammen. Ze zullen allemaal weer thuis gebracht worden. En de apostelen hebben de gemeente gebracht over de gehele wereld. Geënt op de stam. De stad Jeruzalem was al schitterend met het goud van de tempel dat van veraf zichtbaar schitterde, maar straks zal het nog mooier zijn, als God zelf in de stad van zijn woning woont. Het is de stad van God. En het blijft de stad van God. God zal zijn stad niet meer uit handen geven. Alle volken zullen moeten erkennen dat God God is en Jeruzalem de stad van God, waar vanuit de wet des Heren zal uitgaan.

Het zindert vandaag al van die komende strijd, die God op de troon in Jeruzalem op aarde zal brengen. Glorie voor zijn Naam. God is goed.

Openbaring 21:22-22:5

10 december [1]

21:22

En een tempel zag ik in haar niet,… en haar lamp is het Lam.

21:27

maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam.

22:2

en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren.

22:5

en de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheden.

God zelf is het licht dat alles beschijnt. Zon en maan zijn niet nodig. Het Lam is de lamp. Wat een krachtige schijnend oogverblindend licht. Waar het licht van God komt, gaat de duisternis op de vlucht. Waar God is, waar het Lam is, daar kan geen duisternis zijn. Daar komt geen onreinheid binnen. Daar komt alleen maar blijdschap en volmaaktheid binnen. Daar zal het eeuwig goed zijn. Alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam, zullen in die stad zijn. Dat is de volmaaktheid van God. Heerlijk om je dat heel con­creet voor te stellen. Wie wil er nu niet behoren in dat hemelse Jeruzalem? Waar al je tranen zijn afgedroogd, waar geen dood en zonde meer zijn, maar waar je altijd met Jezus mag zijn.

En uit de troon van God en het Lam ontspringt een rivier ten leven. Onvoor­stelbaar. Twaalf maal vrucht. Wat een zegen. Wat een overvloed. Wat een ge­nezing in de bladeren. Alles is ten zegen en voor de gelovigen die binnen mo­gen komen. Wat zal dat een grote vreugde zijn. Je kunt leven vanuit de troon van God. En ieder die dorst heeft, neme het water des levens, om niet. Het is genade, het wordt aangeboden om niet. Je hoeft er zelf niets voor te doen. Je kunt er zelf ook niets aan doen. Het wordt aan je gegeven om niet. Dat is de grote liefde en genade van God. God doet het. Hij heeft het leven op het oog voor alle mensen. Dus ook voor u en mij. Glorie voor zijn Naam.

Wij zullen samen met Hem heersen als koningen in alle eeuwigheden. Heer­lijk. Dat mogen we nu al weten door het bloed van Jezus. Met Hem mogen we de vergezichten zien, zoals Johannes ze kon beschrijven. Dat is al zo onvoor­stelbaar indrukwekkend, dat we kunnen verlangen naar die tijd. Maar we mo­gen ons nu beijveren om onze roeping en verkiezing te bevestigen om zo rijke­lijk toegang te krijgen tot de troon van God. Prijs de Heer. Het kan niet meer stuk. We loven, we prijzen uw Naam.

Openbaring 22:6-21

11 december [1]

22:6

Deze woorden zijn getrouw en waarachtig,…

22:7

En zie, Ik kom spoedig. Zalig hij, die de woorden der profetie van dit boek bewaart!

22:9

aanbid God!

22:10

want de tijd is nabij.

22:16

Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.

22:17

En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.

22:20

Ja, Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus!

22:21

De genade van de Here Jezus zij met allen.

Ziet u het al voor u. Wat een geweldige toekomst. Er is geen ellende en ver­driet meer. Er is geen onrecht. Er is geen ziekte. Er is geen dood meer. Geen drugs, geen verslaving. Geen oorlog, geen honger, geen discriminatie, geen criminaliteit. En wat kan er een onrecht zijn. Hoe kunnen we niet in de war, in de put, niet blij, zonder uitzicht, zijn. En wat maken we niet mee in ons eigen leven of in dat van onze geliefden. En wat zien we niet een ellende op de we­reld. En wat kunnen we eenzaam zijn en zonder uitzicht. En vandaag kunnen we het nog allemaal zien zitten, maar morgen valt alles ons uit handen. Is dit het leven? Ja, dit is het leven! We leven in een wereld vol van onrecht. We doen er zelf ook aan mee. Want goed en kwaad is ook altijd aan het wroeten in ons zelf. Daar moeten we niet om heen draaien. En als je dan de laatste bladzij van de Bijbel leest, dan zie je een geweldige toekomst. Aan dat alles komt een einde. En dat kan nu al beginnen in ons eigen leven. We hoeven niet te blijven zitten bij de ellende. Als je er meer van wilt weten, dan moet je die laatste bladzij van de Bijbel lezen. We kunnen nu al dat nieuwe leven aanvaarden. Een geweldige toekomst ligt voor ons open. Om deel te krijgen aan dat eeu­wige leven van recht en gerechtigheid.