1 januari [1]
1:2 |
Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg bereiden zal; |
1:3 |
de stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des HEREN, maakt recht zijn paden. |
1:11 |
Gij zijt mijn Zoon, de geliefde; in U heb Ik mijn welbehagen. |
1:13 |
En Hij werd in de woestijn veertig dagen verzocht door de satan… |
1:14 |
…om het evangelie Gods te prediken: [en Hij zeide]: |
1:15 |
De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie. |
1:17 |
Komt achter Mij en Ik zal maken, dat gij vissers van mensen wordt. |
1:20 |
En terstond riep Hij hen. |
Profetie
vervuld. De wegbereider. Johannes. Aangekondigd in Maleachi 3:1 en
Jesaja 40:3. Honderden jaren ertussen, maar profetie blijft profetie.
Alle profetieën blijven staan. Zo ook de profetieën
betreffende Jezus die nog niet vervuld zijn. Er is eenheid in
profetie. Er gaan grote dingen gebeuren. Niet dat we ze allemaal
precies doorgronden. We zien nog door een spiegel in raadselen.
Maar het gaat gebeuren. Niets van dat die profetie moet
vergeestelijkt worden. Pas op; de valse exegeten staan op de loer.
Daarom: terug naar de profetie.
En het gebeurde. Johannes
doopte met water de doop der bekering en vergeving van zonden.
Maar Jezus komt ons dopen met de Heilige Geest. Dat is geweldig.
Doch allen die Hem aangenomen hebben, ontvangen de Heilige Geest. Het
geheim is dat we uit de Heilige Geest moeten gaan leven om nog meer
van de Heilige Geest te ontvangen. Het is onze gesteldheid. O Here,
wat is er een kracht in uw Heilige Geest. Dank U.
Jezus wordt
gedoopt door Johannes. Dan daalt de Heilige Geest in de gedaante van
een duif uit de hemel. Heerlijk. Wat een kracht. Deze is mijn
geliefde in Hem heb Ik mijn welbehagen. Dat zeiden de engelen ook in
de geboortenacht. Ere zij God. De Messias is gekomen. Hij kwam op
aarde om de zonden te verzoenen. Halleluja. Het is waar.
In
aansluiting daarop wordt Hij veertig dagen in de woestijn verzocht
door de duivel. Waarom moest dat? Hij was toch Gods Zoon? Het
geschiedt allemaal, opdat wij erdoor zullen leren, dat de duivel een
reële kracht is, die ons probeert te verzoeken. Hij is niet
zo maar een klein gevaar. Neen, hij is het grootste gevaar dat
ons bedreigt. Hij is de overste dezer wereld. Hier staat het maar
kort vermeld, maar in Mattheüs staat het uitgebreider. Eerst de
stenen die broden worden: Alleen van het Woord van God zal men
leven. Dan: Werp U naar beneden. Maar je zult de HERE God niet
verzoeken. En dan: Aanbid mij en ik zal je alle koninkrijken geven.
Neen, alleen de HERE God zul je dienen. De macht van de duivel is
heel groot. Die is onvoorstelbaar groot. Het is een
levensgevaarlijke kracht. Wat kan de duivel Jezus allemaal
aanbieden? Al de koninkrijken? Ja, dat kan kennelijk. Zijn macht is
zeer groot. Maar de macht van Jezus is veel groter. Wat doet Jezus?
Hij zegt: Er staat geschreven. Daar moeten we ons aan vasthouden. Er
staat geschreven. Satan zal alles doen om ons te verleiden. Maar dan
staat er: en engelen dienden hem. Dat is de geweldige
werkelijkheid die ook voor ons geldt. Engelen dienen ons. Engelen
staan aan onze kant om ons te dienen. Zij staan om ons heen. We
worden van alle kanten aangevallen. Vooral in ons denken en ons doen.
De aanvallen komen daar waar we zwak zijn. Het geweldige is, dat dan
engelen bij ons zijn. De Here Jezus is gekomen voor die plekken in
ons leven waar we zwak zijn. Hij wil ons ondersteunen waar we de
bocht uit dreigen te vliegen! Hoe vaak gaan we niet de bocht uit? Wat
kan er veel tegen ons zijn in ons karakter, in ons doen. De zondige
dingen zitten je direct op de hielen. Daar schuilt het gevaar. En wat
kunnen we in ons zelf ronddarren. Maar de vrucht van de Geest is
liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid,
vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing
(Galaten 5 : 22).
Terwijl
we door God geschapen zijn en bijna goddelijk zijn, doen we net alsof
we de beklagenswaardigste mensen van de wereld zijn. Terwijl, als we
opstaan, de zegeningen al niet meer kunnen tellen, hebben wij
ons hele pakje problemen al weer uit de kast gepakt. En daar gaan we
dan. Het gaat vanzelf. Ja, want dat loeder ligt op de loer. Dat is
geen overdrijving, dat is zo. Daarom staat er in de Bijbel ook zo
vaak dat we moeten volharden. Daarom kwam Jezus naar de aarde. Omdat
God wist van de macht van zijn grote tegenstander. We lazen
Genesis 1 tot 3. En daar staat het. Het is fout gegaan, omdat wij als
God wilden zijn. En God wist van goed en kwaad. Nou, dat weten wij nu
ook. En dat hebben we geweten.
Maar God heeft ons bijna
goddelijk gemaakt (Psalm 8). Hij heeft ons naar zijn beeld geschapen.
Niet te geloven. Maar toch is het zo. We hebben allemaal geweldige
talenten van Hem gekregen. Er komt geen einde aan. Maar wij willen zo
graag de talenten van die ander hebben. Of we missen talenten, die we
helemaal niet hebben gekregen en dus volgens God ook niet hoeven
te hebben. En daar gaan we al weer bergafwaarts. Stom dat we zijn.
Stoppen! Stoppen! Stoppen! En weet je, Jezus stopt je. Hij zegt: Kom
tot Mij, roept Hij. En dat staat hier ook zo mooi. Komt achter Mij.
Achter Jezus is het veilig. Daar ligt de kracht. Hij zal je visser
van mensen maken. Bij Jezus is het goed. Dat is niet een vroom
verhaal. Dat is werkelijkheid. We hebben er een dogma van gemaakt. We
zeggen, ja, dat weet ik wel. Dat is kinderkoek. Maar kinderen
begrijpen het, maar wij vertikken het zo vaak om te doen. Daarom
moeten we worden als de kinderen, zegt Jezus. Die nemen het
ontvankelijk aan en voegen de daad bij het woord. Maar wij, wij,
grote mensen, hebben onze eigen redeneringen. Dat is nu juist
wat de duivel wil. En daar gaan we weer. Stom! Stom! Stom! We moeten
het woordje stom maar voor onze ogen houden. Misschien dat we
het dan afleren.
Meer bijbelteksten of christelijke boeken in
huis halen heeft geen zin, want daar geloven we toch niet in. We
moeten door de kracht van God op onze kop geslagen worden om nu
eindelijk eens gehoorzaam te worden. Waar dachten we dat alles wat in
ons leven verkeerd gaat vandaan komt? Hebreeën 12 zegt dat Hij
ons tuchtigt als kinderen. En tuchtiging is geen prettige zaak, maar
achteraf zien we dat het tot ons heil is geweest. Zo gaat het bij
kinderen ook. Tuchtiging is geen negatieve zaak, maar tot ons heil en
onze opvoeding. Daardoor bezin je je, denk je na over waar je
mee bezig bent. En niet maar zo’n beetje, maar heel concreet.
En stop met al je gedoe. Daar is Jezus voor gekomen. Ik kan er
wel de hele dag over doorschrijven. Het is zo geweldig om te zien hoe
het werkt. Het zet je denken en doen in het juiste perspectief. Het
is een werkelijkheid die je leven vult. Het is ook het enige houvast
om door het leven te komen. Want hoeveel plezier we ook mogen hebben
en hoeveel onvoorstelbaar vele zegeningen we ook hebben, het
leven blijft een strijd. Voor de een dit en voor de ander dat. We
weten er allemaal van. Daarom moeten we elkaar opbeuren en door de
negatieve kanten van ons bestaan heentrekken en leren wat Jezus wil.
We weten het best. Het komt erop aan om het dan ook te doen.
Toepassen en volharden. Dat is het gebodene. De gemeenschap, het
lezen van Gods Woord, het geheim.
2 januari [1]
1:22 |
En zij stonden versteld over zijn leer, want Hij leerde hen als gezaghebbende en niet als de schriftgeleerden. |
1:23 |
En terstond was er in hun synagoge een mens met een onreine geest en hij schreeuwde luid, zeggende: |
1:24 |
Wat hebt Gij met ons te maken, Jezus van Nazareth? Zijt Gij gekomen om ons te verdelgen? Ik weet wel, wie Gij zijt: de heilige Gods. |
1:25 |
En Jezus bestrafte hem [zeggende]: Zwijg stil en ga uit van hem. |
1:26 |
En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging onder groot geschreeuw van hem uit. |
1:34 |
…en Hij liet de geesten niet toe te spreken, omdat zij Hem kenden. |
1:35 |
…en Hij ging heen naar een eenzame plaats en bad aldaar. |
1:39 |
…en de boze geesten dreef Hij uit. |
1:41 |
En met barmhartigheid bewogen, strekte Hij zijn hand uit,… |
1:45 |
En zij kwamen tot Hem van alle kanten. |
Het
zal je maar gebeuren. Jezus gaat naar de synagoge. Hij leert. Hij
pakt de boekrol en begint eruit te lezen. Wat is dan toch het
verschil? Hij spreekt met gezag. Hij is met ontferming bewogen. Hij
was geen letterknecht. Hij was niet dogmatisch. Hij sprak met gezag.
Lees de Bergrede. De schriftgeleerden hadden van de wet een
knellend juk gemaakt. Maar Jezus predikt vrijheid. De wet is geen
knoet maar een knecht. De wet helpt je om op het rechte pad te
blijven. Natuurlijk houd je de wet. Als je dat niet doet, dan
kom je verkeerd uit. Maar wij hebben er een “je mag niet dit,
je mag niet dat,” van gemaakt. Een knellende band. Niets
daarvan bij Jezus. En de mensen herkennen het. Het is anders. De
sfeer wordt anders. Jezus wordt je vriend. Hij is niet tegenover je.
Hij staat naast je. Hij staat boven je, maar dat wil je ook. Hij is
de Goede Herder.
Wat maken mensen ook vandaag een
karikatuur van Jezus. God, de boeman. Het is vreselijk. God is de
Schepper. Hij is vol liefde. Hij wil niet dat de mens verkeerd
terecht komt. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn
eniggeboren Zoon gezonden heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft,
niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Fantastisch. Wat wil je
nog meer? Maar dan moet je wel lezen wat Jezus zegt. En naar Hem
luisteren. Want je wordt niet veroordeeld, je bent reeds veroordeeld,
als je niet gelooft. Dat is toch een duidelijke zaak? Als je in de
zonde blijft, als je weigert te geloven, dan moet je het ook God niet
kwalijk nemen. Want je hebt het zelf gekozen.
Je schrikt je
toch lam, als ineens een broeder opstaat en begint te schreeuwen. En
niet zo’n beetje ook. Wat hebt Gij met ons te doen Jezus van
Nazareth? Iedereen kijkt verschrikt om. Dat doe je toch niet in de
synagoge? Hij gaat door: Zijt gij gekomen om ons te verdelgen? Het is
een man, bezeten van een boze geest. Niemand zal het geweten hebben.
Je kunt bezeten zijn zonder dat iemand het weet. Als je je inlaat met
boze geesten, als je je afwendt van God, dan nemen de andere geesten
bezit van je. Wat kunnen mensen soms tekeergaan tegen God. Wat
kunnen ze vloeken. Wat kunnen ze spotten. Het kan netjes
gebeuren, het kan grof gebeuren. Maar ieder die God verlaat, die zet
de deur wagenwijd open voor boze geesten. Het kunnen allerlei geesten
zijn. Maar als je eenmaal God niet erkent, dan moet er heel wat
gebeuren om dat te overwinnen. Het kan ook alleen maar door het Woord
van God. God overtuigt. Het is door de Heilige Geest. We hebben
immers niet te strijden tegen vlees en bloed? Het zijn de boze
geesten in de hemelse gewesten die de strijd voeren om de geest van
de mensen.
We zien het hier. De boze geesten weten de macht
van God en zij sidderen. Hij roept: Ik weet wel, wie Gij zijt: de
heilige Gods. De spijker op z’n kop. Hij is gekomen om ons te
verdelgen. Hij is niet gekomen om mensen te verdelgen, maar om
de geest in die mens te verdelgen. Jezus is gekomen om mensen te
redden. En Jezus bestrafte hem, de boze geest, zeggende: Zwijg stil
en ga uit van hem! En de onreine geest deed hem stuiptrekken en onder
groot geschreeuw ging hij van hem uit. Ja, zo gaat het. Het is
geen kleinigheid. De boze geest laat je zo maar niet los. Dat gaat
hier onder de kracht van Jezus. En dat gaat niet aan je lichaam
voorbij. De boze laat je niet zo maar los. Groot geschreeuw en
stuiptrekken. Dat is duiveluitdrijving. Daar moeten we niet al te
ingewikkeld over doen. Dat gebeurt aan de lopende band. En hoe? Door
de prediking van het Woord en de kracht van de Geest. Een dood
geloof, daar heeft de boze geest geen probleem mee. De man zat
misschien al zijn hele leven in de synagoge. Hij probeerde ook
anderen te beïnvloeden om het allemaal niet zo nauw te
nemen. Om vooral niet te overdrijven. Maar intussen werd de kracht
van het geloof ondermijnd. We zien het voor onze ogen. Maar als Jezus
komt met de warmte en de kracht en de bevrijdende liefde, dan
veranderen er dingen.
Waar Jezus komt, gaan de boze machten op
de vlucht. Als wij volgeling van Jezus zijn, dan gaan de boze machten
op de vlucht. Waar Jezus is, kan geen boze geest zijn. Dat gebeurt
bijna altijd onopgemerkt. En dat is maar goed ook. Want anders zou
het de hele dag een geschreeuw van jewelste zijn. Maar de boze
geesten zijn overal. Maar we wandelen met Jezus, als in een groot
licht in de duisternis. De duivel is de overste der wereld. Hij
probeert ons stuk te maken. En hoe herkennen we dit niet? Hoe worden
we niet aangevallen in ons denken en ons doen? Hoe zijn we niet met
onszelf bezig? Hoe belemmeren we onszelf niet? Terwijl Jezus
zegt: Leef nu uit Mij. Ik geef je de vrijheid, de blijdschap, leef
van boven en niet van beneden. De Vader en Ik, door de kracht van de
Heilige Geest, willen leven in jou. Doen! En je zult het merken.
De
mensen staan versteld. Dat hebben ze nog nooit meegemaakt. En dat is
verwonderlijk, want het zou de normaalste zaak van de wereld moeten
zijn. Boze geesten uitdrijven, is aan de lopende band. Bid de Here,
dat Hij de boze krachten in jou niet toelaat en verbant uit je leven.
Je zult zien hoe dat bevrijdend werkt. De liefde van Jezus gaat
boven alles uit. Prijs de Heer!
Jezus gaat predikende verder.
Hij is geen wonderdoener, maar Hij is prediker. Wat was het ook weer:
De tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabijgekomen.
Bekeert u en gelooft het evangelie. Daar gaat het om. Daar moeten wij
ons ook aan houden. Dat is ook onze prediking. Predik het dan! Leef
er uit! En de wonderen volgen op het Woord. De moeder van Petrus
wordt genezen en boze geesten worden uitgedreven. Hij verbiedt hen te
spreken. Prijs de Heer.
Hij staat heel vroeg op om naar een
eenzame plaats te gaan om te bidden. Hij ziet de noodzaak om met zijn
Vader te zijn. O Here God, hoe waar is dat? Hoe is ook om ons heen de
boze bezig om de boel stuk te maken? Hoe heb ik ook in mijn leven
nodig om dicht bij U te blijven? Hoe vaak dwaal ik ook van U af? Ik
weet het Heer. Ik ben zondig. En als ik U niet had, dan zag ik het
niet meer zitten. En dan nog te denken aan wat ik denk dat anderen
mij aandoen. Vooral hen die het dichtst bij mij staan. Ik zit zo vol
zelfbeklag. Mijn mond speelt steeds maar op, terwijl U almaar zegt
dat ik, wat er ook gebeurt, de vrede en de rust in U moet zoeken.
Here, ik kom zoveel tekort. En ik moet ook erkennen dat ik zo weinig
de stilte van uw nabijheid zoek. U leert mij om de stilte van het
gebed en uw woord te zoeken. Als U het nodig had om te bidden, dan ik
toch zeker. Here, vergeef mij. Here, help mij.
Dank U wel, dat U helpt. Want uw Woord is de waarheid. Ik heb
het weer ontdekt. Prijs de Heer! Ik sta op in uw kracht. Ik kan er
weer tegen. Dank U Heer. Daar ga ik weer.
Jezus geneest ook
melaatsen. Dat was wat gecompliceerder. Want melaatsen moesten rein
verklaard worden door de priester. Daar ging een heel ritueel aan
vooraf. En de man mag van Jezus niet spreken over zijn genezing, maar
moet zich aan de priesters tonen. Maar hij kan er niet over zwijgen.
Hij roept het overal rond. Dat heeft vast problemen opgeleverd in de
confrontatie met de priesters. Maar Jezus verbood hem streng om er
over te spreken. Verder wordt er hier niets van gezegd. Maar in ieder
geval wist iedereen in de streek wie Jezus was. Ze kwamen allemaal op
Hem af om hem te horen en genezen te worden. Hoeveel mensen komen op
Jezus af om genezen te worden? Genezing en geloof gaan samen. De
melaatse zegt: Indien Gij wilt kunt Gij mij reinigen. En Jezus zegt:
Ik wil het, word rein. Zo gaat dat bij God. God sprak en het is er.
God zeide: Er zij licht. En er was licht. Door het Woord van God
gebeuren de dingen. In de Naam van God gesproken gebeuren wonderen.
Ook vandaag.
Het grootste wonder ben ikzelf, om te geloven in
de Naam van Jezus. Het is genade. Het is grote genade. Want wie ben
ik dat ik zeggen mag een kind van God te zijn? Dat kan ik nooit zelf
bedacht hebben. Dat heeft God in mijn hart gelegd. En ik doe er goed
aan om het heel stevig vast te houden. Dankbaar voor alle
omstandigheden die me daartoe gebracht hebben, maar het is de kracht
van God die Hij in mij heeft gegeven, dat ik mag zeggen een kind van
God te zijn. Dat is geen tovenarij, maar dat is de werkelijkheid. Dat
is de waarheid. Als je er tegenaan kijkt, dan snap je het niet. En
dat is maar goed ook. Want het is ook niet te snappen. Maar als je je
verstand goed gebruikt, dan sta je versteld van de kracht van God.
Hij is onze Redder. Hij is de Middelaar. Hij is onze Koning.
Lees de Bijbel, bid elke dag. Vandaag is dat ook weer zo prachtig
bewezen. We loven en we prijzen uw Naam. Halleluja!
3 januari [1]
2:2 |
…en Hij sprak het woord tot hen. |
2:4 |
…lieten zij de matras neder, waarop de verlamde lag. |
2:5 |
En daar Jezus hun geloof zag, … Kind, uw zonden worden vergeven |
2:7 |
Hij lastert God. |
2:10 |
…opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft… |
2:13 |
…en Hij leerde hen. |
2:14 |
Volg Mij. |
2:16 |
Waarom eet Hij met de tollenaars en zondaars? |
2:17 |
Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. |
Jezus
sprak het Woord tot hen. Hij leerde hen. Jezus gaat het land rond en
predikt het evangelie. Wat was ook weer zijn centrale boodschap?
Het staat in hoofdstuk 1 vers 15: De tijd is vervuld en het
Koninkrijk Gods is nabijgekomen. Bekeert u en gelooft het
evangelie. Wat moeten de mensen doen? Ze moeten zich bekeren. Wat
moeten wij doen? Wij moeten ons bekeren en het evangelie van de
bekering prediken. Prijs de Heer! Wat een evangelie. Want dat
evangelie redt ons van de ondergang. Dan komen we bij het leven
terecht. Het goede leven. Want leven met Jezus is overvloed aan
liefde en genade. Dan zullen we het zelf merken en de mensen om ons
heen. Dan kruisigen wij de zonde en onze hartstochten en zijn we blij
in Jezus, in alle omstandigheden. Verhaal op verhaal in Marcus.
Bevestiging op bevestiging. Lezen, lezen, lezen. Geloven en
vasthouden. Daar gaat het om. Here, dank U wel!
Wat een liefde
van die vier vrienden voor hun verlamde vriend. Ze laten hem door het
dak voor de voeten van Jezus zakken. Jezus ziet hun geloof. En Hij
zegt: Uw zonden zijn u vergeven. Dat was in het hart getroffen. Want
de leer was dat wanneer iemand ziek was, dat een gevolg was van
zonde. Zie het verhaal van de blindgeborene, in Johannes 9.
Vreselijk om ziek te zijn of te worden. Want dan zou je
een zonde hebben gedaan. Ziek zijn is een gevolg van de zonde. Dan
werd je een out-cast. Dan lag je erbuiten. Wat een vreselijke
theologie. Jezus ontmaskert die valse leer. Hij kwam juist voor
de zieken en de zwakken en de verbrokenen van geest. Lees Jesaja 61.
Geweldig. Wat een troost voor allen die ziek zijn. Ziek zijn is een
gevolg van de zonde. Ja, natuurlijk, God heeft de wereld
geschapen. Hij wil gezondheid. Hij gaat het herstellen. Maar de
dood is in de wereld. Wij zijn allemaal doodziek. We worden geboren
om te sterven. Zo kan het toch niet zijn? Het is toch te gek dat we
zo’n groot wonder zijn om alleen maar te sterven. Daar komt een
einde aan. Hij komt om te herstellen.
De schriftgeleerden
roepen meteen: Hij lastert. Alleen God kan de zonden vergeven.
En dan voegt Jezus de daad bij het woord. Hij bewijst als het ware
voor hen dat de Zoon des mensen macht heeft. Hij zegt: Neem uw matras
op en wandel. En dat gebeurt. Einde verhaal. Een overwinning. Maar de
leraars van die tijd gaan knarsetandend weg. Hij lastert. Hij is een
valse leraar. We moeten Hem stoppen. Wat denkt Hij wel, die
nieuwlichter uit Nazareth?
Het gaat verder met de roeping van
Levi. Een onmogelijkheid. Hij ziet hem bij het tolhuis zitten. Nou,
niemand was meer gehaat dan Levi. De tolmeester. De oplichter. De
schurk, de afperser, de dief; gehaat tot op het bot. Met een grote
boog liep men om Levi heen. Ze haalden hun neus op als ze hun geld
betaalden. Hij was de belastingman voor de Romeinen, de
overheersers. Je moet je voorstellen, de Duitsers in oorlogstijd, die
van ons belasting inden en het dan ook nog gemeen en afpersend deden.
Daar had iedereen een gruwelijke hekel aan. Maar het handelen van
Jezus staat daar haaks op. Hij zegt: Volg Mij. Zonder extra omhaal
van woorden. Zonder openbare belijdenis van zonden vooraf. Zonder
eerst een heel verhaal wat er allemaal verkeerd gegaan is en waarom.
Geen verklaring. Maar: Volg Mij. Geweldig! Je mag met heel je hebben
en houden bij Jezus komen. En je omkeren, je bekeren en Hem volgen.
Hem volgen betekent, je zondelast valt van je af. Je verootmoedigt je
en je volgt Jezus. Waar Jezus gaat, is de zonde op de vlucht. Jezus
volgen, is de zonde haten en afleggen. Jezus volgen is je vlees
kruisigen. Dat vraagt inspanning. Steeds weer.
De
kerkelijke leiders staan verbaasd. Kijk nou eens, nou gaat hij ook
nog met Levi en z’n vrienden eten. Eten was toen ook een teken
van erkenning en vriendschap. Je at niet met de mensen die de wet
niet kenden. En zeker niet met tollenaars en zondaars. Wij zouden
vandaag aan de dag eens met een stel hoeren aan de maaltijd moeten
gaan. Wat zou je ze horen. Maar Jezus deed het. Compromitterend, naar
de tollenaars toe en naar de kerkelijke leiders toe. Kijk eens? Daar
zit Jezus. Hij verspreidt het licht. Waar Jezus komt is licht. Gaat
de duisternis op de vlucht. Daar aan die donkere tafel, vol met
zondaars, dringt het licht door in de duisternis. Waar mensen vol van
Jezus de duisternis in gaan, daar gaat de duisternis op de vlucht.
Steek maar eens een kaarsje aan in een donkere kamer. Wat een licht.
Zo zie je maar, dat ons kleine kaarsje groot licht verspreidt.
Probeer het maar.
Heerlijk toch, het ontwapenende en
ontnuchterende antwoord van Jezus: Ik ben niet gekomen om
rechtvaardigen te roepen, maar zondaars. Een dubbel antwoord. Want de
kerkelijke leiders dachten dat zij rechtvaardig waren. Ze begrepen
dat Jezus hen pakte. Ze waren helemaal niet rechtvaardig. Ze waren
vol oordeel en afkeuring. Hun hart was helemaal niet gericht op de
zondaars. Zij waren dus de zondaars en werden door Jezus op een rij
gezet met de andere zondaren, de tollenaars en zondaars. Hij
riep hen op tot bekering. Hij roept ons op, om de zondaars op te
zoeken. En te breken met onze hoogmoed, van het niet willen weten en
ons verheven voelen boven de zondaars. Wij zijn geen hoeren, wij zijn
geen drugsverslaafden. Wij doen niet dit en wij doen niet dat. Wij
gaan naar de kerk. Allemaal goed en wel. Maar gaan wij uit naar de
hoeren en de tollenaars? Een gewetensvraag die om een snel en
daadkrachtig antwoord vraagt. Jezus komt ook vandaag op voor
zondaars binnen en buiten de kerk. Ook voor mij. Dank U Jezus!
Wat een genade om daaraan ontdekt te worden. Prijs de Heer!
4 januari [1]
2:19 |
Kunnen bruiloftsgasten dan vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? |
2:20 |
…en dan zullen zij vasten, te dien dage. |
2:22 |
En niemand doet jonge wijn in oude zakken;… |
2:27 |
De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat. |
2:28 |
Alzo is de Zoon des mensen heer ook over de sabbat. |
Natuurlijk
is vasten geen slechte zaak. Wat is vasten eigenlijk? Weten we wat
vasten is? Wie heeft er wel eens gevast? Wanneer is voor het laatst
gepreekt over vasten? Weten we dat? Ik denk dat bidden en vasten een
verwaarloosde zaak is in de kerkelijke gemeenschap. Jesaja 58 is daar
een heel duidelijk hoofdstuk over. Moeten we weer lezen. Er is
geheime kracht in bidden en vasten. Wat zijn we veel kwijt geraakt. O
Here, vergeef ons. O Here, help ons.
Vreselijk.
Jezus antwoordt hen weer frontaal. Hij
verklaart Zich als de Bruidegom. Wat bracht dat beeld bij de
kerkelijke leiders in herinnering? De bruidegom. Dat waren toch zij.
Hoe zit dat ook weer in het Oude Testament? Natuurlijk was er in
Israël een traditie van vasten. Daar waren tijden voor
vastgesteld. Maar het vasten was verworden tot het vasten waar de
Here God striemend over spreekt in Jesaja 58. Ze vasten wel, maar ze
gingen gewoon door met hun het met de voeten treden van het
liefdesgebod dat toch het centrale thema was van de Wet. Het was een
wettisch vasten geworden. En daar heeft de Here geen welbehagen
aan. Dat is gevaarlijk en haalt de zonde binnen.
Jezus zegt
dat als de bruidegom er niet meer is, dat er dan weer een tijd van
vasten aanbreekt. De Bruidegom is gegaan. Hij wordt verwacht. Daarom
mogen we en moeten we ook vasten en vurig bidden om zijn komst.
Here Jezus, kom spoedig. Waarom duurt het zo lang? Wij verwachten U.
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. O Here
God, kom spoedig. O Here God, kom. We
kunnen niet wachten. Dank U Here God, dat U de Bruidegom bent,
dat U komt om uw bruid te halen. Het is toch geweldig? Dat Israël
de bruid is en dat wij daarop geënt zijn. Wij zijn de bruid.
Israël en de gemeente zijn de bruid. Er gaan grote dingen
gebeuren. Geweldig. Wat een toekomst. Wat een perspectief. Dank
U, Here Jezus. Daar word je alleen maar blij van. Dan valt een zware
dogmatische, wettische, last van je af, en dan ga je met grote
vreugde zien dat God liefde is. Dank U wel! Dank U wel!
En dan
dat stukje over de nieuwe lap die je niet op een oud kledingstuk zet
en nieuwe wijn die je niet in oude vaten stopt. Als we het in het
verlengde zien van het vasten en de Bruidegom, dan betekent het dat
we de oude wettische geboden niet moeten proberen toe te passen op
het nieuwe van de komst van Messias Jezus. Dat gaat wringen. En dat
wringt hier dan ook, als ze begrepen en aanvaard hadden dat Jezus hun
Messias was, dan zouden ze dit niet gezegd hebben. Dan zouden ze
begrepen hebben, dat de bruiloftsgasten niet moeten vasten, maar
grote vreugde bedrijven omdat de Bruidegom bij hen is. Het is
allemaal wel scherp en haaks op de leer van de kerkelijke leiders. We
moeten ook vandaag ons steeds weer afvragen of we ook in de vrijheid
leven of dat we ook weer wettische stukken hebben gebracht in de
bevrijdende prediking van het evangelie van Jezus Christus. Wat is er
toch veel starheid en wettisch gedoe op allerlei vlakken in ons
kerkelijk leven. Dat moeten we van ons afschudden om in de
vrijheid te gaan staan. O Here, help! O
Here, geef moed! Dank U wel.
Vervolgens het aren plukken op
sabbat. Het is gevolg van het wetticisme. Pas op. Dat mag niet. En
dit mag niet. En dat mag niet. Regel op regel. En wee je gebeente als
je je er niet aan houdt. Daar zit ons kerkelijk leven ook vol van. We
hebben onze rituelen. We moeten er vooral niet vanaf wijken. Want dan
hebben we een probleem. En dat kan van alles zijn. Wat is er een
starheid in de traditie. Het staat er bol van. Waar is de
christelijke vrijheid? Het zit in kleding, het zit in vertaling,
het zit in kerkelijke gewoontes. We rekenen elkaar af op de
millimeter van de kerkelijke gewoonte. En dat maakt geen verschil
tussen kerk of vrije gemeente. Kijk, daar komen ze aan. Pas op.
Je mag geen aren plukken op sabbat. Wisten de discipelen dat dan
niet? Had Jezus hen aangezet om onder het oog van de kerkelijke
leiders aren te plukken? Je zou het haast wel zeggen. En waarom doen
ze het ook? Ze wisten toch dat het de gewoonte was om het niet te
doen en niemand deed het toch? Waarom zij dan wel? Je moet het ook
niet uitlokken. Dan haal je je de problemen op je hals. Dan moet je
het ook zelf maar weten. En daar heb je het al. Pats, boem.
Jezus
pakt hen met het Woord. En daar kan het ook alleen maar mee. Weg met
hun argument. De geschiedenis van David en de toonbroden. Die kenden
ze heel goed. Daar hebben ze geen kwaad woord over. David, de
gezalfde des Here. Zij hebben David als hun voorvader. Kom niet aan
David. De les is duidelijk. Zij hebben van het aren plukken een
dogma gemaakt. Terwijl de sabbat is gemaakt om de mens. God rustte op
die dag en wij mogen ook rusten. Het is niet een dag van wetjes
geworden. Het is een dag van vrijheid en alles mag ter eer van God.
Wat een vrijheid. Zo is ook de Zoon des mensen Heer over de sabbat.
Jezus is gekomen. Wat denken ze wel? Zullen zij proberen Jezus aan
banden te leggen? Daar zijn ze al maar mee bezig. Letterknechten die
ze zijn. Maar koning Jezus is Heer over ons leven. Hij regeert ons en
niet enig kerkelijk gedoe. Daar moeten we heel sterk bij
blijven. Het is gemakkelijker om wetjes en regeltjes te houden, dan
je onvoorwaardelijk uit te leveren aan Koning Jezus, want dan
moeten we ons zondig hart ontledigen voor Hem. Hij vult het dan met
zijn liefde. En dat is een pijnlijk proces. Daar moeten we ons toe
zetten. Dat is een geestelijke strijd. Daarom kwam de Bruidegom om
ons als Zijn bruid de vrijheid aan te bieden door zijn bloed. Het is
je toch niet voor te stellen? Daar word je toch blij van. Daar kun je
wel om huilen. Wat een zondig hart hebben wij, als we steeds maar
weer ons laten knechten door de wet van de zonde, terwijl we de wet
van de vrijheid uit genade en om niet hebben ontvangen. O Here God,
kom mij arme zondaar nabij. Dank U Heer, dat U dat wilt. Ik ellendig
mens. Prijs de Heer!
5 januari [1]
3:2 |
…en zij letten op Hem, of Hij hem op de sabbat genezen zou, om Hem te kunnen aanklagen. |
3:5 |
Maar zij zwegen stil. En nadat Hij hen, zeer bedroefd over de verharding van hun hart, rondom Zich met toorn had aangezien, zeide Hij tot de mens: Strek uw hand uit! |
3:6 |
…overleg tegen Hem teneinde Hem om te brengen. |
3:11 |
…en zij schreeuwden, zeggende: Gij zijt de Zoon van God. |
Nou,
nou. Uit het leven gegrepen. Wat een heftige situaties. Het is een
bonte aaneenschakeling. De vijand ligt op de loer. Pas op: wat zal
Hij doen? Ze weten nu heel zeker dat je op de sabbat niets mag
doen, geen aren plukken en niet genezen. Want dat is tegen de wet. En
de Farizeeën, de dominees, zullen het toch wel weten? Dat doe je
dus niet. Doe je het wel, dan moet je het zelf maar weten. Je weet
het toch van te voren? Daar zit dan die man met een verschrompelde
hand. Het is doodstil. Wat zal er gebeuren? Jezus zegt: Wat is goed
doen: een leven te redden òf een leven te doden? Het blijft
doodstil. Je kunt de spanning snijden. Jezus is diep bedroefd over de
hardheid van hun hart. Hij kijkt boos rond. Hij zegt en geneest. Maar
dan is ook het hek van de dam. Wat een arrogantie van die Jezus. De
Farizeeën smeden samen met de Herodianen, terwijl ze een
bloedhekel aan elkaar hebben. Maar nu zien ze het wel zitten. Ze
hebben een gemeenschappelijke vijand. Jezus moet dood. Die
nieuwlichter brengt teveel onheil. Weg met Hem! Dood moet Hij. Hoe
ruimen we hem samen uit de weg? Wat een hardheid. Ze schrikken niet
terug om een weldoener een kopje kleiner te maken. Als de religie het
wint van het geloof, is moord en doodslag normaal. Dat zien we de
hele geschiedenis door. En dat kan vergaande consequenties hebben.
Dat zien we ook hier. Jezus is nauwelijks met zijn bediening
begonnen of ze loeren al op Zijn leven.
De mensen stromen naar
Hem toe. Geen wonder, want de een na de ander wordt genezen. Ze
proberen Hem aan te raken om genezen te worden. Ze weten dat er
een geweldige kracht van Hem uitgaat. Prijs de Heer! Hij moet zelfs
in een schip gaan, zo dringen ze tegen Hem op. Zie je het voor je?
Een grote menigte op het strand en Jezus in een bootje. Hij leert
hen. En wat leert Hij hen? We kunnen het niet genoeg herhalen. De
tijd is vervuld en het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Bekeert
u en gelooft het evangelie. Prijs de Heer! Prijs de Heer! Waar moeten
ze zich dan van bekeren? Ze waren toch al bekeerd? Maar ze
moeten het levende Woord aanvaarden. En niet de letterknechterij
van de Farizeeën. Het evangelie van Jezus zet je vrij. Hij sprak
als gezaghebbende. Je begreep dat er blijdschap kwam uit zijn
woorden. Hij kwam om je te bevrijden van het juk waar je inzat. Hij
predikte de liefde van God. Volg Mij! Ik ben jullie Messias. Nu komt
het Koninkrijk Gods. De tijd is vervuld. Er gaat een nieuwe fase
in.
De onreine geesten weten beter wie ze voor zich hebben dan
de kerkleiders. Die geesten schreeuwen het uit: Gij zijt de Zoon van
God. Nou, nou. De Farizeeën die dit horen knarsen hun
tanden. Een boze geest kan nooit de waarheid zeggen. Weg met die
Jezus. Weg met die boze geesten. Maar Jezus bestraft de boze geesten
zodat ze niet van Hem vertellen. Maar de berichten over Jezus gaan
als een lopend vuurtje rond. Wat een actie, wat een beweging. Wat een
kracht. Jezus breekt met kracht door in een verstarde, verharde,
religieuze situatie. Waar men alleen maar mee bezig is om een
religieus systeem overeind te houden en van de Messias verwacht dat
die de gehate Romeinen het land uit zou gooien. Maar een lijdende
Knecht des Heren. Neen, dat nooit. Jesaja 53, neen dat nooit. Dat
hoofdstuk slaan ze tot vandaag aan de dag over. Jezus gaat door met
zijn radicale boodschap en oproep tot bekering. Geen water in de
wijn. Dwars gaan staan op alles wat niet met de vrijheid in Christus
te maken heeft. Wat een bevrijdende prediking van bekering en
genezing. Overal waar Jezus komt, verschijnt het Licht, verdwijnt de
duisternis en staan mensen op in een nieuw leven. Kijk maar om je
heen. Het wemelt van mensen die door de kracht van God tot bekering
zijn gekomen. Prijs de Heer!
6 januari [1]
3:13 |
…en zij kwamen tot Hem. |
3:14 |
…opdat Hij hen zou uitzenden om te prediken, |
3:15 |
en om macht te hebben boze geesten uit te drijven. |
3:22 |
Hij heeft Beëlzebul, en door de overste der boze geesten drijft Hij de geesten uit. |
3:23 |
Hoe kan de satan de satan uitdrijven? |
3:25 |
En indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zal dat huis niet kunnen bestaan. |
3:30 |
Immers, zij zeiden: Hij heeft een onreine geest. |
3:35 |
Al wie de wil Gods doet, die is mijn broeder en zuster en moeder. |
Hij
roept de twaalf discipelen. Hij wil hen uitzenden om te prediken en
boze geesten uit te drijven. Hij riep ze. En ze kwamen. Twaalf in
getal. Een bont gezelschap zullen we ontdekken.
Jezus predikt
en predikt. Ze hebben geen tijd om te eten. Zo verdringen ze zich om
Hem heen. Zijn oproep tot bekering en vergeving van zonden klinkt. De
Farizeeën staan er knarsetandend bij. Loerend om Hem te kunnen
pakken. Ze schelden dat Hij door de overste der boze geesten, de
geesten uitdrijft. Maar hoe kan satan de satan uitdrijven? Een huis
dat tegen zichzelf verdeeld is kan niet bestaan. Zo ook met satan.
Hij is een strateeg. Hij probeert ons te verleiden, te vernietigen.
Kijk maar naar de boze geesten die uitgedreven worden. Wat zaten
de mensen onder de knoet. En nu roepen de Farizeeën dat Jezus de
geesten uitdrijft door de overste der boze geesten. Wat een
drogreden. Jezus zou dus een boze geest zijn en niet zo’n
kleintje ook. Wat een godslastering. Wat afschuwelijk. Hoe
durven ze? Jezus pareert ze. Hoe kan satan satan uitdrijven? Dat gaat
niet. Het is verschrikkelijk wat ze van Jezus durven te zeggen. Jezus
antwoordt dan ook heel direct. Alle zonden kunnen vergeven worden,
maar iemand die zegt dat Jezus een boze geest is, diens zonden
kunnen niet vergeven worden. Het is verschrikkelijk dat er ook
nu mensen rondlopen die dit zeggen. Maar we weten dat het een
drogreden is. Dat is de zonde tegen de Heilige Geest, als we zeggen
dat Jezus een boze Geest is. Hoe halen we het in ons hoofd? Hoe
durven we?
De macht van de boze geesten is groot. Daar moeten
we niet te gering over denken. Het is een harde strijd. We zien het
voor ons. De mensen die zich uiten met een boze geest, gaan tekeer.
Ze zijn helemaal bezeten. Ze zijn gebonden. Maar er lopen ook
boze geesten rond die het denken van de mensen gebonden houden. Dat
zien we aan de kerkelijke leiders in die tijd. En die proberen
op hun beurt de mensen weer in de ban te houden. En ga zo maar door.
Het is een aaneenschakeling van boze geesten. Het is eigenlijk zo dat
iedereen die niet in de bescherming van Messias Jezus loopt, bezeten
is. Hij wandelt in de duisternis. Daarom maakt Jezus ook zo’n
duidelijk onderscheid. Hij roept hen uit de duisternis tot het licht.
Het is geweldig om de directe antwoorden van Jezus te lezen en te
onthouden. Hij gaat in op waar zij mee bezig zijn. Hij gaat onder het
volk staan. Het is fantastisch, het is prachtig. Het is door zijn
eenvoud des te krachtiger. Maar, beste vrienden, ga door. Geef het
niet op! Het gaat goed. Jezus gaat met ons. Wij geven de moed niet
op. Wij gaan achter koning Jezus aan. De Heer bevolen.
Hij
roept Zijn twaalf discipelen. Hij kiest ze uit. En ze volgen Hem. Hij
wil dat ze gaan leren en ook de wonderen en de tekenen doen, waarover
Hij spreekt. Ze zien het almaar voor hun ogen, en dat kunnen zij ook,
als ze Hem onvoorwaardelijk volgen. Want Hij is niet veranderd. Het
gaat om het volgen van Jezus. Hij zegt dan ook: Volg Mij! En als je
Jezus volgt, dan ben je zijn broeder en zuster. Je hebt familie en
het is belangrijk om daarvoor zorg te dragen, maar de werkelijke
familie is de familie, het lichaam van Messias Jezus. Dat is het
belang van wat Jezus zegt als de mensen Hem zeggen dat zijn moeder
en broers en zusters hem zoeken. Waarom zochten ze Hem? In het vorige
stukje hadden ze nog gezegd toen Hij niet at, dat Hij buiten zijn
zinnen was. Ze konden beter weten. Daar haken de kerkelijke leiders
op in door te zeggen dat Hij de boze geesten door de overste der boze
geesten Beëlzebul uitdrijft. Nou, nou. Je moet dus ook oppassen
dat je geen rare dingen zegt. Want zijn familie wist best dat Hij
niet buiten Zijn zinnen was. En daarom benadrukt Jezus dat het erom
gaat dat je moet behoren tot de familie van God. Het gaat erom dat
allen die de wil van God doen tot de familie van God behoren. Daarom
moeten we steeds weer ons inzetten om de wil van God te doen. En wat
is dat dan? Dat weten we: de liefde is de vervulling van de wet. De
geboden van God zijn niet moeilijk. Ze zijn goed. Ze geven leven en
overvloed. Doe het maar en je zult het ervaren. Wat een geweldige
familie van God. Wat een voorrecht om door zijn genade dit wonder te
mogen zien.
7 januari [1]
4:11 |
U is gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten staan, komt alles in gelijkenissen,… |
4:12 |
…opdat zij zich niet bekeren en hun vergeven worde. |
4:14 |
De zaaier zaait het woord. |
4:15 |
…en zodra zij het horen, komt terstond de satan en neemt het woord, dat in hen gezaaid is. weg. |
4:17 |
…maar zijn mensen van het ogenblik; wanneer later verdrukking of vervolging komt om der wille van het woord, komen zij terstond ten val. |
4:18 |
…dit zijn zij, die het woord horen, |
4:19 |
maar de zorgen van de wereld en het bedrog van de rijkdom en de begeerten naar al het andere komen er bij en verstikken het woord en het wordt onvruchtbaar. |
4:20 |
…zij, die het woord horen en in zich opnemen en vrucht dragen, dertig- en zestig- en honderdvoud. |
Uit
het leven gegrepen. Het Woord horen en in je opnemen. En dan eruit
gaan leven. We horen het Woord. Ja, we horen het wel. Maar horen we
het wel echt? We laten het aan ons voorbijgaan. Het Woord van de
Zaaier is geweldig en is uit het leven gegrepen. De Zaaier zaait het
Woord. Hoor je het? Hij zaait het. De grote Zaaier is de Here God,
Hij sprak en het was er. En alles dat is, is geworden door dat Woord.
Wij zijn er alleen maar door het Woord van God. Hij sprak. Hij
schiep. Het is toch onvoorstelbaar hoe Hij het geschapen heeft? Het
is toch geweldig? Wat een scheppingskracht. Alles geregeld tot in het
kleinste detail. Wat een wonder. Wat een vernuft. We kunnen er van
alles in gaan zoeken en gaan ontdekken. Maar we ontdekken dan steeds
meer dat het een groot wonder is. We moeten het horen en in ons
opnemen en er uit gaan leven. Dat is de goede grond.
We zijn
eigenlijk allemaal een onderdeel van deze gelijkenis. We horen wel,
maar een deel laten we langs de weg liggen. En een deel op
steenachtige grond en een deel in de dorens. Het is belangrijk dat we
ons zelf onderzoeken om te kijken waar delen van het zaad niet in ons
zijn gekomen maar nog steeds zwerven op straat of op de rots of in de
dorens. We zijn soms zo halsstarrig, dat we er niet door heen willen
komen. We hebben wel iets begrepen, maar laten toch ook hele delen
liggen. En dan hebben we niet de volmaakte liefde, dan zijn er nog
stukken ongeloof. Daar moeten we voor oppassen. Daarom zegt Jezus ook
dat we het Woord moeten horen en in ons opnemen. Dat betekent:
We moeten het herlezen, herhoren, herkauwen. Lezen en lezen. Want we
zijn zo halsstarrig. En we moeten er in blijven. Want satan neemt het
zo maar weg. Het gaat om goed en kwaad. Het gaat over hemel en hel.
Het gaat om God of satan. Er staat dan ook dat satan het wegneemt.
Satan is almaar bezig om het weg te pikken. Daar valt het zaad en het
is nog maar net gevallen of de boze gedachten komen weer in je op. En
weg is het. Het komt er erg op aan. Het is alsof, neen het is zo, dat
de grote strijd plaatsvindt tussen de zaaier en de rover. Het is het
beeld van de kraaien die achter de zaaier aangaan om het zaad weg te
pikken, nog voordat het in de grond valt. En zo gaat ontzettend veel
verloren. Het kan niet kiemen, het kan niet groeien. Als we het
overdenken, als we het zaad laten ontkiemen in ons leven, dan
gaat het groeien en bloeien. Er gaat heel wat aan vooraf voordat het
tot volle wasdom komt. Er zijn ook gradaties, deels dertig-, deels
zestig- en deels honderdvoudige vrucht. Hier is dus verschil. Maar
het gaat erom dat het zaad beklijft. Het Woord moet beklijven.
De
gelijkenis van de zaaier is overbekend. We moeten het eigenlijk
inlijsten. Het helemaal als tekst uit ons hoofd leren. Maar
belangrijk is, dat Jezus deze gelijkenis spreekt na zijn confrontatie
met de kerkelijke leiders over Beëlzebul. Hij ziet de
scharen en ziet dat het bij hen ook zo verschillend is. De één
staat er echt belangstellend, de ander uit sensatiezucht, de volgende
om zijn haat tegen Jezus te voeden, weer een ander uit hoogmoed. Er
zijn er dus die het willen indrinken en in zich willen opnemen,
daarom is het belangrijk om gewoon maar uit te gaan en Gods Woord te
brengen. Het Woord keert nooit ledig weer. Soms moet je het tien keer
horen voordat je gaat beseffen dat het voor jou is. God is geduldig.
God is ongeduldig. Hij wil je ook het geluk geven. Hij gunt het
je. En als het aan mij gegund is, dan is het zeker door Hem ook aan
jou gegund. Hoe kom je eraan? De zaaier is er vandaag ook. Lees het
Woord. Want door de Heilige Geest van God is Hij altijd bij je. Hij
is in je. De Heilige Geest, Die gezonden is als Trooster, nadat de
Zaaier na kruisiging, dood en opstanding, verzoening van mijn en jouw
zonden naar de hemel is gegaan. Dus de Zaaier is nog dichterbij dan
toen Hij op aarde liep. Hij wil in ons hart en ons leven wonen. Wie
wil dat nu niet? Daar wil je uit leven. Hij blijft roepen. Hoe kan de
mens ook zijn hart verharden?
8 januari [1]
4:21 |
Is het niet om op de standaard gezet te worden? |
4:22 |
Want er is niets verborgen, dan om geopenbaard te worden,… |
4:24 |
Met de maat, waarmede gij meet,… |
4:25 |
Want wie heeft, hem zal gegeven worden;… |
4:28 |
…eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar. |
4:32 |
…en toch, als het gezaaid is, opkomt en groter wordt dan alle tuingewassen,… |
Een
lamp zet je niet onder een korenmaat. Een lamp zet je neer om te
schijnen. Waarom zou je anders een lamp of een kaars aandoen?
Daarom moeten we Jezus volgende, ons licht laten schijnen. Trouwens,
als we iets verborgen trachten te houden, dan wordt het toch
openbaar, want alles ligt voor God open. En vaak ook al voor de
mensen. Als we iets achter houden van het Licht, omdat we zelf een
stukje duisternis koesteren, dan komen we verkeerd uit. Dit zijn heel
bekende delen uit de Bergrede van de Here Jezus. Zie ook Mattheüs
5, 6 en 7. Het gaat om het zout der aarde. Als het niet meer zoutend
is, dan kan het weggeworpen worden. En als we zoutend zout zijn dan
zijn we licht dat schijnt voor de mensen, opdat zij onze goede werken
zien en onze Vader in de hemel verheerlijken. Want het gaat om de
verheerlijking van de Vader. Niet om de goede werken. We willen niet
anders dan goede werken doen, als we zien wat de Vader en de Zoon
voor ons betekenen. Het is de doorgang naar eeuwig leven. Het is het
enige houvast in dit leven. Pas op. Blijf in het Woord. Loop je in de
duisternis, dan kom je in nog meer duisternis. Dan wordt wat je
hebt, je ontnomen. Het gaat van kwaad tot erger. Maar groei je in het
licht, dan wordt het steeds mooier. Horen jullie het goed? Het is de
vluchtheuvel in de strijd tegen de zonde. Daarom, als we dat geloof
hebben gekregen, dan zal het alleen maar groeien. Dat kan niet
anders. Groei kan maar één kant op. Dat is geweldig.
Daar willen we toch allemaal van genieten? Wat een geweldig
leven.
Daarom gaat de Here Jezus verder. Hij is de Zaaier. Het
Woord van God. En dat zaad, dat ontkiemt en groeit op. Eerst de halm,
dan de aar en dan het volle koren. We denken: hoe kan dat nou? Dat is
heel eenvoudig, het groeit doordat we groeien door het Woord van God.
Het is een geheim. We weten ook niet precies hoe de graankorrel
sterft en de halm opbloeit. We weten veel, maar het blijft een groot
geheim. Zo is het ook met de groei in het geloof. We groeien als we
het Woord aannemen en er ons in verdiepen. Dat is zeker. En kijk eens
om je heen, wat een groei overal. Wat een geweldige christenen. Wat
een wonderen in de levens van velen. Het is net als een
mosterdzaadje. Het is maar iets meer dan een millimeter groot en dan
groeit het uit als de grootste van de tuingewassen, zo groot dat de
vogelen des hemels erin kunnen nestelen. Dat is toch een wonder? Zo
is het ook met de groei in het geloof. Het groeit tegen de klippen
op. Het kan niet stuk. Het groeit hemelhoog.
Zo spreekt Jezus
de ene na de andere gelijkenis, opdat ze het begrijpen. Hij is de
Zaaier. Het is van belang wat er met het zaad gebeurt. Hij gaat door
met zijn plan. Hij blijft ons roepen. We mogen niet verslappen. Want
we zitten er zo maar naast. Daarom benadrukt Hij ook dat Hij de
Zaaier is. Wij zijn de graankorrels. Hij koestert de zijnen. Hij gaat
voor ze uit. Weg met de drugs, weg met de alcohol, weg met
zelfmoorden en criminele handelingen, die anderen meeslepen. De
lamp op de korenmaat. Dan wordt de duisternis verdreven en groeien
we. Het is van groot belang dat we gehoorzaam zijn aan het Woord.
Daar kunnen we niet genoeg op hameren. Prijs de Heer! Prijs de Heer!
God is groot. God is groot. We gaan met Jezus verder. Dat deden de
discipelen toen, dat mogen wij vandaag doen. En inmiddels is er
ook al heel wat toegevoegd aan de Bijbel. Alleen Gods Woord
maakt ons vrij van de zonde.
9 januari [1]
4:35 |
Laten wij oversteken naar de overkant. |
4:37 |
En er stak een zware stormwind op… |
4:38 |
Maar Hij zelf lag op de achterschip tegen het kussen te slapen. … Meester, trekt Gij er U niets van aan, dat wij vergaan? |
4:39 |
…bestrafte de wind en zeide tot de zee: Zwijg, wees stil! |
4:40 |
Waarom zijt gij zó bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof? |
4:41 |
En zij werden bovenmate bevreesd… |
5:2 |
…uit de grafsteden een mens tegemoet met een onreine geest,… |
5:4 |
…en de voetboeien vernield,… |
5:5 |
…schreeuwende en zichzelf met stenen slaande. |
5:7 |
Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? |
5:8 |
Onreine geest, ga uit van deze mens. |
5:9 |
Mijn naam is legioen, want wij zijn talrijk. |
5:11 |
…een grote kudde zwijnen gehoed. |
5:13 |
En de onreine geesten gingen uit en voeren in de zwijnen; en de kudde… stormde langs de helling de zee in… |
5:15 |
…en zij werden bevreesd. |
5:17 |
…dat Hij uit hun gebied weg zou gaan. |
5:19 |
…en bericht hun al wat de Here in zijn ontferming u gedaan heeft. |
Het
is al laat. Kom, laten we naar de overkant gaan. Het is de hele dag
al druk geweest. Wat een mensen. Ze dringen aan. Ze willen alles
horen wat Jezus te zeggen heeft. Het is een hele klus. Je wordt er
moe van. Ze gaan in het schip, samen met andere schepen varen ze naar
de overkant. Dan steekt de storm op. Dat kan daar zo maar gebeuren.
Je hebt daar valwinden. En dan lijkt het water zo glad als een
spiegel en plotseling slaat die wind neer en dan is het spoken op dat
meer. Het schip loopt vol. Er is geen houden aan. Iedereen komt in de
benen. En wat zien we: Jezus slaapt tegen een kussen op de
achtersteven van het schip. Het schip slingert alle kanten op. Dat is
niet normaal. Daar kan toch niemand bij in slaap blijven? En ze
worden boos. Zij tobben maar, om niet met het schip te zinken, en
Jezus blijft slapen. Meester, ziet U niet dat we vergaan? Verbolgen
maken ze Hem wakker. Doe iets! Dit kan toch niet? Dan blijf je toch
niet slapen. Dan kom je toch ook helpen. En dan zegt Hij: Zwijg, wees
stil! En de golven en de wind gaan liggen. Het is voorbij. Dan komt
het ontwapenende, maar ook beschuldigende woord: Waarom zijt gij zó
bevreesd? Hoe hebt gij geen geloof? Wat moeten we daar nu mee? Geen
geloof. Maar het stormde toch en we moeten toch iets doen? Het is
toch geen wonder dat we bevreesd zijn. Wie zou dat niet zijn? Maar de
vraag blijft staan. Kennelijk is het zo, dat we in de moeilijkste
omstandigheden het vertrouwen moeten houden dat God alles in zijn
hand heeft en dat we volledig op Hem kunnen vertrouwen. We kunnen dan
ook grote wonderen verwachten. Want Hij heeft alles in zijn hand. Ook
ons leven. We mogen het van Hem verwachten en dan zal Hij dat wonder
geven dat ons toekomt. Het gaat om geloof. Het gaat niet om
berekening. Het gaat er niet om dat we berekenen hoe we alles onder
controle moeten houden. Het gaat erom, dat we de zegen van Hem
verwachten en dan weten en ervaren en er naar leven, dat alles in
zijn hand is en dat Hij het allerbeste met ons voor heeft. Glorie
voor zijn Naam!
Ze worden toch bevreesd, want hoe is het
mogelijk dat zelfs de wind en zee Hem gehoorzamen? Dat alleen is al
een wonder. Daar kom je toch van onder de indruk? Wat doe je daarmee?
We moeten veel meer geloven en leven vanuit de wonderen die God
kan doen en doet. Hij is God. Hij is almachtig. Hij regeert het grote
wereldgebeuren. Het is fantastisch. Het is een zegen. Het is een
vreugde. Wij mogen delen in die kracht. We mogen geloven dat Hij
zieken geneest. We mogen daarvoor bidden. We mogen daaruit
geloven. We mogen geloven dat Hij onmogelijke dingen mogelijk
maakt. Want Hij strijdt voor ons. Hij wil het goede. Hij verandert
grote processen. Hij leidt ons leven. We mogen en we moeten met
kracht dan ook getuigen en niet bang zijn hoe de mensen over ons
denken en wat ze er van vinden. We moeten gewoon elke dag gaan staan
en geloven in de kracht van God. Prijs de Heer!
En dan zijn ze
aan de overkant en dan komen ze in het land der Gerasénen.
Waar ligt dat, zal men vragen. Want dat is me toch een uithoek. Daar
ga je toch zeker niet heen met je evangelisatiekaravaan? Dat slaat
toch nergens op? Dat is een uithoek. Daar moet je niet zijn. Maar
Jezus wel. Hij heeft de meeste tijd doorgebracht in Galilea. Het
Galilea der heidenen, zeggen ze. Daar kan niets goeds vandaan komen.
En Nazareth, kan uit Nazareth iets goeds komen? Neen, natuurlijk. Het
is in onze begrippen nog boven Roodeschool, daar waar het leven
ophoudt. Daar is die man. Een verschrikkelijk bezeten man. Die is
niet tegen te houden. Hij is niet te boeien. Hij breekt alles stuk.
Iedereen blijft uit zijn buurt, want hij kan je zo verscheuren. Hij
ziet Jezus en hij roept: Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon
van de allerhoogste God? Dat is taal. De duivels kennen Jezus. Zij
erkennen Hem als Zoon van God en ze zijn bang. Want overal waar Jezus
komt gaan de duivels op de vlucht. De duivel wil bezit houden
van deze man. En het is een legioen duivelen dat deze man bezet
houdt. Ze smeken in de kudde zwijnen te mogen varen. En dat mag en
meteen stort die hele kudde langs de helling de zee in. In één
klap is men van de kudde af. Weg nering. Jezus drijft de geesten
uit en de man komt tot z’n zinnen en hij wil Jezus volgen. Dan
horen ze het in het dorp en ze komen kijken. En ja hoor, daar zit de
man. Ze zijn ontzet. En ze vragen of Jezus weg wil gaan uit hun
streek. Want het allerergste is wel dat die kudde van tweeduizend
zwijnen nu dood is. Wat een schade. Zulke dingen zouden nog vaker
kunnen gebeuren. Dus Jezus moet weg. Want kom niet aan je brood. Dan
heb je problemen. Maar ze mochten toch helemaal geen zwijnen houden?
Zo worden ze ook hardhandig op hun zonde gewezen. Ze moeten zich
bekeren. Jezus gaat weg, maar hij dwingt de man om te blijven, om aan
zijn mensen te getuigen wat de Here in zijn leven gedaan heeft. En
dat gebeurt. De man gaat rond en vertelt van de ontferming die hij
heeft ontvangen.
10 januari [1]
5:22 |
…een van de oversten der synagoge,… |
5:23 |
…kom toch en leg haar de handen op,… |
5:27 |
…en raakte van achteren zijn kleed aan. |
5:29 |
En terstond droogde de bron van haar bloed op… |
5:30 |
Wie heeft Mij aangeraakt? |
5:33 |
…wierp zich voor Hem neder en zeide Hem de volle waarheid. |
5:34 |
…uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en wees genezen van uw kwaal. |
5:35 |
Uw dochter is gestorven; waarom valt gij de Meester nog lastig? |
5:36 |
Wees niet bevreesd, geloof alleen. |
5:39 |
Waarom maakt gij misbaar en weent gij? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt. |
5:40 |
En zij lachten Hem uit. |
5:41 |
Talitha koem, hetgeen betekent: Meisje, ik zeg u, stap op! |
5:42 |
En het meisje stond onmiddellijk op… |
Het
zal je kind maar zijn. Natuurlijk ga je dan alles doen om het te
redden. Het kind is doodziek. Dan vallen alle belemmeringen van je
af. De overpriesters en de Farizeeën waren tegen Jezus. Ze
probeerden het volk te waarschuwen. En als je overste van een
synagoge bent, dan moet je wel oppassen wat je doet. Het kan je je
baantje kosten als je dan ook achter die valse Messias Jezus
aanloopt. Maar als je dochter doodziek is, dan probeer je toch alles
om genezing te vinden. Hij gaat. Jezus kan genezen. Dat kan hij
niet ontkennen, want hij heeft zoveel mensen gezien die genezen zijn.
Mijn dochter is ernstig ziek, kom toch, dat zij behouden wordt. Leg
haar de handen op, opdat zij geneest. En Jezus gaat met hem mee.
Op
weg naar het huis raakt een vrouw, die al jaren aan vloeiingen lijdt,
Hem van achteren aan. Want ook zij weet dat dat nog haar enige
redding is. Jezus redt. Ze heeft heel haar vermogen er al aangegeven
om genezen te worden. Het heeft allemaal niet geholpen. Het vreet al
haar energie op. Wat een ellende. En ze wordt terstond genezen.
Jezus weet dat de kracht van Hem uitgaat en Hij kijkt om een vraagt:
Wie heeft Mij aangeraakt? Maar dat is in de drukte en het gedrang een
rare vraag vinden ze, want dat is toch normaal. Het is haast
onmogelijk om elkaar niet aan te raken. Maar Jezus blijft volhouden
en zegt: Iemand heeft Mij aangeraakt en Ik moet weten wie dat is
geweest.
Jaïrus, de overste van de synagoge, zal dit wel
niet leuk gevonden hebben. Jezus weet toch hoe ernstig de situatie is
en nu blijft Hij weer treuzelen om dit akkevietje. Wat een onzin. Het
lijkt wel of Hij het erom doet. Laten we toch opschieten. Het kan zo
maar te laat zijn.
Maar Jezus wil weten wie Hem aanraakte.
Natuurlijk wist Hij dat wel. Hij kan toch zo de vrouw aanwijzen. Maar
nee, de vrouw moet zelf naar voren komen en dat doet ze. Bevend valt
ze op haar aangezicht en vertelt Jezus wat er aan de hand is. Dat is
ook moeilijk, want met deze dingen loop je niet te koop. Jezus zegt:
Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en wees genezen
van uw kwaal. Waar gaat het dus om? Het gaat om geloof. Wil je
genezen worden, dan gaat het om geloof. En dat is zo vaak het
probleem. We geloven het wel. Maar we geloven er niets van. Deze
vrouw wist het. Zij geloofde het. Ze was er vast van overtuigd,
maar wij zijn zo door ons redelijk denken verpest dat we nog
nauwelijks geloof op kunnen brengen. We geloven het wel. Eerst zien
en dan geloven. En eerst al het geredeneer. En al ons christelijk
gewauwel, voordat we ons eens onvoorwaardelijk overgeven aan de Here
God. Want Hij is onze God. Hij regeert. Hij is hoger dan onze
gedachten. Hij zond Jezus. En van Hem komen alle dingen. We
moeten leven uit de volheid en de genade van Hem. Dat is het
belangrijkste en het mooiste. Daar krijgen we niet genoeg van. Glorie
voor zijn Naam! Prijs de Heer! Wat een voorbeeld. Wij mogen en moeten
met heel ons hebben en houden, ziekte en gezondheid, ons uitleveren
aan de Here God, zodat Hij nu eindelijk eens de plaats in ons leven
krijgt die Hij verdient. Of beter, waar Hij recht op heeft. Wij staan
onszelf en Hem in de weg als we steeds maar weer ons eigen
eigenzinnige denken er tussen door wringen. Stom! Stom!
Stom!
Eindelijk gaan ze verder, naar het doodzieke meisje.
Maar zie, daar heb je het al. Jezus is te laat. Dacht ik het niet.
Hadden we maar meteen door moeten lopen. Waarom dan ook altijd weer
het uiterste vragen. Jezus zegt tot de vader: Wees niet
bevreesd, geloof alleen. Buiten staan ze te weeklagen. Het is ook
verschrikkelijk als je dochter van twaalf jaar overleden is. Jezus
zegt: Waarom maakt gij misbaar en weent gij? Het kind is niet
gestorven, maar het slaapt. Nou, met zo’n opmerking is het
vertrouwen gauw verdwenen. Ze lachen hem uit. Hij jaagt echter alle
mensen het huis uit en gaat met de vader en de moeder het huis in. En
Hij vat het meisje bij de hand en zegt: Talitha koem, meisje, Ik zeg
u, sta op! En het meisje stond onmiddellijk op en kon lopen. En zij
ontzetten zich terstond bovenmate. Wat was hier gebeurd? Jezus zei,
dat niemand dit te weten mocht komen. Wat een verhaal. Niemand mocht
het weten. Dat was ook heel goed voor de overste der synagoge, want
dat zou wel eens zijn baan kunnen redden. Het komt er voor de overste
der synagoge alleen maar op aan dat hij niet bevreesd is en alleen
maar gelooft. En daar kan hij niet meer onderuit na wat met zijn
dochtertje is gebeurd. Hij kwam totaal in de war uiteindelijk bij
Jezus. Het gaat om geloof. En dat was de kern van dit hele verhaal.
We mogen en moeten met heel ons wezen bij Jezus uitkomen en het van
Hem verwachten in al onze omstandigheden. Hij heeft altijd het beste
met ons voor. Hoe dan ook. Dat is een troost, dat is een houvast in
alle omstandigheden van ons leven. Want het is duidelijk, dat de
zonde en de dood toeslaan in ons leven. We zitten er vol van en we
zien het overal om ons heen. En het enige dat we moeten doen is,
dicht bij Jezus blijven en ons volledig in zijn bescherming aan Hem
overgeven, wat er ook gebeurt. Wat een geweldige rust gaat daar van
uit. Glorie voor zijn Naam! Wat hebben we weer veel ontdekt in dit
stukje.
11 januari [1]
6:1 |
…en kwam in zijn vaderstad,… |
6:3 |
Is dit niet de timmerman,… En zij namen aanstoot aan Hem. |
6:5 |
En Hij kon daar geen enkele kracht doen;… |
6:6 |
En Hij ging de omliggende dorpen rond en leerde. |
6:7 |
…twee aan twee, en gaf hun macht over de onreine geesten. |
6:8 |
En Hij gebood hun niets mede te nemen voor onderweg,… |
6:10 |
…blijft daar dan, totdat gij vandaar vertrekt. |
6:11 |
…schudt het stof af, dat aan uw voeten is, hun tot een getuigenis. |
6:12 |
…en predikten, dat zij zich zouden bekeren. |
6:14 |
…Johannes de Doper is opgewekt uit de doden… |
6:15 |
…Het is Elia,… Een profeet als een van de profeten. |
6:16 |
Johannes, die ik onthoofd heb, die is opgewekt. |
6:18 |
Gij moogt de vrouw van uw broeder niet hebben. |
6:20 |
…en als hij hem gehoord had, was hij in grote verlegenheid,… |
6:24 |
Wat zal ik vragen? … Het hoofd van Johannes de Doper. |
6:28 |
…en hij bracht het hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje en het meisje gaf het aan haar moeder. |
6:29 |
…en namen zijn lijk weg en legden het in een graf. |
Ze
hadden altijd Jezus gevolgd. En ze waren zelf ook steeds onder de
indruk van de wonderen die Hij deed. Maar nu zendt Jezus hen uit.
Twee aan twee en ze krijgen macht om te genezen en boze geesten uit
te drijven. Daar gaan ze. Neem niets mee voor onderweg! Je blijft in
het huis waar ze je ontvangen, totdat je vertrekt. En als ze je
niet willen ontvangen, schudt het stof van je voeten en ga verder.
Dat houd je in beweging. Dat daagt ook de mensen uit waar je komt of
ze gastvrij zijn om je te ontvangen. Ze vertrekken en grote wonderen
gebeuren. Het is waar. Ga je in de kracht van God, dan gebeuren grote
wonderen. Je moet ook in de kracht van God gaan. Je moet geloof
hebben. Hij wil dat we grote wonderen en tekenen doen. Niet om die
grote wonderen en tekenen, maar omdat het de kracht van God is
die Zich openbaart. Wij voegen daar niets aan toe. Wij geloven en wij
mogen in zijn kracht gaan. Dat is geweldig. Als je eenmaal in de
kracht van God gaat staan, dan gebeuren er ook wonderen. We zijn
zo vaak van Hem afgedwaald en dan doen we tekort aan de macht en de
majesteit van God. Stom toch.
Het kan zo mooi en goed en
krachtig zijn. We zien het hier maar weer. Maar wij zijn zo vaak als
de mensen in Nazareth. Jezus gaat terug naar zijn vaderstad en
dan predikt Hij in de synagoge op de sabbat. En de mensen staan
versteld. Maar waar heeft Hij al deze kennis vandaan? Hoe is hij
zo geleerd? Hij is toch de timmerman, de zoon van Jozef en zijn
broeders wonen toch onder ons? Ze nemen een aanstoot aan Hem. Waarom?
Ze zijn jaloers, of ze willen niet dat Hij zich zo geleerd voordoet.
Blijf maar gewoon! Jij bent toch ook één van ons. En nu
steek je meteen er met kop en schouder bovenuit. Dat moet wel
eigenwijsheid, verwaandheid zijn. Doe maar gewoon! En als vanzelf
komen dan deze gedachten naar boven. En Jezus kon in Nazareth geen
krachten doen vanwege zoveel ongeloof. En Hij verwonderde zich over
hun ongeloof. Maar is dat ook niet weer uit het leven gegrepen? Hoe
vaak hebben wij meteen al argwanende en neerbuigende gedachten als
iemand waarvan wij het niet verwachten of kunnen dulden ineens
met woorden van wijsheid en vermaning komt. Wat denkt Hij wel, dat
hij mij eens even de les zal lezen? We zitten zo vol met kritiek, dat
we het zelf al niet eens meer merken. Dat is gevaarlijk. Daar moeten
we voor oppassen. God wil geëerd worden. En wat een
consequenties. Want als gevolg van dit ongeloof kan Jezus geen
krachten doen. God wil wel krachten doen, maar als wij er met ons
ongeloof steeds weer een barrière voor opwerpen dan kan
God toch ook geen krachten doen. Het is nog een wonder dat er nog
zoveel krachten gebeuren. Want je zou haast denken dat er met zoveel
ongeloof niets meer kan gebeuren. Dat is ook een les voor ons.
Geloven we wel? Of geloven we het wel? Dat zijn zeer belangrijke
vragen voor vandaag.
Herodes hoort ook van Jezus. Hoe kan het
ook anders? Hij wil weten wie Hij is en hij gelooft echt dat Johannes
de Doper is opgestaan zoals de mensen zeggen. Hij heeft Johannes
de Doper zelf laten onthoofden. Hij luisterde graag naar Johannes,
die ook precies zei waar het op stond. Herodes, jij mag de vrouw van
je broeder niet tot vrouw nemen. Punt uit. Wat niet goed is, dat is
niet goed. Jij moet je handen thuis houden, Maar de hoererende vrouw,
Herodias, heeft het daarom op het leven van Johannes gemunt. En
als ze dan de kans krijgt, omdat de aangeschoten Herodes zo onder de
indruk is van de dans van haar dochtertje, dan vraagt ze het hoofd
van Johannes als haar moeder haar dat influistert. En de koning, kan,
om de eer tegenover zijn mede machthebbers, niet anders, dan
daaraan voldoen. Wat een krachtige koning. Hij durft zo maar iemand
te onthoofden. En de schotel komt binnen met het hoofd van Johannes
en het meisje geeft het aan haar moeder. Herodes is bedroefd, maar
hij kan niets doen. Een rechtvaardig man is vermoord. Hij is in grote
verlegenheid. Hij weet dat hij verkeerd gehandeld heeft. Het is
verschrikkelijk. Maar het is gebeurd. Johannes is dood. Wat een
verhaal. Vreselijk. Wat kunnen duivelse krachten aanrichten.
En
wat een ongeloof bij het volk. Ze waren nog ver van Messias Jezus,
want de een riep: het is Johannes de Doper die is opgestaan, de ander
zei: het is Elia en weer een ander zei dat het een profeet is als een
van de profeten. Maar zei dan niemand dat Hij de Messias is die ze
verwachtten. Kennelijk niet. Ze bleven maar ronddarren in hun
eigen ongeloof en theologie. Ze verwachtten wel een Messias, maar
deze Messias zou niet daar in het Galilea der heidenen Zijn tijd
doorbrengen maar naar Jeruzalem trekken om met geweld de troon van
zijn vader David te bestijgen en de gehate Romeinen zouden dan uit
het land gejaagd worden. Kan er uit Galilea iets goeds komen? Nee,
natuurlijk. En zo is ons denken ook geprogrammeerd. Wat moet er uit
dat kleine gat daar ergens op de wereld voor goeds komen. Maar in
Gods ogen gaat de opwekking door alles heen. Dan is belangrijk waar
harten zich samenbuigen en zich onderwerpen aan Gods wil, zodat
God zijn kracht in onze zwakheid kan manifesteren. Daar gaat het om.
Dat is opwekking. Daar gaan wonderen gebeuren. Glorie voor zijn
Naam!
Here, help ons, dat we ons geheel en al uitleveren aan
U, zodat U met uw kracht door ons heen kunt werken. En we de dingen
doen die de Vader al van te voren voor ons heeft voorbereid.
12 januari [1]
6:30 |
…al wat zij gedaan en geleerd hadden. |
6:31 |
…en rust een weinig. |
6:32 |
…in het schip naar een eenzame plaats,… |
6:33 |
…waren er vóór hen. |
6:34 |
En toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare en werd met ontferming over hen bewogen, omdat zij waren als schapen, die geen herder hebben, en Hij begon hun vele dingen te leren. |
6:37 |
Geeft gij hun te eten. |
6:38 |
Vijf, en twee vissen. |
6:40 |
…in groepen van honderd en van vijftig. |
6:41 |
…zag op naar de hemel, sprak de zegen uit en brak de broden… |
6:44 |
…waren vijf duizend man. |
6:45 |
…terwijl Hij zelf de schare wegzond. |
6:46 |
…ging Hij naar de berg om te bidden. |
6:48 |
…en Hij wilde hen voorbijgaan. |
6:49 |
…dat het een spook was en zij schreeuwden luid. |
6:50 |
Houdt moed! Ik ben het, weest niet bevreesd! |
6:51 |
En zij waren innerlijk bovenmate ontsteld, |
6:52 |
want zij waren bij de broden niet tot inzicht gekomen, maar hun hart was verhard. |
6:56 |
…smeekten Hem, dat zij slechts de kwast van zijn kleed mochten aanraken. En allen, die Hem aanraakten, werden gezond. |
Na
gedane arbeid is het goed rusten. En dat is ook zo. Hoe belangrijk is
het niet om na gedane arbeid te rusten. Het is opvallend hoe vaak
Jezus zich terugtrok op een eenzame plaats, om met Zijn Vader te
zijn en te bidden. Hoe belangrijk is het vandaag niet om terug
te gaan naar de Vader? Om met Hem te spreken en om je met Hem te
voegen naar zijn wil. Hoe belangrijk is het niet om steeds weer naar
zijn Woord te grijpen. Het is de bron van alle leven. Hij spreekt tot
ons door zijn Woord en Geest. Hoe laten we ons niet opjutten door de
tijd waarin we leven? We hebben geen tijd voor Hem. We zijn al een
hele piet als we het halen om onze stille tijd te hebben. En dat is
nu juist het tegenovergestelde van hoe het moet. We moeten onze
hele dag door hem laten vullen. We moeten er steeds bij leven
dat Hij het is Die ons leven bepaalt; dat heeft niet te maken met de
hele dag bijbelteksten lezen. Neen, natuurlijk niet. Het heeft ermee
te maken dat we ons denken, ons doen, ons hele wezen laten bepalen
door de macht en de liefde en de genade van Hem. We denken verkeerd.
Wij denken eerst en dan halen we God erbij. Neen, ons denken moet
bepaald worden door God. Want alles is uit Hem geworden. Wat een
heerlijke gedachte. Hij is altijd bij ons. Hij laat ons nooit in de
steek. Als wij denken: hoe moet het nu weer goed komen? Dan is Hij er
om ons te troosten en bij de hand te houden. Hij heeft het goede met
ons voor. Altijd en overal. Hij weet wat we nodig hebben. Daarom is
het goed om met Hem te leven en ons terug te trekken op een eenzame
plaats om één met Hem te zijn en te bidden en naar zijn
stem te luisteren door zijn Woord en door zijn Geest.
De
discipelen zijn ook uitgezonden. Totaal onder de indruk komen ze
terug. Ze hebben de grootste wonderen gezien. Overal hebben ze het
evangelie van het Koninkrijk gepredikt. De tijd is vervuld. Het
Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Bekeert u! Nu! Zieken werden
genezen. Jezus hoort het aan en zegt: Kom maar mee. Rust een weinig.
Wat een heerlijke gedachte. Rust een weinig. Ja, dat moeten we doen.
We hebben zoveel emoties meegemaakt. We moeten dan ook weer tot rust
komen. En dat mag. Dat moet zelfs. Rust een weinig. Daarop gaan ze in
het schip om naar een eenzame plaats te gaan. Maar de mensen zien het
ook. Langs de kust volgen ze het bootje en ze zijn er nog eerder dan
het bootje bij de aanlegplaats. Ze zijn zo hongerig. Ze willen het
horen. Here, wat een honger. Zijn ze dan niet gevoed? Er zijn toch
synagogen? Ze weten het toch? Maar Jezus sprak als gezaghebbende en
niet als hun schriftgeleerde. Hij sprak met ontferming. Hij
vertroostte hen. Hij genas hen naar lichaam en ziel; dat is Jezus. En
als het al laat is hebben ze ook behoefte aan gewoon voedsel. Jezus
zegt tegen de discipelen: Geeft gij hun te eten. Moeten we dan brood
gaan kopen uit onze kas? Ze begrijpen het niet. Hoeveel eten is er?
Vijf broden en twee vissen is het antwoord. Breng ze hier. En dan
kijkt Hij op naar de hemel en begint te delen. Er komt geen einde
aan. Vijfduizend mannen zijn er, allemaal verdeeld in groepen
van honderd en van vijftig. En er blijft nog over ook. Wat een
wonder. Als God er is dan word je verzadigd naar geest, ziel en
lichaam. Jezus ziet de scharen en is met ontferming bewogen.
omdat ze waren als schapen, die geen herder hebben. En Hij begon hun
vele dingen te leren. Daar gaat het om. Here, help ons, om de mensen
van U te vertellen. Want we praten wel veel, maar het gaat erom dat
we hen van U vertellen. En als we willen vertellen dan moeten we zelf
ook thuis zijn in Gods Woord. En daar gaat het om.
Schapen die
geen herder hebben. Iedereen begreep dat het ging om wat de profeet
Ezechiël zegt in hoofdstuk 30 en 33. Daar gaat het over de HERE,
Die ziet dat zijn schapen niet geweid worden. Dat er valse herders
zijn. Ik zàl die herders, zegt de Here God. Ik zal Zelf mijn
schapen weiden. Want de herders weiden ze niet, maar knechten ze. Je
moet die hoofdstukken maar eens lezen. Dat liegt er niet om. En dat
geldt ook nu. Want de overpriesters en de Farizeeën, die
knechtten het volk. Die leggen hun geboden op. Die koesteren hen
niet, maar die kastijden hen. De zweep erover. Het volk dat de wet
niet kende. Dat slaat nergens op. Dus, als de Here Jezus de mensen
ziet, dan wordt Hij met innerlijke ontferming bewogen. Hij wil hen
weiden, Hij wil hen troosten. Hij kwam immers volgens Jesaja 61 om
gevangen vrij te zetten, om verbrokenen van hart te troosten.
Hij was de Trooster. De goede Herder. Hij wilde naar hen luisteren en
zij luisteren naar Hem. Zo’n herder hebben de schapen nodig. En
die hadden ze niet.
Het delen van het brood is ook een teken
dat er aan het uitdelen van het brood geen einde komt. Wat een genade
om het levende brood almaar te mogen uitdelen. Er zijn geen
grenzen aan. Je begint klein en dan ga je almaar door. Heerlijk toch?
Wat een zegen. Wat een genade. Here dank U wel voor uw oneindige
liefde en genade om almaar ons het brood des levens uit te delen.
Dank U wel. Ik word er geweldig blij van. Ik kan er niet over
ophouden. Dank U wel. Het geldt voor iedereen.
Het verhaal
gaat verder. Lees het maar. Lees wat er staat. Maak er niet je eigen
verhaal van. Zoals jij denkt dat het is. Lees gewoon wat er staat,
dan heb je wat er staat. En wat er staat dat is het. Daar moet je
niet aan twijfelen. Zo is het en zo blijft het. God ziet het. Twijfel
er niet aan. Jezus dwong hen al met het schip op weg te gaan. Hij
bleef nog om te bidden op een eenzame plaats. Dat was al het plan,
maar toen kwamen de scharen weer. Maar Jezus blijft erbij om eerst te
bidden. De discipelen gaan naar de overkant. En in de derde nachtwake
zien ze iemand op het water lopen. Ze denken dat het een spook is en
ze schreeuwen. Daar zou je ook van schrikken, midden in de nacht, het
stormt en er loopt iemand over het water. Zou jij niet vergaan van
angst en beginnen te schreeuwen? Ik denk het wel. Want dat kan toch
helemaal niet. Hij kwam en zei: Houd moed! Vrees niet! Ik ben het! En
de wind ging liggen. Wat een bovennatuurlijk gebeuren. Jezus op het
water en de wind die gaat liggen. God spreekt en het gebeurt.
Hij regeert het grote wereldgebeuren. Zelfs de zee en de wind
gehoorzamen Hem. Heerlijk om te weten, kind te zijn van de
Allerhoogste God Die alles in zijn hand heeft. Houd moed! Ik heb de
wereld overwonnen. Hoort naar mijn stem! En een ieder die
gelooft, wordt behouden. Want alzo lief heeft God de wereld
gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder,
die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Zo is
het.
De discipelen waren bovenmate verwonderd wat ze nu weer
meegemaakt hadden. Want ze waren bij de broden nog niet tot het
inzicht gekomen, maar hun hart was verhard. Waarin waren ze dan
verhard? Was het omdat ze niet geloofden in de onvoorwaardelijke
liefde van God? Wat was het? Daarom moeten we elkaar ook
bevragen wat er in de schriften staat. Heerlijk! Glorie voor zijn
Naam! Halleluja! Dank u wel! De Here leeft. En als ze dan aanleggen
aan de overkant, dan horen de mensen dat en ze brengen hun zieken op
matrassen en Jezus geneest hen allen. Want ze hebben vast en zeker
geloof dat deze profeet dat kan. Ze twijfelen er geen moment
aan. En daar gaat het almaar om. Hebben we geloof dat God alles kan?
Als dat zo is, dan kunnen we weer verder. Dan weten we zeker dat
niets ons kan scheiden van de liefde van Christus. Glorie voor zijn
Naam! Heerlijk evangelie. Daar kunnen we de dag mee in en het leven
mee door. Dank U Here!
13 januari [1]
7:2 |
…met onreine, dat is ongewassen, handen… |
7:4 |
…eten zij niet dan na zich gereinigd te hebben;… |
7:5 |
Waarom wandelen uw discipelen niet naar de overlevering der ouden,… |
7:6 |
…van u, huichelaars, geprofeteerd,… Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. |
7:7 |
Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. |
7:10 |
Eer uw vader en uw moeder… |
7:11 |
Het is korban, dat is, offergave,… |
7:13 |
En zo maakt gij het woord Gods krachteloos… |
7:15 |
…maar hetgeen uit de mens naar buiten komt, dat is het, dat hem onrein maakt. |
7:19 |
En zo verklaarde Hij alle spijzen rein. |
7:21 |
…uit het hart der mensen, komen de kwade overleggingen, |
7:22 |
hoererij, diefstal, moord, echtbreuk, hebzucht, boosheid, list, onmatigheid, een boos oog, godslastering, overmoed, onverstand. |
7:25 |
…hoorde van Hem een vrouw, wier dochtertje een onreine geest had;… |
7:27 |
Laat eerst de kinderen verzadigd worden,… |
7:28 |
…de honden eten immers ook onder de tafel van de kruimels der kinderen. |
7:30 |
…en de boze geest uitgevaren. |
Ja,
daar zit het leven vol van. We hebben het eerder over al de regeltjes
die we elkaar opleggen, dan over de bevrijdende geboden van God die
de mens juist weghalen onder het juk van dogma en regels. En zo was
het in de tijd van Jezus. Je moest je handen wassen voor je iets at.
En je moest je reinigen voor dit en voor dat. Er was een heel boek
over vol “geboden”. Als je daar dan toch van afweek, dan
was je in moeilijkheden. Je had je dat dan ook zelf aangedaan.
Daarom zou je je kunnen voorstellen, als dan die regels zo waren om
je handen te wassen voor het eten, waarom doen de discipelen van de
Here Jezus dat dan niet? Dat was toch niet teveel gevraagd? En daar
vallen de Farizeeën over. Meester, waarom? En dan vertelt Jezus
dat zij huichelaars zijn omdat ze de mensen lastige karweitjes
opleggen, waar het hart niet meer bij is. Hij noemt ze huichelaars,
omdat ze, net als de profeet Jesaja gezegd heeft, God wel met de
lippen eren maar niet met het hart. En omdat ze leringen leren die
leringen van mensen zijn. Daar moet je kennelijk heel goed voor
oppassen. Dat kan dus niet. We moeten daar echt op letten. Maar we
zitten er vaak ook vol van. We letten ontzettend op uiterlijke
dingen. Maar daar zit het niet in. Het gaat om Gods liefde en genade.
Here Jezus, help ons en red ons om niet in de valkuil te geraken van
allerlei leringen en gebruiken die van mensen zijn.
Jezus
geeft een paar voorbeelden. Als je zegt korban, dit is een offergave,
dan hoef je je niet meer te bekommeren om je behoeftige, arme ouders,
want dat gaat niet voor. En dat is een regel die nergens op slaat,
want we moeten juist onze vader en moeder eren en hen op de eerste
plaats zetten. En als Jezus de schare weer ziet, dan zegt Hij deze
ontnuchterende woorden: Niet wat de mond in gaat is onrein, maar wat
de mond uitgaat, dat is onrein. Wat de mens binnengaat, dat maakt hem
niet onrein, want dat komt in de buik en verteert. Maar wat de mond
uitgaat. Dat wat uit het hart komt. En uit dat hart komen veel
slechte dingen en dat moeten we de Here God belijden anders kunnen we
geen geestelijke leiders meer zijn. Het gaat er dus om: Waar zit je
hart?! Als het hart dicht bij het hart van Jezus is, dan zit het
goed. Dan ben je op de veiligste plek. Daar moet je bij blijven.
Dicht bij Jezus blijven, want je zit zo maar verkeerd. Het gaat er
dan ook om dat we niet op de uiterlijke dingen letten. Maar dat
we ons verootmoedigen en van Hem afhankelijk willen zijn, opdat
zijn Naam geëerd en geprezen wordt. Want uit het hart komen
kwade overleggingen voort. En dan wordt een rijtje genoemd waar
we ons allemaal wel in herkennen. En daar mogen we ons dan van
bekeren. God redt. Hij wil dat ons hart zuiver is. Glorie voor zijn
Naam!
Nog een gebeurtenis. Een vrouw uit Sidon vraagt om
uitdrijving van de duivel uit haar dochtertje. Het moet vreselijk
voor haar zijn geweest. God wil redden. En zij gelooft dat. Ze komt
tot Jezus en smeekt om hulp. Maar Jezus zegt dat Hij eerst voor de
kinderen komt en wat voor hen is toch niet aan de honden kan geven.
De vrouw zegt dat de honden toch ook van de kruimels van de tafel
eten. En Jezus ziet haar geloof en het kind wordt genezen. Wat een
grote zegen, om te weten dat we een God hebben Die ons allemaal
wil helpen en omringen om zijn werk te doen.
14 januari [1]
7:33 |
…stak zijn vingers in zijn oren, spuwde, raakte zijn tong aan, |
7:34 |
en Hij zag op naar de hemel en zuchtte en zeide tot hem: Effatha, dat is: word geopend! |
7:35 |
…en hij sprak goed. |
7:37 |
…ook de doven doet Hij horen en de stommen spreken. |
8:2 |
…want zij zijn nu reeds drie dagen bij Mij gebleven en hebben niets te eten;… |
8:6 |
Zij zeiden, Zeven. |
8:8 |
En zij aten en werden verzadigd… |
8:11 |
…en zij begeerden van Hem een teken uit de hemel, om Hem te verzoeken. |
8:12 |
Aan dit geslacht zal voorzeker geen teken gegeven worden! |
8:17 |
Verstaat gij nog niet en begrijpt gij niet? Hebt gij een verhard hart? |
8:19 |
…Twaalf. |
8:20 |
…Zeven. |
8:21 |
Begrijpt gij nóg niet? |
8:24 |
Ziet gij iets? |
8:25 |
…en hij zag duidelijk en was hersteld… |
De
doofstomme kwam. Hij nam hem terzijde, stak zijn vingers in zijn oren
en spuwde en raakte zijn tong aan. En Hij keek op naar de hemel en
zei: Effatha, dat is: word geopend. En zijn oren konden horen en zijn
tong kon spreken. Wat een wonder. En weer daar ergens in het noorden,
waar niemand zou willen wonen. Het Galiléa der heidenen.
Ver, weg van waar alles gebeurt. Jezus komt niet om het centrum van
de macht. Hij komt, daar waar de kleinen lijden. Hij ziet het zwakke
aan. Hij wil helpen waar de nood is. Dat is in de achterkamertjes,
drie hoog, ergens waar een aidspatiënt ligt te sterven. Hij komt
daar, waar iemand volkomen wordt genegeerd en gediscrimineerd omdat
de gevestigde orde hem of haar niet ziet zitten. Jezus komt,
daar waar de liefde ontbreekt. We denken volkomen verkeerd als
we menen dat Hij bij de machthebbers is. Wij zijn van hen onder
de indruk. Maar dat is ons probleem. God ziet het hart aan en niet
wat voor ogen is. God is liefde. Hij haat de macht en de
machthebbers. Hij wil helpen daar waar de mensen niet willen helpen.
Wij hebben er een vreselijke troep van gemaakt. Wij hebben Gods
liefde ingeruild voor onze eigen hoogmoed en onze eigen ik-gerichte
systemen. Dat is verschrikkelijk. Daarmee komen we in de
problemen
Hierna wordt de tweede wonderbare spijziging
verteld. De mensen zijn drie dagen aaneen achter Jezus aangegaan. Wat
een honger naar het Woord. En dan hebben ze honger. Jezus vraagt
rond: Hoeveel broden hebt gij? Zij zeggen: Zeven. Hij deelt het
weer uit en ook de enkele visjes. En ze krijgen allemaal genoeg.
Ze houden zelfs over. Wat een wonder. Waarom die tweede wonderbare
spijziging? Wat zit daar voor betekenis achter? Eerst waren er
vijfduizend mensen, nu waren er vierduizend mensen. En zeven korven
blijven over. Wat is de betekenis? Jezus is verbolgen en zegt:
Begrijpt gij het nog niet? Hebt gij ogen en ziet gij niet? Ik heb
vijf broden voor vijfduizend mensen gebroken. En hoeveel manden
waren over? Ze zeiden: Twaalf. En bij de zeven voor de vierduizend
waren zeven korven over. Begrijpt gij het nog niet? Wat is de
symboliek van deze getallen? Wat betekent het? Het heeft een
betekenis in relatie tot de waarschuwing om je te hoeden voor
het zuurdesem van de Farizeeën. Die willen Hem verleiden en die
willen ons verleiden. Die willen ons hun eigenwillige godsdienst
opleggen. En dat is levensgevaarlijk. Daar moeten we ons niet mee
bezig houden. Pas op! Want dit geslacht begeert een teken, maar dat
is om Hem te verzoeken. Ze zullen er echt niet door tot geloof komen.
En dat is ook vandaag met ons zo. Er zijn zoveel tekenen als je je
ogen open doet. Maar als je het niet zien wilt dan blijf je blind.
Dan kom je echt niet tot geloof als er nog een teken komt. Dan zul je
blijven volharden in je ongeloof. In je eigen denken. Wanneer je je
eigen denken zet tussen God en jezelf, dan komt er nooit geloof. Het
gaat er om dat je je volkomen afhankelijk wilt stellen van de liefde
die God uitstort in je leven. Daar gaat het om. Want Jezus’
liefde is oneindig en volkomen.
Ze gaan verder en komen in
Bethsaïda. Daar worden opnieuw de zieken naar Hem gebracht en ze
worden genezen. Er is ook een blinde tussen en Jezus geeft hem het
gezichtsvermogen. Dat gaat in twee etappes. Vreemd, kan Jezus het dan
niet in een keer goed doen? Eerst legt Hij hem de handen op en
spuwde. En toen kon hij zien, maar zag de mensen als bomen
wandelen. Daarna legde Hij weer de handen op zijn open ogen en toen
kon hij helemaal scherp zien. Wat een kleinood van een wonder. Waarom
spuwde Hij? Wat voor speciale betekenis had dat? Wel vreemd om
te spuwen. Hoe zit dat? Het is vaker gebeurd. De man kan zien. Jezus
zond hem naar huis, maar zei: Ga het dorp zelfs niet in. Het lijkt
wel of Jezus er alles aan doet om zo min mogelijk zijn wonderen
bekend te laten worden. Hij houdt het achter. Waarom gebeurt dat? Het
is zijn tijd nog niet. Hij geneest en predikt, maar de weg van lijden
en veroordeeld worden moet nog komen. Misschien dat Hij wil
voorkomen dat de mensen Hem met geweld als Messias naar voren
schuiven? Misschien wil Hij voorkomen dat de Farizeeën Hem
proberen aan te klagen? God is goed. Hij wil ons verlichte ogen van
ons hart geven en oren om te horen. Daarom is het zo belangrijk om
ons hart te openen voor het Woord van zijn openbaring. We komen er
dan steeds verder mee. Dat zet de toon van elke dag. Here God, dank U
wel!
15 januari [1]
8:27 |
Wie zeggen de mensen, dat Ik ben? |
8:28 |
Johannes de Doper;… Elia… Een van de profeten. |
8:29 |
Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus. |
8:31 |
…dat de Zoon des mensen veel moest lijden… en gedood worden en na drie dagen opstaan. |
8:32 |
Hij sprak dit woord vrijuit. |
8:33 |
…bestrafte Hij Petrus en zeide: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen. |
8:34 |
Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. |
8:35 |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden. |
8:36 |
Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden? |
8:38 |
Want wie zich voor Mij en voor mijn woorden schaamt in dit overspelig en zondig geslacht, de Zoon des mensen zal Zich ook voor hem schamen, wanneer Hij komt in de heerlijkheid zijns Vaders, met de heilige engelen. |
9:1 |
…voordat zij zien, dat het Koninkrijk Gods gekomen is met kracht. |
9:2 |
…en leidde hen een hoge berg op, hen alleen. |
9:3 |
…zoals geen voller op aarde ze kan maken. |
9:4 |
En hun verscheen Elia met Mozes en zij waren in gesprek met Jezus. |
9:5 |
…laten wij drie tenten opslaan,… |
9:6 |
…want zij waren zeer bevreesd. |
9:7 |
…en er klonk een stem uit de wolk: Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem. |
9:8 |
…zagen zij niemand meer bij zich dan Jezus alleen. |
9:9 |
…voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan. |
9:10 |
…wat het was, uit de doden opstaan. |
9:11 |
…Elia eerst moet komen? |
9:12 |
Hij zeide tot hen: Elia komt wel eerst en herstelt alles; maar hoe staat er dan geschreven van de Zoon des mensen, dat Hij veel moet lijden, en dat Hij veracht zal worden? |
9:13 |
Maar Ik zeg u: ook is Elia gekomen, en zij hebben met hem gedaan wat zij wilden, gelijk van hem geschreven staat. |
Maar
gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Natuurlijk, Gij zijt de Christus, zegt
Petrus, de Messias. Dat staat voor hem vast. De mensen gissen maar
wat. Ze hebben het over Johannes de Doper, ze hebben het over een
profeet. Ze hebben het over Elia. Want Elia moest eerst komen,
alvorens de Messias kwam. En Elia was nog niet gekomen, anders zouden
ze het geweten hebben, dus de Messias kon nog niet gekomen zijn.
Jezus doet wel grote dingen en het lijkt erop dat Hij de Messias is,
maar Hij kan het toch niet zijn, want Elia is nog niet gekomen.
Dan zal Johannes de Doper wel opgestaan zijn. En die zou Elia wel
eens kunnen zijn, want daar leek het wel op toen hij doopte bij de
Jordaan en opriep tot bekering. Hij komt. Johannes 1:27:
Hij, die na mij komt, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te
maken.
Maar Johannes was vermoord. Dus dat verhaal gaat
ook niet op. Hoe zit het dan wel? Ze komen er niet uit. Maar Petrus
zegt het meteen. En dan vertelt Jezus dat Hij moet lijden en sterven
en opstaan uit de doden. Maar dat kan Petrus niet toelaten. Petrus
zal Jezus met het zwaard verdedigen. Wat krijgen we nu? De Messias,
Die moest lijden. Neen. Dat nooit. Maar Jezus bestraft hem, want hij
heeft het nog niet begrepen. Aan de ene kant erkennen dat Hij de
Messias is, maar meteen aan de andere kant weer Jezus vasthouden
binnen het aardse denken van alle dag. Ga weg, achter Mij, satan,
hoort hij Jezus zeggen. Want Petrus is niet bedacht op de dingen
van God, maar op die van de mensen. En dat is het probleem. Steeds
weer. Dat geldt ook voor ons. Daar zitten we vol van. We kunnen
erkennen dat Jezus de Messias is maar tegelijkertijd toch zo
verschrikkelijk vast zitten aan ons eigen vleselijk denken dat we
opnieuw Messias Jezus proberen te trekken binnen ons eigen menselijk
verstandelijk denken. En dat komt uit de koker van satan. Want
die wil niets liever dan dat we ons niet hoger laten optrekken
dan het plafond van ons eigen denken. Dat is de wereld die hij dan
vervolgens kan penetreren om ons in te palmen en ons van Jezus af te
trekken. Daarom zijn de woorden van Jezus zo scherp tegen Petrus. En
daarom zijn ze ook zo scherp tegen ons.
En dan komt de brede,
krachtige, overweldigende en ontwapende oproep: Indien iemand
achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op
en volge Mij. Je moet niet blijven hangen in je eigen beperkte
denken. Je eigen bedoening, hoe jij het allemaal geregeld wilt
hebben. Neen, je moet je resoluut overgeven aan Koning Jezus, jezelf
verloochenen, je leven overgeven aan Hem. Je neemt je kruis op. En
dat kruis, dat is er, want de zonde vreet diep en dagelijks in
een ieder van ons. Dat is de werkelijkheid waar we niet omheen
kunnen. Neem dat kruis op en volg Jezus. Loop achter Hem aan. Dat is
praktische taal. Daar kom je mee vooruit. Want als je je eigen leven
vanuit het platte vlak wilt behouden, los van Jezus, dan zul je het
verliezen. Want we zullen allen ons leven verliezen. De dood
heerst namelijk in ons sterfelijk lichaam. Maar als je je leven geeft
aan Jezus, dan zul je het juist behouden om des evangelies wil.
Daar gaat het toch om in het evangelie. Gelooft en u wordt behouden.
Dank u Here Jezus! U bent groot. Dank U wel. Wat een liefde. Wat een
genade. Het komt alles van U.
Vervolgens de ontnuchterende
werkelijkheid. Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen
en aan zijn ziel schade te lijden? Want wat zou een mens kunnen geven
in ruil voor zijn leven? Een retorische vraag. Dat begrijpt iedereen.
Niets. En niets. Dus dat heeft geen zin. Je verliest je leven, als je
Jezus niet hebt gevolgd. Glorie voor zijn Naam! Want als je je voor
Jezus en zijn woorden schaamt, dan zal Hij zich schamen voor jou,
wanneer Hij, met de heilige engelen, komt in de heerlijkheid van zijn
Vaders. Dat is toch een duidelijke zaak? Als wij er een potje
van maken, dan moeten we ook niet vreemd opkijken dat Hij ons
afwijst. Dat doen we toch zelf? Dat is toch duidelijk? Daar hebben we
het toch zelf naar gemaakt? Snappen jullie dat nu nog niet? Wat zijn
jullie toch hardnekkig en traag van hart. Wat moet Ik nu nog meer
vertellen en aan wonderen doen totdat jullie het eindelijk eens gaan
begrijpen? Duidelijker kan het toch niet gezegd worden? Bekeer je
dan! Want het Koninkrijk van God is nabijgekomen. Glorie voor
zijn Naam!
Sommigen zullen de dood niet smaken voordat zij het
Koninkrijk Gods zullen zien komen met kracht. Zou Jezus hier Stefanus
bedoelen en de andere apostelen die de dood hebben ervaren en de
heerlijkheid Gods zagen? Het gaat hier over martelaren, want het ging
immers om het kruis op te nemen. Een diepe uitspraak. God laat je
nooit in de steek. Een vertroosting op de weg. Hij is bij het kruis
dat jij moet dragen, want Hij droeg het kruis dat alle zonden
wegneemt waardoor niets ons meer kan scheiden van de liefde
Gods. Heerlijk!
Dan zes dagen later neemt Jezus Jakobus,
Johannes en Petrus mee op een hoge berg. En Mozes en Elia verschijnen
hen. Jezus wordt geheel in het wit gekleed. Zo wit als een
voller (wollenstoffenbereider) het niet kan maken. Ze schrikken en
zijn bevreesd. Mozes en Elia verschijnen en ze spreken met Jezus.
Onvoorstelbaar! De eeuwen worden aaneengeregen. En wij maar zeggen
dat de doden niets meer weten tot de jongste dag. Dat wordt hier wel
even anders. Wat een genade. Petrus wil het vasthouden. Petrus is al
maar bezig een koninkrijkje op aarde te bouwen. Laten we drie tenten
bouwen. Vreemd. Wat een voorstel. Hoe komt hij erbij? En dan komt die
stem uit de hemel: Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem.
Dat is de hemelse stem. Het Woord van God. Deze is mijn Zoon, de
geliefde, hoort naar Hem. Dat is de marsroute. Zo moeten we lopen.
Hoort naar Hem. Heerlijk toch? Wat een genade. Wat een liefde. Wat
een rijkdom. Daar kun je mee verder. Dat vult je hart. Dat bepaalt
de richting die je moet lopen. Heerlijk, dat God vanuit de hoge hemel
afdaalt om zijn Zoon te bemoedigen op weg naar het kruis. En
bovendien ons de ogen te openen, om heel goed te beseffen dat er geen
andere Naam onder de hemel gegeven is dan Jezus alleen. Daarna zien
ze niemand meer dan Jezus alleen. Het is weer zoals het was.
Ze
mogen er met niemand over spreken, totdat Hij uit de doden is
opgestaan. Maar daar begrijpen ze ook weer niets van. Want wat is
dat: uit de doden opstaan? Maar Jezus had het hun toch verteld?
Zijn ze dan doof? Hebben ze zich verhard? Ja, zeker wel. En dan
vragen ze opnieuw waarom men zegt dat eerst Elia moet komen. Ze zaten
zelf ook met die vraag. Want als Jezus dan de Messias zou zijn,
hoe zit het dan met Elia? En de Messias zal toch niet sterven om uit
de doden op te staan. Jezus maakt hen verward in hun theologische
bouwwerk. Nu weer met de uitdrukking ‘uit de doden
opstaan’. Dus Hij zal sterven en opstaan en dan mogen ze er pas
over spreken wat ze op de berg gezien hebben. Dat slaat toch
nergens op. Hoe zit het nou? Natuurlijk moest Elia eerst komen, maar
er staat geschreven dat de Zoon des mensen veel moet lijden en dat
Hij veracht zal worden. Waarom slaan jullie dat toch almaar over. Dat
past niet in jullie dogmatische beeld. Dus daarom lees je het maar
niet. Dat is jullie grote fout. Daar ga je de mist mee in. En dat
geldt vandaag nog net zo. We hebben door de eeuwen heen een sluier
gelegd over het profetisch woord. We hebben alle beloften naar de
gelovigen, uit de volken getrokken en hebben de profetie voor land en
volk van Israël vergeestelijkt en komen daarmee nu vast te
lopen, nu we zien hoe deze profetieën zich gaan ontvouwen.
Daardoor is onze blikrichting verkeerd. We hebben ons gericht op onze
kerkelijke systeem. Onze instituten met de paus aan het hoofd en
na de reformatie zijn we niet verder gekomen dan ons kerkelijk denken
en het koninkrijk bouwen op deze aarde. Zolang we de profetie
verachteren komen we verkeerd uit. Maar Ik zeg
u: ook is Elia gekomen, en zij hebben met hem gedaan wat zij wilden,
gelijk van hem geschreven staat. Dat weten jullie toch
ook? Want ze hebben hem vermoord. Jullie moeten de profeten lezen en
lezen wat er staat. Dan heb je wat er staat. Petrus heeft het goed
begrepen. Nu nog niet, maar als de Heilige Geest over hem komt op de
Pinksterdag, dan houdt hij zulke krachtige profetische preken,
dat je er verbaasd van staat. En daarom kan hij het ook uitroepen in
zijn brieven, dat hij zelf op de berg geweest is, dat hij het zelf
gezien en gehoord heeft. Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort
naar Hem. Dat is duidelijke taal. Daar moeten we ons aan vasthouden.
Dat is het. Here dank U wel voor dit machtige woord. We kunnen er
niet over ophouden. U bent Koning! U bent God! Dank U wel! Dank U
wel! Help me en help ons om ernst te maken met het lezen van het
Woord van God. Het is een lamp voor onze voet en een licht op ons
pad. Glorie voor zijn Naam!
18 januari [1]
9:14 |
…en schriftgeleerden met hen aan het redetwisten. |
9:18 |
…en zij hebben het niet gekund. |
9:19 |
O, ongelovig geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn? |
9:23 |
Alle dingen zijn mogelijk, voor wie gelooft. |
9:24 |
Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp! |
9:25 |
…Ik beveel u ga uit van hem uit en kom niet meer in hem. |
9:28 |
Waarom hebben wij hem niet kunnen uitdrijven? |
9:29 |
En Hij zeide tot hen: Dit geslacht kan door niets uitvaren, tenzij door gebed. |
9:32 |
Doch zij begrepen dit woord niet en durfden Hem er niet naar te vragen. |
9:34 |
…wie de meeste was. |
9:37 |
Wie één van zodanige kinderen ontvangt in mijn naam, die ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem, die Mij gezonden heeft. |
Wat
een toestand. Wat een tegenstelling. Jezus komt van de berg. Heeft
daar de verheerlijking ontvangen. Heeft daar met Mozes en Elia
gesproken over de uitgang die Hij te Jeruzalem zou hebben. Zijn
lijden en sterven en zijn opstaan. En nu komen ze terecht in een
twistgesprek met de schriftgeleerden. De discipelen hadden toch alle
macht gekregen om zieken te genezen en duivelen uit te werpen? Maar
nu konden ze het niet. Wat een prachtige situatie voor de Farizeeën.
En ze maken er gebruik van. Zie je nu wel? Ze kunnen het niet. Hebben
we het niet gezegd? Hij drijft duivelen uit door de overste der
duivelen. Ze hitsen het volk op. En de vader staat daar met zijn
schreeuwende, schuimbekkende zoon. Jezus zegt: O, ongelovig geslacht,
hoe lang zal Ik nog bij u zijn? Hoe lang zal Ik u nog verdragen? Nou,
nou! Hij doorziet het ongeloof van zijn discipelen en de afkeer
van de Joden. Nu heeft Hij zoveel wonderen gedaan en nu zien ze
kans om al die wonderen aan de kant te zetten omdat het hier
niet lukt. Wat een ongeloof. Wat een gebrek aan geloofskracht bij de
discipelen. Het is uit het leven gegrepen. Zo is het ook zo vaak bij
ons. We zijn zo ongelovig, dat we de meest normale dingen niet meer
geloven. En daar gaan we kapot aan. Dat zien de mensen ook. En ze
zeggen: Zijn dat nu de mensen die geloven in die Jezus, die zo
geweldig is? Nou, we zien er niets van. Christenen zijn mensen die
dwars door alles heen hun vertrouwen zetten op de Here God Die met
hun problemen bij God schuilen. De mensen zien het en denken en
zeggen: Wat hebben die mensen voor een groot geheim?
Jezus
drijft de boze geest uit. Die geeft zich niet zo gemakkelijk over. De
vader zegt: Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp. Jezus zegt:
Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft. En daar ligt het grote
geheim. We mogen, we moeten geloven. En tegelijk moeten we
zeggen: kom mijn ongeloof te hulp! Want het ongeloof ligt om de hoek.
Het eigen denken, het eigen geredeneer. Hoe kan dat nu? Dat kan toch
niet? Enz. enz. enz. Speciaal hier in het westen. We zijn door de
wetenschap zo van de wonderen van God afgebracht. We zijn vastgeroest
in ons rationeel denken. We geloven alleen als we het kunnen
beredeneren. De hele samenleving zit daar vol van. Daar gaan we
aan te gronde. En dat is veel dieper doorgedrongen in ons christelijk
gedoe, dan we willen erkennen of zelfs weten. En daarom is het zo
belangrijk dat we veel lezen in de Bijbel, om het bijbels denken weer
te ontdekken. Dat is het leven en werken vanuit de wonderen van
God. Dat staat niet haaks op de wetenschap, maar we verheffen de
wetenschap niet boven de almacht van God. Daar ligt het grote
verschil. God heeft de wereld geschapen en we mogen die onderzoeken.
En we staan versteld van de grote geheimen en kracht die God in de
wetenschap heeft gelegd. We zijn ook ontzettend knap om het allemaal
te onderzoeken. Het is geweldig, maar daarmee bewijzen we alleen maar
de grootheid van God. Dat leidt alleen maar tot een grotere
lofprijzing voor de God, Die wonderen doet.
De jongeman
wordt genezen. Gods almacht wordt zichtbaar. God staat boven de
machten van de duisternis, die almaar proberen om ons uit elkaar te
rukken. Daar moeten we voor waken. En dan legt de Here Jezus het aan
zijn discipelen uit. Het gaat om bidden en vasten. Het gaat om
geloof. Wij geloven het vaak wel. We bidden wel, maar dat is het dan
ook. Bidden moet! Bidden is spreken met en verwachten van je hemelse
Vader. God spreekt. God heeft ons lief. Het is geweldig om te
ontdekken dat er op gebed en vasten wonderen volgen. Het grootste
wonder is dat je zelf vastgezet wordt in een leven en een
gemeenschap met God. Dat is een ontdekkingsreis. Dat moet je
gewoon doen. We hebben het zo vaak over gebed. Maar we doen het
vervolgens niet. We lezen boeken over opwekking. En altijd lezen we
weer dat het biddende broeders en zusters waren die aan de wieg van
de opwekking stonden. Dus wat moeten we doen? Bidden en vasten. Dat
moet je organiseren. Daar moet je elkaar voor bij elkaar roepen. Dan
zul je het zien.
Het is toch geweldig om te leven vanuit de
Here God? Hij heeft ons gemaakt. Het kan niet stuk. Daar word je
steeds enthousiaster van. Daar ga je de boer mee op. Daar wil je
steeds meer van vertellen. Daar moeten we alleen maar mee bezig zijn.
Het wonder is dat dat niet een soort vroom gedoe is, achter een
boekje, in een hoekje, maar dat dat de dynamiek van de samenleving
bepaalt. Daar zie je dingen gebeuren. Dan zie je dingen in beweging
komen. Dan zie je een samenleving opbloeien. Daar gaat het om. Een
biddend en vastend volk is een volk van grootste ontplooiing. Bidden
en vasten is de beste investering in het Koninkrijk van God. Kan niet
meer stuk. Prijs de Heer!
Jezus legt uit dat Hij moet lijden
en sterven. Ze begrijpen er niets van en ze durven het Hem ook niet
te vragen. Ze herinneren zich maar al te goed hoe Jezus zei tegen
Petrus: Ga weg, achter Mij, satan, omdat hij niet bedacht was op de
dingen Gods, maar op de dingen der mensen. Ze zwijgen.
Even
later hebben ze het er over wie de meeste van hen zal zijn. Het is
ook altijd weer hetzelfde. Wat moet Jezus toch een ontzettend geduld
met ons hebben. We weten toch dat het niet gaat om wie de meeste
is. De eerste zal de laatste zijn. En wie de meeste is zal aller
dienaar zijn. We leven niet om te heersen, maar om te dienen. De
grootste heerser is degene die de grootste dienaar is. Heerlijk
toch, daar gaat het om. Jezus neemt een kind. Nou, een kind heeft
niets te vertellen, zeker in die tijd. En Hij zegt: Wie één
van zodanige kinderen ontvangt in mijn naam, die ontvangt Mij. En wie
Mij ontvangt, ontvangt niet Mij, maar Hem, die Mij gezonden
heeft. Dat is toch wat. Wat een heerlijke verheffing. Wat een
geweldige kracht. Gaan we uit naar de zwakken in de samenleving? Gaan
we helpen, daar waar de nood is, dan helpen we. Dan worden we
ontvangen door Hem. Dan ontvangt onze hemelse Vader ons. Daar word je
toch stil van? Dat is toch geweldig? Daar kun je niet over uit. Het
is prachtig. Here Jezus, dank U wel. Help ons om te dienen en niet om
gediend te worden. Vergeef ons dat we ons telkens toch weer de meeste
voelen. Help ons te ontdekken, daar waar we moeten dienen. En
dat is nog op vele plaatsen. Here, we weten het. Vergeef ons! Help
ons! Kom ons ongeloof te hulp. Dank U voor de uitweg die U ons altijd
weer wijst. Het is een bevrijding. Dank U!
19 januari [1]
9:40 |
Want wie niet tégen ons is, is vóór ons. |
9:41 |
…Ik zeg u, dat hem zijn loon voorzeker niet zal ontgaan. |
9:42 |
En wie één van deze kleinen, die geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen. |
9:49 |
Want een ieder zal met vuur gezouten worden. |
9:50 |
Hebt zout in uzelf en houdt vrede onder elkander. |
10:1 |
…en weder leerde Hij hen, zoals Hij gewoon was. |
10:9 |
Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. |
10:11 |
Wie zijn vrouw wegzendt en een andere trouwt, pleegt echtbreuk ten opzichte van haar; en indien zij haar man verlaat en een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk. |
Want
wie niet tégen ons is, is vóór ons. Als we de
Naam van Jezus aanroepen en Hem volgen en zelfs boze geesten
uitwerpen in zijn Naam, dan zijn we voor Jezus. Dan kan het wel zo
zijn, dat het geen discipel van Jezus is of dat hij of zij niet tot
onze kerk behoort, maar het is een volgeling van Jezus. Dus aanvaard
hem! Hoe vaak hebben we niet de grootste moeite om een ander die niet
tot onze club behoort te aanvaarden? We aanvaarden hen eerst als hij
zich bij ons voegt. We zij zo verdeeld geworden dat we denken dat
onze denominatie voor gaat bij het volgen van Jezus. We hebben
Jezus vastgezet in onze eigen kerken en instituten. En dat terwijl
Hij nu juist kwam om ons uit het getto te verlossen van een
wettische godsdienst waar de mensen van zijn dagen helemaal in waren
gevangen. Natuurlijk is het samenkomen en het organiseren van een
kerk belangrijk. Maar het allerbelangrijkste is het volgen van Jezus.
In zijn Naam je leven inrichten.
We moeten in de Naam van
Jezus een beker koud water geven. We moeten dienen, niet heersen.
Wonderen gaan dan gebeuren. We zullen ons loon ontvangen. Het is
heerlijk. Het kan niet op. Wat een voorrecht. Wat een zegen. We
genieten ervan. Here God, dat U het allemaal zo duidelijk zegt. We
hebben te maken met een praktisch geloof. We moeten dan ook
kostbaar omgaan met het geloof van een ander. En wie één
van deze kleinen, die geloven, tot zonde verleidt, en dan volgt het:
het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was
gedaan en hij in de zee was geworpen. Nou, nou. Dat is sterk gezegd.
Jezus, dat kan toch niet? Maar het staat er wel. De zwakken in het
geloof. De kleinen in het geloof. Pas op, dat je daar geen
struikelblok voor bent. Je moet het geloof als een kasplantje laten
groeien door er juist zorgzaam en bewogen en voorbeeldgevend
voor te zorgen. Maar niet om het te verleiden, doe je dat wel, dan
verdien je zelf de gruwelijke dood. En nog erger, dan heb je de
dood al over je heen gehaald. Wat komt het er toch op aan, dat we uit
liefde en zorg jegens onze naaste gaan leven. Doen we dat niet dan
halen we het oordeel over ons heen. En wat zit er vaak een haat en
afgunst in ons, die we zo maar weer laten opborrelen, zodat de ander
die het ziet, er door beschadigd wordt. Wat zitten we toch rot in
elkaar. Wat laten we de boze toch vaak heersen in ons lichaam. Niet
doen! Niet doen! Levensgevaarlijk! Niet doen!
Het wordt nog
sterker. Als je voet, je hand, je oog, je tot zonde verleidt. Houw
het af, ruk het uit. Weg ermee! Het gaat om het Koninkrijk van God.
Daar kun je kreupel ook in terecht. Vecht tegen de zonde. Doe er wat
aan! En niet halfzacht, maar zo’n beetje. Neen, daar moet
je rigoureus in zijn. Weg ermee! Houw het af! Dat is taal. Dat is
optreden tegen de boze, die je almaar aan het verleiden is. En daar
weten we allemaal van. Weg ermee! Want de andere kant is de hel waar
je terecht komt. En daar brandt het eeuwige vuur. Daar ga je kapot.
Dat wil toch niemand? We zijn op weg naar het Koninkrijk Gods. En dan
worden we in het leven gelouterd. Door het vuur. Het pure blijft over
en het zondige brandt eraf. Kennelijk kan het niet zonder vuur. Dat
doet pijn. Maar we worden er rijker door. Here vergeef ons dat we zo
weerbarstig zijn, dat we door vuur heen gelouterd moeten worden. Wat
een genade. U had ons ook aan ons lot over kunnen laten, dan waren we
voor eeuwig in de handen van de duivel gevallen. Dan was een
enkeltje hel ons einddoel. Dank U Heer! Dank U! Daarom moeten we
vurig blijven, gezouten en vrede hebben onder elkander. Dat komt er
uit voort. En dat is heerlijk.
Zie je ze weer komen? De
kerkelijke leiders proberen Hem weer te pakken. Mag je scheiden? De
scheidbrief heeft Mozes gegeven in verband met de hardheid van hun
harten. Maar van de beginne heeft God de man en de vrouw één
gemaakt. En dat is niet te scheiden. Dat is het uitgangspunt en daar
moet je bij blijven. Dat is de bedoeling. Heerlijk toch? God is goed.
Hij maakt iets en Hij maakt het tot één. Maar goed ook,
want wij zijn zo maar weer instaat om het uit elkaar te halen. Ons
hart is ook zo hard, dat we zo maar weer van elkaar af willen. En dat
moeten we voorkomen. Daar moeten we ons tegen verzetten. Daar moet je
trouw in zijn. Trouwen is een eenwording waar je je leven mee
schuurt. Het is niet eenvoudig om in je eentje in de wil van God te
zijn. Met z’n tweeën is het dan nog moeilijker. Daar gaat
het om. Heerlijk, om door God samengevoegd te zijn, daar moeten we
dan ook de kracht vandaan halen. We verlaten elkaar dus niet. Dat is
echtbreuk. We blijven één, want God heeft het één
gemaakt. Hoeveel verschil er ook kan zijn. Daar moeten we aan werken.
En je zult versteld staan hoeveel verschillen door de kracht van God
kunnen worden weggenomen. Het is niet het willen veranderen van de
ander, maar het veranderen van jezelf, waardoor de ander verandert.
Het is het omgekeerde proces van wat we van uit ons vlees zouden
willen. Het is Gods veranderingsproces. Heerlijk als je dat gaat
ontdekken. Van het andere word je doodmoe. En er komt nooit een eind
aan. Er is altijd wat. Heerlijk om vanuit God te leven. Hij moet
het doen.
20 januari [1]
10:13 |
En zij brachten kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken; doch de discipelen bestraften hen. |
10:14 |
Toen Jezus dat zag, nam Hij het zeer kwalijk en zeide tot hen: Laat de kinderen tot Mij komen, verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. |
10:15 |
Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. En Hij omarmde ze en hun de handen opleggende, zegende Hij ze. |
10:17 |
Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? |
10:22 |
…want hij bezat vele goederen. |
10:26 |
Maar wie kan dan behouden worden? |
10:27 |
Bij mensen is het onmogelijk, maar niet bij God; want alle dingen zijn mogelijk bij God. |
10:30 |
…en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. |
10:31 |
Maar vele eersten zullen de laatsten zijn en de laatsten de eersten. |
10:33 |
…en zij zullen Hem ter dood veroordelen. |
10:34 |
…en na drie dagen zal Hij opstaan. |
Wie
het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het zeker niet
binnengaan. Een heel bekende tekst, die we graag opnoemen, maar
niet in de praktijk brengen. We begrijpen het allemaal heel goed. Hoe
ontvankelijk kan een kind niet zijn? Hoe vanzelfsprekend dat ze God
en Jezus liefhebben. Dat is voor een kind de normaalste zaak van de
wereld. Kleine kinderen hebben hun hartje aan Jezus gegeven. Maar wij
grote mensen, wij hebben zo onze eigen vragen en verwachtingen.
Onvoorwaardelijke overgave is niet dat wat bij ons vanzelfsprekend
is. Zodra we beginnen te denken, dan komt de vijand van de twijfel en
de aanklager aller broederen ons allerlei dingen influisteren, die
ons van ons kinderlijk geloof afhalen. En dat is levensgevaarlijk.
Jezus ziet hoe de grote mensen, de kinderen van Hem afduwen, maar Hij
bestraft ze. Deze tekst moeten we ons eigen maken en citeren,
elke keer als we de verkeerde kant opdenken.
Het verhaal van
de rijke jongeling volgt. Hij was oprecht religieus. Deed alles wat
moest. De mensen waardeerden hem. Jezus doorziet het en pakt dat
waaraan hij nog helemaal vastzit, meteen aan. Hij bezat veel
goederen en dat kan hij niet loslaten. Het gaat om het
onvoorwaardelijk volgen van Jezus. Zijn we bereid om alles los te
laten en Jezus te volgen? We mogen best veel spullen bezitten, maar
zitten er aan vast? Zijn we bereid die los te laten ter wille van
Jezus? Wie staat nu nummer één: Jezus of die goederen?
De jongeman ging bedroefd heen, want hij bezat vele goederen. De
discipelen begrijpen er niets van. Zij komen tot de conclusie dat het
dan voor rijken wel moeilijk moet zijn om het Koninkrijk Gods binnen
te gaan. En Jezus zegt dat de zucht naar geld dan ook de wortel is
van alle kwaad. Je kunt er zo aan vastgekleefd worden. De discipelen
zijn dan nog meer in de war. Wie kan dan behouden worden? Ze roepen
het uit. Bij God zijn alle dingen mogelijk. Bij mensen lijkt het
onmogelijk. Het is de genade van God, die mensen redt. Als we op
de mensen en op onszelf zien, dan derven we de heerlijkheid Gods.
Want wat zitten we vast aan dit en vast aan dat. Maar God wil ons
losrukken door het bloed van zijn Zoon Jezus. Glorie voor zijn Naam!
Heerlijk om met deze God te mogen wandelen. Hij geeft ons Zijn
kracht.
En als we Hem volgen, dan ontvangen we veel terug. In
dit leven alles met vervolgingen, en in de toekomende eeuw het
eeuwige leven. Het gaat er dan om waar je hart zit in dit leven. We
zullen dan versteld staan dat de kleinen, de laatsten, dan de eersten
zullen zijn en het omgekeerde van wat we denken. Hoe vaak denken we
niet groot van predikers en voorgangers? Die zullen wel de eersten
zijn. God kijkt het hart aan en Hij trekt die kleine, die
onaanzienlijke, wiens hart volkomen op Hem gericht is, voor.
Zijn rangorde is de orde van het hart. Heerlijk toch?
Ze
trekken verder op weg naar Jeruzalem. Ze zijn bang want ze weten dat
men het gemunt heeft op het leven van Jezus, en Hij vertelt hen dat
ze Hem zullen doden. Hij zal worden bespot en gegeseld, maar dat Hij
na drie dagen zal opstaan. Het zal stil geweest zijn tijdens de
gesprekken. Benauwend. Ze begrijpen het niet. Waar gaan ze op
af? Ze blijven Hem volgen.
21 januari [1]
10:38 |
Gij weet niet, wat gij vraagt. |
10:40 |
…maar het zitten aan mijn rechterzijde of linkerzijde, staat niet aan Mij te geven, maar het is voor hen, voor wie het bereid is. |
10:43 |
Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn;… |
10:45 |
Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. |
10:48 |
En velen bestraften hem, opdat hij zwijgen zou. |
10:51 |
Rabboeni, dat ik ziende worde! |
10:52 |
Ga heen, uw geloof heeft u behouden… |
11:2 |
…maakt het los en brengt het hier. |
11:9 |
Hosanna! Gezegend, Hij die komt, in de naam des Heren; |
11:10 |
gezegend het komende rijk van onze Vader David; Hosanna in de hoogste hemelen. |
Het
zijn uit het leven gegrepen lessen. Natuurlijk gaat het erom wie
naast de Here Jezus zal zitten in zijn Koninkrijk. Ze begrijpen er
wel niets van hoe het zit met zijn lijden en sterven, maar als het
dan toch gebeurt, hoe zit het dan met hun positie daar. Ze zijn nog
eigenwijs ook, want zelfs als Jezus vraagt of zij de beker kunnen
drinken die Hij moet drinken, dan zeggen ze meteen: Ja, dat kunnen
we. Wat toch een onbegrip. Wat een ongeloof. Wat een vreselijke
gedachten. Ze worden ontnuchterd. En daar gaat het steeds maar weer
om. Het gaat niet om de grootste in het Koninkrijk der hemelen. We
moeten niet vleselijk, aards, denken. We moeten denken: hoe
kunnen we de ander dienen? Die is de grootste, wie de ander dient. In
het dienen van de ander zit het geheim van de kracht van de glorie en
de ontwikkeling. Wij zijn gericht op het hebben en het houden, maar
we doen niets om ons in te zetten voor de ander. Wij heersen. Deze
zondige wereld is ingericht op heersen. En zo is het van het begin
niet geweest. En daar moeten we ons op richten. Daarvoor is toch ook
Jezus gekomen? Niet om te heersen, maar om te dienen. Kijk toch de
weg, die Hij gaat. De beker die Hij moet drinken. Het gaf zijn leven
voor de zijnen. O Here God, wat zijn wij toch weerbarstig. Wat denken
we toch verkeerd. We denken eerst aan onszelf. We vegen ons straatje
schoon. We willen niet onderdoen voor de ander. We gaan onze
eigen weg. Wij zullen het wel even maken. Here
God, vergeef ons! Here help ons om U en de ander te dienen.
Wie heeft grotere liefde dan hij die zijn leven inzet voor zijn
vrienden?
Bartimeüs wordt genezen. Ze willen hem de mond
snoeren. Maar hij weet zeker dat Jezus hem genezen kan. Ook hier
weer: uw geloof heeft u behouden. Wat geneest ons: Ons geloof. Wat
houdt ons van Jezus af: Ons ongeloof, ons eigen denken. Waar moeten
we ons dan op richten? Op ons geloof. We moeten bijbellezen en
bidden. We moeten dicht bij het Woord blijven. Daarin ons
onderdompelen. Dan zal God tot ons spreken. Niet één
keer, maar altijd; bij ons opstaan en bij het naar bed gaan. Daar
vullen we ons leven mee. Dan kunnen ook alleen maar gedachten
van vrede komen. Heerlijk toch? Blinden en lammen volgen Hem overal
op de weg. Zij die uit de goot komen weten ook van zijn liefde en
zijn kracht. Ze hebben het zelf ervaren. Dat wat in de ogen van de
mens niets voorstelt, daar is Jezus mee omringd.
Jezus is de
grote profeet. Hij vraagt om het veulen. Hij gaat erop zitten. De
mensen voelen het aan. Het is allemaal erg spannend. Ze pakken takken
en ze roepen. De grote Koning komt. Ze geloven dat nu de bezetting
van de Romeinen voorbij zal zijn. Want dit is dus toch de
Messias? De mensen roepen dan ook: Hosanna; Gezegend Hij Die komt, in
de naam des Heren, gezegend het komende rijk van onze vader David.
Hosanna – wat betekent: Geef nu heil of Redt ons – in de
hoogste hemelen. Dat is nogal wat. Wat een spannende situatie.
De Romeinen weten dit. Het wordt weer Pascha. Nu zullen de Joden wel
weer hun Messiasverwachting uitleven. Ze zijn in de hoogste staat van
paraatheid. Levensgevaarlijke situatie. En zij weten ook van die
nieuwlichter Jezus. Ze hebben ervan gehoord. Ze weten ook dat de
schriftgeleerden niets van Hem moeten hebben. En dat is maar goed
ook, want dan hoeven ze niet zo bang te zijn. Maar het volk. Ja, dat
is onberekenbaar. Kijk nou eens wat er gebeurt? Jezus wordt op
profetische wijze Jeruzalem, de grote stad van David, binnengehaald.
Het volk is verrukt. Ze trekken hun klederen uit. Ze pakken
palmtakken en leggen die op de weg. Hosanna! En Jezus laat het
Zich gebeuren. Gaat Hij dan met open ogen zijn ondergang tegemoet?
Hij weet hoe de kerkelijke leiders Hem haten. Wat een gevaar. Wat
zullen de discipelen gedacht hebben? Zullen zij zich ook gemengd
hebben in de rijen van het volk? Het zijn hoge momenten. Messias
Jezus kwam. Hij vervult de opdracht van zijn Vader. We hebben een
lijdende en verzoenende Messias. Niet een op aardse, maar op hemelse
heerschappij gerichte Messias. Hij geeft de overwinning. Maar het is
de overwinning van het hart. Daar moeten we ons op richten. Daar wil
Hij ons op richten. Doen dus! Daar gaat het om.
Dan wordt ons
hart vol van vreugde. Dan zingen we de hele dag Halleluja en Hosanna.
Heerlijk toch om met deze zegevierende Jezus, Die we verwachten op de
wolken des hemels, om zijn bruid te halen, door het leven te gaan?
Het kan niet stuk. Dicht bij Jezus blijven is de veiligste en mooiste
plaats in dit leven op weg naar het eeuwige leven.
22 januari [1]
11:13 |
…want het was de tijd niet voor vijgen. |
11:15 |
En Hij ging de tempel binnen en begon hen, die in de tempel verkochten en kochten, uit te drijven en de tafels der wisselaars en de stoelen van hen, die de duiven verkochten, keerde Hij om, |
11:16 |
en Hij liet niet toe, dat iemand enig voorwerp door de tempel droeg; |
11:17 |
en Hij leerde en sprak tot hen: Staat er niet geschreven, dat mijn huis een bedehuis zal heten voor alle volken? Maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt. |
11:20 |
…dat hij van de wortel af verdord was. |
11:23 |
…wie tot dezen berg zou zeggen, hef u op en werp u in de zee, en in zijn hart niet zou twijfelen, maar geloven, dat hetgeen hij zegt geschiedt, het zal hem geschieden. |
11:24 |
Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft, dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden. |
11:28 |
Krachtens welke bevoegdheid doet Gij deze dingen? |
11:30 |
De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen? |
11:33 |
Wij weten het niet. En Jezus zeide tot hen: Dan zeg Ik u ook niet, krachtens welke bevoegdheid Ik deze dingen doe. |
De
dag na de intocht ziet Hij de vijgenboom. Het is helemaal niet de
tijd voor vijgen. Hij vervloekt de boom. Nooit zullen er meer vijgen
aan u zijn. Waarom? Het was immers de tijd niet der vijgen. Hoe
kan er dan een vijg aan zitten?
De spanning neemt toe. De
intocht is geweest. Hosanna! Het was een hele optocht. Het volk
is vol verwachting. Ze zijn weer opgetrokken naar Jeruzalem. Bezet
door de Romeinen. Zal nu de Messias komen? Om het volk van de
Romeinen te verlossen? Zou het dan toch die Jezus uit Nazareth
zijn? Ze hebben Hem binnengehaald. Op een ezelin. Hosanna! De zoon
van David. De Romeinen zijn alert. Ze houden alles in de gaten.
Jezus kijkt rond in Jeruzalem. En Hij ziet hoe ze van de tempel een
verkoophuis hebben gemaakt. Overal wordt handel gedreven. Zo mag het
niet zijn. De plaatsen worden verpacht. Er wordt goed geld gemaakt.
Ook de priesters varen er wel bij. Jezus is verbolgen. En in de
tempel begint Hij de tafels om te gooien en de mensen eruit te jagen.
Het is een hele consternatie. Het zal je maar gebeuren. Het is markt
en iedereen is druk in de weer om te kopen en te verkopen. Het is een
drukte van belang. En dan ineens begint iemand de boel omver te
gooien. Alles rolt over de grond. De dieren raken overstuur. De
mensen schreeuwen, ze graaien hun geld bij elkaar. Alles loopt in de
war. Wat wil die Jezus wel? Het gaat als een lopend vuurtje. Ze
zullen misschien wel begrijpen wat Hij bedoelt. De Bijbel zegt ook
dat het een bedehuis is en niet een verkoophal. Maar het is zo wel
handig, want je bent dicht bij de offerplaats en de handel gaat goed.
De mensen hoeven dan ook hun dieren niet mee te nemen van huis.
Je koopt het gewoon in Jeruzalem. Dat is veel handiger. En wat is er
op tegen? Je moet toch ook een beetje efficiënt zijn? Jezus
leert hen. Hij doet niets anders dan de woorden en de profetie aan te
halen. Staat er niet geschreven dat: Mijn huis een bedehuis zal heten
voor alle volken? (Jesaja 56:7) Daar staat het. En die teksten kenden
zij. Veel beter dan wij ze kennen. Want wij slaan de profeten graag
over. We begrijpen het niet. En we hebben het allemaal vergeestelijkt
op de kerk. En als we het dan niet snappen hoe het op de kerk past,
dan slaan we het maar helemaal over. Dan denken we dat het niet
zo belangrijk is. Maar het staat er: het zou een bedehuis zijn. En
wat is het nu? Geen plaats voor gebed. Maar alleen handel. Uit het
leven gegrepen. Geen plaats voor gebed. We zijn zo druk in de weer.
We hebben geen plaats voor gebed. Geen tijd voor gebed. Het is het
sluitstuk in ons leven. We vullen eerst alles voor onszelf in. En dan
bidden we ook nog even. En een bedehuis voor alle volken? Daar hadden
ze meer moeite mee. Er was het voorhof der heidenen. Maar hun
godsdienst was toch echt alleen voor de Joden bedoeld? Het
uitverkoren volk? Maar Jesaja ziet het al. God heeft gezegd: Het zal
een bedehuis zijn voor alle volken. Dus geen handel op het plein voor
de volken. Maar weg ermee. De volken zullen komen en ze zullen de
HERE God aanbidden. Ze zullen erkennen dat God de HERE der
heerscharen is. Jezus predikt, leert profetie. Wij zijn het kwijt
geraakt, maar Hij zegt het, herhaalt het. En als Hij het zegt dan is
het waar. We zullen naar Jeruzalem trekken op een dag en daar de HERE
God aanbidden. Hem loven en prijzen. Wat zal dat een dag zijn. Wat
hebben we toch een sluier voor onze ogen. Het staat geschreven maar
wij kunnen het amper geloven.
Maar wat zegt Jezus: Maar gij
hebt het tot een rovershol gemaakt. Een rovershol? Wat denkt Hij
wel. Wie durft dat te zeggen? Krachtens welke bevoegdheid doet
Hij al deze dingen? In Jeremia 7:11 lezen we ook over dat rovershol.
Het gaat daar over de tempelprediking van Jeremia. Een hoofdstuk
lang. Nou, nou. De zonden van het volk worden genoemd. Tot en met het
offeren van de kinderen aan de Moloch in het dal Ben-Hinnom, dat nu
Moorddal moet worden genoemd. Nou, nou. En dat haalt Jezus zo
maar even aan. Wat denkt Hij wel? Geen wonder dat ze Hem proberen te
doden. Dit kan niet. Wat denkt Hij wel? Weg met Hem! Dit gaat niet
goed. Dit brengt de boel in de war. Maar ze moeten wel voorzichtig
zijn, want het volk loopt achter Hem aan.
De vijgenboom is
verdord. Jezus zegt dat als ze dingen vragen in geloof en niet
twijfelen, het zal geschieden. Het gaat om geloof en dus niet
twijfelen. En daar zijn we. We twijfelen. De twijfel zit er helemaal
in. We bidden wel, maar we moeten het toch nog zien. Maar aan geloven
zitten grote beloften vast. Zelfs een berg wordt verplaatst. We
moeten ook niet in wrok bidden. Hoe kan God ons vergeven als we
anderen niet vergeven. Het is eigenlijk zo vanzelfsprekend dat
we er niet van opkijken. Het enge bevreemdende is dat wij er vaak
zo’n punt van maken. Maar het is allemaal heel
vanzelfsprekend.
En ja hoor, dan komen ze. De
schriftgeleerden. Met haat in hun hart. Daar heb je die nieuwlichter.
Ze hebben de rust hersteld op het tempelplein. Misschien de Romeinen
wel gevraagd om meer bewaking. Het moet vooral rustig blijven op het
feest. Daar moeten ze geen gedoe hebben. Ze vragen krachtens welke
bevoegdheid Jezus deze dingen doet. Wat denkt Hij wel? Jezus stelt
een tegenvraag. Dat is een Joodse gewoonte. Krachtens welke
bevoegdheid doopte Johannes? Was het uit de mensen of uit de hemel?
Nou, ‘uit de hemel’ konden ze niet over hun lippen
krijgen en ‘uit de mensen’ ook niet, want dan kregen ze
de schare tegen zich. Dus geen antwoord. Dus Jezus antwoord hen ook
niet. Ze gingen knarsetandend heen. Weer verloren. Ze moeten zien dat
ze hem koste wat kost uit de weg ruimen. Maar hoe zullen ze het doen?
Ze gaan weer heen om weer eens diep na te denken. Het moet hen
lukken.
23 januari [1]
12:3 |
En zij grepen hem, sloegen hem en zonden hem met lege handen weg. |
12:4 |
…die sloegen zij op het hoofd en behandelden zij smadelijk. |
12:5 |
…die doodden zij,… |
12:6 |
Toen had hij nog één over, zijn geliefde zoon… |
12:7 |
…komt, laten wij hem doden en de erfenis zal aan ons komen. |
12:10 |
De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; |
12:11 |
van de Here is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen. |
12:12 |
…want zij begrepen, dat Hij met het oog op hen die gelijkenis gesproken had. |
12:13 |
…om Hem in een strikvraag te vangen. |
12:14 |
Is het geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? |
12:17 |
Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is. |
Het
wordt nu steeds duidelijker. Jezus spreekt in gelijkenissen. De
onrechtvaardige pachters. Iemand legt een wijngaard aan en
verpacht die. Hij stuurt bedienden om de pacht te innen. Maar de
pachters slaan de bedienden en uiteindelijk ook de zoon van de
eigenaar dood. Ze verwachten daardoor de erfenis te krijgen.
Maar, nee hoor. Wat denken ze wel? Wat zal de eigenaar doen? Hij zal
de wijngaard aan anderen geven. Geen wonder. Wat zijn dit
onrechtvaardige, ondankbare pachters. De eigenaar deed alles
voor ze en zij maakten er een potje van. En dan komt de vlijmscherpe
toepassing. Profetie vanuit Psalm 118:22: De
steen die de bouwlieden versmaad hebben, is tot een hoeksteen
geworden.
Nu is de maat vol. De Farizeeën
begrijpen dat Hij met het oog op hen gesproken heeft. Nu
proberen ze hem te grijpen. Nu komt Hij aan hun eer. Het moet
afgelopen zijn. Wat denkt Hij wel? Zij hebben Mozes en de profeten.
Zij hebben de wijsheid in pacht. Zij zullen toch wel weten hoe
het allemaal zit? Jezus moet weg, hoe kunnen we Hem uit de weg
ruimen? Het wordt steeds grimmiger. Het wordt steeds
gevaarlijker. De spanning is om te snijden. Maar de scharen zien Hem
wel zitten. Het volk, dat de wet niet kende. Daarom moeten ze
voorzichtig zijn. Pas op dat het geen oproer wordt. Ze moeten Hem
zien te grijpen, zonder dat het volk in opstand komt. Want anders
krijgen ze de Romeinen over zich. Psalm 118, een profetische
Psalm. Het gaat over een lijdende Christus.
De mensen, de
leiders, kunnen Hem wel afwijzen, maar Hij is de hoeksteen. Het is
een wonder in onze ogen. Wij zien het, maar doorgronden het niet.
Gods wonderbaarlijke wegen. Hij is gekomen. Hij heeft zijn leven
gegeven. Het is allemaal zo begrijpelijk. Het is allemaal zo
duidelijk. Want hoe kunnen we verder in deze wereld als niet eerst de
zonden zijn verzoend? We zien het toch allemaal voor onze ogen, hoe
de zonde huist in ons sterfelijk lichaam. De dood heerst allerwegen.
Het is toch verschrikkelijk? We krijgen het toch niet klein. We
kunnen vroeg en we kunnen laat sterven. Maar sterven zullen we. Het
is je toch niet voor te stellen? De tegenstander van God gaat rond
als een briesende leeuw. Zoekende wie hij kan verslinden. Is het niet
waar, dan moet je je ogen de kost geven, dan moet je niet langs de
kant blijven staan, maar dan moet je opstaan en de strijd aanbinden.
Het is toch duidelijk? Gods geboden verdwijnen als zijn kinderen
het erbij laten zitten. We zien het om ons heen. De samenleving gaat
steeds verder van weg van Gods geboden.
En dan gaan ze weer
verder. Opnieuw komen ze komen met een strikvraag. Mogen we de keizer
betalen? Ze moesten allemaal belasting betalen aan de gehate keizer.
Daar waren geldstukken voor met de afbeelding van de keizer. Stel je
voor, dat in WO II de Duitsers muntstukken hadden ingevoerd met de
beeltenis van Hitler. Wat zouden we het gehaat hebben? Daarom vragen
ze Jezus of ze de keizer moeten betalen. Ze wisten dat Hij nee zou
moeten zeggen. Want als Hij de Messias was, dan zou Hij toch niet
dulden dat ze de keizer zouden moeten betalen? Ha, dan hadden ze Hem,
want dan konden ze Hem beschuldigen dat Hij oproer maakte tegen de
keizer. Want zo waren ze wel. Alles is geoorloofd om deze
nieuwlichter uit de weg te ruimen. Maar Jezus doorziet het. Net als
Hij ons helemaal doorziet, met al ons gehuicheld en compromiterend
gedoe. Hij ziet het hart aan. Hij weet alles. En Hij antwoordt hen.
Pak een schelling. En ja hoor. Zij hebben dat geld ook op zak. Stel
je voor. Hij pakt ze op hun eigen huichelarij. Als zij vinden dat ze
het niet zouden moeten betalen, dan moeten ze het ook niet op
zak hebben. Geef de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.
Daarmee druipen ze af. En zo is het leven vanuit God. Leven als Gods
beelddrager. Daar gaat het om. Dan vallen er een hele hoop dingen
waar je je druk over kunt maken, van je af.
Laat je leven
inrichten door God. En leef van daaruit. Het is geweldig om dat te
doen. Laat je niet in met allerlei strikvragen en waaroms, waarop je
toch geen antwoord weet. Weet één ding zeker: God
leeft. Dat Messias Jezus gekomen is voor de verzoening van onze
zonden. Hij heeft zijn leven gegeven voor mij op het kruis van
Golgotha. Dan kun je verder. Dan worden al je vragen en
onduidelijkheden aan de kant geschoven en staat alles in het patroon
van je Redder, je Heiland. Dat vraagt een kinderlijke overgave. Niet
kinderachtig, maar echt en volkomen zoals een kind kan doen. Dat
moeten we ook doen. Voor een kind vallen heel veel vragen weg. Of
beter, die heeft ze niet. Zo moet dat ook voor ons zijn. Je zult zien
dat het werkt. Het werkt. Omdat God het willen en het werken in ons
werkt. Dat bid ik voor mezelf en mijn kinderen en allen die ik
ken. Neen, voor de gehele wereld. Prijs de Heer!
24 januari [1]
12:25 |
Want wanneer zij uit de doden opstaan, huwen zij niet, en worden zij niet ten huwelijk genomen, maar zij zijn als engelen in de hemelen. |
12:26 |
Ik ben de God van Abraham en de God van Isaäk en de God van Jakob? |
12:27 |
Hij is niet een God van doden, maar van levenden. |
12:29 |
Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is één, |
12:30 |
en gij zult de Here, uw God, liefhebben… |
12:31 |
Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. |
12:34 |
Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. |
Het
gaat maar door. Nu komen de Sadduceeën weer. Die geloven niet
dat er een opstanding is der doden. Het lijkt wel een vraag- en
antwoordspel. Strikvraag op strikvraag. Maar hoe kan dit en hoe
kan dat? Wat een ongeloof. Wanneer houdt het nu eens op? Het lijkt
wel of er nooit een einde aan komt. Vreselijk. Stop nu toch eens met
al je vragen. Vraag toch niet naar de bekende weg. Is dat ook niet
uit het leven gegrepen? Wij komen ook maar steeds met onze vragen.
Als we ergens geen antwoord op weten, dan moet God het maar
antwoorden. En als het antwoord niet naar onze tevredenheid is, dan
zijn we nog boos ook. Net alsof Hij aan ons verantwoording schuldig
is. En ja hoor, daar heb je er weer een. Nu hebben we Hem toch te
pakken. Nu zetten we Hem vast. Meester, er was eens een vrouw, haar
man stierf, en haar man stierf en haar man stierf. Zeven keer. Nou,
dan is het wel duidelijk. Van wie is zij de man in het Koninkrijk?
Dat kan toch niet, want je kunt maar één man hebben. Je
kunt niet zeven mannen hebben en een vrouw. Te gek. Nou, zeg het
maar. Nu loop je vast met je opstanding. Wat een domme vraag. Jezus
zegt dat wij dan zullen zijn als engelen in de hemel. Daar huwen we
niet en worden niet ten huwelijk genomen. En om een engel te zijn,
dan ben je volmaakt. Dan heb je het goed. Dan heb je geen vragen
meer. Dan zijn we blij en volmaakt.
En om het nog maar eens
heel duidelijk te maken, haalt Jezus de schrift zelf aan. Hoe vaak
zegt God niet: Ik ben de God van Abraham, Isaäk en Jakob. Wat
wil je nu nog meer? Is Hij een God van levenden of van doden? Dat
maakt toch duidelijk, dat zij er voor God nog zijn. Zullen we hen
herkennen. Ja, zeker. Want God noemt ze met naam en toenaam. Hoe
zullen we hen kennen? Als volmaakte mensen. De zonde kleeft niet
meer aan hen. Het is weer zoals het was in het paradijs. Wat een
wonder. Kunnen we ons er iets bij voorstellen? Nou en of. Als we
alleen al kijken naar dit tranendal. We kunnen het heel goed hebben,
maar de zonde kleeft aan ons sterfelijk lichaam. We staan keer op
keer aan het graf. We hoeven maar om ons heen te kijken om de zonde
te zien. Het is vreselijk. Maar dat verdwijnt. Want zo is het van de
beginne niet geweest. We zullen onsterfelijkheid aandoen. Dat is toch
geweldig? Wie verlangt daar nu niet naar? En dat ligt zo maar voor
het grijpen.
Gelukkig de Sadduceeën is het zwijgen
opgelegd. De schriftgeleerden zijn blij. Nu zijn zij aan de beurt.
Meester, wat is het grootste gebod? En Jezus, Die een kind van de wet
is, noemt meteen Deuteronomium 6. Hoor, Israël:
de HERE is onze God; de HERE is één! En zo is
het. Hij is niet twee. Hij is één. Dus al dat gepraat
dat de Messias de Zoon van God is: de Vader en de Zoon zijn één.
Als er nog mensen zijn die dat geloven, dan heeft Hij het nu zelf
gezegd. God is één. En dat is wat de Joden ook op
Hem tegen hadden. Hij werd aangekondigd als de Zoon van God. En Hij
gedroeg Zich ook als zodanig. Hij had het over zijn Vader in de
hemel. De andere volken hadden meer goden en godenzonen maar, God is
één. God is één persoon. En het tweede
gebod is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Dat is meer dan
brandoffers en slachtoffers. De schriftgeleerden kenden de wet.
Zij wisten wel waar het stond. Jezus had goed geantwoord. Ze konden
er niets tegen hebben. En Jezus zegt dan: Gij zijt niet ver van het
Koninkrijk Gods. De schriftgeleerde is er nog niet. Want hij verwerpt
de Messias. Hij kwam om Hem te verzoeken. Maar Hij wist wel hoe het
zat, maar hij wilde er niet aan om te erkennen dat Jezus de Messias
was. En dat is vandaag aan de dag nog zo. Jezus kan de Messias niet
zijn, want God is één en die christenen zeggen dat Hij
Gods Zoon is. Ze hebben het zelfs over de Drieëenheid. Het is
zelfs een dogma geworden. Een dogma om je af te zetten tegen de
Joden. Maar de werkelijkheid is dat God één is. Hij is
één. Dat staat er, dat blijft zo. God is één.
En dat is maar goed ook. Hij is vlees geworden. Hij heeft onder ons
gewoond. Maar daarmee blijft Hij nog wel één. Stel je
voor. De Heilige Geest is gekomen. Dat is de Heilige Geest van God.
Dat is een goddelijke zaak, vanuit God, Die één is. Dat
kunnen we nooit uit elkaar halen. De Drieëenheid is geen
tegenstelling met de Joden die de christenen aanvielen, omdat ze de
Messias als Zoon van God aanvielen. Het is opmerkelijk dat het wel
eens zou kunnen zijn, dat wij in de strikvraag na de Joden vallen,
die ons vast willen zetten op het feit dat wij God in drieën
splitsen. En dat willen we niet en dat moet niet, maar toch is het
dogma van de Drieëenheid als schisma gehanteerd vanuit de Joden
tegen de christenen, maar ook van de christenen tegen de Joden.
Wellicht hebben we ons laten verleiden om God meer in drieën te
splitsen dan moet. God is één. Jezus zegt het Zelf. God
is één. De Zoon en de Heilige Geest zijn één
met God. Wie in de Zoon gelooft, heeft de Vader.
Jullie zijn
dicht bij het Koninkrijk Gods, zegt Hij. Je moet alleen geloven dat
God zichzelf geopenbaard heeft in Messias Jezus om de zonden te
verzoenen. Je denkt toch niet dat de mens die in zonde viel, in het
paradijs, in staat is om zichzelf te verzoenen? Dat is de lijdende
Knecht, de Heer. Daar staat de profetie vol van. En dat is de
weg naar het herstel van Israël. Het herstel van het paradijs.
Dat gaat gebeuren. Vast en zeker. Glorie voor zijn Naam. Dat kan niet
stuk Heerlijk toch? Hem moeten we liefhebben en de naaste als
onszelf. Er is geen groter gebod. We kunnen nog zo godsdienstig zijn
en offers brengen, maar als we de liefde niet hebben, dan hebben we
God niet en Jezus niet. Geloven is zichtbaar in de praktijk.
Kijk eens in uw eigen hart. Grote schoonmaak houden. Het moet
geen rovershol zijn, maar een bedehuis.
25 januari [1]
12:35 |
Hoe zeggen de schriftgeleerden, dat de Christus een zoon van David is? |
12:37 |
David zelf noemt Hem Here, en hoe kan Hij dan zijn zoon zijn? |
12:38 |
Wacht u voor de schriftgeleerden,… |
12:40 |
…dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen. |
12:44 |
Want allen hebben erin geworpen van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede erin geworpen, al wat zij had, haar ganse levensonderhoud. |
Kijk
daar heb je het nu. Ze noemen zelf hun komende Messias de grote Zoon
van David. Lees maar, Psalm 110. Ze zingen ervan. Ze verwachten het.
Want de Messias zal op de troon van zijn Vader David zitten. Enz.
enz. Want het koningschap zal hersteld worden. Het zal de Messais
zijn uit het geslacht van David. Want dat wisten ze heel goed. Toen
Herodes navraag deed wisten ze ook heel goed dat Hij in Bethlehem
geboren moest worden. Dus roei je alle jongetjes van twee jaar en
ouder uit. Je neemt geen risico. Weg met alle nakomelingen van
David. En zelf komen ze Jezus de strikvraag stellen of God wel één
is of niet. Natuurlijk is God één. Want Deuteronomium 6
zegt het. God is geen veelgodendom. God is een ondeelbaar Persoon. De
heidenvolken hebben goden. Dan hier voor en dan daar voor. En als het
moet bedenken ze er nog een paar bij. Maar God is één.
Hij is Vader in de hemelen. Hij is de Schepper van het heelal. Niets
meer en niets minder. Veel meer en niets minder. Weg met al dat
gedoe, dat we God naar beneden kunnen halen. En dat het ontzettend
belangrijk is dat God het zo expliciet stelt, zo vlak voordat ze het
land Kanaän in trekken, omdat Hij zijn eigen volk ook niet kan
vertrouwen. Wat hebben ze bij de Sinaï gedaan? Een gouden kalf
gemaakt en aanbeden, toen ze maar even het gevoel kregen dat God hen
in de steek had gelaten. En nu gaan ze dat land in waar het wemelt
van de afgodsbeelden. Dan moeten ze wel heel goed de pin op de neus
hebben, dat ze blijven bij hun onzichtbare God, Die niet in steen of
hout is af te beelden. Maar troont op de lofzangen. Op de
scheppingskracht. Iets waar de heidenvolken helemaal geen kaas van
gegeten hebben. Hoe belangrijk was het niet dat God dit
referentiepunt vastnagelt in het bewustzijn van zijn volk, in hun
hersens. Want ze zijn nog maar nauwelijks in het land of ze
zitten zich al weer te verheidenen en te verbroederen. De Bijbel
staat vol van afval en heidendom door Gods volk. Wat een verdriet,
wat een teleurstelling voor God. Hoe houdt God het vol met zo’n
weerbarstig volk. Het is je toch niet voor te stellen? Hoe houdt Hij
het vol met ons. Wat wijken we toch vaak af. Wat zitten we vol met
onszelf. Met onze eigen gedachten. Met onze zondige gewoonten. Met
ons zondige karakter. We volgen de goden van onszelf. O ja, we zijn
wel godsdienstig, maar we geloven het wel. We laten gods water over
gods akker lopen. En zo is het niet geweest. We moeten daarvan af. We
moeten op de bres. We moeten de bazuin blazen. Daar gaat het om. O
Here God, help ons. Here vergeef ons. Here
help ons.
Daarom, pas op voor al die
hoogwaardigheidsbekleders. Ze doen alsof ze Gods Woord in pacht
hebben. Maar in feite moeten ze het hebben van lange gewaden en lange
gebeden en eerste plaatsen; ze eten de huizen der weduwen op. Ze
stellen hun eigen belang voorop. Pas op! Want zij hebben een zwaarder
oordeel. En dan weer uit het leven gegrepen. Zie, de weduwe werpt
haar enige duit in de offerkist. Wij letten op de rijke lieden, die
er een groot geldstuk in gooien. Maar Jezus zegt dat zij het meeste
geeft. Ze geeft van wat ze net heeft. Hoe moet ze nu verder? Zij
vertrouwt op God. De rijken vertrouwen op hun rijkdom. Daar geven ze
een beetje van, maar ze houden de schaapjes op het droge. Je moet wel
je verstand erbij houden. In feite geven ze niets. Ze geven van hun
rijkdom. Terwijl die rijkdom helemaal niet van hen is, maar van God.
Daar gaat de wereld aan kapot. Daar moeten we ons radicaal in
veranderen. We zijn allemaal door het geld behept. Meer dan we
denken. Daar gaan we aan stuk. Daar moeten we elkaar op aanspreken,
daar kan een samenleving mee veranderen. Dat is zomaar gebeurd als we
zien wat Jezus hier bedoelt. Over nadenken. Stel dat er nood is. Dan
moeten we het oplossen. Dan kan een heel groot probleem in één
keer opgelost worden zonder dat we er ten diepste een cent minder van
worden. Prijs de Heer.
Wat zijn er toch geweldige levenslessen
in het evangelie van Jezus. Ook voor hen die niets hebben. Want God
zorgt voor ons. Het geheim is het kinderlijk vertrouwen op Hem. Daar
word je alleen maar enthousiast van. Daar geniet je van. Dat geeft je
een enorme energie. Prijs de Heer! Prijs de Heer! Prijs de Heer!
26 januari [1]
13:2 |
En Jezus zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? Er zal geen steen op de andere gelaten worden, die niet zal worden weggebroken. |
13:8 |
Want volk zal opstaan tegen volk… Dat is het begin der weeën. |
13:9 |
…tot een getuigenis voor hen. |
13:10 |
En aan alle volken moet eerst het evangelie gepredikt worden. |
13:11 |
…want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest. |
13:13 |
Maar wie volhardt tot het einde, die zal behouden worden. |
13:20 |
…doch ter wille van de uitverkorenen,… heeft Hij die dagen ingekort. |
13:23 |
Doch gij, ziet toe: Ik heb het u alles voorzegd. |
13:26 |
En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op de wolken, met grote macht en heerlijkheid. |
13:28 |
…weet gij daaraan, dat de zomer nabij is. |
13:31 |
De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen niet voorbijgaan. |
13:32 |
Maar van die dag of van die ure weet niemand,… alleen de Vader. |
13:33 |
Ziet toe, blijft waakzaam. |
13:37 |
Wat Ik u zeg, zeg Ik allen: Waakt! |
Prachtige
gebouwen. Wat een pracht en praal. Je krijgt er niet genoeg van. Wie
kan dat ooit evenaren? Geweldig! We denken: Hoe kan dat ooit
veranderen? Dat gaat toch niet? En dan, het valt in een klap. We
zien de Bijbel en grote koninkrijken wankelen. Legers slaan op
de vlucht. God is machtig. Jezus zegt van die prachtige tempel. Geen
steen zal op de andere gelaten worden. Maar Here: Wanneer zal dat dan
gebeuren? We zien het. Het is gebeurd 70 jaar na Christus. De
Romeinen zijn gekomen. En geen steen is op de andere gebleven. Op de
grote Titustriomfboog in Rome zien we afgebeeld hoe de schatten uit
Jeruzalem naar Rome zijn meegevoerd. Waar zijn die schatten
gebleven? Waar is de Ark? Waar is de Menorah nu? De tempel
leeggeroofd. Het is gebeurd. Het volk heeft Messias Jezus verworpen.
Het oordeel is gekomen. Ze zijn weggevoerd. Tot op vandaag de huidige
dag zijn de uitverkoren kinderen van God verstrooid onder de
volkeren. Vanwege hun afgoderij. Ook vandaag wijzen de meesten
hun eigen Messias radicaal af. Net als toen. Maar hier zegt Jezus dat
het allemaal zal veranderen. Dat zal door grote verdrukkingen heen
gaan. De vijand, de duivel, zal de kinderen Gods willen vernietigen.
Hij zal de voortgang van het evangelie trachten te belemmeren. Maar
Hij gaat door. Wie volhardt tot het einde, die zal behouden
worden.
En dan gaat het over de gruwel der verwoesting. Nou,
als je de islamitische Rotskoepel ziet staan, met op de muren het
opschrift: God heeft geen Zoon. Dan weet je het wel. Wat een gruwel.
Daar gaat het om. God heeft geen Zoon. Dat zeggen de Joden en de
Mohammedanen. Zij zien Jezus slechts als een profeet. Het is God
en Mohammed. Wat een afval. Wat een leugen. Er komt een grote
verdrukking. Het komt eraan. Het is zeker. En wat zie je, na eeuwen
is het een en al bedrijvigheid in Jeruzalem. De volken woeden. De
oorlogsdreiging is aan alle kanten. Het kan niet lang meer
duren. Het is komende. Wanneer? Dat weet niemand precies. Alleen
de Vader. Blijf er dan ook af! Maar leef in die vurige verwachting
van zijn komst die komen gaat. Hij komt. Een grote verdrukking. En om
der wille van de uitverkorenen zal het verkort worden. Anders
houden we het helemaal niet meer uit. Het zijn de gelovigen die
behouden worden. Het zijn de uitverkorenen. Wie zijn die
uitverkorenen? Zijn dat de getuigen in Messias Jezus of is dat het
hele Joodse volk als uitverkoren volk. Het zijn profetische woorden
in profetisch perspectief. Het gaat om Jezus.
Let dan vooral
op. Let alleen op wat de Bijbel zegt. Want er zullen allerlei mensen
komen die de boel in de war willen sturen, maar gelooft het niet.
Alles zal vergaan, maar mijn woorden zullen niet voorbij gaan. Je
kunt wel de contouren ontdekken, want als de vijgenboom gaat
uitspruiten, dan weet je dat de zomer nabij is. Let op! Wees
waakzaam! Waak! Dat is een opdracht. Je moet dus goed bij je
positieven blijven. Wil je dit begrijpen, dan moet je je de
openbaring van God eigen maken. Je moet daarin studeren. Je moet
daar mee bezig zijn. Je moet geloven. Je moet volharden. Dat is niet
moeilijk. Ja, dat is moeilijk. Want er zullen allerlei mensen
komen die je zullen proberen te verleiden. Maar je moet je daar niets
van aantrekken. Je blijft stug doorgaan in het lezen van Gods Woord.
Want dat blijft eeuwig bestaan. Heerlijk toch? Daar kun je niet
genoeg van krijgen. Prijs de Heer!
Wat een geweldige rede. Wat
een profetische oproep. We zien het voor onze ogen. Het is waar.
Jezus leeft! Hij komt terug. Hij moest lijden en sterven. Hij heeft
onze zonden verzoend op het kruis van Golgotha. Hij is opgestaan. Hij
is naar de hemel gegaan. Hij komt terug op de wolken des hemels. We
zullen Hem zien. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde komen. Dat is
vast en zeker. Wij zijn niet geboren om te sterven. Wij zijn geboren
om eeuwig te leven. Dan moeten we wel door dit tranendal heen. Dan
zijn er wel de verdrukkingen en de aanvechtingen en wie heeft die
niet? Maar die moeten ons weerbaar maken. Die moeten ons op het
pad der volharding zetten. Dat valt niet mee. Dat is moeilijk,
volharden is altijd moeilijk. Daar zit in dat het niet gemakkelijk
gaat. Daarom moeten we volharden. Het gaat dus niet vanzelf. Je moet
je je ervoor inzetten. Dat is de opdracht. Daar moeten we ons mee
bezig houden. Daar moeten we niet in verslappen. Daar gaat het om.
Here God, dank U wel dat Uw Woord geeft. Dat U het zo duidelijk aan
ons uitlegt. Het staat er en daarom moeten we het doen. Uw Woord is
de waarheid. Het zal niet vergaan. De hemel en de aarde vergaan, maar
mijn woorden zullen niet voorbijgaan, zegt U. Dat is toch geweldig?
Daar kun je toch mee verder? Wat is het heerlijk om daarmee de dag
weer in te gaan. Dag in dag uit met Gods Woord op stap. Daar kan
niemand tegenop. Dat moet je gewoon doen. Heerlijk! Heerlijk!
Heerlijk! Dank U Heer! Dat willen we weer uitbazuinen. Daar gaan we
mee op pad. Dank U wel! Dank U wel! De Here zij geprezen. Prijs de
Heer!
27 januari [1]
14:2 |
Niet op het feest, opdat er geen opschudding kome onder het volk. |
14:8 |
…van te voren heeft zij mijn lichaam gezalfd voor de begrafenis. |
14:11 |
Toen zij dat hoorden, verblijdden zij zich en beloofden hem geld te geven. |
14:16 |
…en vonden het, zoals Hij hun gezegd had en zij maakten het Pascha gereed. |
14:19 |
Ik toch niet? |
14:21 |
…doch wee die mens,… Het ware voor die mens goed, als hij niet geboren was. |
14:22 |
Neemt, dit is mijn lichaam. |
14:24 |
Dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt. |
14:25 |
…dat Ik haar nieuw zal drinken, in het Koninkrijk Gods. |
14:27 |
Ik zal de herder slaan en de schapen zullen verstrooid worden. |
14:28 |
Maar nadat Ik zal opgewekt zijn, zal Ik u voorgaan naar Galilea. |
14:30 |
…zult gij Mij driemaal verloochenen. |
Het
wordt nu menens. De spanning is om te snijden. Ze zijn op weg naar
Jeruzalem. Het Pascha breekt aan. Jezus spreekt klemmende
woorden. De tempel zal verwoest worden? De verdrukking komt?
Verleidingen zullen komen. Hij komt terug na die verwoesting. Hoe zit
het toch allemaal? Ze hebben er niet veel van begrepen. Ze zijn nu
drie jaar met Jezus opgetrokken. Hij heeft ze alles verteld wat
de Vader Hem heeft verteld. En toch. Nu is dan het einde. De lijdende
knecht des HEREN. Dat was voor hen een onmogelijk begrip. Hij moest
die weg gaan. Dat was de reden van zijn komst. God in zijn Zoon, God
is één. Nu is het zoveel eeuwen later en we zien het
fysiek in het Midden Oosten gebeuren. Daar kunnen we niet
omheen. Dat zien we toch voor onze ogen? Daar moeten we dan ook niet
moeilijk over doen? Want de feiten spreken boekdelen. Dat gaat
gebeuren. Dat zien we gebeuren. Dat moeten we dan ook lezen. We
moeten de profeten lezen. We moeten onze vergeestelijkings bril
afdoen en lezen wat er staat. Geen verandering, geen valse
toepassing, maar lezen wat er staat. Dan heb je wat er staat.
Heerlijk toch? Doen dus. En niet nalaten. Want je mist een geweldig
klemmende boodschap. Heerlijk. We hebben door de eeuwen heen de
zaak vergeestelijkt. Daar schieten we niets mee op. Dat is fout en
dat blijft fout. Daar moeten we niet een beetje mee marchanderen,
maar dat moeten we radicaal aan de kaak stellen. Nu en snel, want het
zal ons helpen om te volharden tot het einde. En daar gaat het om,
dat we niet verslappen en afvallen.
We zien ook nu de
geschiedenis van de vrouw die, volgens de omstanders, kostbare mirre
verkwist. Jezus weet het. Zij heeft het begrepen. Zij zalft Hem
vooraf in verband met zijn begrafenis. Zij blijven maar in het platte
vlak rondcirkelen, maar deze vrouw heeft het begrepen. Hij gaat
sterven. Ik ga Hem zalven. Hij bestraft de platte, vlakke,
denkers. We moeten hemels denken. Vanuit God. Daar is het veilig
schuilen. Wat een zegen. Prijs de Heer!
Judas vertrekt. Hij
verraadt zijn Meester. Eén van u zal Mij verraden. Dat is
schrijnend als ze dan zeggen: Ik toch niet? Stel je voor. Ze houden
dus de mogelijkheid open dat het één van hen,
neen, dat ze het zelf zouden kunnen zijn. Wat een droefenis. Zij
zullen het toch nooit doen? Maar de mens die het doet, Judas
Iskariot: het ware beter dat hij niet geboren was geworden. Wat een
tragiek. Wat een verraad. Wat had hij nu op Jezus tegen. Hij
viel af. Wat een haat.
En dan wordt het Pascha gegeten. Wij
zijn daar de Joodse diepgang, de bijbelse diepgang van kwijt
geraakt. Het was het vluchtmaal, vlak voordat ze uit Egypte
vertrokken. En wat was daar veel gebeurd. Wat een ellende. Wat een
plagen. Wat een wonderen Wat een machtsvertoon van de almacht van
God. En dan het plotselinge vertrek. Nu zijn alle eerstgeborenen in
Egypte dood. Het hele land in rouw gedompeld. Nu moet dat volk
wegwezen en zo snel mogelijk. En dan gaan ze. Naar het offer.
Het lam. Het gave lam. En dat wordt het brood en het bloed van het
nieuwe verbond in mijn bloed. Het wordt voor velen vergoten. En Ik
zal het pas weer met u drinken in mijn Koninkrijk. Het is het Heilig
Avondmaal. Wat een geweldige belofte. Wat heerlijk om dat te mogen
vieren. Wat een genade. Het is geweldig om het met God te mogen
vieren. Je krijgt er niet genoeg van. Het is geweldig. Het is een
zegen. Dan zingen ze de lofzang en dan gaan ze weer naar de
Olijfberg. Daar blijven ze. Judas weet het dat ze daar zijn. Daar
brengen ze vaker de nacht door. Daar zijn ze samen. Toch vreemd dat
ze niet in een huis blijven en naar bed gaan. Heel apart. En dan zegt
Jezus dat ze allen aanstoot aan Hem zullen nemen. Het is profetisch:
de Herder wordt geslagen en de schapen verstrooid. Zacharia 13:7:
Zwaard, waak op tegen mijn herder, tegen de man
die mijn metgezel is, luidt het woord van de HERE der heerscharen;
sla die herder, zodat de schapen verstrooid worden; en Ik zal
mijn hand keren tegen de kleinen.
Neen, zegt Petrus. Ik
zeker niet! Maar helaas. Eer de haan driemaal gekraaid heeft, zult
gij Mij driemaal verloochend hebben. En daar zijn we dan weer. Dat
slaat op ons. Hoe vaak verloochenen wij Hem niet? We hebben een grote
mond in de kerk. Maar we zwijgen als het graf. Waar we moeten
proclameren, daar zijn we stil. Daarom moeten we de straat weer op.
We moeten proclameren. We moeten oproepen. We moeten niet
verslappen. De bazuin laten klinken. Spreken van onze opgestane
Heer. Prijs de Heer! Want Hij is goed. Wat een voorrecht. Wat een
genade. Het is heerlijk. Looft de HERE want Hij is goed. Wat een
lessen leren we hieruit. We moeten dicht bij Jezus blijven. Daar is
het goed. We moeten de gemeenschap met het brood en de wijn zoeken.
Het is de weg van het heil. Het is het nieuwe verbond in zijn bloed.
Het is geweldig. Daar gaat het om. Heerlijk toch? Dank U Heer! Daar
is kracht in het bloed van Jezus. We kunnen daar het weerbarstige
leven mee door. En het Heilig Avondmaal met Hem in de hemel staat
voor ons klaar. Hij ging ons voor om plaats te bereiden.
Wat
een prachtige gesprekken heeft Hij bij dit avondmaal gehouden.
Johannes heeft ze opgeschreven. Het waren diepe gesprekken.
Fantastische gesprekken. Vertroostende gesprekken. Hij laat ons niet
als wezen achter. Hij zendt de Heilige Geest. Dat is geweldig. En Hij
bereidt plaats voor. Hij zit aan de rechterhand van God. Daar is
het goed toeven. Daar mogen wij ook met Hem schuilen. Daarvan
ontvangen we kracht om door het leven te gaan. Vindt u het gek? Kan
best. Lees het maar en probeer het maar. Het werkt zoals het heeft
gewerkt bij miljoenen vóór u. Prijs de Heer!
28 januari [1]
14:34 |
Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt. |
14:36 |
Doch niet wat Ik wil, naar wat Gij wilt. |
14:37 |
Waart gij niet bij machte één uur te waken? |
14:45 |
Rabbi, en kuste Hem. |
14:49 |
…doch de Schriften moeten in vervulling gaan. |
14:50 |
En zij lieten Hem alleen en vluchtten allen. |
14:59 |
Maar ook zó stemde hun getuigenis niet overeen. |
14:62 |
En Jezus zeide: Ik ben het, en gij zult de Zoon des mensen zien, gezeten aan de rechterhand der Macht en komende met de wolken des hemels. |
14:64 |
Gij hebt de godslastering gehoord: wat is uw oordeel? En zij allen veroordeelden Hem als des doods schuldig. |
14:65 |
Profeteer nu! En de dienaars sloegen Hem in het gelaat. |
Ik
had daar moeten staan. Het waren mijn zonden. Ik sta schuldig. Ik kon
die straf niet dragen. De zonde heerst in mijn sterfelijk lichaam. Ik
ben als de discipelen. Ik kan nog niet één uur met
Hem waken. Ik ben ook een slappeling. Ik kan niet verder. Ik sta
schuldig. Ik ben niet waardig zijn schoenriem vast te maken. Ik druk
me in stof en as. Ik denk niet aan het lijden dat Jezus om mij moest
lijden. Ik loop er zo vaak maar een beetje aan voorbij. Maar het is
waar. Het is de verzoening van mijn zonden op het kruis van Golgotha.
Ik verloochen Jezus. Ik sta niet voor Hem in de bres. O
Here God. Wat een lijden. Het is voor ons beschreven, opdat
wij het ernstig zouden nemen. Maar in plaats daarvan kunnen we niet
eens een uur met Hem waken. Slaap nu maar en rust, zegt Hij tegen de
drie discipelen. Hun ogen zijn zwaar. Ze kunnen niet meer. De boze
zal ons wel moe maken. Uit onze concentratie halen. Van Jezus
afduwen. We zien het hier voor onze ogen. Het is uit het leven
gegrepen. Wij zijn geen haar beter. Maar, Gode zij dank, door Jezus
Christus. Hij moest deze weg gaan. De weg voor mij. Prijs de Heer!
Help ons in de strijd te zeggen: Niet mijn wil, maar uw wil
geschiede. Help ons Heer. Help ons Heer. We hebben zoveel
voorwaarden. We staan zo schuldig. Maar met uw kracht zullen we het
kunnen. Leg het willen en het werken in mijn hart. Glorie voor uw
Naam!
Zie je ze komen? Met stokken. En weg zijn ze. Ze laten
Hem alleen. Waar blijven nu de helden op sokken? Met hun grootspraak.
Petrus waar ben je? En al de anderen. Nu gaan jullie op de vlucht.
Bang voor je hachje. Laf. Dan moet je blijven, wat er ook gebeurt.
Here God, help me U niet te verloochenen. Help me met U te gaan. Here
help! Here vergeef!
Vreselijk. Mijn Jezus. Dat lijden
voor mijn zonden. Wat een genade. Hoe kan het toch dat ik daar toch
vaak maar een beetje over heenloop? Here vergeef! Here doe mij veel
dieper beseffen wat U voor ons gedaan hebt en doet.
Hij wordt
veroordeeld. Hij is des doods schuldig. Ze beschuldigen Hem van
godslastering. Wat, de Zoon des mensen, gezeten aan de rechterhand
van God! Wat krijgen we nou? Godslastering. Weg met Hem! Hij is des
doods schuldig. We moeten Hem alleen nog dood zien te krijgen, maar
dat zal wel lukken.
Zijt Gij de Christus, de Zoon van de
Gezegende? Ik ben het! Dus ben je des doods schuldig. Wat een
tragiek. Messias Jezus, Die in de eerste plaats voor zijn eigen volk
kwam. Wat een tragedie. Ze zijn uitverkoren. En ze maken hun eigen
Messias dood. Wat een verblinding. Wat een vervulling van profetie.
En dit is nog maar het begin. Want Gods beloften blijven
onberouwelijk. Het gaat gebeuren. Let maar op. En wat doen wij met
zijn profetie over vervolging? De angst slaat je om het hart, want
profetie blijft profetie.
29 januari [1]
14:67 |
Ook gij waart bij die Nazarener, bij Jezus! |
14:71 |
Ik ken die mens niet, over wie gij spreekt. |
14:72 |
En hij begon te wenen. |
15:1 |
…stelden… een besluit vast,… |
15:7 |
…die in het oproer een moord begaan hadden. |
15:14 |
Kruisig Hem! |
15:18 |
Wees gegroet, Gij Koning der Joden! |
15:20 |
En zij leidden Hem weg om Hem te kruisigen. |
15:21 |
…een zekere Simon van Cyrene, die van het land kwam, de vader van Alexander en Rufus. |
Wat
een nacht. Wat een nacht. Petrus is erbij. Hij ziet het allemaal. Hij
verloochent Jezus. Tot driemaal toe. En dan kraait de haan.
Zoals Jezus voorzegt had. Jezus kent het hart. Jezus weet of onze
inzet uit het hart komt. Of dat we het allemaal toch maar een beetje
op z’n beloop laten. Op het ene moment zijn we in vuur en vlam
en op het andere moment weten we van niets. Drukken we ons. De les is
dat Jezus wil dat we Hem liefhebben met geheel ons hart, met geheel
onze ziel, met geheel ons verstand en met alle krachten. Dat moeten
we ons zelf inprenten. Daar moeten we mee opstaan. Dat is het grote
gebod. Daar gaat het om. Als we dat laten zitten dan gaat het niet
goed. Dan missen we de kracht. En dan zijn we niet weerbaar als het
moet. We moeten ons opladen met Hem op de momenten dat we het niet
direct nodig hebben. We moeten ons dicht bij Hem laten onderrichten
door zijn Woord. O Here God, dank U wel voor uw Woord. Het is waar.
De verhalen zijn steeds opnieuw een bevestiging van de
werkelijkheid dat er kracht is in het Woord van U. We kunnen dan de
aanvallen die ons zo vaak uit onze balans halen, pareren. En wat
komen die vaak op. Er hoeft maar iets te gebeuren of we hebben
weer een dip. En die dippen moeten we te lijf gaan. Niet in eigen
kracht, want dan komen we niet ver, maar in de kracht van Hem die ons
oneindig liefheeft.
Daar staat Jezus. Hij is ter dood
veroordeeld. Nu spotten ze met Hem. Pilatus ziet ook geen andere weg
dan om Hem aan hen over te geven. Zelf mogen ze niemand doden. Ze
moeten naar de gehate bezetter. Die moet het doodvonnis uitspreken.
En wat ze er ook voor moeten doen, het maakt niets uit. Dood moet
Hij. Liever een oproerkraaier die een moord op zijn geweten heeft
vrijlaten dan een prediker die niets anders dan goed gedaan
heeft. Kruisig Hem! schreeuwen ze. Kruisig Hem! Weg met Hem! De dood
in. En daar gaat de stoet. Wat een tragiek. Wat een dramatiek. Het is
onvoorstelbaar. Het kruis. De zonde.
Wij hadden daar moeten
lopen. Wij hebben gezondigd. Wij hebben het laten zitten. Wij hebben
gezondigd. Maar die zonde kon alleen maar verzoend worden door
de Zoon van God. Hij had ons lief. Want alzo lief heeft God de
wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat
een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven
hebbe. Prijs de Heer!
Wat een liefde. Waar zou Nicodemus
geweest zijn? Was Hij er ook bij? Durfde Hij niets te zeggen?
Was hij bang voor zijn baantje? Hij had het toch begrepen. Maar
neen, ze nemen eenparig de beslissing. Het is beter dat één
sterft dan dat het hele volk in de problemen komt. Weg met Hem! De
stoet trekt door de straten van Jeruzalem. Kennelijk kan Jezus het
kruis zelf niet meer dragen. Simon van Cyrene wordt geprest het kruis
te dragen. Wij moeten het kruis naar voren halen. Jezus leeft. Hij
leed voor ons. Hij maakte de weg vrij. Hij is onze Verlosser. Anders
zouden wij de eeuwige dood gestorven zijn. Daar kun je God toch
eeuwig voor danken? En omdat de verzoening tot stand gekomen is,
kunnen we altijd naar Jezus komen en bij Hem schuilen. Daar word je
enthousiast van. Daar kun je de dag weer mee in. Glorie voor zijn
Naam! Here God, help mij om bij U te schuilen.
30 januari [1]
15:24 |
En zij kruisigden Hem en verdeelden zijn klederen door het lot te werpen,… |
15:25 |
Het was het derde uur, toen zij Hem kruisigden. |
15:26 |
De Koning der Joden. |
15:30 |
…red Uzelf, en kom af van het kruis! |
15:32 |
…dat wij het zien en geloven. |
15:33 |
En toen het zesde uur aangebroken was, kwam er duisternis over het gehele land tot het negende uur. |
15:34 |
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? |
15:37 |
En Jezus slaakte een luide kreet en gaf de geest. |
15:38 |
En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën van boven tot beneden. |
15:40 |
Er waren ook vrouwen, die uit de verte toeschouwden,… |
15:43 |
Jozef van Arimathea, een aanzienlijk lid van de Raad, die ook zelf het Koninkrijk Gods verwachtte;… |
15:47 |
Maria van Magdala en Maria, de moeder van Joses, zagen, waar Hij was nedergelegd. |
Het
ging allemaal heel snel. Het was pas negen uur in de morgen. Wat had
zich veel afgespeeld daar, die hele nacht en vroeg in de morgen. Ze
hadden Hem gevangen genomen. Ze hadden ’s nachts vergaderd. Ze
zonden door Hem naar Pilatus en naar Herodes. Snel, snel, opdat Hij
niet op het feest gedood wordt. Het Pascha was aanstaande. En op het
feest moesten ze geen moeilijkheden hebben.
Daar gaat de
optocht. Met het kruis. Daar gaat Jezus. Hij was geliefd bij het
volk. Hij deed al maar wonderen en tekenen. En tegen niemand had Hij
ooit iets verkeerds gedaan. Hij sprak als gezaghebbende en niet als
de schriftgeleerden. En daar lag de moeilijkheid. Ze moesten
deze nieuwlichter niet. Hij moest weg. Hij verstoorde het dogmatisch
paleis dat ze zo zorgvuldig om hen heen gebouwd hadden. Zo was het en
niet anders. De woorden van Jezus, Die de woorden van zijn Vader
sprak. Die de woorden sprak van boven. Die de goede Herder was, die
het Licht des levens was, enz. enz. Ik ben de Weg, de Waarheid, en
het Leven, wie mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen maar
het licht des levens hebben. Wat denkt Hij wel? Weg met Hem! Kruisig
Hem! En daar hangt Hij nu. Ze bespotten Hem. De Koning der Joden. Hij
kan anderen wel redden, maar Zichzelf kan Hij niet redden. Wat heb je
aan zo’n Koning. Wat vreselijk om daar te hangen met twee
moordenaars.
Het wordt drie uur donker. Van twaalf tot drie
uur ’s middags. En dan geeft Jezus de geest. Mijn God, mijn
God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Een gesprek tussen de Vader
en de Zoon. De hemel blijft potdicht. Er is alleen maar diepe
duisternis. Wat zullen de spotters geschrokken zijn. Drie uur lang,
dikke duisternis. Iedereen begreep dat het met Jezus te maken had.
Maar wat betekent het? Wat moeten we daar mee? Het is een
schrik. Maar dan blijkt dat Jezus dood is. Daar hangt Hij.
Jozef,
een voornaam man, die toch ook met zijn dood heeft ingestemd, vraagt
het lichaam van Jezus. Hij haalt het van het kruis en legt het in een
graf. Hij begint te begrijpen wat er aan de hand is. De Messias is
gestorven. De vrouwen staan van verre. Waar zijn de mannen? Waar
zijn de discipelen? Ze zien het allemaal. Ze zien ook waar ze Jezus
leggen. Jezus is weg.
Het volk kan rustig feestvieren. Niet op
het feest, riepen de leden van de Raad. En dat is gelukt. Hij is
dood. Hij is weg. Zo, dat is dan ook weer gelukt. Wel wat gemurmureer
van het volk. Maar het volk dat de wet niet kent, dat moeten we ook
krachtig leiden. Weg met Hem.
O Here, vergeef ons onze zonden.
Wat laten wij U ook vaak in de steek. Ook wij kruisigen U. O Here,
vergeef! O Here, help! O Here, dank U wel
voor Uw offer. Hoe zouden we anders kunnen leven. Dank U wel.
31 januari [1]
16:1 |
En toen de sabbat voorbij was,… |
16:2 |
En zeer vroeg op de eerste dag der week… |
16:4 |
…aanschouwden zij, dat de steen afgewenteld was;… |
16:6 |
Hij is opgewekt, Hij is hier niet;… |
16:8 |
…en vluchtten van het graf, want siddering en ontzetting hadden haar bevangen. |
16:11 |
…geloofden zij het niet. |
16:13 |
En ook die geloofden zij niet. |
16:14 |
…Hij verweet hun hun ongeloof en hardheid van hart,… |
16:15 |
Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse schepping. |
16:17 |
Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, |
16:18 |
slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken zal het hun geen schade doen; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden. |
16:19 |
…opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand Gods. |
16:20 |
Doch zij gingen heen en predikten overal, terwijl de Here medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen, die er op volgden. |
De
opstanding. Dat kan toch helemaal niet? Dat is maar een fabeltje dat
ze achteraf bedacht hebben. Dat kan helemaal niet. Het zijn de
primitieven die dat nog letterlijk geloven. Het is wel een mooie
gedachte. Je mag er best religieus mee spelen. Maar letterlijk
nemen is naïef.
Daar gaat het evangelie van de
opstanding. Wat zei Petrus ook alweer. Als we niet geloven in de
opstanding, dan geloven we ook niet in de verzoening. Dan zijn wij de
beklagenswaardigste van alle mensen. Het gaat juist om dood en
opstanding. Verzoening. Op het Pascha. Jezus gaf zijn leven als een
verzoening voor de zonden en niet alleen voor ons maar voor de
zonde van de gehele wereld.
Getuigen zijn er ook. Marcus
beschrijft ze met naam en toenaam. Vraag het maar bij ze na. Ze
hebben het zelf gezien. En we hebben Jezus Zelf weer gezien.
Heel echt. Geen sprookje. Natuurlijk deden de leiders en de soldaten
alles om het verhaal van zijn gestolen lichaam te laten geloven.
Hoe meer verwarring, hoe beter. Zo is het vandaag nog altijd.
Hoe meer verwarring, hoe beter. Maar het allerbelangrijkste is om
gewoon te lezen wat er staat. Voor God is niets te wonderlijk. Het is
de vervulling van de profetie. Hij is de lijdende Messias van
Jesaja 53. En Hij staat op in volle kracht en glorie. Hij heeft de
dood overwonnen. Halleluja! Daar krijgen we nooit genoeg van. Dat
stemt ons eeuwig dankbaar. Wij zijn daar niet toe in staat. Daarom
zond God zijn eniggeboren Zoon. Wat een genade. Wat een voorrecht om
dat te mogen geloven. Glorie voor zijn Naam! Dank U wel Here Jezus.
Dank U wel. Het is geweldig. Het is geweldig. Daar krijg je niet
genoeg van. Daar kun je je hele leven mee vullen.
De vrouwen
zien het. Zij vertellen het. Maar ze geloven het niet. Ze treuren en
ze wenen. En hoewel alles duidelijk was, dat er na drie dagen iets
zou gebeuren, denken ze daar helemaal niet aan. Zijn ze dan
alles vergeten wat Jezus gezegd heeft? Zijn ze zo door verdriet
overmand dat ze aan niets meer terugdenken? Het lijkt erop. Dan
komt Jezus Zelf en Hij is verbolgen dat zijn leerlingen de
getuigen niet geloofd hebben. Maar nu is Hij er Zelf. Ze zien Hem. Ze
staan verbijsterd. Hoe is het mogelijk?
Hij roept hen op om
dit evangelie tot aan de einden der aarde te verkondigen. Prijs de
Heer! Het is geweldig. Daarna wordt de Here Jezus opgenomen in de
hemel en Hij is gezeten aan de rechterhand van God. Geweldig! Wij
mogen doorgaan. Maar Jezus is gezeten aan de rechterhand van God en
Hij pleit voor ons. Dat is toch geweldig. Wat willen we nog meer? De
Zoon van God, Die Zelf voor ons pleit. O Here God, ontferm U over
mij. Dank U wel, dat door uw genade, ik een kind van U ben. Dat heb
ik zelf niet verdiend, maar dat is de werkelijkheid in mijn leven
geworden. En dat gun je iedereen. Genade, enkel genade. Dank U wel,
dank U wel.
Gaat heen, verkondig, doopt, dan gaan de boze
geesten op de vlucht. Dan gebeuren er wonderen. Een wonder is
niets anders dan dat door de uit genade ontvangen kracht van het
geloof de duivel loslaat en God overwint! Geloof, predik en de Here
bevestigt het!
Dit prachtige, overbekende evangelie is uit.
Het ‘terstond’ heeft vele malen geklonken. Er zit vaart
in. Grote dingen gebeuren. Hij volvoert zijn plan. Het is uitgekomen,
zoals de profeten voorzegd hadden en zoals de Here Jezus gepredikt
heeft. En zo zal het blijven uitkomen, tot Hij wederkomt. Grote
dingen gaan gebeuren. Het is gek. We zijn er bij en we zijn erover
verblijd. Help ons onze ogen te openen en open te houden. Glorie voor
zijn Naam!