Lucas 1:1-25

22 december [1]

1:13

en gij zult hem de naam Johannes geven.

1:15

Want hij zal groot zijn voor de HERE en wijn en sterke drank zal hij niet drinken en met de heilige Geest zal hij vervuld worden, reeds van de schoot zijner moeder aan, en velen der kinderen Israëls zal hij bekeren tot de Here, hun God.

1:19

Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth,…Ik ben Gabriël, die voor Gods aangezicht sta,…

Waarom moest Johannes Johannes genoemd worden? Het had toch profetisch Elia moeten zijn? En waarom dan niet Zacharias? Hebben we een antwoord op deze vraag? Ik niet. Of is het dat God Zijn Eigen weg trok. Weg van de traditie van de mensen. Want anders zouden ze toch weer van alles doen om het won­der naar zich toe te trekken. Kijk maar eens naar het geslachtsregister van Jezus. Daar komt heel wat ongeregelds in voor. En het blijft ongeregeld. Want wat moeten we met een oude Zacharias en een stokoude Elisabeth? Daar kan toch geen kind meer uit geboren worden? Het lijkt wel een herhaling van Sara. En dat is ook zo. Het is ook een wonder. De schande wordt teniet gedaan. Daar moet Gabriël ook wel aan te pas komen. Gods grote engel, die legers doet terugdeinzen. De engel die de hemelse heerscharen aanvoert in de strijd tegen de duivel. Daar wordt een gevecht geleverd op leven en dood. De duivel probeert de boel kapot te maken. De mensen in zijn greep te krijgen. Daar is hij vandaag aan de dag met grote kracht mee bezig. De hemel moet er aan te pas komen om baan te breken voor het heil. Het is een licht in een duistere wereld. Kracht moet er zijn.

Lucas 1:15: Johannes is met de Heilige Geest vervuld van de moederschoot aan. Wat een zegen. Wat een kracht. Dat was ook het geval met Jeremia. Dat was ook het geval met Paulus. Dat is het geval met Johannes.

Hoe durven we dan ook nog maar een moment te denken om ongeboren kinderen onder het hart van hun moeder weg te roven? Dat kan toch helemaal niet? Hij is onze Formeerder. Hij is de Formeerder van Zijn volk Israël.

Lucas 1:26-56

23 december [1]

1:27

genaamd Jozef, uit het huis van David,…

1:32

en de HERE God zal Hem de troon van zijn vader David geven,

1:33

en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen.

1:34

Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?

1:35

De Heilige Geest zal over u komen…

1:37

Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.

1:41

geschiedde het, dat het kind opsprong in haar schoot, en Elisabeth werd vervuld met de Heilige Geest.

1:44

Want zie toen het geluid van uw groet in mijn oren klonk, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.

1:48

Want zie, van nu aan zullen mij zalig prijzen alle geslachten,

1:49

omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige.

1:55

voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid.

Het gaat om de vervulling van de profetie. Het gaat om de troon van David. Zijn koningschap zal geen einde nemen. Het verbond met Abraham is een eeuwig verbond. Er is geen enkele gedachte dat de beloften zouden overgaan op de kerk. Er is hier een doorlopende profetie. De beloften ten aanzien van de komst van de Messias zijn letterlijk vervuld en de beloften ten aanzien van de wederkomst worden ook letterlijk vervuld. De bijbel staat er vol van. Er is eenheid in de Schrift. We moeten dus de beloften weer de beloften laten. Zijn koninkrijk is van eeuwigheid.

We lezen zo duidelijk: ‘…en zijn koningschap zal geen einde nemen.’ Het staat er op vele plaatsen. De hele Schrift is ervan vervuld. Waarom hebben we dat toch vergeestelijkt? Het is verschrikkelijk.

Een geweldig gedenken met de kerst. Weg met de zoetige Jezus. Weg met alle franje. Jezus kwam in een barbaarse wereld. God trok een lijn. Tot zover en niet verder. Niemand was er op voorbereid. Maria en Jozef moesten er met de haren bijgesleept worden. Wie dacht er in Nazareth nog aan de mogelijkheid dat uit Jozef het koningschap van David zou worden hersteld? Hij was maar een eenvoudige timmerman uit het achterlijke Nazareth. En Maria, wat een schande. In verwachting. Ze gaat dan ook meteen naar Elisabeth. Het is alsof de engel haar daar naar toe stuurt. Elisabeth in verwachting. Dat kan toch helemaal niet? Zo’n oude vrouw? En dan dat aandoenlijke tafereel. Het kind springt op in de schoot van zijn moeder. Ja, Johannes is al met de Heilige Geest vervuld vanaf zijn moederschoot. De profetie wordt vervuld. Wie durft er dan nog aan abortus denken? Dat kan toch niet meer in je opkomen? Dat kan helemaal niet. Het is verschrikkelijk.

En wat een lofzang van Maria. Het is een feest. Zie Hanna en Samuël. De HERE God kijkt naar hen die een lage staat hebben. Het was met Hanna zo. Het is met Maria zo. Het is met een ieder die het van God verwacht zo.

Voor Hem was geen plaats in de herberg.

Maar bij Hem is altijd plaats.

Hij roept en schuift op, om plaats te geven.

Hij bereidde plaats voor ons.

Lucas 1:57-80

24 december [1]

1:67

En zijn vader Zacharias werd vervuld met de heilige Geest en profeteerde…

1:72

en zijn heilige verbond te gedenken,

1:73

de eed, die Hij zwoer aan Abraham, onze vader,…

De lofzang van Zacharias is een profetisch getuigenis. Hij dankt God. Hij is onder de indruk van wat hem is overkomen. Hij profeteert nu ook. Het is waar en waarachtig. God houdt Zijn verbond. Hij zal het ook eerst wel anders gezien hebben. Hij zal ook wel gedacht hebben aan een Messias met een glorieuze intocht, die de gehate Romeinen uit het land zou verdrijven. Die weer met pracht en praal op de troon van zijn vader David zou zitten. Dat was toch ook geprofeteerd? Die over de volken zou heersen in plaats dat zij overheerst werden. Het is heel anders gegaan. Er zal veel over gesproken zijn in dat dorpje in het bergland van Judea. Wat doet God? Johannes is geboren, maar Zacharias weet dat ook de Messias zeer snel geboren zal worden. Maria is al op bezoek geweest. Wat een heilig tafereel. Wat weer een eigen manier waarop God het heil aankondigt. Als wij het zouden moeten doen dan zouden we het wel een beetje geordender doen. Dit kan toch allemaal niet? Wat speelt zich daar toch af?

Geen wonder dat de mensen er niets van snapten. Ze waren in opperste ver­bazing. En de meeste mensen wisten er helemaal niets van af. Zij hoorden de geestelijke leiders nog aankondigen dat er een glorieuze Messias zou komen. Daarom hadden de Romeinen ook vlak bij het tempelplein dat sterke fort de burcht Antonio gebouwd. Ze konden zo de hele boel in de gaten houden, mocht er een of andere Messias tot opstand oproepen.

We mogen vandaag deze Messias opnieuw verwachten. Daarom is het zo belangrijk dat we de profeten lezen. We hebben een geweldige breuklijn gemaakt in de bijbel. Het oude testament en het nieuwe testament. Het oude is voorbij. Het nieuwe is gekomen. En dat is Jezus. En de beloften zijn overge­gaan op de volgelingen van Messias Jezus. Voor de Joden en het land geen aparte beloften meer. De Joden moeten zich maar bekeren tot de kerk.

Dat is ook zo. We moeten ons allemaal bekeren. Er is maar één weg. En dat is Jezus. Voor Joden en Grieken. Maar Gods beloften blijven eeuwig trouw. ‘Zacharias, je hebt gelijk!’

Lucas 2:1-20

25 december [1]

2:4

omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,…

2:11

U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David.

Het is niet toevallig dat Augustus een volkstelling hield. Daar zullen ze blij mee zijn geweest. Ze moesten allemaal naar hun stad van afkomst. Dus in Bethlehem moesten allen die van het huis van David waren, samenkomen. Zich laten inschrijven in het register van de volgelingen van David. De bezet­ter telt zijn onderdanen. Weer zo’n gehate maatregel van de bezetter. Waar zou trouwens dat register gebleven zijn? Zal het nog ergens zijn? En dan zul je daar ook de naam van Jozef en Maria vinden en hun kindje Jezus. Die was per slot van rekening ook van het geslacht van David. Toevallig. Wist de keizer veel, dat hij zo in het heilsplan van God paste. En daar staat de bijbel vol van. De wereldheersers worden gebruikt zonder dat ze het weten in Gods grote plan met de geschiedenis. Het is een wonder. En het komt met kracht. Het kind wordt geboren. Jozef en Maria weten het. Het is de Messias. Maar moet dat nu in een kribbe? Zouden ze er al weet van hebben dat ze het hebben over een lijdende Messias, zoals in de profeten staat? Zouden ze de profeten gele­zen hebben? Of hoorden ze ook niet meer dan hen elke sabbat in de synagoge werd voorgelezen. Waarschijnlijk wel.

En dan komen de engelen. De hemel moet er aan te pas komen. Gabriël stuurt het hemelse koor. De mensen moeten het weten. De herders, het uitschot mid­den in de nacht eerst. ‘U is geboren de Messias. In de stad Davids.’ Ja, dat wisten ze wel. De Messias komt uit het geslacht van David. Maar dat dit nu zou zijn, daar keken ze toch van op. Het zou toch heel anders gaan? Met pracht en praal. En nu moeten ze in een stal zoeken. Ze gaan op zoek en vin­den het. En dan gaan ze weer weg en vertellen iedereen wat ze meegemaakt hebben. Zouden de mensen er veel van geloofd hebben? Het waren toch niet de betrouwbaarste mensen uit de buurt. Het zal wel een beetje meevallen. Niemand kan het controleren. We gaan maar weer over tot de orde van de dag. Maar zij blijven het geloven. Ze hebben het zelf gezien. Wat een heil voor de volken. Laten we het van de daken roepen. Profetie, werd, wordt en zal worden vervuld. God zij de eer!

Lucas 2:21-52

26 december [1]

2:25

en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op Hem.

2:26

En hem was door de Heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had.

2:29

Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord,

2:30

want mijn ogen hebben uw heil gezien,

2:31

dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:

2:32

licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.

2:37

en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag.

2:51

En zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart.

Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. O Here God. Help mij. Vergeef mij. Ik kom zo onder de indruk van Uw liefde voor deze wereld. Wat hebben wij ervan gemaakt? O Here, vergeef! We heb­ben Uw Zoon beroofd van Zijn Eigen profetie. Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor Uw volk Israël. We willen het wel hebben over het licht der volkeren, maar we kappen de heerlijkheid er voor Uw volk Israël af. Hoe kunnen we ooit bestaan? We staan schuldig. Wij hebben de heleboel vergeestelijkt. En dat terwijl U Zelf en Uw knechten en Uw profeten niets anders gedaan hebben dan te verwijzen dat Uw komst bedoeld is tot heil voor de volkeren en de heerlijkheid voor Uw volk Israël. Hoe hebben we het kunnen bedenken?

Het is kerstfeest. Maar voor de Joden is het een vreselijke gedenkdag. Als zij aan het kruis denken dan denken ze aan het zwaard. In Uw naam hebben we hen door de eeuwen heen vermoord. Vermoord, vermoord. Tot aan vandaag toe. Wat een holocausten. En ook nu nog moeten ze zich zelf met hand en tand verdedigen want anders worden ze door de omringende volkeren in de pan gehakt. We staan ze tegen. Wij als Nederland steunen de Palestijnen. De Euro­pese Unie is tegen Israël. Er heerst een fel antisemitisme. Het laait zo overal maar weer op. Wat hebben we een schuld op ons geladen. En ook vandaag aan de dag zijn de heren theologen nog steeds antisemitisch. Want als je vertelt dat de kerk geestelijk Israël is en je voorbijgaat aan de eeuwigdurende beloften voor land en volk van Israël, dan ben je antisemiet. Dan ben tegen de Joden.

Wat moet een Jood met zo’n verhaal? Hij leest toch ook zijn profetieën en leest over de eeuwigdurende beloften voor hem en zijn land. En komt dan een aantal valse exegeten tegen die beweren dat de beloften voor zijn land en volk niet meer gelden. Dat is toch je reinste volkerenmoord. Je ontneemt een Jood op grond van de profetie van de Messias zijn rechten op zijn eigen profetie. Zo kan toch nooit een Jood tot Jezus komen. Het moet wel een godswonder zijn dat een Jood tot bekering komt.

En wij maar een beetje blijven marchanderen. Een beetje voorzichtig doen. Want je zou eens een paar dwaallichten tegen de schenen kunnen schoppen. Want als je zwijgt ben je schuldig aan de valse leringen. Ontmaskeren en aan de kaak stellen. Ik loop daar wel steeds tegenaan, maar ontmasker ik ook echt? Of gaat het toch enigszins langs me heen?

Ik weet zeker dat het Da Costa Convent is opgericht om deze valse leugens te ontmaskeren. Het is een geestelijke aanval dat we er steeds zo voorzichtig mee bezig zijn. Het zakt ook steeds weer in de benen. We moeten het een actiemid­del maken. We moeten er de boer mee op. We moeten er niet maar een praat­groepje van maken. Maar we moeten het van de daken schreeuwen. Het is reformatietijd. Weg met de leugen! Kom op voor de waarheid! Het is de hoogste tijd! Dat moeten we met verve roepen.

Hoe kunnen we staande blijven in de ethische strijd als we er een valse leer op na houden. De profetie spreekt over de afval in de tijd. De grote eindstrijd. We houden dan alleen scherp licht als we profetisch in de juiste richting kijken. Profetie is vervulling van wat geschreven staat. Dat geeft alleen een scherpe boodschap. Dat geeft alleen een scherpe oproep tot bekering. Want de tijd is vervuld. Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Gelooft het evangelie. Markus 1. Weg met de zoetsappige Jezus die van zijn profetie beroofd is. Het heeft nu lang genoeg geduurd. Voor Israël en de volkeren. Hij komt: Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor Uw volk Israël. De profeten spreken. Prijs de Heer!

Lucas 3:1-20

16 oktober [2]

3:2

kwam het woord des Gods tot Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn.

3:3

En hij kwam in de gehele Jordaanstreek en predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden,

3:4

gelijk geschreven staat in het boek der woorden van de profeet Jesaja: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des HEREN, maakt recht zijn paden.

3:5

Alle kloof zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal geslecht worden, en de krommingen zullen recht en de oneffen wegen vlak worden,

3:6

en alle vlees zal het heil Gods zien.

3:7

Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan?

3:8

Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken.

3:9

Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen.

3:10

En de scharen vroegen hem, zeggende:

3:11

Wat moeten wij dan doen? Hij antwoordde en zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo.

3:13

Meester, wat moeten wij doen? Hij zeide tot hen: Vordert niet meer dan u voorgeschreven is.

3:14

Plundert niemand uit en perst niets af, en weest tevreden met uw soldij.

3:15

of hij misschien de Christus was,

3:16

Ik doop u met water, doch Hij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur.

3:17

De wan is in zijn hand om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur.

3:18

Met nog vele andere vermaningen bracht hij aan het volk het evangelie.

3:19

en om alle wandaden, die Herodes bedreven had,…

3:20

dat hij Johannes in de gevangenis sloot.

Johannes groeide op. De HERE sprak tot hem. En hij ging prediken in de Jordaanstreek. En het volk liep naar hem uit. Hij predikte de doop der beke­ring tot vergeving der zonden. Maar waarom moesten ze zich dan van beke­ren? Wat hadden ze dan verkeerd gedaan? Zij waren toch het nageslacht van Abraham? Zij hadden Abraham toch tot vader? En daar gingen ze prat op. Wat wil deze Jordaan-prediker dan? Hij predikt als de heraut. Hij zegt ook dat hij de wegbereider is. Volgens de profeet Jesaja. Bereid de weg des HEREN. De aankondiging van de Messias. Maakt recht de paden. En alle vlees zal het heil Gods zien. Het heil komt dus. En daar roept Johannes van. Het is de aankondi­ging van de Messias. Dat heeft ook iedereen in de gaten. Want er heerste een sterke Messias-verwachting. Want de Romeinen waren in het land. Er waren viervorsten en stadhouders in het land. Er was een bezetter. En als de Joden ergens een hekel aan hadden dan was het aan een bezetter. Hoe konden ze nu bezet zijn door heidense volken terwijl God hun Vader is. Dat staat toch haaks op elkaar? Dus ze hadden een diepe haat en verzet tegen de Romeinen. En dat wisten de Romeinen maar al te goed. En ook koning Herodus, de afstamme­ling van Edom. Stel je voor een afstammeling van Edom die over de Joden regeerde. Dat was toch verschrikkelijk. Zo speelden de Romeinen de vijanden tegen elkaar uit.

Maar Johannes doorziet hun denken en roept: Adderengebroed. Nou, nou, Johannes. Kan dat niet een beetje minder? Dat zeg je toch niet? Dat is toch wel een erg scheldwoord. Adders zijn toch giftige slangen en nu noem je hen adderengebroed. Giftige geboortes verwekkers. Daar word je toch kwaad om? Dat neem je toch zomaar niet van zo’n nieuwlichter? Want Johannes doorzag wat ze dachten: Wij hebben Abraham tot vader, in hun hoogmoed, dat het met hen wel goed zat en ze geen verlossing nodig hadden. Als God wil kan Hij uit deze stenen, kinderen van Abraham verwekken. Het gaat niet om de afstam­ming, het gaat om waar je hart jegens God zit en zo is het ook als nageslacht van Abraham. Want pas op mens. De bijl ligt reeds aan de wortel van de boom. Je kunt wel een machtig bouwwerk opbouwen en denken dat alles onder controle is, maar de bijl velt de boom. En heb je geen goede vruchten voortgebracht, dan ga je eraan en word je als afval in het vuur geworpen. Aan de vruchten kent men de boom. Het gaat om de vruchten van de bekering. Het gaat niet om de afstamming. Het gaat erom wat je als afstammeling van Abra­ham van God ermee doet. Wat moeten we dan doen? roepen de mensen. Het antwoord is ontwapenend: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo. Zo, dat is duidelijk taal. Wat doen wij ermee? We hebben toch immers alles dubbel en dwars? Het puilt toch uit? We weten van gekkigheid niet wat we ermee moeten doen. Weggeven? Ja, weggeven. Aan wie geen klederen heeft om aan te trekken. De wereld zit er vol van. Daar moeten we aan werken. Daar moeten we radicaal mee beginnen. Met onze overvloed kunnen we de hele wereld kleden. Zonder dat we er zelf een haar minder van worden. Neen, omgekeerd. We worden er alleen maar beter van. Want aan het doen van wat God zegt, is zegen verbon­den. Daar kun je de klok op gelijk zetten. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk toch. En over eten gesproken. We worden almaar dikker. We hebben vadsige buiken, want we kunnen het niet op. Het is verschrikkelijk. Wat moeten we doen? Heel eenvoudig. Geven en de arme voeden. Wat zegt Jezus ook weer in het laatste oordeel. ‘Wat je voor de minste van Mij gedaan hebt heb je voor Mij gedaan.’ Daar is zegen en het eeuwige leven aan verbonden. Dat is niet met een kruimel de arme van je bord houden. Dat is economie van de bovenste plank. Daar pleeg je revolutie mee. Daar kun je mee verder. Heerlijk. Wat een zegen. Wat een liefde. Wat ook een schijnheiligheid en een arrogantie. Wij schepen de naaste met een fooi af. We denken dat we met gebruikte kleren en een klein bedrag in de collecte de boel al afkopen. Maar niets is minder waar. Het is verschrikkelijk. Het lijkt nergens op. Het is verschrikkelijk. Wat moeten we doen?

Dan komen de tollenaars. Ook heel simpel. Zij moeten niet meer nemen dan hen voorgeschreven is. Dat betekent dat het kennelijk de praktijk was dat ze veel meer namen. Stoppen met die zwendel en fraude. Weg met alle fraude en zwendel. Niet alleen bij tollenaars maar bij alle mensen. Stoppen!

En dan komen de soldaten. Jongens, niets afpersen, niet dwingen, gewoon je werk doen en tevreden zijn met je soldij. Dat geldt niet alleen voor soldaten, maar dat geldt voor ons allemaal. Kortom, doe wat je gevraagd wordt, wat je afgesproken hebt. Houd rekening met de ander. Laat de liefde overvloedig zijn. En de liefde doet de naaste geen kwaad. Dat is radicale prediking. Dat is hulp in liefde. Afrekenen met het adderengebroed-gedrag en radicaal de liefde van Jezus prediken. Heerlijk om daar mee bezig te zijn. Daar word je blij van. Dan zie je het weer zitten. Dan ga je er tegenaan. We moeten ons laten dopen in de afwassende liefde van Jezus. Dan worden we rein en zien we de dingen scherp. Dan gaat het goed. Heerlijk toch. Wat een geweldige toekomst. Wat een vrede. Heerlijk. Dank u HEER!

Wat een roeping daar aan de Jordaan. Wat een evangelie. Wat moesten ze ermee! Zou deze Johannes dan toch de Messias zijn? Stel je voor dat hij het is. Dan zal hij de Romeinen uit het land jagen. Want daar hoopten ze op. Ze wisten zeker dat als de Messias kwam, Hij dan als eerste de Romeinen zou verjagen. Want het kan toch niet zo zijn dat er een Messias zou zijn die de Romeinen hun gang liet gaan. Dus er was altijd spanning of de Messias op het grote feest geboren zou worden. Dat wisten de Romeinen ook en ze hielden de boel scherp in de gaten. Altijd klaar om de eerste de beste opstand met geweld neer te drukken. Maar Johannes geeft het duidelijke antwoord. Hij doopt met water, maar Jezus de Messias zal dopen met de Heilige Geest en met vuur. Dat is kracht. Dat is vernieuwende kracht. Dat is reinigende kracht. Al het vuile gaat eraf. Want God heeft Zijn Zoon naar de aarde gestuurd, opdat een ieder die in Hem gelooft eeuwig leven hebbe. Heerlijk! Hij is sterker dan wie ook. Hij is hoog verheven. Hij is heilig. Denk er niet te gering over. Doe niet alsof je met Hem kunt omgaan alsof je Zijns gelijke bent. Hij is Heiland.

Hij heeft de wan in Zijn hand. Denk niet dat je als kaf kunt blijven doorsukke­len. De kantjes er af lopen. De boel de boel kunt laten; Gods water over Gods akker kunt laten lopen. Want Hij schudt en jij verdwijnt als kaf voor de zon. Want Hij wil het zuivere graan in de schuur bijeen brengen. En het kaf wordt met vuur verbrand. Dat was duidelijke taal. Ze kenden het beeld in hun agrari­sche samenleving. Er is geen pardon voor dubbelspelers, voor schijnheiligen, voor adderengebroed. Want je kunt wel zeggen dat je bekeerd bent maar beantwoorden je daden aan je bekering? Aan de vruchten kent men de boom. Ja, en dan ga je te ver, Johannes. Je kunt wel alles aan de kaak stellen, maar je moet niet vergeten dat je niet alles kunt zeggen. Had je maar niet tegen Herodes moeten preken. Natuurlijk mag hij niet met de vrouw van zijn broer naar bed. Maar als je het aan de kaak stelt en alle andere wandaden, dan krijg je gedonder. Dan word je gevangen genomen. Dan ga je de bak in. Dan is het gebeurd. En zo is het gegaan. En we weten uit de andere evangeliën wat er gebeurd is. Radicale prediking roept weerstand op. Dan krijg je problemen. Maar is er een andere weg? Het moet gebeuren. De woorden van God schiften ook de overleggingen des harten. Er is geen andere weg. We moeten het Woord van God, we moeten de HERE God serieus nemen. Hij laat niet met zich spotten. Hij heeft de wan in de hand, de bijl ligt aan de wortel van de boom. Hij is gekomen en Hij zal komen om de aarde te richten naar recht en gerechtigheid. Laten we ons haasten om dat te doen dat beantwoordt aan onze bekering. Niet als een vrome smoes maar met het hart. Heerlijk zo weer bij de les getrokken te zijn. Als je meteen begint dan is er een wereldwijde revolutie begonnen die iedereen in de kleren zet en in een klap een einde maakt aan de armoede. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 3:21-38

17 oktober [2]

3:21

dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende,

3:22

en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen.

3:23

een zoon, naar men meende, van Jozef,

3:24

de zoon van Eli, de zoon van Matthat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Jozef,

3:25

de zoon van Mattathias, de zoon van Amos, de zoon van Nahum, de zoon van Esli, de zoon van Naggai

3:26

de zoon van Maäth, de zoon van Mattathias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josech, de zoon van Joda,

3:27

de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubabel, de zoon van Seálthiël, de zoon van Neri,

3:28

de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er,

3:29

de zoon van Josua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Maththat, de zoon van Levi, de zoon van Simeon,

3:30

de zoon van Juda, de zoon van Jozef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim, de zoon van Melea,

3:31

de zoon van Menna, de zoon van Mattatha, de zoon van Nathan, de zoon van David,

3:32

de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Salma, de zoon van Nahasson,

3:33

de zoon van Aminadab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Hesron, de zoon van Perez, de zoon van Juda,

3:34

de zoon van Jakob, de zoon van Izak, de zoon van Abraham, de zoon van Thera, de zoon van Nahor,

3:35

de zoon van Seruch, de zoon van Rehu, de zoon van Peleg, de zoon van Heber, de zoon van Sala,

3:36

de zoon van Kainan, de zoon van Arpachsad, de zoon van Sem, de zoon van Noach,

3:37

de zoon van Lamech, de zoon van Mathusalem, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalaleël, de zoon van Kenan,

3:38

de zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam, de zoon van God.

Wat een lijst. En uiteindelijk van Adam, de zoon van God. Wij nu zijn gescha­pen naar het beeld van God. Jezus, de Messias is de Zoon van God. Abraham is de zoon van God. Wij worden zonen Gods genoemd. Wij zijn geschapen uit God. Wat een wonder. Wat een hoog- verheven goddelijkheid. Wat een opge­trokken zon in de hemelse gewesten. Wat een grootsheid van de Heilige God. Dat Hij ons uitverkoren heeft voor de grondlegging der wereld om zonen Gods genoemd te worden. Wij die geboren zijn uit Hem. Wij zijn Zijn schep­selen. De hele wereld is in Hem geboren. We denken veel te klein van de Heilige God. Hij is de Schepper van hemel en aarde. Hij wil dat het goed gaat met de mensen. Hij heeft alles volmaakt gemaakt. Hoe kan het ook anders. Hij is volmaakt. En dan zien we de boze in de wereld komen. Dat is zo duidelijk. Dat is de waarheid. We worden geboren om eeuwig met Hem te leven. Dat is de bedoeling en dan zien we de schepping in zonde gevallen. De schepping zucht in al haar leden, wachtend op de openbaarmaking van de zonen Gods. Romeinen 8:19. Dat is duidelijk. Het moet anders zijn. Zoals het nu is is de werkelijkheid niet. Zo is het niet bedoeld. God wil dat alle mensen gelukkig zijn. De mens is van Hem afgevallen. De boze probeert ook in Hem binnen te dringen en woning te maken in Zijn ziel. Dat is de werkelijkheid. Dat zien we elke dag. Ook in ons eigen leven. Want we weten en voelen en ervaren maar al te goed dat de slechte kant in ons leven telkens weer opspeelt. Dat kan ver­schrikkelijk tekeergaan. En ik denk, nog wel het meeste in ons denken. Het is net of achter onze façade de boze steeds te keer gaat om bezit te nemen van ons denken. Je bent zo van het goede pad af. Het is oorlog in ons hoofd. En soms komt het naar buiten. Of nogal vaak. En nog vaker zien we kans om het vroom te verbergen, maar ondertussen de meest zondige en gemene gedachten te hebben. Vreselijk!

God hecht aan de geslachten. God hecht aan de geschiedenis. God vindt belangrijk om vanuit de geslachten de nieuwe geslachten toe te voegen. God hecht aan het geslachtsregister van Messias Jezus. Hij is geboren uit God. Uit Adam, uit het begin. En Hij was van eeuwigheid tot eeuwigheid. Zoals wij er van eeuwigheid tot eeuwigheid geweest zijn. Want de schepping is van eeu­wigheid tot eeuwigheid. Het is de grondslag van alles. Hij sprak en het was er. We hebben er geen voorstellingsvermogen van. Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten. Hij is veel meer dan we kunnen bidden of beseffen. Wat een zegen.Wat een grootsheid om daar deel van te zijn. Dat kan toch niet meer stuk. Dank U wel HERE Jezus! Dank U wel voor al Uw liefde en grootheid en genade. En alles meer. Vol van geduld, vol van genade, groot van liefde, barmhartig, enz., enz., enz. Want God weet hoe krachtig Zijn tegenstander, de duivel, is. Die gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan ver­slinden. Kijk maar om je heen. Zie de berichten op de tv. Wat een ellende, wereldwijd. Je wordt er toch ziek van. En je zult maar in zo’n gebied wonen. Het is vreselijk. Het lijkt wel of dat het normale is. HERE God dank U wel dat U Uw Zoon gegeven hebt om de zonde van de wereld te verzoenen. We kun­nen het ook helemaal zelf niet. Dat lukt ons nooit. Wat denken we wel dat we een el kunnen toevoegen aan onze verlossing. Niets. Het is enkel genade. Want het is het kruis, de verzoening die de weg baant. U baant de weg. U daalt in ons neder. En dat is zo’n grote grootheid, dat we alleen maar in aan­bidding en verbazing ontdekken hoe groot uw liefde en genade is. We buigen onze knieën en zijn dankbaar en vol ontzag over zoveel liefde en genade. O HERE God, dank U wel.

Wat een zegen het te mogen zien. U werkt het willen en het werken. Hoe kan het ook anders? Van ons zelf komen we nog geen stap vooruit. En dan willen we ook beantwoorden aan de dankbaarheid die ons hart vervult. En dan toch is het: als ik het goede wil doen, dan is het kwade mij nabij. Als zelfs een apostel Paulus dit schrijft, wat willen wij dan? En het is een waarheid die we elk mo­ment van ons leven ervaren. Het is waar. Het is waar. Het is zo. O HERE God help ons! O, HERE God. Als U ons niet vasthield dan waren we allang omge­komen. Vergeef ons HERE God. Kom ons ongeloof te hulp. Red ons! Onferm U over ons! Wij staan schuldig. Wij hebben gezondigd. Maar U wilt ons red­den. Dank U HERE. Wat een geslachtsregister. U hecht eraan. Wat een won­deren in dat register. Kinderen die geboren worden terwijl het niet meer kon. Kinderen uit een hoer. Kinderen uit een verkeerde verhouding. Kinderen uit een vreemde situatie. Kinderen uit de enkele mens die U gered hebt in de zondvloed. U volvoert Uw plan, dwars door een weerbarstig en zondig volk heen. De Koningszoon werd geboren. Voor het heil van de wereld. Messias Jezus is uit de Joden maar Hij kwam voor heel de wereld. U volvoert Uw plan. Hij zit op de troon van Zijn vader David aan de rechterhand van God. U maakt Uw weg af. De vijand is verslagen aan het kruis van Golgotha. U vestigt Uw rijk van recht en gerechtigheid. Het zal weer worden zoals het was. De weder­oprichting van alle dingen. Heerlijk! Daar word je blij van. Daar wil je ook bij horen. Glorie voor Zijn Naam! Dank U HEER: Uw genade is ons genoeg. Lees het, lees het. Het daalt in je neer.

O ja, daar moeten we het ook nog even over hebben. Die is evolutietheorie, slaat nergens op. Kan helemaal niet. Zie hier het geslachtsregister. Zoek het maar uit. Het klopt. Deze geschiedenis ìs geschiedenis. En dan komt er een nieuwlichter die er niets mee te maken wil hebben en die zal eens even dit hele verhaal omverkegelen. Slaat nergens op. Het is te gek. We moeten er de vloer mee aanvegen. Hoe meer we vorsen in de geschiedenis van de mens, hoe meer we zien dat het geschapen moet zijn. Het kan toch nooit uit chaos ont­staan zijn? Dat slaat toch nergens op. En wij maar vasthouden aan die onzin. Want we moeten vooral niet uitkomen bij de constatering dat er wel eens een hand achter deze wereld kan zijn die het allemaal geordend heeft. Neen, want we hebben afgerekend met een scheppende God.Want we willen alles zelf in onze hand houden. Nou, we kunnen nog niet eens een dag in onze hand hou­den. Laat staan een hele schepping. Wat een arrogantie. Zoiets kan ik ook wel bedenken. De stelling dat de aarde is geschapen uit een big bang is zo naïef, zo kinderlijk, of eigenlijk, nog minder dan kinderlijk. Want de eerste vraag van een kind die zijn lego omkegelt is waarom het chaos wordt. Wat een heerlijke constatering, dat de beste wetenschap de wetenschap van God is. De vreze des HEREN is immers het begin van alle wetenschap. Glorie voor Zijn Naam! We moeten die hele revolutietheorie, maar weer eens goed omverkegelen.

Lucas 4:1-13

18 oktober [2]

4:1

Jezus nu, vol van de heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woestijn,

4:2

waar Hij veertig dagen verzocht werd door de duivel. En Hij at niets in die dagen en toen zij voorbij waren, kreeg Hij honger.

4:3

En de duivel zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan tot deze steen, dat hij brood worde.

4:4

En Jezus antwoordde hem: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven.

4:5

En hij voerde Hem op een hoogte en toonde Hem al de koninkrijken der wereld in een ogenblik tijds.

4:6

En de duivel zeide tot Hem: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil.

4:7

Indien Gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van U zijn.

4:8

En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen.

4:9

En hij leidde Hem naar Jeruzalem en stelde Hem op de rand van het dak des tempels en hij zeide tot Hem: Indien Gij Gods zoon zijt, werp Uzelf dan van hier naar beneden,

4:10

want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u om u te behoeden,

4:11

en: Op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot.

4:12

En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken.

4:13

En toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd.

Wat een geweldige tijd bij de Jordaan. Een stem uit de hemel kwam en zei: ‘Deze is mijn geliefde Zoon in Wie Ik een welbehagen heb’. Dat is hemelse taal. Dat is Gods openbaring voor de mensen. De Messias is gekomen. Het is Gods Zoon. Het is waar. De Verlosser der wereld. Gods geliefde Zoon. Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga maar eeuwige leven hebbe. Dat is God Die Zijn Zoon, Die Hij zo lief had gezonden had. Zo lief had God de wereld. Dat is toch de ultieme liefde. Hoe kun je je geliefde zoon zenden omdat je de wereld lief hebt? Zo lief had hij de mensen. Dat lijkt in tegenspraak. Dat kan toch niet? Je kunt toch je geliefde zoon niet geven? Dat is toch tegen de liefde in? Maar is er groter liefde dan Hij Die Zijn leven inzet voor Zijn schapen? Hij is de goede Herder. Het doet denken aan Abraham. Nu had hij uiteindelijk een zoon op zijn hoge ouderdom. Dat kon eigenlijk al helemaal niet. Maar God gaf hem dit enigst kind. En nu moest hij hem offe­ren; dat is toch een onmogelijke opdracht. Dat gaat toch tegen alles in? Maar heb je God onvoorwaardelijk lief dat je zelfs dat wat je het allerliefste is wilt geven? Wat zal er door Abrahams hoofd gegaan zijn? Hij had toch de belofte gekregen van een geslacht van volkeren van een Messias? Maar hij dacht: God kan Zichzelf wel van een offer voorzien. Dat was dan uiteindelijk de Zoon van God zelf geworden. Er was geen enkele menselijke mogelijkheid om de tegen­stander van God te overwinnen dan dat God Zelf Zijn Zoon gaf om te lijden en te sterven; de zonden van de wereld te verzoenen. Dat was de ultieme lief­de. De onvoorwaardelijke liefde voor de mens. En nu komt meteen de duivel. Jezus trekt zich terug in de woestijn om te bidden en te vasten. Om met Zijn Vader te zijn. Het is ook een grote onmogelijke opdracht. Dan heb je wel Gods nabijheid en zegen en bescherming nodig. Want de boze zal alles doen om je uit de concentratie met God te halen. Je moet oppassen en heel dicht bij God leven want anders gaat het geheid mis.

Het is gevaarlijk om maar een beetje los van God te leven. Dan laat je in je denken en je voelen en je doen en laten zomaar de boze met z’n boze gedach­ten en praktijken toe. Dan komt het er allemaal niet zo op aan. God heeft wel gesproken, en dat weet je ook wel, maar het valt allemaal wel een beetje mee. God kan ik altijd nog te hulp roepen als het een beetje te gortig wordt. Maar zo is het niet. God wil gediend worden met heel je wezen. Hij heeft je geschapen en Hij wil je helemaal hebben. Wij zijn naar Zijn beeld geschapen, dan heeft Hij er ook recht op dat je geheel naar Hem leeft. En doe je dat niet, dan wordt het liegen en morren en stelen. En zijn de geweldenaars de baas? Dan komt Gods oordeel in de vorm van de zondvloed en bleven er maar acht over. Maar nu het laatste oordeel. Neen. Niet door water, dat is beloofd, maar door vuur. En dan zal het oordeel er zijn en dan zal de nieuwe hemel en de nieuwe aarde komen. Daar wil je toch ook bij horen? Je kunt je beter haasten om je op God te richten. Pas op, want Gods dag is dichtbij. Dan is het te laat. Dus schiet op!

De duivel komt en verzoekt Jezus. Heel stom. Want als er één weet wat de macht van God is dan is het de duivel. Hij zegt, als U echt Gods Zoon bent, zeg dan tot deze steen dat ze brood worde. Dat was gemeen. Want de duivel wist hoeveel honger Jezus had na veertig dagen vasten. En zo gaat het altijd; de duivel verleidt je in je zwakke punten. Daar waar hij gemakkelijk een bres kan slaan in je verdediging. We hebben allemaal onze zwakke punten. En daar breekt hij in. Daar moeten we ontzettend waakzaam in zijn. Het zijn vaak de dingen die niets met elkaar te maken schijnen te hebben, waar de duivel door­breekt. Het is dan ook een verzoeking aan ons. Let op! Het antwoord is ontwa­penend. Het gaat erom dat we niet alleen van brood zullen leven. Maar waar dan van? Van Gods Geest. Hij vult ons hart met liefde en waarheid. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Ik ben het brood des levens. Als je van Mij drinkt zul je nimmer dorsten. Een fontein van water dat opspringt in je binnen­ste. Dat is geweldig. Dat is zegen. Daar kun je mee vooruit. Heerlijk toch! Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer!

De volgende verzoeking is heel belangrijk. De duivel toont Hem al de konink­rijken in een ogenblik tijds. Hij wil Hem de macht over deze koninkrijken geven als hij hem aanbidt. Dat is uit het leven gegrepen. Een ding is duidelijk, de duivel heeft dus macht. En als je niet God aanbidt dan val je zo maar in de verleiding om te geloven en te vertrouwen op de macht in deze wereld. De machthebbers in politiek en samenleving, waarvan je denkt dat ze alles kun­nen maken en alles in de hand hebben. En hoe vaak lijkt het er ook niet op. Het zijn de machtige bouwwerken en paleizen van deze wereld waar de macht is geconcentreerd. En de onoverwinnelijke legers trekken op en houden geen rekening met God of gebod. Het is onvoorstelbaar. En het antwoord is weer ontwapenend. Het gaat niet over de vraag wie er wel of niet de machthebber is, want dat is duidelijk: God regeert het grote wereldgebeuren. Het gaat er alleen naar om dat we de HERE God moeten aanbidden en Hem alleen dienen. Dus wat er ook voor macht of onmogelijkheid voor jou ligt, niets van aantrek­ken. Alleen de HERE God blijven dienen en hem aanbidden naar Geest en waarheid. Want Hij weet wat je nodig hebt, ook in de moeilijkste momenten van je leven. Het kan niet stuk. Dicht bij Jezus blijven leven. Glorie voor Zijn Naam!

En dan leidt de duivel Jezus naar Jeruzalem. Naar de hoek van de tempelmuur. En als Hij naar beneden springt dan zullen de engelen Hem opvangen, staat er toch geschreven? Dat is toch een belofte? Dan moet je het maar eens uitprobe­ren. Lees het maar in de Psalmen: Op de handen zullen zij u dragen en uw voet zult gij aan geen steen stoten. Staat het er of staat het er niet. Nou en als het er staat dan moet het waar zijn. En als het niet werkt, dan is het dus niet waar. Zo klaar als een klontje. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dus pro­beer het maar. En hoe vaak zeggen wij dat niet. HERE U zegt toch dat en U zegt toch dat, en kijk nu eens hoe het met mij staat? Daar klopt Uw Woord helemaal niet. Zou Uw Woord dan wel de waarheid zijn? En dan staan onze twijfels al weer huizenhoog. En dan redeneren we er maar op los. Dan halen we Gods Woord zo naar ons toe alsof wij het eerst moeten begrijpen alvorens we er in willen gaan geloven. Maar we moeten de zaken in de juiste verhou­dingen leren zien. Hebben wij ons zelf geschapen of heeft de pottenbakker de pot gemaakt. Kan de pot tegen de pottenbakker opstaan? Zing eens een toontje lager. Luister toch eens naar de HERE God. Hij weet wat goed voor je is. Hij weet wat je nodig hebt. Hij laat je nooit in de steek. En we moeten dan ook de HERE onze God niet verzoeken. We moeten ons restloos en onvoorwaardelijk werpen in de armen van de HERE God, want Hij weet wat goed voor ons is. Hij laat ons nooit in de steek. Hij beschermt ons. Heerlijk toch om dat te weten? Deze verzekeringen zijn het concrete bewijs van Gods almacht en liefde voor ons. De duivel kan nog zo woeden, maar wij blijven dicht bij Jezus leven en vertellen het ook de andere mensen. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 4:14-30

19 oktober [2]

4:14

En Jezus keerde in de kracht des Geestes terug naar Galiléa. En de roep over Hem ging uit door de gehele streek.

4:15

En Hij leerde in hun synagogen en werd door allen geprezen.

4:18

De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden.

4:19

om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren.

4:21

Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld.

4:22

over de woorden van genade, die van zijn lippen kwamen…

4:24

geen profeet is aangenaam in zijn vaderstad.

4:26

doch wel naar Sarepta, bij Sidon, tot een vrouw, die weduwe was.

4:27

doch wel Naäman de Syriër.

4:29

om Hem van de steilte te storten.

4:30

Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.

Heb je het al gehoord? Jezus gaat rond en hij spreekt woorden van genade en bevrijding en barmhartigheid. Hij wordt door iedereen geprezen. Luister toch eens naar Hem. Ze mogen hem wel graag horen. En dan is Hij in de synagoge en Hij leest de woorden die die dag op de leesrooster staan, Jesaja 61:1 en 2: “De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; om uit te roepen een jaar van het welbehagen des HEREN en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten.” Jezus gaat zitten en zegt: ‘Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld’. De mensen verwonderen zich over de woorden van genade die Jezus spreekt. Het is aangenaam om naar Hem te luisteren. Wat is dit voor een profeet? Dit is ongewoon, dit hebben we nog nooit gehoord. Heerlijk om naar Hem te luisteren. Dit is toch de zoon van Jozef? Ja, dit is de Zoon van Jozef. Jullie kennen toch wel Jozef, de timmerman? Hij is met Maria getrouwd. Weet je nog wel dat rare verhaal? Het is toch goed dat hij met haar getrouwd is, maar het klopte niet. Er ligt een smet op dat huwelijk. Hij heeft ook niet zoveel in te brengen in het dorp. En hoor nu eens wat zijn Zoon zegt. Dat is toch wel heel bijzonder. En hij heeft er niet eens voor ge­leerd. Ja, we weten wel dat het een heel bijzonder kind is. Want Hij was wel leergierig en deed ook goed mee in de synagoge. Maar dit. Wat betekent het toch? Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld. Wat zou Hij bedoelen? Dat Hij de Messias is? Want dat wisten ze wel. Het gaat in Jesaja over de Messias en ze hadden een heel sterke Messias-verwachting. Die Tenach ge­deelten waren erg geliefd. Dus het is wel bijzonder dat dit gedeelte, deze sab­bat, aan de orde is. Dat is bijzonder. En nu is het aan hun oren vervuld, zegt deze zoon van Jozef, de timmerman. Zou Hij ook hier wonderen doen en zie­ken genezen zoals Hij elders heeft gedaan? Ze hebben er overal van gehoord en overal werd over Hem geroemd. Maar Jezus zegt: Een profeet is in zijn eigen vaderstad niet geëerd.

En dan komt Hij met voorbeelden die hen tot in het hart grieven. Het zijn waarheden maar waarom moet dat hier zo gezegd worden, dan haal je je toch problemen op je hals? Ja, het is waar, dat er hongersnood was in Israël toen het drie jaar niet regende in de tijd van Elia, maar Elia ging naar de weduwe van Sarepte, bij Sidon, en die kreeg brood door het wonder van haar kruik. En alle weduwen in Israël crepeerden van de honger. En onder Elisa, weten jullie nog wel, was er melaatsheid in het land, maar wie werd genezen: Naäman de Syriër, de vijand van Israël, een buitenlander.Wat is dat voor een verhaal? Daar hebben we toch niets aan? Wij zitten nu toch in de druk, wij hebben de Romeinen over de vloer. We hebben geen belang bij verhalen over buitenlan­ders. We hebben belang dat onze Messias opstaat en ons van de Romeinen verlost. We verwachten een Messias Die in opstand zal komen tegen de be­zetter. En ons zal bevrijden. Wij zijn toch geen volk om een Messias te heb­ben die de bezetter duldt. Waar slaat dat toch op? Hij zal toch heersen en niet dienen. Hij zal de Machtige der aarde zijn. En Hij zal regeren vanuit Jeruzalem. Here, help. Here, dank U wel.

Ze werden kwaad. En hoe ze ook getroffen waren door de woorden van gena­de en ontferming. En hoe Hij ook in aanzien stond bij het volk. Op het mo­ment dat Hij woorden spreekt waar ze niets mee konden, worden ze kwaad. Ze drijven Hem de synagoge en de stad uit en willen Hem van een steilte naar beneden gooien. Wat een woede heeft zich van Hem meester gemaakt. Alles is goed als je je mensen naar de mond praat. Als ze zich er goed bij voelen. Maar als het woorden worden waar ze niets mee kunnen, waardoor ze in hun eer en trots worden aangetast, dan wordt de genegenheid zo omgebogen naar af­schuw en haat. Dan staan de mensen klaar om met stenen te gooien; om je te doden. Daar waar Messias Jezus verschijnt en de waarheid verkondigt en waar bekering nog is om verder te komen, daar komt het verzet en de haat op om de bekering, de verandering, de omkeer, tegen te werken. Het is uit het leven gegrepen. Want als wij aangesproken worden om ons verkeerd gedrag te veranderen, dan worden we ook eerst korzelig en kwaad. We geven ons niet zo maar gewonnen. Dan wordt het donker in ons hart. En dan gaan we ook te keer. Dat is levensgevaarlijk. Daarom moeten we heel scherp luisteren wat de HERE tot ons te zeggen heeft. We moeten niet naar onszelf toedenken, maar we moeten denken vanuit de liefde van God naar de mensen. Hij kwam im­mers om het evangelie aan armen te verkondigen. Wij die ‘t al weten, moeten ook maar één verlangen hebben, namelijk om het evangelie aan anderen te verkondigen. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk toch! Wat een evangelie! Prachtig! Deze verzen uit Jesaja 61 zijn zo centraal in de bijbel.

Als Johannes in de gevangenis zit en de discipelen bij hem op bezoek zijn, dan stuurt hij hen terug met de vraag aan Jezus: ‘Zijt Gij werkelijk de Messias?’ Want je zult maar in de gevangenis zitten en zo aan je einde komen. Was dat nu je bedoeling? Johannes heeft wel gezegd: ‘Hij moet wassen en ik moet minder worden’. Maar om nu in de gevangenis te zitten met het uitzicht om gedood te worden, is toch nog wel heel iets anders. En dan gaan de discipelen terug met de vraag. Kennelijk waren ze er zelf ook wel benieuwd naar, want ze hebben Johannes niet kunnen overtuigen met hun woorden van geloof. En dan antwoordt Jezus ook heel eenvoudig met alleen het citeren van deze tekst uit Jesaja 61 vers 1 en 2. En zo is het vandaag ook nog. Als we de vraag hebben of Jezus wel de Messias is dan moeten we deze tekst citeren. En dan is de vraag meteen, als dat de weg is die Jezus gaat: ‘Hoe staat het met ons? Zijn wij ook bereid om die weg te gaan?’ Het gaat om het evangelie aan allen die verbroken zijn, aan de armen, aan de achtergestelden, aan allen die liefde en genezing nodig hebben. Zij die geen pijn hebben, hebben geen geneesheer nodig. Dus ga er op uit. Het is de enige weg tot behoud. We moeten Jezus volgen. Hem dienen en erop uitgaan. Heerlijk, dat evangelie. Heerlijk om daar mee bezig te zijn.

Maar ook wij worden zo vaak geprikkeld, als men ons uit onze welgevoede pluchen situatie wil halen van ons slappe kerkelijk gedoe. En daar moeten we wel mee bezig zijn, anders worden we ook zelfgenoegzaam zoals de mensen toen. Zij wilden alleen maar een evangelie horen naar hun smaak. Ze wilden er niet op uit. Hebben, houden en bewaren. Jezus breekt daar dwars doorheen. Hij neemt het niet. Hij doorbreekt de status quo. Hij verkondigt het aangena­me Jaar des HEREN. En als we Jesaja 61 lezen en de hoofdstukken daarom­heen en alle profetieën, dan zit daarin de dynamiek van de komst van Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid in een wereld verloren in schuld, die wacht op de openbaarwording van de zonen Gods. Heerlijk om vanuit dat evangelie te mogen leven. Het was weer revolutionair vanmorgen. Het kan niet stuk. Het drijft ons uit onze zelfgenoegzaamheid en maakt ons dapper en durvend om dat evangelie door te geven. Kijk om je heen waar de armen van geest en de verbrokenen van hart zijn en doe iets voor hen. We zullen ontdek­ken hoe revolutionair de samenleving al verandert. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 4:31-44

20 oktober [2]

4:31

en Hij leerde hen geregeld op de sabbat.

4:32

En zij stonden versteld over zijn leer, want zijn woord was met gezag.

4:33

En in de synagoge was iemand met een boze, onreine geest en hij schreeuwde met luider stem:

4:34

Ha, wat hebt Gij met ons te maken, Jezus van Nazareth? Zijt Gij gekomen om ons te verdelgen?

4:35

En Jezus bestrafte hem en zeide: Zwijg stil en vaar uit van hem.

4:36

Wat voor spreken is dit?

4:39

En Hij ging aan het hoofdeinde staan en bestrafte de koorts en deze verliet haar. Onmiddellijk stond zij op en diende hen.

4:40

Toen de zon onderging, brachten allen, die zieken hadden, lijdende aan allerlei kwalen, dezen tot Hem. Hij legde ieder van hen afzonderlijk de handen op en genas hen.

4:41

Van velen voeren ook boze geesten uit, roepende en zeggende: Gij zijt de Zoon van God. En Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was.

Ja, als ze je van de berg af willen gooien in de plaats waar je geboren bent, dan is inderdaad het spreekwoord waar, dat een profeet in zijn vaderstad niet geëerd is. Jezus daalt af naar Kapérnaüm en Hij gaat weer op de sabbat naar de synagoge en opent de schriften. En zij stonden ook daar versteld over Zijn leer want Hij leerde hen met gezag. Hij leerde hen vanuit de genade en de liefde van God. Het was niet een moeten en regel op regel, maar liefde en genade. Werken uit dankbaarheid voor zoveel genade die je ontvangt. Het was geweldig. Het was een zegen. Dank U wel HERE Jezus!

En in de synagoge was ook iemand die in de macht was van een boze geest. Dat is toch ook wat. In de synagoge? Iemand met een boze geest? Dat is toch te gek? Die horen daar toch niet? En dan komt de waarheid uit de mouw. Een boze geest wil niets met Jezus te maken hebben. Boze geesten gaan voor Jezus op de vlucht. Ha, schamper klinkt het. Wat hebt gij met ons te maken, Jezus van Nazareth? Zijt gij gekomen om ons te verdelgen? Ja, dat is wat. Uit Nazareth kan niets goeds voortkomen. Dat gat, daar in het noorden. Dat kan toch niet de plaats zijn waar de Messias vandaan komt? Welnee. Dat kan niet. ‘Weg met Hem’, Jezus van Nazareth, klinkt het schamper. Zijt Gij gekomen om ons te verdelgen? Wat denk je wel? Ze hebben het over verdelgen. Ze weten waar Jezus voor komt. Waar Jezus komt daar gaan de boze geesten op de vlucht. De boze geesten nemen kennelijk bezit van de mensen. Het zijn de mensen die het slachtoffer worden van de boze geesten. Ze zeggen dingen die ze eigenlijk helemaal niet willen zeggen, maar de boze geesten hebben macht over hen zodat ze deze dingen zeggen. Dat is toch verschrikkelijk. Wat een geschreeuw in de synagoge. Iedereen zal verschrikt opgekeken hebben. Want waarschijnlijk waren deze bezoekers van de synagoge nette mensen waar niets aan op te merken is. Maar als ze in contact komen met Jezus, dan spelen de boze geesten op en laten ze zich in de kaart kijken. Jezus bestraft de geesten en onder groot geschreeuw werpt hij hen voor zich neer en de boze geesten gaan uit van deze mensen. Wat een toestand in de kerk. Jezus preekt met autoriteit. En weg zijn de geesten. Ze zijn er dus wel. We moeten dus steeds heel dicht bij Jezus blijven om ook niet door boze geesten overweldigd te worden. We moeten als de aanvallen komen dan ook met gezag spreken en ze niet toelaten om ook maar een klein stukje van ons denken in bezit te nemen. Het is echt een strijd op leven en op dood. We moeten er niet te licht over denken. Wat zal er over gesproken zijn in Kapérnaüm. Een roep ging uit in de gehele streek. De macht van Jezus. Wat een verwarring ook. Want in de synagoge van Nazareth zijn ze boos op Hem. Hij bracht niet het evangelie dat hun goed in het gehoor lag. Maar hier in Kapérnaüm zijn ze onder de indruk. Wat moeten we met deze Jezus?

Hij gaat naar de moeder van Petrus. Die ligt ziek te bed. Hij geneest haar en ze gaat meteen aan het werk om hen te bedienen. Wat een wonder. Jezus, de grote Geneesheer. Jezus komt gauw. Ze is ziek. U moet helpen. En Jezus helpt. We moeten in alle omstandigheden van ons leven Jezus te hulp roepen. En geloven dat Hij kan genezen. Hij is de Geneesheer. Er hoeft niets in ons te zijn dat daaraan mag twijfelen. Als we twijfelen lijken we op een golf in de zee. Jakobus moeten we lezen. We moeten als rechtvaardigen bidden. In geloof niet twijfelende. Elia bad en het regende drie en een half jaar niet. En hij bad weer en het regende. Daar gaat het om. Here help ons om in geloof te leven en te bidden. Help ons om alles vanuit U te zien. Uw grote almacht en liefde. U hebt ons geschapen; we mogen leven uit uw liefde en genade en almacht. Here vergeef ons onze besluiteloosheid. Het gaat zo vaak verkeerd. We laten zo vaak de zonde toe in ons leven. HERE vergeef ons. HERE, dank U voor uw vergevende liefde. We mogen altijd met u verder, hoe de stormen ook mogen loeien. Dank U wel HERE!

En als het laat geworden is komen ze met hun zieken. Waarom wachten ze tot de avond om te komen? Als het laat geworden is dan ga je er toch niet meer uit? Dan wordt het toch gevaarlijk en blijf je binnen? Waarom ga je eruit? Waren ze misschien bang om door anderen gezien te worden? Of zoek ik het te ver? Ze hebben gehoord van de genezing van de boze geest en van de moeder van Petrus. En zie, ze komen, daar gaan ze, een hele rij. Want wat is er toch een ziekte en een ellende. Wat zijn er toch veel boze geesten. En Hij legt ze handen op, een voor een, en ze worden genezen. Glorie voor Uw Naam! Dank U wel HERE Jezus voor zoveel liefde en kracht. U lijdt het meest aan het lijden van de mensheid. U wilt genezen. Uw kracht in onze zwakheid. O HERE Jezus, help ons! Wij vergaan, maar U helpt. Dank U wel! Dank U wel!

De boze geesten roepen en zeggen: ‘Gij zijt de Zoon Gods’. Het lijkt er vaak op dat de boze geesten best weten wie de Zoon van God is. Zij weten het omdat Hij hun grootste bedreiging is. Ze mogen het niet rondbazuinen. Jezus laat het niet toe. Jezus gaat rond, verkondigende het Evangelie van het Koninkrijk. Hij roept op tot bekering. Bekeert u want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. De tijd is vervuld. Geloof het evangelie! Hij kwam zoals geprofeteerd. Hij kwam om te vervullen. Hij kwam opdat de zonden vergeven konden worden, de verzoening tot stand gebracht. Hij kwam op de weg van de komst van het Koninkrijk van recht en gerechtigheid. Glorie voor Zijn Naam! En Jezus trekt verder. Hij is niet gekomen voor een enkele plaats. Hij moet verder, want Hij is gekomen om het Evangelie van het Koninkrijk Gods te verkondigen, ook aan andere steden. En zo is het vandaag nog. We mogen dat Evangelie van het Koninkrijk aan alle creatuur verkondigen. En overal waar het verkondigd wordt en mensen tot bekering komen, daar is het leven een feest. Daar worden de liefde en de genade van God zichtbaar in het leven van de mensen. Daar worden samenlevingen omgekeerd. Dat was toen en dat is nu vandaag nog precies hetzelfde. Ga dan uit! Begin bij jezelf! Dan zul je het zien.

Lucas 5:1-16

21 oktober [2]

5:2

en Hij zag twee schepen aan de oever liggen.

5:3

en vroeg hem de zee in te gaan,… en leerde de scharen van het schip uit.

5:4

Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen.

5:5

Meester, de gehele nacht door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen, maar op uw woord zal ik de netten uitzetten

5:6

haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden te scheuren.

5:7

en zij vulden beide schepen, tot zinkens toe.

5:8

viel hij neder aan de knieën van Jezus en zeide: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here.

5:10

Wees niet bevreesd, van nu aan zult gij mensen vangen.

5:11

En zij trokken de schepen op het land en lieten alles achter en volgden Hem.

5:12

toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man, vol melaatsheid. … Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen.

5:13

En Hij… raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein.

5:14

ga heen, toon u aan de priester…

5:15

om te horen en zich te laten genezen van hun ziekten.

5:16

Doch Hij trok Zich terug in de eenzame plaatsen om te bidden.

Geen wonder dat er dag in dag uit grote groepen mensen waren die op Jezus afkwamen om naar Hem te luisteren. Hij was toch wel een heel bijzondere prediker. Hij sprak woorden van vertroosting en genade. Hij ontfermde zich over de mens. Hij trok zich hun situatie aan. Hij was vol ontferming over hen bewogen als schapen die geen herder hebben. Want de herders die ze hadden, die knechtten hen en deden hen zwaar lijden in een situatie waar ook nog de Romeinen als bezetters in het land waren. Geen plezierige situatie. En ze waren er ook omdat ze de zieken brachten en genezing ontvingen.

Ze hebben de hele nacht gevist en niets gevangen als Jezus komt. Jezus vraagt om met het ene schip een beetje van de oever af te gaan, dan kan Hij de men­sen beter toespreken en dat doen zij dan ook. En als Hij uitgesproken is, dan vraagt Hij om het schip in diep water te duwen en te vissen. Maar ze hebben al gevist en niets gevangen. Maar Petrus zegt: ‘Op Uw Woord zal ik het doen’. En dan vangen ze tot scheurens toe een heel net vol. De beide bootjes zinken haast. Wat een wonder. Petrus roept: ‘Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens’. Maar Jezus zegt: ‘Wees niet bevreesd, want van nu aan zal Ik jullie vissers van mensen maken’. En ze verlaten de boten en gaan met Hem mee. En dan gaan ze.

Ze komen een melaatse tegen. Hij gelooft dat Jezus hem kan genezen. En dan raakt Jezus hem aan en hij geneest. Wat vreemd. Een melaatse mag je in geen geval aanraken. Want hij is melaats. En in de stad mag hij ook al niet wonen. Hij moet buiten de gemeenschap gaan. En Jezus zegt hem zich aan de priester te vertonen, zoals het voorschrift luidt, en niet te vertellen van het wonder. Maar iedereen komt op Jezus af, want Zijn gerucht gaat door de gehele streek. En velen worden genezen.

Wat een opwekking daar in het noorden van het land. De plaatsen die in don­kerheid leven volgens de profeten. Daar is een licht opgegaan. Het is groot feest. Wat een zegen. God komt in Zijn liefde naar ons toe. En Hij begint niet bij de hooggeplaatsten. Hij begint bij de lagen van staat. Hij is met ontferming bewogen. Hij kwam immers om de armen het evangelie te brengen. En Hij roept Zijn vissers van achter de netten. Hij maakt ze vissers van mensen. Petrus gehoorzaamt Hem op Zijn Woord. Of hij het niet gelooft of het wel gelooft weten we niet. In ieder geval: hij doet het, en dan vangen ze onvoor­stelbaar veel vis. Dan komt het inderdaad wel heel erg op je af. Dan zouden we allemaal roepen: ‘Ga weg van mij, want ik ben een zondig mens’.

Ja, dat zijn we. Hoe meer we in de heiligheid van God komen, hoe meer we ervaren hoe zondig we zijn. Maar Jezus Die alles weet zegt: ‘Vrees niet, want Ik zal jullie vissers van mensen maken’. Van uit onszelf kunnen we niets. Komen we niet ver. Zien we alleen maar onze eigen zonden, maar vanuit de liefde en almacht van God gaan we ontdekken dat we met Hem vissers van mensen mogen zijn. Glorie voor Zijn Naam! Dank U HERE God! Wat een feest. Wat een genade. Wat een liefde.

En Jezus trekt zich terug naar eenzame plaatsen om te bidden met Zijn Vader. Wat een voorbeeld. Wat een zegen dat we ons ook mogen terugtrekken uit de drukte van het leven om te bidden en te spreken met de hemelse Vader, Die ons alles te binnen zal brengen wat bijdraagt tot ons heil. Want Hij is onze Vader, Die weet wat Zijn kinderen nodig hebben. Glorie voor Zijn Naam! Er is nog een verhaal over de wonderbare visvangst aan het einde van de bedie­ning van Jezus. Het is heel interessant om die twee verhalen met elkaar te vergelijken. Hier gaat het om diep water. Daar gaat het om je netten aan de andere kant uit te gooien. Wat een symboliek. Daar zit veel in. Hij wil ons aan het werk hebben. Gooi het net eens aan de andere kant. Here, dank U wel!

Lucas 5:17-39

22 oktober [2]

5:17

dat er ook Farizeeën en wetgeleerden zaten,…

5:18

met een verlamde op een bed,…

5:19

en lieten hem met zijn bed door de tegels in het midden neder, vlak vóór Jezus.

5:20

En hun geloof ziende, zeide Hij: Mens, uw zonden zijn u vergeven.

5:21

Wie is deze, die (zulke) godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen?

5:23

Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel?

5:24

Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op,…

5:26

en zij verheerlijkten God, en werden met vrees vervuld, zeggende: Wij hebben heden ongelooflijke dingen gezien.

5:30

Waarom eet en drinkt gij met de tollenaars en zondaars?

5:31

Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij die ziek zijn.

5:32

Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering.

5:33

vasten dikwijls en doen hun gebeden,… maar die van U eten en drinken.

5:35

wanneer de bruidegom van hen weggenomen is, dan zullen zij vasten, in die dagen.

5:37

niemand doet jonge wijn in oude zakken;…

5:39

En niemand, die oude gedronken heeft, wil jonge, want hij zegt: De oude is voortreffelijk.

We hebben deze verhalen vaak gehoord. En dan zijn we vooral blijven staan bij de vreemde dingen. Als we denken aan de vier vrienden die hun zieke verlamde vriend bij Jezus brengen, dan leggen we nadruk op het feit dat ze hem door het dak voor de voeten van Jezus legden. En dat we dan spreken over de liefde en de volharding van de vier broers. Je moet ook maar op het idee komen om het dak open te breken en dan hem aan touwen naar beneden te laten zakken. Maar waar gaat het eigenlijk om? Er waren Farizeeën en schriftgeleerden gekomen uit Jeruzalem en uit het hele land. Ze hadden van deze nieuwlichter gehoord. Dus ze kwamen eens poolshoogte nemen. Wat moeten ze er wel niet van denken? En ze staan dan ook vooraan om te horen wat Hij allemaal te vertellen heeft. En Jezus, het geloof ziende van de vier vrienden en verlamde zei: ‘Mens, uw zonden zijn u vergeven’. Nou, dat is toch wel heel erg vergaand. Dat is godslasterlijk, zeggen de Farizeeën, want alleen God kan de zonden vergeven. En voor die man was het ook heel wat. Want in die tijd geloofde men dat ziekte te maken had met zonde. Dus het feit dat de man verlamd was had alles te maken met de zonde van deze man of hij zelf of in zijn familie. Ziekte en zonde waren een straf. En nu komt deze Jezus zo maar vertellen dat de zonde is vergeven. Dat is te gek. Dat is godslastering. Zie je nu wel. Nu weten we wat voor vlees we in de kuip hebben. Deze profeet, waar het hele volk achteraan loopt, is een valse profeet.

Jezus doorziet het allemaal en zegt: ‘Wat is gemakkelijker te zeggen, Uw zon­de zijn u vergeven of sta op en wandel? Maar opdat jullie weten dat de Zoon des mensen macht heeft de zonden te vergeven zeg ik: ‘Sta op en wandel’. En zo gebeurt het. God manifesteert Zijn kracht en macht tegenover een stel hui­chelachtige Farizeeën, die denken dat zij de wijsheid en de macht in handen hebben. Wat zullen ze knarsetandend zijn afgedropen. Want Jezus had ze wel goed te pakken. Wat een schrik zal dat daar geweest zijn. De man ging met grote blijdschap naar huis. Hij was er vast en zeker van overtuigd dat Jezus hem kon genezen; dat wàs zijn genezing. Daar is hij zijn hele leven van over­tuigd gebleven. De mensen zien het allemaal met ontzetting aan. Ze zijn met vrees vervuld, want ze hebben ongelooflijke dingen gezien. God manifesteert Zijn almacht tegen elke eigen vroomheid en dogma’s in. Het gaat erom dat we Gods Woord Gods Woord laten. Geen eigen dogma’s en eigenwillige gods­diensten er overheen halen. Steeds weer terug naar het Woord van God. Daar gaat het om. En steeds moeten ook geestelijke leiders erbij bepaald worden dat ze geen eigen wetten en dogma’s en wat wel of wat niet dingen er bij moeten fantaseren. Dat was daar wel het geval. Het was een knechtende, knellende godsdienst geworden.

We zien het ook verder. Jezus roept de tollenaar Levi, vanachter zijn tolhuis en Hij zegt: ‘Volg Mij’. Dat staat toch wel haaks op alles wat je zou verwachten. Je roept toch geen tollenaar. Die afzetter. Die huichelaar met de bezetter. Die gemenerik. Hij nàm altijd te veel. De mensen konden hem wel villen. Als er iemand gehaat was, dan was het toch wel de tollenaar. En uitgerekend zo’n man nodigt Jezus uit om Hem te volgen. En wat gebeurt er: De man verlaat zijn business en volgt Jezus. Nou, zo’n rabbi, daar moet je voor oppassen, want dat kan niet veel goeds zijn. Je gaat toch geen tollenaar als je medestander roepen. En als Hij tot overmaat ook nog aan de uitnodiging gehoor geeft om op het afscheidsfeest van Levi te zijn, dan is de maat vol. Hij eet met tollenaars, hoeren en zondaars. En Jezus ziet het en zegt: ‘Zij die gezond zijn hebben geen geneesheer nodig, maar zij die ziek zijn. Ik ben gekomen, niet om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars tot bekering te brengen’. Dat is een dubbele oproep. Als zij gerechtvaardigd waren, dan hadden ze niet zulke rare vragen gesteld. Het was dus ook een oproep aan hen om zich te bekeren. En het is helemaal waar.

Jezus is gekomen om zondaars te zoeken en op te roepen tot bekering. Dan zoek je de zondaars op. Dan ga je achter ze aan. Dan wil je ze zegenen. Dan help je ze voort. Het is heerlijk om de Naam van God te prediken aan een wereld verloren in schuld. Wat een evangelisatie-boodschap in dit korte stukje. Heerlijk toch. Dan mogen we uitgaan en het doorgeven. Dan wordt het feest. Glorie voor Zijn Naam! Dank U Here Jezus. Dank U, voor al Uw liefde en geduld. Uw trouw. U zocht de zondaars. U zond ook naar deze lage landen uw predikers. Die het evangelie brachten, vandaar dat ik nu zit te typen om van dat evangelie ook weer door te geven. Glorie voor Uw Naam! Dank U wel. Dank U wel. Amen.

Kijk, er is nog meer om op te letten. Want de discipelen van Jezus vasten en bidden niet zoals die van Johannes en zo ook de Farizeeën. Dat moet toch ook. Want dat staat in de Torah. Waarom doen ze het dan niet? En het antwoord is ontwapenend. Zolang de bruidegom bij hen is hoeven ze toch niet te vasten? Dat is toch een duidelijke zaak. Maar straks als Hij gegaan is, dan wordt er weer gevast en gebeden. Wacht maar, je zult het wel zien. Wanneer de brui­degom weggenomen is dan zullen ze weer vasten en bidden. En de gelijkenis die dan volgt is ook goed. Je doet geen nieuwe lap op een oud kledingstuk. Want dan scheuren beide. Dat past niet. Dat snapt iedereen. Het moet wel passen. En de nieuwe wijn in oude zakken, dat doe je ook niet. Want dan gaan de zakken scheuren. Jonge wijn doe je in jonge zakken. En als je oude gedron­ken hebt, dan wil je de jonge niet meer, want de oude smaakt heel goed. Het is uit het leven gegrepen. Het is een duidelijke les. We moeten het zo maar doen. Dan komt het goed. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 6:1-19

23 oktober [2]

6:1

Het geschiedde op een sabbat, dat Hij door de korenvelden ging en zijn discipelen plukten aren en aten die, ze stuk wrijvende met hun handen.

6:2

Waarom doet gij wat op sabbat niet mag?

6:4

Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en de toonbroden heeft genomen…

6:5

De Zoon des mensen is heer over de sabbat.

6:6

En daar was iemand, wiens rechterhand verschrompeld was.

6:7

of Hij op de sabbat genas,…

6:8

Sta op en ga in het midden staan.

6:9

of het geoorloofd is op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te redden of verloren te doen gaan.

6:10

Strek uw hand uit. Hij deed het en zijn hand werd weder gezond.

6:11

wat zij Jezus doen zouden.

6:12

dat Hij naar het gebergte ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God.

6:13

en koos er twaalf uit,…

6:18

die gekomen waren om Hem te horen en genezen te worden van hun ziekten; en die gekweld werden door onreine geesten werden genezen.

6:19

En de gehele schare trachtte Hem aan te raken, omdat er kracht van Hem uitging en Hij allen genas.

Het staat er zo precies beschreven. Het was sabbat. Dan werk je niet. Ze plukten aren. Dat doe je dus niet op de sabbat. Dat wist iedereen. Dat wisten dus ook de discipelen. Waarom deden ze het dan? Want iedereen kan het toch zien? En als je weet dat je dat niet moet doen, dan moet je de anderen toch ook niet in problemen brengen? Dat is toch bewust om problemen vragen? Dat is dom. Dan haal je zelf de problemen over je. Dan moet je het ook zelf maar weten. Wat dom zeg. En dan wrijven ze ze tussen hun handen. Nou, als dat geen werken is. Dat lijkt wel de molensteen die het graan fijn maalt. Die laat je toch ook niet op de sabbat werken? Dan rust je toch van je arbeid? Dan doe je het niet. Dus plukken en wrijven op zondag om te eten, dat doe je niet. Het raderwerk staat stil. En doe je het wel, dan ben je in overtreding. Dan krijg je problemen met de leiders van het volk. En zo gebeurde het ook. Want ze hebben er meteen een opmerking over. En de leiders begrijpen heel goed dat het niet het eigen idee is van de discipelen, maar dat het komt omdat wat hun Leider leert. Die gaat dus tegen de wet in. En daar moet iets aan gebeuren. En dan beginnen ze Hem te vragen waarom Hij dat aren plukken op sabbat toelaat. Ja, ze waren ervan overtuigd dat ze Hem daarop konden pakken.

Maar Jezus pakt hen met hun eigen geschriften. Natuurlijk kennen ze het verhaal dat David met zijn trawanten honger had en van de broden van de tafel der toonbroden at, waar alleen de priesters van mochten eten. En daar is ook niets van gezegd. Dat was toch niet juist? Daar had toch straf op moeten volgen? Maar het was om hem van de hongerdood te redden. Of om wat voor reden ook. Wat hebben ze er toen eigenlijk van gezegd? Maar de Farizeeën, die zo goed wisten hoe het tot in de details geregeld moest worden, hadden hier geen verklaring voor gegeven. En zo zijn ze stil en weten niet wat te antwoorden. En dan zegt Jezus: ‘De Zoon des mensen is Heer over de sabbat. De sabbat is er niet voor de mens, maar de mens is er voor de sabbat’. De sabbat moet geen kwelling worden maar mag een feest zijn voor de schepselen van God, want God rustte op deze sabbat om te genieten van het werk van Zijn handen en zo moeten we dus ook de sabbat inrichten. Genieten van de Schepping van God. Weg van al het gehaast om maar te zorgen dat we kunnen eten. Weg van de economische kringloop en helpen om de rust te ontdekken om in deze zondige wereld te herijken dat het goed is om met God te leven. Dan, op de sabbat, de rust te ontvangen en de zekerheid hebben dat niets uit Zijn hand valt. Uit het leven gegrepen. Want wat zijn wij vandaag ontzettend veel kwijtgeraakt van de rust in Hem. Het lijkt wel of alles wat van God is er een beetje bij hangt en niets van invloed is op de inrichting van ons leven. En dat terwijl ons leven ervan afhangt.

Daarom mogen we altijd weer teruggaan naar dat begin waar het goed is. Waar we genieten van Hem, waar de liefde heerst en we elkaar niet in de steek laten en elkaar geen wetten opleggen. Want de Zoon des mensen is Heer over de sabbat. Dat staat haaks op het Farizeïstisch: dit mag niet en dat mag niet. Alles mag, omdat we niet anders willen dan de wil van God te doen. En als dan in de volgende gelijkenis de man met de verschrompelde hand in de synagoge zit en ze allemaal Hem proberen te pakken als Hij het lef heeft om deze man in de synagoge te genezen, dan vraagt Hij uitdagend: ‘Is het geoorloofd op sabbat goed te doen of slecht te doen, een leven te redden of een leven verloren te doen gaan?’ Waarom zat deze man met verschrompelde hand eigenlijk in de synagoge? Mocht een gehandicapte eigenlijk wel in de synagoge zitten? Maar nu zat Hij er. En het antwoord op Jezus’ strikvraag werd niet gegeven. Hij wist wat in hun denken was opgesloten. En dan zegt Hij tegen de man terwijl Hij de mensen rondom Hem strak aankijkt: ‘Strek uw hand uit’. En hij strekte zijn hand uit. En hij werd gezond. Ze zijn volkomen in de war. En ze beraadslagen wat ze tegen Hem kunnen doen. Want Hij gooit heel hun systeem in de war. En dat is het ergste wat de kerkleiders kan overkomen. Want ze willen de zaak in de rust houden. Ze hebben het nu eindelijk allemaal zo georganiseerd en nu moet het ook zo blijven. Alstublieft geen gedoe in de tent. Heerlijk toch, om alle raddraaiers buiten de deur te houden.

En dan kiest de HERE Jezus Zijn twaalf discipelen uit. Het is een bonte verzameling van mensentypen. Totaal verschillend. En als Hij met ze afdaalt, dan is daar een grote groep mensen. Want overal waar Hij gaat, daar komen de mensen op Hem af. Ze komen om Hem te horen en om genezen te worden. Heerlijk toch? Wat een liefde en wat een kracht gaat er van Hem uit. De mensen dolen rond als schapen zonder herder en nu is de Goede Herder gekomen en de Goede Herder geeft Zijn leven voor Zijn schapen. Wat een geweldig beeld, daar wil toch iedereen bijhoren? Heerlijk om die stem te volgen. En ze proberen Hem aan te raken en genezen te worden omdat er kracht van Hem uitgaat. Ze worden gekweld door onreine geesten en die moeten uitgedreven worden. Dat werkt genezend en dat herstelt relaties. Wat kapot is wordt weer heel. Wat is er toch veel kapot in de wereld. Wat moet er toch veel genezen worden. En wat gaat er ook vandaag een kracht van Jezus uit. Dat moeten we proclameren. Dat moeten we rondbazuinen. Daar moeten we niet over zwijgen. Daar worden we enthousiast van. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk om Die Jezus te volgen. Er komt geen einde aan. We zijn op weg naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. En telkens als daar iets van blijkt in ons leven en we tot elkaar komen in de kracht en de liefde van Hem, dan zien we een stukje hemel op aarde. Dan zien we hoe het geweest moet zijn in het paradijs. En dat is onze toekomst. Heerlijk. Kom ook mee! Wacht niet langer! Het is goed. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 6:20-38

24 oktober [2]

6:20

En Hij hief zijn ogen op naar zijn discipelen en zeide: Zalig, gij armen, want uwer is het Koninkrijk Gods.

6:21

Zalig, gij, die nu hongert, want gij zult verzadigd worden. Zalig, gij, die nu weent, want gij zult lachen.

6:22

Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten en wanneer zij u uitstoten, en smaden en uw naam als slecht verwerpen ter wille van de zoon des mensen.

6:23

Verblijdt u te dien dage en springt op van vreugde, want, zie, uw loon is groot in de hemel; immers, op dezelfde wijze hebben hun vaderen met de profeten gehandeld.

6:24

Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw vertroosting reeds.

6:25

Wee u, die nu overvloed hebt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult smart hebben en wenen.

6:26

Wee u, wanneer alle mensen wèl van u spreken; immers, op dezelfde wijze hebben hun vaderen met de valse profeten gehandeld.

6:27

Maar tot u, die Mij hoort, zeg Ik: Hebt uw vijanden lief, doet wèl degenen, die u haten;

6:28

zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen.

6:29

Slaat iemand u op uw wang, keer hem ook de andere toe, neemt iemand u uw mantel af, laat hem ook het hemd nemen

6:31

En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun evenzo.

6:33

Want indien gij goed doet aan wie u goed doen, wat hebt gij vóór?

6:34

Ook zondaars lenen aan zondaars om evenveel terug te ontvangen.

6:35

Neen, hebt uw vijanden lief,… en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerheiligste zijn, want Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen.

6:36

Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is.

6:37

En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. …laat los en gij zult losgelaten worden.

6:38

Geeft en u zal gegeven worden:… Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden.

Dit is wel een heel vol stuk. Over bijna elk vers kun je wel een boek schrijven. Het is zo compact. Zo direct. Zo duidelijk, zo confronterend en richtingge­vend. Heerlijk om daarin te duiken en rechtop uit te komen. Het praat er niet omheen. Het is recht toe, recht aan. Kunnen we mee vooruit. Laten we het maar eens proberen. Het heeft alles te maken met de tijd toen, maar ook met de tijd nu. Het gaat om de mensen die het zelf wel denken te doen en zelf de zaakjes wel kunnen regelen en niet met God of gebod rekening willen houden. En dan komt Jezus en draait de zaak radicaal om. Hij zet de werkelijke werke­lijkheid neer tegenover de rauwheid en de duisternis van de zonde en het eigen ik.

Zalig gij armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. Dat slaat toch nergens op. Want wat moeten we met al die armen? Het zijn toch de rijken, zij die het ge­maakt hebben, die weten hoe hun schaapjes op het droge te krijgen, waar het omgaat? Neen, zegt God, Ik ben gekomen voor de armen van geest, de ver­drukten, zij die het niet maken. Ik ben gekomen voor de verbrokenen van hart. En dat is de richting waarin we moeten denken. Zalig gij die nu hongert, want gij zult verzadigd worden. Ja, dat kan nu allemaal wel heel moeilijk lijken, maar God vestigt Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid en daar zal het duidelijk zijn hoe de situatie ligt. Hij gaat dan de leiding nemen. En zij die toen verdrukt werden en het brood uit de mond gestoten, die zullen verzadigd worden. Vele laatsten zullen de eersten zijn, dat is de Jezus-volgorde. We doen er goed aan om daar ook radicaal in te gaan staan, willen we niet tot de eersten behoren die de laatsten zullen zijn. We kunnen het ook vandaag heel direct beïnvloeden. En ook vandaag lijkt het erop dat de wereld de boel alle­maal wel zonder God of gebod kunnen rooien en ze de christenen maar een lastige groep vinden die de boel aardig in de weg zit. Daar moeten ze niets van hebben. Daar gaan ze tegen in en die mensen proberen ze een kopje kleiner te krijgen. Ze smaden ons ter wille van de Zoon des mensen. Want Jezus, de Messias, staat haaks op het eigen zondige denken. Hij ontmaskert de boze. Hij stelt ze allen te kijk. Hij overwint ze. En daar moet de wereld niets van heb­ben. Weg met Hem! Na drie jaar hebben ze Hem ook weggewerkt, aan een kruis, denkend dat het dan wel afgelopen zou zijn. Hoe anders is het gelopen. Gods Woord houdt stand in eeuwigheid. Glorie voor Zijn Naam! Daarom, verblijdt u te dien dage, want uw loon is groot in de hemel. En daar gaat het tenslotte om. Deze wereld, daar zijn we maar een zucht en dan is het voorbij. Maar in de hemel zijn we eeuwig en zonder zonde en in grote blijdschap. De satan is gebonden. De zonde is niet meer. En denk maar aan al de profeten die ook van die heerlijkheid profeteerden en opriepen tot bekering, die hebben ze gedood, want ze duldden niet dat hun eigen op afgoden gebaseerde rijk, zou worden aangetast. En ze doodden de profeten. Maar je kunt wel het leven nemen, maar niet de ziel.

Dus rijken pas op. Jullie gaan er aan. En je kunt nu wel overvloed hebben, maar je overvloed zal in een uur weggenomen worden bij de val van Babylon en dan zul je hongeren. Dan zijn de rollen omgekeerd. En het eeuwige vuur wacht je in de wereld waar de satan zijn koninkrijk heeft. En wees maar niet blij als alle mensen goed van je spreken, want dat gebeurde ook met de valse profeten. Die spraken de vorst naar de mond en zo konden alle mensen goed van ze spreken. Maar het was niet de werkelijkheid en de waarheid. Die kwam dan ook aan het licht en zij werden ontmaskerd.

Wat is dan de wet van God? Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen die u haten. Dat is toch ook wat. Liefhebben degene die je haten. Hoe kan dat nou? Dat is toch de omgekeerde wereld? Dat slaat toch nergens op? Wie doet dat nou? Bidt voor wie u smadelijk behandelen. Nou, je weet toch wel wat beters? Hoe kun je dat nu doen? Wat een ondoorgrondelijke opmerking. Maar wat is het de spijker op z’n kop slaan. Het staat volkomen haaks op ons egoïstische gevoel van verongelijkt zijn als een ander je iets aandoet. Je zou ze wel dit en je zou ze wel dat. Maar dat is dan de oorlogsverklaring. Dat is oog om oog en tand om tand. Dat is je eigen gelijk hebben. Dat is de ander niet de gelegen­heid geven om uit zijn eigen gevangenis van de zonde te komen. Hoe komt ooit iemand die jou haat tot bekering als je niet voor hem bidt? Dat is de grootst mogelijke ontwapende liefde van God. Dat staat zo haaks op het ver­wachtingspatroon van hem die jou haat, dat het zijn weg tot bekering kan worden. Hoe bijbels is het ook. Want is het niet de Zoon van God Zelf Die gehaat werd en omdat Hij gehaat werd, Zijn leven heeft gegeven voor Zijn vrienden? Wij verdienden de straf. Hij had alle reden om ons te haten. Maar hij had ons lief met een ondoorgrondelijke, grenzeloze liefde, omdat Hij wist dat de enige weg tot het heil voor de wereld was om je vijanden lief te hebben en de weg tot verlossing dwars door de grootst mogelijke haat aan te bieden. Wat een liefde. Wat een geduld. Wat een grootheid. Here, dank U wel voor zo veel liefde. En als U ons dan lief gehad hebt met een onvoorwaardelijke lief­de, hoe zouden wij dan zo maar iemand kunnen haten?

Dank U, Here, voor Uw grote liefde en richting die U wijst om ons te behoe­den voor struikelen. Dank U wel! Het is eigenlijk ook zo simpel. Indien wij liefhebben alleen maar hen de ons liefhebben, dan verandert er niet veel. Dan is het enkel omdat de ander hetzelfde doet. Het probleem kan eerst echt opge­lost worden als de liefde overwint en de ander de strijdbijl begraaft, ook al gaat de ander door met dreiging en geweld. Dat is echte liefde. En dan moet je je ook gedragen dienovereenkomstig. Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook de ander niet. Daar kun je op bouwen. Hoe kan je van de ander liefde verwachten als jij in haar probeert het van hem te winnen? Dat doen ook de heidenen, die doen pas voort wat, hoort wat; niets voor niets; tand om tand. Doe je vijanden goed, want dan zou je kinderen van de Allerhoogste genoemd worden, want Hij is goed jegens ondankbaren en bozen. En dat is zo. Als God net zo zou handelen als wij vaak denken te moeten handelen die ons tegen­staan, dan waren we er allemaal al niet meer geweest. Er is een God in de hemel die het al bestuurt en ons steeds weer bij de les trekt. Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is geweest. Oordeelt niet, opdat je niet geoordeeld wordt. Laat los en gij zult losgelaten worden. Uit het leven gegrepen. Hoe vaak zitten we niet verwrikt in het denken en doen van onszelf. We zijn vast­gelopen en zien ook niet meer hoe we daar uit kunnen komen. Maar God zegt: Weest barmhartig. Net als je Vader barmhartig is. Zijn barmhartigheden houden niet op. Elke morgen zijn ze nieuw. En Hij zou alle reden hebben om er een einde aan te maken, maar het gebeurt niet. Gods Koninkrijk moet nog tot stand komen. Wij moeten als volgelingen van Jezus doen zoals Hij het doet. En dat is verkondiging en niet links en rechts kijken. Alleen maar het evangelie rondbazuinen.

Lucas 6:39-49

25 oktober [2]

6:39

Kan een blinde een blinde geleiden? Zullen zij niet beiden in een put vallen?

6:40

Een discipel staat niet boven zijn meester, maar al wie volleerd is, zal zijn als zijn meester.

6:41

Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet?

6:42

terwijl gij de balk, die in uw eigen oog is, niet ziet? Huichelaar,… om de splinter in het oog van uw broeder weg te doen.

6:44

Want elke boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend.

6:45

Een goed mens brengt… het goede voort… Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond.

6:46

Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat ik zeg?

6:47

Een ieder, die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is.

6:48

Hij is gelijk aan iemand, die bij het bouwen van een huis diep gegraven en het fundament op de rots gelegd heeft. Toen een watervloed kwam en de stroom tegen dat huis aansloeg, kon hij het niet aan het wankelen brengen, omdat het goed gebouwd was.

6:49

Doch wie hoort en het niet doet, is gelijk aan iemand, die een huis op de grond bouwt zonder fundament. Toen de stroom daar tegenaan sloeg, stortte het terstond in en het huis werd één grote bouwval.

Het zijn allemaal maar korte stukjes. Althans dat hebben de bijbelvertalers ervan gemaakt. Het is Lucas, die de verhalen achter elkaar zet. Lucas heeft heel scherp door waar het bij de HERE Jezus over gaat. Wat een prediking. Wat een duidelijkheid. Wat een genade om het allemaal zo duidelijk te horen en te lezen. Het is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. En dat is maar goed ook, want we hebben het allemaal in ons om het naar ons zelf te draaien. Jezus spreekt heel veel in gelijkenissen. Dat was men kennelijk gewoon. Je hebt het dan over iets, maar je bedoelt iemand. Je moet dus heel goed opletten of jij zelf niet bedoeld wordt. Daar hadden de mensen en zeker de geestelijke leiders in die tijd, erg veel moeite mee. Want ze horen wel, maar horen niet. ‘Wie oren heeft, die hore’, zegt de Here Jezus dan. Horende doof en ziende blind. Dat kan je zo maar gebeuren als je hart op je zelf gericht is en je niet wilt openstaan voor wat anderen en zeker niet wat God tot je te zeggen heeft.

Het gaat hier om een balk en een splinter. Een voorbeeld uit het leven gegre­pen. Want we zitten er toch vol van om kritiek te hebben op een ander, terwijl we zelf schuldig staan. We willen de splinter uit het oog van de naaste weg doen, maar niet de balk uit ons eigen oog. Daarom, doe eerst de balk uit je eigen oog weg, voordat je een ander begint te bekritiseren over dit en dat wat je in hem ziet. Dat wil niet zeggen dat dat wat fout is bij de ander, goedgepraat wordt, maar zing eens een toontje lager en sta samen in de schuld tegenover God vanwege de zonde en doe samen boete en belijd je zonden. Door samen, met de ander, in de verootmoediging te gaan staan, win je de ander. Je bent zelf geen haar beter. Want er bestaan voor God geen grote en kleine zonden. Zonde is zonde. Doe je dat niet, dan ben je een huichelaar. En daar zit het leven vol van. We kunnen ons o zo vroom voordoen. Maar ondertussen. En dat ziet de ander vlijmscherp. We hebben daar een ontzettend scherpe antenne voor. Zeker naar een ander. En voor ons zelf willen we het vaak verbloemen. En daarom is dit stukje goed om in te lijsten en boven je bed te hangen. Of nog beter, je voor ogen te houden of nog veel beter, het in te prenten. Want als je de balk uit je eigen oog hebt gehaald dan zie je ook heel scherp om je broeder te helpen. Hoe kan je een ander helpen als jezelf diep in de zonden zit. Bekeer je! Ook om de andere te kunnen helpen. Want wie een ander helpt, die helpt zichzelf. Glorie voor Zijn Naam! Dank U wel HERE!

En dan volgt vanzelf respect. Een goede boom brengt goede vruchten voort. Een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen; aan de vruchten kent men de boom. En het is duidelijk dat je van dorens geen vijgen kunt plukken en van een braamstruik geen druif. Daar is geen speld tussen te krijgen. Duidelijke taal. Een goed mens brengt uit de goede schat zijns harten, het goede voort. Wat een weldaad. Het gaat er dus om dat je een goed hart hebt. Een hart, zacht van de liefde van God. Dan weet je en dan voel je dat er alleen maar goede dingen uit voortkomen. Dan wil je het goede voor de ander, want je weet ook dat God jou het goede geeft. Het hart is belangrijk. Als de hartsgesteldheid goed is dan is heel het lichaam goed. Een goed hart is goed voor heel het lichaam. Dat bepaalt alles. Een hart is meer dan een hart. Het hart is het centrum van de wil. God raakt het hart aan. En komen er slechte dingen uit je hart, dan is heel je leven een probleem. Dan weet je niet wat je je op je hals haalt. Want dan kom je in de duisternis terecht. Pas dus op dat je hart goed blijft. In het licht. Dicht bij Jezus. Want de aanval op ons hart is enorm. We worden verleid en aangevallen. We worden in de war gebracht en door elkaar geschud. De brandende pijlen van de boze komen constant op ons af. We ervaren het aan alle kanten. Maar het gaat erom dat we schuilen bij het Woord van God. Want God wil Zijn Woorden in ons hart leggen. En Zijn woorden zijn goed. Het is de liefde van God die uitgestort wordt in ons hart. Heerlijk toch. Wat een hart van God. Gods hart is zo groot dat we er met al ons lek en gebrek in passen. Heerlijk! Wat een veilig gevoel. Daar kan je wel je hele leven over bezig zijn en van genieten. En dat is ook de bedoeling.

En dan is het natuurlijk heel simpel. Je kunt wel Here, Here, roepen. Maar al je niet doet wat de Here zegt dan helpt dat ook niet. Dan ben je verkeerd bezig. Dan gaat het niet goed. Stom hè. Pas op! Ik zal uitleggen op wie je dan lijkt zegt de Here Jezus. Je lijkt op een man die zijn huis bouwt zonder funda­ment. En de stormen komen en het huis stort terstond in, want het werd een grote bouwval. Maar als je doet wat Ik zeg, dan ben je een mens die zijn huis bouwt op een diep fundament, daar waar de grond vast is. Komt dan de storm, dan blijft het huis staan, want het is op een fundament gebouwd. Dat spreekt ons wel aan, want op drassige grond moet je diep heien om vaste grond te vinden. Dus het gaat erom dat je op het fundament moet gaat staan. Kennelijk komen de stormen in je leven. Daar moet je op voorbereid zijn. Daar ontkomt dus blijkbaar niemand aan. Maar dan is belangrijk: Waar heb je je hoop op gevestigd. Waar bouw je op? Waar houd je je aan vast? Waar is je blik op gericht. En dan is het heel eenvoudig. Houd je vast aan het fundament van God. God heeft de wereld geschapen. Hij heeft het alles gemaakt. Hij heeft het grote wereldgebeuren in Zijn hand. Daar gaat het om. Glorie voor God!

Er zijn zoveel geluiden. Er zijn zoveel zogenaamde fundamenten. Maar het fundament is het Woord van God. Het is het zwaard des Geestes. Dus er is oorlog. Er wordt een gevecht gevoerd op het fundament. Maar hopen en bouwen op dat fundament van Christus. Dan val je niet om. Dan blijf je staan. En doe je het niet, dan wordt alles een grote bouwval. En dat is te zien in het leven van heel veel mensen. Hoe heerlijk is het niet om te ontdekken dat het fundament het eeuwige leven is en de zekerheid dat je door het lijden en de beperkingen en de zonde in dit leven heen gedragen wordt omdat Messias Jezus de Zoon van God weet dat er geen andere weg is om gered te worden dan door het bloedoffer van de HERE Jezus, want de zonde moet verzoend worden wil er vergeving zijn. Wat een genade. Wat een verlossing. Je kunt het met je hoofd en hart en handen aanvoelen en weten. Want het staat geschreven en waar het hart vol van is daar stroomt de mond van over. Heerlijk! Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 7:1-17

26 oktober [2]

7:2

Een slaaf nu van een hoofdman, die deze op hoge prijs stelde, was ernstig ongesteld en lag op sterven.

7:5

want hij heeft ons volk lief en onze synagoge heeft hij gebouwd.

7:7

maar spreek (slechts) een woord en mijn knecht moet herstellen.

7:8

Ga heen, en hij gaat heen, en tot de ander: Kom, en hij komt,…

7:9

verwonderde Hij Zich over hem,… Ik zeg u, zelfs in Israël heb Ik een zó groot geloof niet gevonden!

7:10

vonden zij de slaaf gezond.

7:12

een dode werd uitgedragen, de enige zoon zijner moeder, die weduwe was,…

7:13

werd Hij met ontferming over haar bewogen…

7:14

Jongeling, Ik zeg u, sta op!

7:16

Een groot profeet is onder ons opgestaan, en: God heeft naar zijn volk omgezien.

De hoofdman behoorde tot de bezettende macht. Ook hij had natuurlijk van Jezus gehoord. Want het was juist in zijn streek dat Jezus grote scharen trok en veel wonderen en tekenen deed. Ongetwijfeld hebben de opperbevelheb­bers uit Jeruzalem hem speciale instructies gegeven om goed op deze Jezus te letten. Want de mensen wisten dat er een sterke Messias-verwachting heerste en dat de Joden verwachtten dat deze Messias hen van de Romeinen zou verlossen. Dus als het de Messias was dan was zeker dat Hij een leider van een opstandelingen beweging was en dat moest je meteen de kop indrukken. De hoofdman heeft zich ongetwijfeld erg verantwoordelijk geweten.

Zijn knecht, waarop hij erg gesteld is, is ziek. Hij zou vast gaan sterven. Wat moet hij doen? Hij roept enkele vrienden van Jezus en vraagt of Hij wil komen. En de vrienden zeggen dat hij de hoofdman wel moet helpen want deze man heeft ons volk lief en hij heeft zelfs de synagoge gebouwd. Nou, dat is wel heel bijzonder. En als Jezus op weg gaat, komen andere vrienden en berichtten dat de hoofdman gezegd heeft dat hij niet waardig is dat Jezus onder zijn dak komt. Maar als hij een woord spreekt dan zal de knecht herstel­len. Want zegt de hoofdman: Als ik tot mijn knecht zeg: “Ga, dan gaat hij, en zeg ik, kom, dan komt hij. Daar hoef ik niet aan te twijfelen”. En met de slaaf hetzelfde. Zegt hij: “doe dit, dan doet hij het. Daar is geen twijfel mogelijk”. En zo weet hij ook dat als Jezus een woord spreekt dat het zal gebeuren. Dat is vast en Jezus is verbaasd en keert Zich naar het volk en zegt: Zo’n groot geloof heb Ik in Israël niet gevonden. En toen de mannen terugkwamen bij de hoofdman vonden ze de knecht gezond.

Wat een onvoorstelbaar duidelijk voorbeeld hoe we de zaken moeten zien. Wij denken dat het hier over genezing gaat. En daar gaat het ook over. En het gaat om geloof. Deze hoofdman weet wat het is om bevelen te geven. En hij twijfelt er geen seconde aan dat het dan ook zal gebeuren. Nou, net zo groot is zijn geloof in deze Jezus. Hij twijfelt er geen seconde aan, dat als Jezus woorden van genezing spreekt, het ook zal gebeuren. Het is immers Jezus en dan weet je het toch. Hij heeft macht over ziekte en dood. Als Hij spreekt dan gebeurt het. Hij is oppermachtig. Hij heerst over het grote wereldgebeuren. Hij spreekt en het is er. Zo is het. Maar wat doen wij? Wij lopen in ongeloof rond en denken zelfs op het moment dat we volledig op Hem vertrouwen dan toch vaak weer heimelijk, dat we het eerst moeten zien om het te geloven. Om ons ongeloof, om ons kleingeloof, gebeuren er geen wonderen en tekenen. We zijn berekend. We zijn te rationeel. We zijn zo rationeel dat we nauwelijks kunnen geloven dat er een God is. We zijn zo in beslag genomen door ons denken, dat we een dikke laag ratio over ons geloof gelegd hebben, waar we als het ware opnieuw doorheen moeten breken om de ware almacht van God te zien.

Het is uit het leven gegrepen. Het gaat niet over ziek of gezond. Het gaat erom of we ons restloos overgeven in de armen en de zekerheid van Hem Die ons liefheeft en ons wil helpen en het goede met ons voor heeft. Hij weet het lijden van deze wereld. Hij weet wat we kunnen verwachten. Hij weet dat de dood heerst in ons sterfelijk lichaam. Ook de knecht van de hoofdman is later gestorven. Hij heeft er nog een korte tijd bij gekregen. Dat is genade van God. Maar het belangrijkste is dat we weten dat we geborgen zijn in Christus, in God. Gekocht en betaald door het bloed van Christus. Wat zijn we toch vaak dom en berekenend bezig. Alsof wij de wijsheid in pacht hebben. Hij heeft alles in Zijn hand. De hoofdman weet dat heel zeker. Als Jezus spreekt, dan gebeurt het. Daar hoef je niet aan te twijfelen. En in dat geloof vraagt hij om zijn knecht te genezen. Jezus zegt verwonderd: ‘Zulk geloof heb Ik in Israël niet gevonden’. Dat is wel een beschuldigende opmerking. Je zou zeggen, dat je zulk geloof juist wel in Israël zou vinden. Want daar is toch het centrum van Gods plan. Daar weten ze toch zeker precies hoe het allemaal zit?. Maar, neen hoor. Zulk geloof heeft Jezus zelfs in Israël niet gevonden. Is het dan zover weggezakt? Is het dan in de dagen van Jezus ook overdekt met een laag dogma die het levende geloof heeft bedolven onder regels en regels die het nauwelijks nog mogelijk maken om God aan het werk te zien.

Het is uit het leven gegrepen. Wij zijn vandaag ook zo rationeel en alles in regeltjes vervlochten dat we nog nauwelijks zien hoe het werkelijk is. Maar God laat zich niet inpakken. God neemt het niet. Hij opent Zijn woord. En zegt ook vandaag: ‘Geloof alleen!’ Ga en ga, kom en kom! Doe dit en doe het. Dat is niet een knechtend gebod, maar een bevrijdend wandelen in de liefde en de bescherming van God. Heerlijk toch? Wat een voorrecht. Prijs de Heer! Het gaat bij genezing niet om ons denken en onze wensen. Het gaat bij gene­zing om de onvoorwaardelijke overgave aan God. Hij weet wat goed voor ons is. En vanuit de absolute zekerheid en liefde voor de Here God Die ons in leven en sterven niet in de steek laat, gaan we bidden om genezing. Weg met alle twijfel. Weg met al ons menselijk geredeneer. Onvoorwaardelijk geloven in dat wat God doet is altijd goed. Heerlijk om in die vrede te leven. Dan zullen de mensen zeggen: ‘Wat hebben die mensen toch?’ Glorie voor Zijn Naam!

Dank U wel HERE! Zo met U te wandelen geeft grote vrede en rust. Dan word je niet meer heen en weer geslingerd, maar vaar je een vaste koers. Op naar Zijn rijk van recht en gerechtigheid, waaraan geen einde komt. Kom Here Jezus, kom spoedig! Heerlijk! Wat een eeuwigheid.

En dan sterft de zoon van de weduwe. Haar enige zoon. Jong. Nu heeft ze niets meer. Die zoon was haar redding. Haar verzorging. Wat een verdriet. Waarom Here, moet deze vrouw dit nu overkomen? Wat kan een mens toch veel overkomen. Wat een vragen en wat een verdriet. Daar gaat de rouwstoet. En wat gaan er een rouwstoeten. Er komt geen einde aan. Wat is er een lijden in deze wereld. Je ziet het overal om je heen. Wat een ellende. Wat een tragiek. Je ziet het aaneengeregen op de journaals van deze wereld. Er komt geen einde aan. Wat een tragiek. Wat een toestand. Wat moeten we ermee?. Here, waarom toch al dat leed? Here kom spoedig. We kunnen niet meer wachten. Help ons. Help ons. We kunnen niet meer. De duivel gaat rond als een briesende leeuw. Zoekende wie hij kan verslinden. En het is waar. Wat een ellende in de wereld. De liefde is zoek.

Jezus ziet het allemaal. Hij ziet deze vrouw en haar verdriet. Hij ziet alle ver­driet van de wereld. Er gaat Hem niets voorbij. Hij lijdt het meest onder het lijden van de mensheid. En Hij is met innerlijke ontferming bewogen om zoveel leed. Hij houdt de stoet stil. Hij raakt de baar aan. Dat is het laatste wat je doet, want als er iets onrein is, is het wel een dode. Maar hij verklaart het rein en zegt: ‘Sta op’. En de jongeling staat op. Consternatie alom. Wat ge­beurt hier? Wat een vreugde. En dat is Jezus. Hij geneest. Hij heeft de dood overwonnen. Op het kruis van Golgotha. Hij laat ons nooit in de steek. Hij redt ons. Hij geeft ons een plaats in het Koninkrijk. Hij wil ons voor altijd bij Zich hebben. Daar gaat het om. Glorie voor Zijn Naam! Wat een verhaal. Wat weer een stukje uit de bijbel. Daar kun je je hele leven wel op teren. Leven in geloof en verwachting. Of je nu jong of oud, ziek of gezond bent. Ga met God, dan ga je goed. En Hij wil dat we genezen, dat we gezond wandelen met Hem. Hij geneest en wij mogen het onvoorwaardelijk geloven. Dat is de schrift. O Here God, kom ons ongeloof te hulp.

Lucas 7:18-35

27 oktober [2]

7:19

Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten?

7:21

Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en plagen en boze geesten en aan vele blinden schonk Hij het gezicht.

7:22

Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt, armen ontvangen het evangelie;

7:23

en zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.

7:24

Een riet, door de wind bewogen?

7:26

Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet.

7:27

Deze is het, van wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor u heen bereiden zal.

7:28

maar de kleinste in het Koninkrijk Gods, is groter dan hij.

7:32

Zij zijn gelijk aan kinderen,… en gij hebt niet gedanst;… en gij hebt niet geweend.

7:33

Want Johannes de Doper is gekomen, geen brood etende of wijn drinkende, en gij zegt: Hij heeft een bozen geest!

7:34

De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en gij zegt: Zie, een vraatzuchtig mens en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars!

7:35

En de wijsheid is gerechtvaardigd door al haar kinderen.

Johannes, Johannes, je was nog wel de voorloper. De bode die de Messias moest aankondigen. Je was nog wel geprofeteerd. Je was niet zo maar een pro­feet. Je was de heraut. Hij doopte met water, maar Die na hem zou uitkomen doopte met de Heilige Geest. De Farizeeën wilden zich niet laten dopen en liepen de zegen mis. Zij bleven bij hun eigen dogma’s. Dat kon toch niet? Dan moeten ze het zelf maar weten. Ze konden het weten. Ze hadden toch de schriften? Zij waren toch de wetgeleerden? En toch wisten ze niet hoe het zat. Ze hadden er dikke lagen dogma’s en regeltjes over heen gelegd. En ja, als er dan iemand komt die probeert de boel weer in orde te maken, dan heb je problemen. En zo is het ook met Johannes. Hij had gezien hoe Jezus gedoopt werd. Hij had de stem gehoord. Deze is Mijn geliefde Zoon in Wien Ik een welbehagen heb. De mensen wisten van de bode die komen zou om de Mes­sias aan te kondigen. Dat staat in Maleachi. Dat nu was Johannes.

En dan komt Johannes met de vraag of Jezus nu werkelijk de Messias was, Die komen zou. Wat een vraag wat een teleurstelling. Zelfs Johannes. En kennelijk ook de vrienden die Johannes stuurde waren er niet zo van overtuigd dat ze Johannes overtuigden dat Jezus inderdaad niet anders dan de Messias zijn kon. Wat ook weer een uit het leven gegrepen vraag. Zou het nu werkelijk waar zijn? Hoe weten we nu zeker dat Hij de Messias is? Zou het waar zijn wat in de bijbel staat? Hoe moeten we het allemaal geloven? Er zijn zoveel andere stemmen die er anders over denken. Waarom zou dit dan de waarheid zijn? Dat is toch wel erg arrogant. En nog wel de enige waarheid. En daar gaan we met al onze eigen vragen en denken. En we komen nergens uit. Johannes, Johannes. Wie heeft je betoverd? Wie heeft je in de war gebracht? Je zit nu in de gevangenis volgens de andere evangeliën. En dat valt ook niet mee. Maar je had toch gezegd: ‘Ik moet minder worden en Hij moet wassen’. Nu ben je minder. En we weten dat even later zijn hoofd op een schotel ligt. Dood, weg, Wat moet Jezus teleurgesteld zijn. Wat een lijden om zelfs nog te moeten lijden aan de twijfel van hen die dicht bij Hem zijn. En het antwoord is heel simpel. Geen argumentatie. Geen verwijt. Maar heel eenvoudig een herhaling van wat hij steeds gezegd heeft. De vervulling van de profetie. Kijk maar. Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en armen horen het evangelie.

Het is verhelderend om de gedeelten uit de profeten die over het werk van de Messias gaan op te diepen. Want als dat Zijn werk is dan is het ook ons werk om hetzelfde te doen. Lees Jesaja 29:18 en 35:5 en hoofdstuk 61:1, maar ook zoveel andere gedeelten. Het gaat om te wandelen in de voetstappen van Jezus. Dat geldt ook vandaag. En als we gaan staan in de kracht van Hem dan zullen de tekenen en wonderen ons navolgen. Glorie voor Zijn Naam! Zalig dus wie aan Jezus geen aanstoot neemt.

En dan vertelt Jezus aan de scharen over Johannes. Wie zijn jullie eigenlijk gaan zien aan de Jordaan? Hij was het van wie Maleachi sprak in hoofdstuk 1: ‘Zie, Ik zend mijn bode onder u’. En dat was Johannes en we hebben hem gezien. En er is niemand groter dan Hij die uit Johannes geboren is. Ook de tollenaars zijn gerechtvaardigd, want ze zijn door Johannes gedoopt. Maar de Farizeeën lieten zich niet dopen en misten de bedoeling. Zij staan erbuiten. Het is hun oordeel. En dan wordt het vergeleken met iemand die op de fluit speelt, maar het wordt niet gehoord, en klaagliederen die worden gezongen, waar niet bij wordt aangesloten. Want Johannes kwam en had niets en hij doopte en jullie zeggen: ‘Hij heeft een boze geest. Nu komen wij en wij ver­tellen de waarheid. Geloof niet in Johannes. Dat is een verkeerde profeet. Dat is een valse profeet’. En zo is het vandaag ook. Wat lopen er een mensen rond die vertellen dat het niet waar kan zijn. De Joden zelf zien nog steeds niet dat Jezus hun Messias is. Wat zijn de Joden fel tegen Messias Jezus. Dat kan niet waar zijn. En zo lopen ze nu in duisternis rond. Ze wachten nog steeds op Elia, op de bode. Maar Hij is reeds gekomen. Wat een tragiek in deze wereld. Wat een duisternis. Wat een verwarring. Wat een tragiek. En wat een tragiek in de mensheid. Het kon zo mooi zijn. Maar het is zo donker. En te midden van deze duisternis worden we keer op keer opgeroepen om die waarheid te proclameren. Om daar de billboards mee vol te hangen. Want het is de waar­heid en die waarheid zal je vrijmaken. En weet je hoe? Lees het, begrijp het en houd het vast! Wat is het een grote truc om het niet te lezen en niet te geloven. Het is de truc die de duivel ons wil voorhouden. Laat het boek dicht. Dan heb je er ook geen last van.

En nu dan Messias Jezus gekomen is, roepen de mensen: ‘Hij kan het niet zijn, want Hij eet met tollenaars en zondaars. En wie dat doet, die kan niet de Messias zijn’. Dat slaat nergens op. Want iedereen kan toch begrijpen dat een Messias nooit met tollenaars en zondaars eet. En kijk eens, hij is vraatzuchtig en een wijndrinker. Wil jij nu zeggen dat dat de Messias is? Uit het leven ge­grepen. Want onze Messias past nooit in het plaatje dat wij ervan maken. We hebben onze eigen messias gecreëerd, die past in het theologisch patroon van onze dogma’s en ons denken. En als daar een beetje van afgeweken wordt, dan kan het niet waar zijn. Dan gaan we er tegen in. Dan bedenken we onze eigen messias. Neen, dat kan hij niet zijn. Wij verwachten een ander. En zo gaat de geschiedenis door. Maar Messias Jezus roept en is vandaag, gisteren en heden en in de toekomst Dezelfde. En de kinderen roepen de waarheid. Ze hebben gespeeld. Ze hebben geroepen, maar jullie hebben niet geantwoord. En de wijsheid is gerechtvaardigd door de kinderen. Hoor, luister en ga! Want Hij is gekomen.

Lucas 7:36-50

28 oktober [2]

7:36

Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten;…

7:37

En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was…

7:38

en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met mirre.

7:39

Indien deze [de] profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is.

7:40

Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het.

7:41

Een schuldeiser had twee schuldenaars.

7:42

schonk hij het hun beiden.

7:43

Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft.

7:44

water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt…

7:45

Een kus hebt gij Mij niet gegeven,… maar zij heeft,… niet opgehouden mijn voeten te kussen.

7:46

Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd.

7:47

Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde.

7:48

Uw zonden zijn u vergeven.

7:49

Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft?

7:50

En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!

Wat toch ook weer een verhaal, wat een les. Wat een scherpe situatie Een confronterende situatie. Simon de Farizeeër, waagt het Jezus uit te nodigen. Dat was een riskante zaak. Want wat zouden de andere collega’s wel zeggen? Want je gaat toch niet om met deze Jezus? En je nodigt Hem zeker niet uit in je huis. Want dat was toch zeker een teken van erkenning? Maar het gaat er ook maar zuinigjes af. Want Jezus is dan wel uitgenodigd. Maar Zijn voeten worden niet gewassen. Een kus krijgt Hij niet en Zijn hoofd wordt niet met olie gezalfd. Dat is toch wel het minste dat je je gast kunt geven? En dat was ook de normale hoffelijkheid. Als je dat niet deed, dan was het zoveel als: ‘Je bent toch eigenlijk niet welkom. Je bent er wel, maar ik heb er toch wel moei­te mee dàt je er bent’. En zo was het ook. En dan komt er die vrouw. Ze stond in de stad bekend als zondares. Dat wist iedereen. Hoe is het dan mogelijk dat ze het huis van Simon binnendringt? Vreemd. Wat wist Simon ervan? Was hij soms zelf onderdeel van de zonde van deze vrouw? Hoe durft ze anders bin­nen te komen. Ze is binnen en begint met haar tranen al wenende Zijn voeten nat te maken en met haar haren de voeten af te drogen en met mirre zalft zij Zijn voeten. Wat een vertoning. Zie deze vrouw aan de voeten van Jezus met haar lange haren om haar hoofd. Wat een vertoning. Wie komt er op deze manier aan de voeten van een man? Daar klopt toch helemaal niets van? En Simon denkt bij zichzelf: ‘Als deze Jezus een profeet is, dan weet Hij wat voor vlees hij in de kuip heeft’. Zij is een zondares. Maar Jezus zegt: ‘Simon, ik heb je wat te zeggen’. En Simon zegt: ‘Meester, zeg het’.

En dan komt het. Het zal Simon tot op zijn botten gepijnigd hebben en zijn tanden zullen hebben geknarst, zo is hij te kijk gezet. Maar het maakt hem ervan overtuigd dat hij er totaal verkeerd aan gedaan heeft om deze Jezus in zijn huis uit te nodigen. En zo is het altijd. Als je denkt op je eigen manier met Jezus te kunnen omgaan, dan kom je bedrogen uit. Dan word je te kijk gezet. En dat is maar goed ook. Jezus laat niet met zich spotten. Al lijkt het er soms op. Dat je een heel eind kunt gaan met je eigenwijsheid en eigenzinnige gods­dienst, maar dan is het afgelopen. God laat Zijn eer niet roven. We moeten dat heel goed weten. En we zien het hier voor onze ogen. Simon, je hebt Mijn voeten niet gewassen, maar zij deed het met haar tranen. Wat ben jij eigenlijk voor een gastheer? Moet je je niet schamen? Slappeling. Bangerd. Bang voor je collega’s; wat de andere mensen er wel niet van zouden zeggen. Neen, Simon, daar klopt niets van. En je hebt Me geen kus gegeven toen Ik binnen­kwam. Dat is toch wel heel onbeschoft. Wie doet zo iets? Dat durfde je niet. Maar zij heeft Mijn voeten gekust. Je gaf geen olie voor Mijn hoofd, maar zij waste Mijn voeten met mirre. Dat is nog eens wat anders. ‘Simon, wie is nu eigenlijk de echte zondaar?’ Ik wilde als jouw Messias bij je aan tafel komen. Maar jij wilde het niet. Je wilde alleen maar eens kijken of je Me te schande kon maken en dan met je kornuiten Mij verder gaan vervolgen. Neen, Simon, dit is geen gastvrijheid maar een hinderlaag. Maar denk maar niet dat Ik het niet door heb. Ik heb het vlijmscherp door. Pas maar op. We gaan er niet mee spelen. Deze vrouw heeft gegeven vanuit haar zondige leven en ze is tot Mij gevlucht met al haar problemen en ze wil zich bekeren en verootmoedigen. Zie je dat dan niet?’ Haar zonden zijn haar vergeven. En het is duidelijk dat zijn zonden huizenhoog opgestapeld zijn in de hemel. Zij betoonde veel liefde en ze ontvangt veel vergeving. Jij betoont weinig liefde en je wordt weinig vergeven. Simon, Simon, wat zit je toch verstrikt in je eigen godsdienst en je dogma’s. Je bent helemaal de echte liefde kwijt. Jezus kwam toch om het ver­lorene op te zoeken? Zij die gezond zijn hebben toch geen geneesheer nodig? Jij bent ziek en jij hebt een geneesheer nodig ook al denk je dat je zonder zonde bent.

En de vrouw hoort: ‘Uw zonden zijn u vergeven. Uw geloof heeft u behouden. Ga heen in vrede’. Wat een levensreddende, levensveranderende kracht gaat er uit van Jezus. Je kunt komen zoals je bent. Je werpt je rustloos voor Jezus en hij zal je redden van de dood waarin je zat. Hij redt je uit de klauwen van de satan. Deze vrouw vluchtte naar Messias Jezus zoals ze was. En ze schaamde zich nergens voor. Ze was niet waard daarom met haar haren Zijn voeten te wassen, met haar tranen van zondebesef en ellende. En ze gaf wat ze had. De mirre. Want geld dat ze verdiend had met haar zonde was niets meer waard. De mensen waren in de war. Wie is Deze dat Hij zelfs zonden vergeeft? Dat is in de ogen van Simon en de Farizeeërs heiligschennis. Want alleen God kan vergeven. En wat God dan kan vergeven hadden ze allemaal in hun boeken opgeschreven, zo, dat het haast onmogelijk was dat er iets vergeven kon wor­den. Maar de werkelijkheid is dat de roepstem van Jezus uitgaat naar iedereen die verloren is in schuld. Kom tot Hem! Luister naar Zijn stem! Het is nu de tijd. Want Hij is gekomen om zondaars te redden en genezing te geven. Wat een vreugde. Wat een zegen. Hij is Heer!

Lucas 8:1-21

29 oktober [2]

8:1

En het geschiedde kort daarna, dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem,

8:2

en enige vrouwen, die genezen waren van boze geesten en van ziekten:…

8:3

die hen dienden met hetgeen zij bezaten.

8:5

Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en het werd vertrapt en de vogelen des hemels aten het op.

8:6

En een ander deel viel op de rotsbodem, en toen het opkwam, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had.

8:7

En een ander deel viel midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op en verstikten het.

8:8

Een ander deel viel in goede aarde, en toen het opgekomen was, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, die hore.

8:10

U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horenden niet begrijpen.

8:11

Het zaad is het woord Gods.

8:12

daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven en behouden worden.

8:13

die het woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij afvallig.

8:14

Wat in dorens viel, dat zijn zij, die het gehoord hebben; en gaandeweg worden zij door zorgen en rijkdom en lusten des levens verstikt en zij brengen het niet tot vrucht.

8:15

Dat in goede aarde, dat zijn zij, die, met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen in volharding.

8:16

Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een vat of zet haar onder een bed, maar hij zet haar op een standaard, opdat wie binnentreden het licht mogen zien.

8:17

Want er is niets verborgen, dat niet aan het licht zal komen, en niets geheim, dat niet zal bekend worden en aan het licht komen.

8:18

Ziet dan toe, hoe gij hoort. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en wie niet heeft, ook wat hij meent te hebben, zal hem ontnomen worden.

8:21

Hij antwoordde echter en zeide tot hen: Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen, die het woord Gods horen en doen.

De gelijkenis van de zaaier. Uit het leven van die tijd gegrepen. Want hoe vaak hadden de mensen dat wel niet gezien. Keer op keer. Het was een agra­rische samenleving. En hoe begrepen ze ook wat Jezus vertelde. Een deel van het zaad viel op de weg. En werd vertrapt en de vogelen des hemels aten het op. Het zaad is het Woord van God. Langs de weg valt het. De mensen horen het, maar dan komt de duivel en rooft het weg, opdat zij niet geloven en be­houden worden. Dat wat op de rots valt, dat reikt niet diep. Zij horen het Woord, nemen het met blijdschap aan, maar als de beproeving komt, dan vallen ze weer af. En dat wat in de distels valt, dat groeit samen op en verstikt het graan. Dat zijn mensen die het wel horen maar gaandeweg worden ze door zorgen en rijkdom belast en verstikt en dan brengen ze het niet tot vrucht. En het goede zaad valt in goede grond; wortelt en komt tot volle bloei en brengt honderdvoudig vrucht voort. Zij horen het Woord en houden het vast met een vroom en goed hart en ze houden het vast en volharden en dragen vrucht. Het is dus zaak dat je tot het goede zaad behoort. Wortel in het Woord! Wees standvastig! Laat je niet verstikken. Het is zo uit het leven gegrepen. We lopen er vaak de kantjes af en dat is levensgevaarlijk. Want waarom zouden wij niet door de lusten van het leven gegrepen worden en afvallen en verstikken in onze rijkdom en de lusten en de lasten. En hoe gevaarlijk is het niet om het wel gehoord te hebben, maar er gedurende je leven toch niet meer zo nauwge­zet naar te leven, want het gaat niet vanzelf. Groei wordt gegeven. En het brengt vrucht voort, maar we moeten wel volharden en geworteld blijven. En dat betekent dat we dicht bij het Woord van God moeten blijven. Want dat is immers het zaad. Hoe kunnen we ooit wortelen als we niet Gods Woord lezen en herlezen? Dat is het allerbelangrijkste wat we kunnen doen. Daar gaat het om. Heerlijk toch, om dat te doen. Glorie voor God! Wat een gelijkenis. Wie oren heeft die hore. Hoor het dus wèl. Want je zit zo maar op het verkeerde spoor.

En dan gaat Jezus verder. Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een vat of zet haar onder een bed. Wat is dat voor flauwekul? Dat doe je toch niet? Het is belachelijk om zo’n voorbeeld te noemen. Wat denkt Jezus wel? Neen, je zet het op de standaard, zodat ieder die binnenkomt het kan zien. Ja, natuur­lijk. Maar waar gaat het om? Er zijn mensen die denken dat ze dingen in het verborgene kunnen doen. Maar dat gaat absoluut niet want wat in het verbor­gene gedaan is dat zal aan het licht komen. Pas dus op hoe je het allemaal hoort. Want wie een oor heeft hore wat de Geest tot de gemeente te zeggen heeft. Het gaat om het Woord van God. En let op wat God te zeggen heeft. Het gaat om het horen en het gehoorzamen. Heerlijk om dat te doen. En pas op als je het hebt, dan zul je krijgen, maar als je denkt dat je hebt, dan zal je ook ontnomen worden dat wat je al hebt. Dat is heel precies. En dan gaat het ook niet meer om wie je familie is. Dan is het belangrijk, dat je weet dat je behoort tot het gezin van God. Dan gaat het er om of je Jezus volgt en doet wat Hij zegt. Zalig wie het Woord van God horen en doen. Dat is het evangelie. Het gaat om het evangelie van het Koninkrijk en dat wordt in gelijkenissen ver­teld, opdat jij die weet hebt van Koning Jezus, het kunt vertellen. De gelijke­nis van de zaaier is wel een van de meest tot de verbeelding sprekende gelijke­nissen. Het is zo uit het leven gegrepen. Het is ook de gelijkenis waardoor Vincent van Gogh zo bekend geworden is. Daar moeten we ook nog veel meer over schrijven. Wat een wonder. Heerlijk toch!

Lucas 8:22-39

30 oktober [2]

8:22

en zij staken van wal.

8:23

viel Hij in slaap. En er sloeg een stormvlaag neder… en verkeerden in nood.

8:24

Meester, Meester, wij vergaan! En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en de wilde wateren. En zij kwamen tot rust en het werd stil.

8:25

Waar was uw geloof? … Wie is toch deze, dat Hij ook aan de winden en aan het water bevelen geeft en zij Hem gehoorzaam zijn?

8:27

een man… door boze geesten bezeten… woonde… in de graven.

8:28

en hij viel aan zijn voeten en sprak met luider stem: Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U, dat Gij mij niet pijnigt.

8:29

maar hij brak de boeien stuk en werd door de geest naar eenzame streken gedreven.

8:30

Wat is uw naam? Hij zeide: Legioen; want vele geesten waren in hem gevaren.

8:32

en zij smeekten Hem, dat Hij hun zou toestaan daarin te varen. En Hij stond het hun toe.

8:33

en voeren in de zwijnen en de kudde stormde langs de helling het meer in en verdronk.

8:35

en vonden de mens,… aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand, en zij werden bevreesd.

8:37

En de gehele bevolking van de streek der Gerasénen vroeg Hem, of Hij van hen wilde weggaan, want zij waren door grote vrees bevangen.

8:38

verzocht Hem bij Hem te mogen blijven.

8:39

Keer terug naar uw huis en verhaal al wat God u gedaan heeft. En hij ging de gehele stad door verkondigen al wat Jezus hem gedaan had.

Een onmogelijk verhaal. Hoe kan je nu liggen slapen als het kleine scheepje te keer gaat in de vreselijke storm op het meer en zelfs al water maakt. Ze moe­ten Jezus wakker schudden en roepen in doodsnood: ‘Meester, Meester, wij vergaan!’. Een vreemde situatie. Het lijkt wel of Jezus het er op aan wil laten komen. Hij spreekt de storm en de golven toe. En zij komen tot rust en het is stil. Zie je Jezus op de voorplecht staan en de golven toespreken? Hoe is het mogelijk. Het ene moment gaat het te keer en het andere moment wordt het stil En daar glijdt het bootje over de stille wateren. En dan vraagt Jezus: ‘Waar was uw geloof?’ Wat een vraag. Gaat ons geloof dan zo ver, dat we kunnen verwachten dat de wind en het water gaan liggen als we in geloof spreken? Kennelijk. Want dat is het antwoord op de vraag. Als je geloof had als een mosterdzaad zou je zeggen tot deze berg: ‘Verplaats u in de zee,’ en het zou gebeuren. Wat zit er een kracht in het geloof. Het is toch fantastisch om te mogen geloven in zo’n Messias. We zien het hier weer voor onze ogen. Wat een bemoediging. Dat is onze Messias. Daar mogen wij bij horen. En de mensen staan in opperste verbazing. Ja, ze weten dat Hij zieken kan genezen en grote wonderen kan doen. Maar dat zelfs de zee en de wind Hem gehoor­zamen, dat is toch wel het toppunt van Zijn wondermacht. De natuur moet Hem zelfs gehoorzamen. Dat is de almacht van onze God. Hij is Heer over de schepping. Hij heeft alles geschapen, dus Hij heeft er ook heerschappij over. Het is geweldig. Het is te gek. Wat een God. En ja, dat is ook vanzelfspre­kend. Hij is de Pottenbakker. En Die weet alles over Zijn pot. Niet de pot kan tot de pottenbakker spreken. Wat een arrogantie dat wij als mensen denken wel eens even te zeggen hoe de Schepper alles gemaakt heeft. We beginnen al met de schepping. We weten er niets van, maar toch doen we alsof wij weten hoe het met de schepping zit. Het is de arrogantie ten top. We moeten ons bekeren. En een beetje snel ook. Want God laat Zijn eer niet roven.

En dan gaat het scheepje door. Ze komen aan land in het land der Gerasénen. Dat zijn de uithoeken van het land. Daar wonen de mensen niet graag. Wat een land. En daar ontmoeten ze een man vol met boze geesten. Een gevaarlijke man. Want ze hebben hem geprobeerd in de boeien vast te zetten, maar steeds brak hij uit en de geest dreef hem naar eenzame plaatsen, daar waar de graven zijn. En dat is het beeld dat bij de boze geesten past. De boze geesten proberen de mens in de dood te krijgen. Want de duivel is de mensenmoordenaar van de beginne. Het is verschrikkelijk. Wat een toestand. En de boze geest begint te schreeuwen. ‘Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus van Nazareth, Zoon van de allerhoogste God?’ Dat is bijzonder. De boze geest weet precies Wie hij voor zich heeft. En zo is het. De duivel weet precies wie Jezus is. Hij weet precies wie van Jezus zijn en wie niet. Hij weet precies waar we nog de kracht van de boze toelaten in ons leven en ons denken. Daar is hij dan op geconcen­treerd. Hij pakt ons op onze zwakke punten. Daar moeten we ons dan ook bekeren en ons wapenen tegen de aanvallen van de boze. Want die zijn er. Want dat zien we hier maar weer. En we moeten niet zo naïef zijn dat die machten er vandaag niet zijn. De duivel is nu vandaag nog net zo krachtig als toen. Hij wil ons kapot maken. Hij wil ons pakken en hij zal alles doen om ons in zijn macht te krijgen.

En de boze geest smeekt of Jezus hem niet wil pijnigen. Want de geest weet dat zijn tijd er op zit. Hij is bang. Want inderdaad, overal waar de kracht van Jezus zich openbaart, daar moeten alle tegenkrachten op de vlucht. Vergeleken bij de macht van Jezus is de macht van de boze niets. En dat is vergeleken bij de macht van de mensen wel een grote kracht. Zie maar eens wat er allemaal stuk gemaakt wordt in de wereld door de boze. Jezus vraagt naar zijn naam. Legioen, zegt hij, want er zijn heel veel boze geesten in hem. En deze geesten smeken hem dat ze niet in de afgrond gestort worden. De geesten sidderen, want ze weten dat ze hun tijd gehad hebben. En dan drijft Jezus ze uit en ze varen in een kudde zwijnen en die beginnen te rennen en te keer te gaan en die stortten van de helling af, de zee van Tiberias in. En ze verdrinken. De herders die even te voren nog rustig de zwijnen aan het hoeden waren zien plotseling hun kudden tekeergaan en de helling afstorten. Ze rennen weg en vertellen wat er gebeurd is. De mensen komen en zien de bezetene aan de voeten van Jezus zitten, volledig bij zijn verstand. De mensen worden bang en ze vragen of Jezus hun streek wil verlaten. Eén kudde in de zee gestort is wel genoeg. Want zo kom je aan de economie van het land en daar moet je van afblijven. Dat is levensgevaarlijk. Weg zijn de zwijnen. Weg is je inkomen. En dat om een man die weer bij zijn verstand is gekomen? Er zijn meer mensen die bezeten zijn, straks gaat onze hele economie er aan. Dat moeten we niet hebben. En daar gaat Jezus. De man wil meegaan. Maar Jezus beveelt hem te blijven en overal te vertellen wat hem is overkomen. En dat is wat wij ook moeten doen. Wij mogen blijven waar we zijn en overal vertellen wat ons overkomen is. Want God is een God van liefde. Hij zendt Zijn Zoon om te redden. We zien het voor onze ogen. Hij is Heer over de boze geesten. Hij beveelt dat ze uit moe­ten gaan en dan gaan ze uit. Waar Jezus komt, daar is rust en vrede. Daar komt Hij wonen in het hart van de mensen. Heerlijk om daar elke dag mee te leven en het van Hem te verwachten. Als we dicht bij Jezus blijven leven, dan gaan de boze geesten op de vlucht. Dan wordt het vrede in ons hart en dan leven we vol van vreugde, ook al zit niet alles mee. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 8:40-56

31 oktober [2]

8:40

wachtte de schare Hem op,…

8:41

Jaïrus, en deze was een overste der synagoge.

8:42

omdat zijn enige dochter, die ongeveer twaalf jaar oud was, op sterven lag.

8:43

En een vrouw, die sinds twaalf jaren aan bloedvloeiing leed en door niemand kon genezen worden,

8:44

kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast van zijn kleed aan, en terstond hield haar vloeiing op.

8:46

Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan.

8:47

om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij terstond beter was geworden.

8:48

Dochter, uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede.

8:49

Uw dochter is gestorven, val de Meester niet meer lastig!

8:50

Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden.

8:52

Weent niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt.

8:55

Kind, sta op! … en Hij beval, dat men haar te eten zou geven.

8:56

Hij verbood hun tot iemand te spreken over hetgeen geschied was.

Het is ook vreselijk. Je hebt een enige dochter van twaalf jaar en die ligt op sterven. Wat moet je doen? Waar moet je hulp zoeken? Jaïrus is de overste der synagoge. Hij weet natuurlijk van Jezus. Hij weet ook dat de leiding van de synagoge niets van deze Jezus wil weten. Dat is een nieuwlichter. Dat is een godloochenaar. Want Hij denkt dat Hij de zonden kan vergeven. Dat is gods­lastering. Want dat kan alleen God. Neen, deze Jezus, daar moet je ver van­daan blijven. Maar wat moet je als je kind op sterven ligt? Als je weet dat deze Jezus wonderen kan doen? Dan kies je voor de wonderdokter en dan riskeer je je baan. En dat doet Jaïrus. Hij valt voor de voeten van Jezus neer. Zie toch eens, alle mensen zien het. Ze schrikken. De overste der synagoge, liggend aan de voeten van Jezus. Je ziet de Farizeeën, vol afschuw, naar Jaïrus kijken. Het is te gek. Dat kan niet. Dat zal hem duur te staan komen. Nu ook al de overste der synagoge afvallig? Daar moeten ze tegen optreden.

En Jezus gaat op weg. Weer een grote schare om Zich heen. Ze dringen op Hem aan. En dan is daar die vrouw, die al twaalf jaar aan bloedvloeiing lijdt. Ze doen er niets aan. Ze moet er mee leren leven. Maar het is een verschrikke­lijke ziekte. Ze is ook nog onrein. Haar krachten nemen steeds maar af. En dan beweegt ze zich onder het volk. En stiekem raakt ze de kwast van Jezus’ kleed aan. O, wat gaat er een schok door haar heen. Ze is genezen. Ze weet het. Ze voelt het. Ze heeft het geloofd. Het wonder is geschied. Ze wist wel dat het mogelijk was. Ze was ervan overtuigd dat Jezus het kan. O, wat een blijd­schap. Maar dan staat Jezus stil en kijkt om Zich heen. Iemand heeft Mij aan­geraakt. Ik weet het zeker. En wat de discipelen ook zeggen, dat er zoveel mensen zijn en dat het geen wonder is dat iemand Hem aanraakt, Jezus zegt: ‘Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan, dus iemand heeft Mij bewust aange­raakt voor genezing’. Dan komt de vrouw bevend tot Jezus en vertelt het ten overstaan van alle mensen waarvoor zij Hem aangeraakt heeft. Wat een schan­de. Hoe durft ze. Een bloedvloeiende onreine vrouw. Verschrikkelijk. Er gaat een rilling van afkeer door het volk. Maar Jezus ontmaskert alle schijnheilig­heid van de omstanders. ‘Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede.’ Dat is het grote wonder. We moeten in geloof wandelen en niet in aanschouwen. Weer opnieuw een grote les. Weer een aanmoediging om te gaan geloven. En niet steeds maar achter Jezus aangaan om weer een volgend wonder te zien. We weten het toch. Jezus is leven. Hij wil het hele van de mens. Hij heeft het eeuwige leven voor ons op het oog. Daar hoeven we niet aan te twijfelen. Het is een waarheid. En als we er in gaan staan, zullen we het ontdekken. Dan komen er grote wonderen. Dan zal het gebeuren. Wat een heerlijk leven heb­ben we dan. We hoeven er nooit aan te twijfelen. Het is een heerlijke gedach­te. Dank U wel Here Jezus. Ons geloof heeft ons behouden. Ga heen in vrede! Als we geloven dan hebben we vrede. Ga heen in vrede! Wat moet die vrouw blij geweest zijn. Haar geloof heeft haar behouden. Dat is heerlijk. Here, help ons in geloof te wandelen. Het is zo heerlijk om dat weer te zien en te leren. Kom ons ongeloof te hulp! Dank U, Here Jezus, dat U Uw leven gaf voor de zonden van de wereld.

Ja, en daar heb je het al. De dochter van Jaïrus is inmiddels gestorven. Het lijkt erop dat Jezus het erom doet. Had Hij niet direct en rechtstreeks naar Jaïrus’ huis kunnen gaan? Hij wist toch hoe ernstig ze er aan toe was. En wat zou Jaïrus gedacht hebben? Hoe zal hij die vrouw verfoeid hebben, die voor het oponthoud zorgde. Waarom? Waarom? En nu is ze dood. ‘Val de Meester niet meer lastig’, zeggen de mensen. Het is te laat. Maar Jezus zegt: ‘Ze is niet dood, ze slaapt’. En Hij gaat snel op pad. De mensen lachen Hem uit. Ze gaan door met het weeklagen. Wat een verdriet. Jezus is te laat. Maar Jezus gaat naar binnen met de ouders en Petrus, Johannes en Jacobus. En hij zegt tegen het kind: ‘Sta op!’ En het staat op. Hij beveelt haar te eten te geven en ze eet. Ze is uit de dood opgestaan. Ze is uit haar slaap opgestaan. Wat een wonder. Jezus heerst over de dood. Heerlijk om dat te weten. De dood is de laatste prikkel. Die is overwonnen op het kruis van Golgotha. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk om dat te weten. Wat een zegen. Wat een liefde. Wat een genade. Wat een eeuwig leven. Het is toch geweldig om te weten dat we deel hebben aan dat eeuwige Koninkrijk van God? Het eeuwige leven hebben we al. Hij kan genezen. Hij is de grote Geneesheer. Wij zijn gekocht en betaald door het bloed van Jezus. Glorie voor Zijn Naam! Het ene verhaal na het andere beves­tigt de grote macht en liefde van Jezus voor de mensen. We hoeven er ook vandaag niet aan te twijfelen. Elke dag zien we de wonderen van God voor onze ogen. Glorie voor Zijn Naam! Dank U, Here God!

Lucas 9:1-17

1 november [2]

9:1

en gaf hun macht en gezag over alle boze geesten en om ziekten te genezen.

9:2

En Hij zond hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen en genezingen te doen,…

9:3

Neemt niets mede voor onderweg,…

9:4

En komt gij ergens in een huis, blijft daar en reist vandaar verder.

9:5

En zijn er, die u niet willen ontvangen, gaat dan weg uit die stad en schudt het stof af van uw voeten tot een getuigenis tegen hen.

9:6

Zij gingen heen en trokken de dorpen langs, overal het evangelie predikende en genezingen doende.

9:7

omdat door sommigen gezegd werd, dat Johannes uit de doden was opgewekt,

9:8

door sommigen, dat Elia verschenen was, door anderen, dat een der oude profeten was opgestaan.

9:9

En hij trachtte Hem te zien te krijgen.

9:10

verhaalden zij Hem alles, wat zij verricht hadden.

9:11

en sprak tot hen over het Koninkrijk Gods,…

9:13

Geeft gij hun te eten.

9:14

Laat hen gaan zitten in groepen van ongeveer vijftig.

9:16

Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen, en Hij zag op naar de hemel, sprak de zegen uit en brak ze,…

9:17

En zij aten en werden allen verzadigd en het overschot werd door hen opgeraapt: twaalf manden met brokken.

Gaat dan heen! Verkondigt dit evangelie aan alle volken. Dat is de opdracht. Heen gaan en verkondigen. Dat begint elke keer weer opnieuw. Jezus zendt ze heen en ze gaan. Hij geeft ze macht om de boze geesten uit te drijven en zie­ken te genezen. Met een advies. Neem niets mee voor onderweg. Laat je uit­nodigen in de huizen. Daar zullen ze je voeden en van het nodige voorzien. En willen ze je niet ontvangen, schudt het stof van je voeten hun tot een getuige­nis. Dat is duidelijke taal. En het is vandaag nog hetzelfde. Ga gewoon en verkondig het evangelie. Geef het door. Vertel het aan de mensen. Steeds weer opnieuw. Want er zijn velen die het nog nooit gehoord hebben. Predik het evangelie van het Koninkrijk Gods.

Herodes hoort er ook van. En Hij probeert Jezus te zien te krijgen. Wie is deze wonderdoener? Neen, Johannes kan niet opgestaan zijn, want ik heb hem zelf onthoofd. Hij moet iets bijzonders zijn. De discipelen komen terug en verha­len Jezus alles wat ze gedaan hadden. Wat een verhalen. Ze zijn op stap in de autoriteit van Jezus. En grote wonderen zijn gebeurd. Gaan we in autoriteit, dan kunnen we grote dingen verwachten. Want niets is onmogelijk voor God. Heerlijk toch? Wat een zegen. De scharen volgen Hem. Heeft hij dan nooit rust? En ook deze scharen vertelt Hij van het Koninkrijk Gods. Ze hangen aan Zijn lippen. Hij vertelt als een gezaghebbende. Hij vertelt van de liefde en de barmhartigheid van God. Hij nodigt uit om niet een krampachtig evangelie aan te hangen maar te leven vanuit de vrijheid en de bevrijding door het geloof in God Die Zijn Zoon zond naar deze wereld. Hij is de Messias, waarop ze wachtten. En als ze al dachten dat Hij met vertoon van macht kwam, dan waren ze fout. Want hij kwam om het verlorene op te zoeken. Zij die geknecht werden, te bevrijden en hen te leiden op de weg naar dat Koninkrijk. Daarin past natuurlijk het herstel van alle dingen. Ook het herstel van Israël, want dat is beloofd. Heerlijk evangelie.

Als het avond wordt zijn ze er nog. ‘Neen. Stuur ze niet weg’, zegt Jezus. ‘Wij kunnen ze ook voeden.’ ‘Maar Jezus, er zijn maar vijf broden en twee vissen.’ ‘Nou, en? Zet ze neer in groepen van vijftig. Dat zijn honderd groepen, want er zijn vijfduizend mensen.’ En dan kijkt Hij op naar de hemel en spreekt de zegen uit. Hij begint het brood te breken en ze worden allemaal gevoed. Er zijn zelfs ook nog twaalf manden met brood over. Dat is een wonder. Ziet u het al voor u? Daar zullen ze nog lang over spreken. Jezus voedt de vijfdui­zend. Ook dat kan dus. Voor Hem is nu niets te wonderlijk. Alles is onderwor­pen aan Zijn almacht. Als Hij Zijn macht en majesteit wil tonen, dan is alles mogelijk. Nu dus een wonderbare spijziging. En is dat ook niet het karakter van God? God gaat door deze wereld om ons als Zijn mensenkinderen, steeds maar weer Zijn macht en majesteit te tonen. Want de macht van de boze is groot en probeert ons steeds van de liefde van Christus af te trekken. Maar de bijbel en ook de geschiedenis tot vandaag, staat bol van het wonder van God in het leven van de mensen. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 9:18-43a

2 november [2]

9:18

En het geschiedde, terwijl Hij in het gebed alleen was,… Wie zeggen de scharen, dat Ik ben?

9:20

Maar gij, wie zegt gíj, dat Ik ben? Petrus antwoordde en zeide: De Christus Gods.

9:22

De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden… en gedood worden en ten derden dage worden opgewekt.

9:23

Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij.

9:24

Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden.

9:25

Want, wat baat het een mens, als hij de gehele wereld wint, maar zichzelf verliest of zelf schade lijdt?

9:26

Want ieder, die zich voor Mij en mijn woorden zal schamen, voor hen zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij komt in zijn heerlijkheid en die van de Vader en de heilige engelen.

9:27

Ik zeg u in waarheid, er zijn sommigen onder degenen die hier staan, welke voorzeker de dood niet zullen smaken, voordat zij het Koninkrijk Gods gezien hebben.

9:29

de berg opging om te bidden. …terwijl Hij in het gebed was, dat het aanzien van zijn gelaat anders werd, en zijn kleding werd stralend wit.

9:30

En zie, twee mannen spraken met Hem, en wel Mozes en Elia.

9:31

Dezen, in heerlijkheid verschenen, spraken over zijn uitgang, die Hij te Jeruzalem zou volbrengen.

9:32

En Petrus en die met hem waren, werden door slaap overmand en, toen zij ontwaakten, zagen zij zijn heerlijkheid, en de twee mannen, die bij Hem stonden.

9:33

En het geschiedde, toen dezen van Hem scheidden, dat Petrus tot Jezus zeide:…

9:34

En terwijl hij dit zeide, kwam er een wolk, en overschaduwde hen. En zij werden bevreesd, toen die de wolk ingingen.

9:35

En er klonk een stem uit de wolk, die zeide: Deze is mijn Zoon, de uitverkorene, hoort naar Hem.

9:36

En terwijl die stem klonk, bevond Jezus Zich alleen.

9:38

want hij is mijn enige,

9:39

en zie, een geest grijpt hem en dan schreeuwt hij plotseling en hij doet hem stuiptrekken, dat hem het schuim op de mond staat,…

9:40

En ik heb uw discipelen gesmeekt hem uit te drijven en zij hebben het niet gekund.

9:41

Jezus antwoordde en zeide: O ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn en u verdragen? Breng uw zoon hier.

9:42

wierp de boze geest hem op de grond en deed hem stuiptrekken. Maar Jezus bestrafte de onreine geest en Hij genas de knaap en gaf hem terug aan zijn vader.

9:43

En allen stonden verslagen over de majesteit Gods.

En het geschiedde, terwijl Hij in gebed alleen was. Jezus nam tijd om te bid­den. Hij ging in de stilte. Hij was alleen. Hij wilde de gemeenschap met Zijn Vader. Daar moet je de drukte voor mijden en de stilte zoeken. Dan komen je hersens tot rust. Dan kan God tot je spreken. Het is o zo belangrijk om alleen te zijn. Wat doen we dat toch weinig. Dat wat het meest normaal moet zijn, dat doen we het minst. Wat een domoren zijn we toch. Als zelfs Jezus alleen moest zijn om met Zijn Vader te spreken. Of beter: Zijn Vader met Hem, dan hebben wij dat toch zeker nodig. Daarom moeten we radicaal ons leven ver­anderen en de tijd nemen om te bidden. Spreek altijd met God! Maar om met een gewoonte te breken, dan moet er heel wat gebeuren. Dan moeten we van een verslaving af. Dat gaat niet in één keer. Daar moeten we elkaar ook bij helpen. Daar moeten we elkaar ook op wijzen. Begin in de morgen. Begin ge­woon. Zoek een moment. Maar doe het bewust. Het is belangrijk.

‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ zegt Jezus. En dan roept Petrus op de vraag: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben: ‘’De Messias, de Christus Gods’.’’ Dat is duidelijke taal. Zij wisten het en zij geloofden het. En zelfs op momenten van twijfel werden ze er weer bij bepaald. Het is de Messias. Daar mochten ze niet over spreken, want dat zou de tegenstanders alleen maar in de kaart spelen. Neen, zwijg erover. Het is Mijn tijd nog niet. Want de Zoon des mensen moet veel lijden. Hij zal verworpen worden, gedood, maar op de derde dag zal Hij opstaan. Dat is iets anders dan een Messias die de Romeinen zal verdrijven. Dat is geen Messias met macht en majesteit. Dat is een lijdende Messias die Zijn leven geeft. Ook al zal Hij in drie dagen opstaan. Het begin is, verworpen te zijn. Het verloren te hebben. De religieuze leiders zullen hun overwinning vieren.

En dan zegt Jezus heel sterke woorden. Want wie wil er nu achter een lijdende knecht blijven staan? Het staat in de Schriften en Jezus heeft het ze uitgelegd. Maar hun dogma’s en hun verwachtingspatroon stonden zo haaks daarop dat ze het nauwelijks wilden geloven. Daarom is het zo belangrijk wat Jezus dan zegt: ‘Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf’. Als hij denkt zijn eigen leven vast te kunnen houden, dan zal hij alles verliezen. Maar ga je achter Jezus staan, dan heb je alles gewonnen. Dan heb je je leven behouden. Want je kunt wel denken de hele wereld te winnen, maar dan heb je toch alles verloren als je niet achter Messias Jezus staat. Schaam je dus niet voor Hem. Maar predik het Woord aan iedereen. Want als dan Messias Jezus komt in al Zijn heerlijkheid van de Vader met alle engelen, dan komt het erop aan dat je je vasthoudt aan Jezus. Wat heb je gekozen? Wie heb je gevolgd? Waar heb je voor gekozen? Het gaat om je beslissing, nu. Kies voor Jezus, want Jezus heeft voor jou gekozen. Dan ben je deel van Zijn eeuwig Konink­rijk van recht en gerechtigheid. Dan zul je het ervaren. Ja, er zijn er die de dood niet zullen smaken, voordat ze het Koninkrijk zien.

En dan, acht dagen later, gebeurt er iets geweldigs. Jezus neemt Petrus en Johannes en Jacobus mee de berg op, om te bidden. Hier zien we het weer. Jezus wil alleen zijn met zijn hartsdiscipelen, op de berg, om te bidden. Wat is bidden toch belangrijk. Je kunt het niet genoeg doen. En het geschiedde, ter­wijl Hij in gebed was, dat Zijn aangezicht veranderde en Zijn kleding stralend wit werd. Gods tegenwoordigheid is heel dichtbij. En zie, twee mannen spra­ken met Hem. Mozes en Elia. Wat gebeurt er nu? Mannen van God van eeu­wen her, verschijnen. Mozes, van heel lang geleden en Elia van eeuwen later, spreken met Jezus, weer eeuwen later. Wat een wonder. Wat een indrukwek­kende verbinding van verleden, heden en toekomst. Het overtuigende bewijs dat er een eenheid is in de geschiedenis. Dat we allen zullen zien wie met Hem geleefd hebben. Op de jongste dag zullen allen die Hem van harte lief gehad hebben, verenigd zijn met Hem. Glorie voor Zijn Naam! Wat zullen Petrus en Johannes en Jacobus onder de indruk zijn gekomen. En deze mannen spraken met Jezus over de uitgang die Hij te Jeruzalem zou hebben. Ze spraken over Zijn lijden en sterven. Over de verzoening aan het kruis van Golgotha. Wat een bemoediging, wat een eenheid. Wat een kracht. Ze vallen in slaap. Geen wonder. Dat kun je toch niet verdragen. En als ze wakker worden dan zien ze de heerlijkheid en de twee mannen die bij Hem stonden.

“En het geschiedde toen dezen van Hem scheidden dat Petrus zeide: ‘Laten we drie tenten opslaan. Voor U een, en voor Mozes een, en voor Elia een?’” Hij wist niet wat hij zei. Hij wilde hen bij zich houden. Dit was uniek, dit was geweldig. Dit is volmaakt. Dat wil je altijd wel meemaken. En er kwam een wolk die hen overschaduwde. Ze werden bevreesd, want wat zal er nu gebeu­ren? Ze gingen de wolk in. En een stem klonk uit de wolk: ‘Deze is Mijn Zoon, de Uitverkorene’. Dat is de stem van God. Hoort naar Hem. God, Die ons oproept naar Hem te luisteren. Naar de Uitverkorene. Dan gaat het goed. Wat een openbaring. Daar kun je je leven lang op teren. En Petrus komt er in zijn brieven ook op terug. En ook Johannes. Want er is geen woord dat gewor­den is of het is van God. En Petrus heeft het zelf gehoord. En roept ons op om het profetische Woord van het begin tot het einde dan ook onwankelbaar vast te houden. Glorie voor Zijn Naam! Wat een indrukwekkend verhaal. Daar kun je je hele leven mee vullen. Daar mogen we ons aan vasthouden. Want deze Jezus kwam in de eerste plaats voor ons. Hij gaf Zijn leven om te lijden en te sterven. Verzoening te doen voor onze zonden aan het kruis van Golgotha. Wat een last had Hij te dragen. Wat een bemoediging had Hij dan ook nodig. God zond twee geloofshelden: Mozes en Elia. En die spreken met Hem over wat er gaat gebeuren. De discipelen hebben nog geen flauw benul, wat er allemaal gaat komen. Het staat ook zo ver van hen af. Ze hebben de profetie ook heel anders begrepen. Maar het gaat wel gebeuren. En hoe kun je anders de stem van God horen, dan door een wolk die je beschermt tegen de krachtige tegenwoordigheid van God?

Dit zijn toch wel kerngedeelten van het evangelie. Het zijn hoogtepunten van Gods aanwezigheid naar ons toe. Hoe is het mogelijk, dat de heilige God zo dicht naar ons toekomt? Het is ons overgeleverd opdat we ons zouden vast­klampen aan Hem die ons heeft lief gehad. Dank U wel, voor die grote liefde. Ze spreken er niet over. En pas na de Hemelvaart zullen ze het verteld hebben. Wat een geweldig geheim hebben ze mee mogen dragen. Ze zullen er bij alle fasen in het leven van Jezus aan gedacht hebben.

De volgende dag gaan ze naar beneden en zien een grote schare en een man met een zoon, zijn enige, die bezeten is. Hij heeft de discipelen gevraagd hem te genezen maar ze konden het niet. Jezus is teleurgesteld. O, ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn en u verdragen? Hij had toch macht gegeven aan de discipelen, maar ze hadden hun geloof al weer vaarwel gezegd. De boze geest gaat te keer in het leven van deze zoon. Hij stuiptrekt en hij schreeuwt. Hij is niet te houden. Wat een ellende. En de boze geest doet alles om de jongen niet te verlaten, maar Jezus bestraft de boze geest en al stuiptrekkende verlaat deze de jongen en hij geeft hem terug aan zijn vader. En allen stonden verslagen over de Majesteit Gods. Ja, dat is ook zo. Het is ook niet te geloven. Het is toch geweldig? De boze geesten gaan voor hem op de vlucht. Dat is nog eens Gods krachtige aanwezigheid. Glorie voor Zijn Naam! De wereld op de berg is als in de hemel. God is aanwezig, en ook Mozes en Elia zijn aanwezig. En dan kom je weer beneden en je valt meteen weer in de oorlog die er heerst tussen goed en kwaad. De boze machten gaan steeds te keer. Soms als agressieve, boze geesten, die ook zichtbaar zijn voor de mensen. Het zijn de demonen. Maar ook vaak in ons hart, waar de boze ook kan huizen. Vaak achter een façade van vroomheid en schijnheiligheid. Het valt soms zo maar over je. God weet van deze strijd. Hij wist, dat alleen door het zenden van Zijn Zoon, er een oplossing was om voorgoed de duivel uit te bannen in de grote eindstrijd. En dat door de verzoening van de zonden en het herstel van alle dingen. En in die kracht mogen wij ook voortgaan om heilig en onberispelijk te leven. We mogen en we moeten Hem gehoorzamen en volgen. Want dat is het evangelie van het Koninkrijk. Dat baant zich een weg temidden van de duisternis, die zal verdwijnen als Hij verschijnt in volle kracht met al Zijn engelen. Dat zal wat zijn. Wat een geweldige gebeurtenis zal dat zijn. Het wordt hier gezegd. En de hele wereld is er opgericht dat dat moment zal aanbreken.

Er heerst een grote oorlog. Er heerst een geestelijke strijd. We zien het aan alle kanten. Het begint al met het leven. Alles wordt geboren om te sterven. En dat is niet de bedoeling. We zijn geschapen naar het beeld van God om eeuwig te leven. Dat is de bedoeling. Als je een baby ziet, dan is dat een volmaakte gebeurtenis. Het is een wonder. Het is Gods schepping. Dat vervult je hart met blijdschap en ontzag voor de scheppende God. Het is onvoorstel­baar mooi. En elk graf en elke ziekte is een herinnering aan de zondeval. God heeft het zo niet bedoeld. We zien het telkens weer als Jezus de zieken geneest en de boze geesten uitrijft. Alle kracht van boven moet komen om de boze weg te jagen. Elke genezing is een overwinning op de satan. Het is het bewijs dat God op de troon zit. Hij werkt met alle macht om het herstel van alle dingen. Die dag zal komen met macht en majesteit om met al Zijn engelen te komen om dat Koninkrijk van God te grondvesten met recht en gerechtigheid. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 9:43b-62

3 november [2]

9:44

Legt gij deze woorden in uw oren, want de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen.

9:45

…zodat zij het niet verstonden.

9:46

…wie van hen de meeste was.

9:48

Een ieder die dit kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij; en een ieder die Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. Want wie onder u allen de minste is, die is groot.

9:49

Johannes antwoordde en zeide: Meester wij hebben iemand in uw naam boze geesten zien uitdrijven en wij wilden het hem beletten, omdat Hij niet met ons U volgt. Jezus zeide tot hem: Belet het niet, want wie niet tegen u is, is vóór u.

9:51

En het geschiedde, toen de dagen van zijn opneming in vervulling gingen, dat Hij zijn aangezicht richtte om naar Jeruzalem te reizen,

9:52

en Hij zond boden voor Zich uit.

9:53

En zij ontvingen Hem niet, omdat zijn aangezicht gericht was naar Jeruzalem.

9:54

Here, wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van de hemel zal nederdalen om hen te verteren?

9:55

Doch Hij keerde Zich om en bestrafte hen.

9:57

Ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat.

9:58

De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen.

9.59

En Hij zeide tot een ander: Volg Mij. Maar deze zeide: Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.

9:60

Maar Hij zeide tot hem: Laat de doden hun doden begraven; maar ga gij heen en verkondig het Koninkrijk Gods.

9:61

En weer een ander zeide: Ik zal U volgen, Here, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten.

9:62

Maar Jezus zeide [tot hem]: Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods.

Het was ook moeilijk voor de discipelen om het te begrijpen. Jezus deed grote wonderen. Nu net weer die bezeten knaap. De mensen stonden verbaasd. Daarvoor was de verheerlijking op de berg. Jezus wist wat er zou gaan gebeuren. Hij had gesproken op de berg met Mozes en Elia over de uitgang die Hij te Jeruzalem zou hebben. Dat was een verschrikkelijke uitgang. En Hij wist ook dat de geestelijke leidslieden van Zijn tijd het op Zijn leven gemunt hadden. Want Hij bracht een niet knechtend evangelie. En de mensen hingen aan Zijn lippen. Ook omdat Hij tekenen en wonderen deed. Hij was meer en meer een doorn in het oog van de kerk van die dagen. Hij wist dat Hij zou lijden en sterven. Jezus zei dan ook: ‘Leg deze woorden in uw oren, want de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen’. Maar dit woord was voor hen verborgen, ze begrepen het niet. Ze hebben het pas later begrepen. Maar Lucas schrijft het hier wel op, want ze hadden het kunnen weten. Dat is de tragiek. We hadden het kunnen weten, maar we zijn er aan voorbijgegaan. We weten het wel, maar we willen het niet weten. Zo is het vandaag met de profetie. We weten het wel, want het staat geschreven. We zien de ontwikkelingen in de wereld, maar we gaan er aan voorbij. Want we willen er niet aan dat het Woord van God, ook wat de nog niet vervulde pro­fetieën betreft, letterlijk genomen moet worden. Het gebeurt voor onze ogen. Wanneer zullen we het zien? Als de bedekking zal worden weggenomen waarvan Jesaja 25 spreekt?

En daarom gaan we ook maar door om ons af te vragen wie de belangrijkste is. Jezus beantwoordt het met het voorbeeld van een kind en zegt: ‘Een ieder die dit kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij; en een ieder die Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. Want wie onder u allen de minste is, die is groot’. Daar gaat het om. Wie dient is de meeste. Wie de ander liefheeft boven zichzelf, die is de grootste. Maar zonder Jezus doen we ons best om meer te zijn dan de ander. Maar Jezus was boven ons en Hij kwam om ons te redden. Hoe zouden wij dan anders kunnen zijn? Wij moeten ook aller dienaar zijn en dan zijn we groot. Dat is een principe dat werkt. Want als we ons in­zetten voor de andere, dan zullen we ontdekken dat het werkt. Daar zit een explosieve ontwikkelingskracht in. Doe het maar. Het is een hemels principe. Zo simpel en zo krachtig. Ga er niet aan voorbij. En als we iemand zien die in de Naam van Jezus boze geesten uitwerpt, belet het hem niet; ‘Want,’ zegt Jezus, ‘Wie niet tegen ons is, die is voor ons.’ Simpel.

En dan weet Jezus dat de dagen van Zijn opneming in vervulling gaan en Hij wendt Zijn gezicht naar Jeruzalem. Dat worden ontzagwekkende dagen. Want Hij zal de zonden van de wereld op zich nemen en lijden en sterven, maar dan opstaan en opgenomen worden en zitten aan de rechterhand van de troon van God. Grote ondoorgrondelijke dingen. Maar ze worden niet ontvangen in de plaats der Samaritanen. Ze worden boos en stellen voor om vuur van de hemel te laten komen. Maar Jezus bestraft Johannes. Joden gaan niet om met Samari­tanen. Dus Johannes had niet zoveel moeite om vuur van de hemel af te sme­ken. Het waren toch maar Samaritanen. De geschiedenis van de Samaritanen is ook heel speciaal. Toen de tien stammen in ballingschap gingen omdat ze zondigden tegen de Here God keer op keer, toen werden andere volken naar dit gebied gedirigeerd. Die hielden er andere goden op na. Later zijn er pries­ters van de Israëlieten gestuurd en die hebben de eredienst hersteld, maar het resultaat was een rare mix van heidendom en Jodendom. En de plaats van aanbidding was in Samaria. Maar de Joden waren heel zeker, dat het Jeruza­lem zou zijn. Ze gingen ook niet om met dit bastaardvolk. Als ze naar Jeruza­lem gingen, dan gingen ze van het noorden ook altijd via het Overjordaanse. Je ging toch zeker niet door het gebied van de Samaritanen? Maar Jezus ging wel door hun gebied. En geen wonder dat ze Hem niet wilden ontvangen. Hoe lelijk waren de Joden niet tegen de Samaritanen. Dan moesten ze ook niet opkijken hoe de Samaritanen tegen de Joden deden. Maar Jezus zegt: ‘Doe het niet’. Hij bestraft Johannes. En ze gaan verder.

De mensen zijn onder de indruk van Jezus. En dan komt er een enthousiaste­ling en zegt: ‘Ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat’. Maar Jezus zegt tot hem: ‘De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen’. Wat zeg je daar van? Je kunt wel zeggen: ‘Ik wil U volgen waar Gij ook heen gaat, maar heb je de kosten ook berekend? Weg is je rust. Weg is je zekerheid. Weg is je plaats waar je zeker bent van je zaak. Je gaat van plaats tot plaats. Je hebt geen rust om je hoofd neer te leggen. En wat zeg je nu? Zeg je nog dat je Mij zult volgen waar Ik ook heenga? Met andere woorden. Veel mensen zeggen het te gemakkelijk. Ze zijn enthousiast over alle wonderen en alle goede dingen die ze zien. Maar ze hebben er geen benul van dat het volgen van Jezus een strijd is. Een weg van vernedering en vervolging. Een weg van strijd. Want de wereld wil Jezus niet. Ze zullen proberen Hem weg te werken. Want hij brengt de duisternis aan het licht en dat is altijd pijnlijk. Daar komt verzet tegen.

En dan zegt Jezus: ‘Volg Mij’. En dan komt het antwoord: ‘Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven’. Ja, dat is toch wel een redelijke vraag. Ik heb toch ook verantwoordelijkheid tegenover mijn familie? Ik kan U pas volgen als mijn vader begraven is. En zo is er natuurlijk altijd wel een reden. Een goede reden. Maar Jezus geeft een confronterend antwoord: ‘Laat de doden hun doden begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods’. Daar gaat het om. We kunnen van alles bedenken waarom we dit en waarom we dat. Maar het gaat erom dat we het Koninkrijk Gods verkondigen. Dat is het allerbelangrijkste. Weg met onze eigen argumenten. Weg met ons geredeneer. Het belangrijkste voorop stellen: het Koninkrijk Gods.

En weer een ander: ‘Ik zal U volgen, Here, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten’. Ja, daar komt weer de binding aan je familie, aan alles waar je met banden aan verbonden bent. Neen. Het gaat erom, dat je Jezus onvoorwaardelijk volgt. Als Hij roept, dan moet je gehoorzamen. Dan kijk je niet achterom, maar dan sla je de hand aan de ploeg en ga je aan de slag. Glorie voor Zijn Naam! Maar dan moeten we ook de hand aan de ploeg slaan en niet achterom kijken. Want dat schiet niet op. Aan het werk! Het Koninkrijk Gods verkondigen.

Lucas 10:1-20

4 november [2]

10:1

twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen, waar Hij zelf komen zou.

10:2

De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst.

10:3

Gaat heen, zie, Ik zend u als lammeren midden onder de wolven.

10:4

Draagt geen beurs of reiszak of sandalen, en groet niemand onderweg.

10:5

Vrede zij dezen huize.

10:7

want de arbeider is zijn loon waart. Gaat niet van het ene huis naar het andere.

10:8

eet wat u wordt voorgezet,

10:9

en geneest de zieken, die er zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen.

10:10

waar men u niet ontvangt,…

10:11

Ook het stof, van uw stad, dat aan onze voeten kleeft, wissen wij af tegen u; doch weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabij gekomen is.

10:12

Ik zeg u, dat het voor Sodom in die dag draaglijker zal zijn dan voor die stad.

10:13

Wee u, Chórazin, wee u, Bethsáïda, want indien in Tyrus en Sidon die krachten waren geschied, welke in u geschied zijn, reeds lang zouden zij, in zak en as gezeten, zich bekeerd hebben.

10:14

Doch het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in het oordeel dan voor u.

10:15

En gij, Kapérnaüm, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij nederdalen.

10:16

Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft.

10:17

Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam.

10:18

Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.

10:19

Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen.

10:20

Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen.

Daar gaan ze opnieuw. Twee en zeventig. Twee aan twee. Naar de dorpen waar Jezus later ook zou komen. En Hij zegt: ‘De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in Zijn oogst’. Ze worden gezonden als lammeren onder de wolven. Nou, dat is nogal een angstige missie. Wat wil je met lammeren onder wol­ven? De wolven zullen komen en de lammeren verscheuren. Dat is kennelijk de situatie waarmee een zendeling op stap gaat. Een grote tegenstand kan hij verwachten. Wie wil nog op stap? Dan moet je wel een echte roeping hebben. Vreselijk. Wat een toestand. Te gek! En je gaat zonder beurs of reiszak. Laat je door niemand ophouden. Ga gewoon! En als je ergens ontvangen wordt, blijf daar en neem het eten aan dat je krijgt en zeg: ‘Vrede zij dezen huize’. Daar gaat het om. Je brengt een boodschap van vrede. Een arbeider is zijn loon waart. Je mag dus verwachten, dat je uitgenodigd wordt door de mensen in het dorp waar je komt. Een arbeider is zijn loon waard. En word je niet ontvangen, schud dan het stof van je voeten, dat zich tegen deze stad keert. En zeg dat het Koninkrijk Gods nabijgekomen is. Want dat is de centrale bood­schap waar het om gaat. Dat was de centrale boodschap van de Here Jezus en dat is de centrale boodschap door alle eeuwen heen. God komt Zijn eeuwig Koninkrijk vestigen van recht en gerechtigheid. Het komt spoedig. En wij mogen dat proclameren en iedereen uitnodigen deel te nemen aan dat Konink­rijk. Vergeet het niet. En ga er ook niet aan voorbij. Want het is vast en zeker. Dat is waarom de Here Jezus naar de wereld kwam. Om dat Koninkrijk aan te kondigen en dat Koninkrijk voor alle mensen te proclameren. En door Zijn lijden en sterven en de verzoening van onze zonden werd de weg voor ons naar dat Koninkrijk vrijgemaakt. Glorie voor Zijn Naam! Maar wijs je die boodschap af?

Ik zeg u, het zal voor Sodom en Gomorra dragelijker zijn op de dag des oor­deels dan voor hen. En wee u, gij dorpen waar Jezus de grote wonderen ge­daan heeft. Als deze wonderen gedaan waren in de stad van de heidenen Tyrus en Sidon, dan zouden ze zich allang bekeerd hebben. Maar niet de steden in het land van Jezus zelf. Zij wijzen Zijn boodschap af. En hetzelfde in Kapér­naüm. Wat heeft Jezus daar veel gepredikt. En wat hebben ze gedaan? Ze hebben Zijn boodschap afgewezen. Neen, Kapérnaüm zal niet tot de hemel verheven worden. Neen, tot het dodenrijk zult gij nederdalen. Dat is nogal barse taal. Harde taal. Veroordelende taal. Duidelijke taal. Niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Dus waar gaat het om? Het evangelie prediken. En die confron­terende boodschap brengen, opdat een ieder die gelooft niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe. Want het is heel simpel. Wijs je de boodschap af, dan ga je verloren. Wie niet gelooft is reeds veroordeeld omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de Enig geboren Zoon van God.

‘Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft.’ We hebben hier met heilige dingen te doen. Het is niet zo maar het afwijzen van ons. Het is het afwijzen van God. En dat is verschrikkelijk. Daarom moeten we met liefde en met kracht die boodschap prediken. Een duidelijke boodschap van oneindige, eeuwige liefde, want God wil niet dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.

De twee en zeventig keerden met blijdschap terug. Hoe kan dat? Ze waren als lammeren onder de wolven gezonden. Angstaanjagend. Maar ze hebben de boodschap met verve gebracht. Ze hebben de boze geesten uitgeworpen en de zieken genezen. Wat een kracht. En dan zegt Jezus: ‘Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen. Zie, ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand’. Er is dus een gehele legermacht van de vijand. Dat is niet niks. En daar geeft Jezus macht tegen. Dan kan de satan niets doen. Dan kunnen we alleen maar wonde­ren verwachten. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk. Wat een God. Hij heeft macht over alles. Maar pas op! Verheug je niet dat je macht hebt over de boze geesten, maar verheug je dat je naam is geschreven in de hemelen. Want daar gaat het om. Het gaat niet om wonderen en tekenen. Het gaat erom dat onze namen staan opgetekend in de hemelen. Dat we geborgen zijn in Christus, in God. Heerlijk! Wat een evangelie. Maar vreselijk om te vallen uit de handen van de levende God. God is liefde. Hij wil je behouden uit dit boos en ver­keerd geslacht. Maar bekeer je! En geloof! Want het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Geloof het evangelie!

Lucas 10:21-42

5 november [2]

10:21

Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.

10:22

Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is, dan de Zoon, en wie de Zoon het wil openbaren.

10:23

Zalig de ogen, die zien, wat gij ziet.

10:24

Want Ik zeg u: Vele profeten en koningen hebben willen zien, wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en horen, wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.

10:25

En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken en zeide: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?

10:27

Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf.

10:28

Gij hebt juist geantwoord; doet dat en gij zult leven.

10:29

En wie is mijn naaste?

10:30

en viel in de handen van rovers,… terwijl zij hem halfdood lieten liggen.

10:31

Bij geval daalde een priester af… doch ging aan de overzijde voorbij.

10:32

Evenzo ging ook een Leviet langs die plaats,… en ging aan de overzijde voorbij.

10:33

Doch een Samaritaan,… werd hij met ontferming bewogen.

10:34

bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.

10:36

Wie van deze drie dunkt u, dat de naaste geweest is van de man,…

10:37

Die hem barmhartigheid bewezen heeft. En Jezus zeide tot hem: Ga heen, doe gij evenzo.

10:39

En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde.

10:40

dat mijn zuster mij alleen laat dienen?

10:41

Martha, Martha, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen,

10:42

maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.

Hij kwam om Hem te verzoeken. Want hij was er van overtuigd dat hij de zaken goed zag. Hij was immers een wetgeleerde. En de leiders van de kerk, met al hun tot in de details omschreven dogma’s hadden de zaken goed gere­geld. Daar was geen speld tussen te krijgen. En deze Jezus, Die kwam roet in het eten gooien. Die maakte onrust in de kerk. Daar moeten we niets van heb­ben. Daar moeten we voor oppassen. En Jezus was een veelbesproken onder­werp in de kringen van de geestelijke leiders. Het volk kwam achter Hem aan, maar dat was een slecht teken. En dan vraagt hij hooghartig: ‘Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Wat een rare vraag. Net of Jezus daar een antwoord op kan geven, laat staan mag geven. Nee, natuurlijk niet. Dat wist hij ook wel. Want alleen God kan dat bepalen en de zonden vergeven. Ja, ze wisten dat Jezus een godslasteraar was, want Hij vergaf de mensen de zonden. Vreselijk! Hoe komt Hij erbij. Jezus, Die het allemaal vlijmscherp doorziet stelt een wedervraag. Wat staat er in de wet geschreven? Ja, natuurlijk dat wist deze wetgeleerde ook wel. Dat was in Deuteronomium 6 vers 5. ‘Gij zult de HERE, uw God, liefhebben...’ En dat deed hij natuurlijk ook. Stel je voor, een wetgeleerde en niet de wet houden? Dat was een onmo­gelijkheid. En de naaste als je zelf. ‘Doe dat, en je zult leven’, zegt Jezus. Maar daarmee komt Jezus er niet vanaf. Hij komt om Hem te verzoeken. Dus hij zegt dan maar: ‘Wie is mijn naaste?’ Je ziet hem denken, dat hij Jezus een goede strikvraag heeft gesteld. Nu moet hij goed opletten of Jezus het goede antwoord geeft. Want als Hij zegt: ‘De hoeren en de tollenaars’, dan heeft hij Jezus te pakken, want de wet zegt dat je niet met afvalligen om moet gaan. Dat je je er verre van moet houden. Maar Jezus zegt dan een gelijkenis. De gelijke­nis van de barmhartige Samaritaan. Overbekend. Een man ging van Jeruzalem naar Jericho en werd overvallen door rovers die hem uitkleedden, mishandelden en hem halfdood lieten liggen.

Een priester daalde af, maar hij ging aan de man voorbij. Een Leviet daalde af, maar ook hij ging aan de overzijde voorbij. Dan komt er een Samaritaan, die wordt met ontferming bewogen en pakt de man op en neemt hem mee naar een herberg en hij verzorgt hem. Dan zegt Jezus: ‘Wie zegt gij, is de naaste van deze man?’ En dan hoor je de wetgeleerde knarsetanden en hij kan het woord Samaritaan niet over de lippen krijgen en hij zegt: ‘Hij die barmhartigheid heeft bewezen’. En dat was de Samaritaan. En dat was een vreselijke zaak, want de Joden hadden geen enkele waardering voor Samaritanen. Joden gingen niet om met Samaritanen. Maar hier kwam de aap uit de mouw, de mensen van de kerk liepen aan de man voorbij, maar de Samaritaan hielp de man. Dat is de echte naaste. De man droop af en Jezus zei: ‘Ga heen, doe gij evenzo’.

Wie is onze naaste? Hoe ver zijn wij afgedwaald van de echte naaste? Wie laten wij halfdood liggen terwijl we er wel elke dag aan voorbij gaan? Waarom moeten wij de halfdoden oppakken en verzorgen? Hoe ver zijn wij afgedwaald van de liefde voor de naaste als onszelf. Dat begint al heel dicht bij. Jezus zegt: ‘Redelijke godsdienst is omzien naar weduwen en wezen in hun druk. En wat je gedaan hebt voor de minste van Mij heb je voor Mij ge­daan’. En wat is er een eenzaamheid en een teleurstelling en een gebrek aan hulp en liefde voor de ouderen. En dat is dus heel dichtbij. Daar kunnen we zo maar iets aan doen. Dat moeten we niet overlaten aan de ander. Daar moeten we zelf onze verantwoordelijkheid gaan zien. In de gemeente heerst geen eenzaamheid. Want de gemeente is een gemeenschap van gelovigen die luiste­ren naar de prediking van het Woord, die samen bidden voor de gemeente en voor de wereld, die gemeenschap hebben met elkaar en delen voor de armen en samen het brood breken. Je kunt je toch niet voorstellen dat daar mensen zijn die eenzaam zijn, die onvoldoende zorg hebben? Want ieder is begaan met iedereen. In een tijd waar we nog nooit zoveel vrije tijd hebben gehad als vandaag aan de dag, waar we nog nooit over zoveel geld hebben beschikt als vandaag, hoeft er geen gebrek aan zorg en hoeft er geen eenzaamheid en ver­kommering te zijn. Het is in één slag opgelost als we de eenvoudige principes van Jezus, ‘Wie is mijn naaste?’ weer gaan toepassen. En waarom passen we ze toe? Heel eenvoudig, omdat God in Zijn grote liefde naar ons heeft omgezien. En we daarom Hem mogen liefhebben met geheel ons hart, geheel onze ziel, geheel ons verstand en met alle krachten en de naaste als onszelf. Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook de ander niet!

En de Here Jezus kwam voor de gebrokenen van hart, om de gevangenen vrij te zetten, hij kwam voor de armen en de nooddruftigen. En als Hij komt om te oordelen dan is Zijn centrale vraag: ‘Wat heb je voor de minste van mijn broederen gedaan? Heb je hem gevoed, heb je hem getroost, heb je hem water gegeven, heb je hem opgezocht in de gevangenis?’ Enzovoort. Allemaal din­gen die we van nature niet doen en zeker niet volhouden. Maar zeker uit het leven gegrepen. We begrijpen het allemaal. En als we dan zien dat de wereld omkomt door armoede. En als we ellende voor de kinderen zien. Dan slaat de schrik je om het hart, omdat je geen beweging ziet. Wat een armoede, en wij, wat en rijkdom. Zouden dat dan onze naasten niet zijn? We zien het toch voor onze ogen. We zien onze welvaart toenemen en we zien steeds meer arme kin­deren. Wij zijn te geroerd om er fundamenteel iets aan te doen. We hoeven er zelf niet minder van te worden, maar we moeten de bijbelse principes toepas­sen om de armen te helpen. Niet om hen alleen maar te geven, maar om hen te helpen op de weg om meer zelf te kunnen doen en hun situatie te verbeteren. Dan kan er in korte tijd enorm veel gebeuren. Daar kunnen we ons voor inzet­ten. Dat kan en moet een wereldwijde beweging worden. Daar moeten we ons radicaal voor veranderen. Dat heeft alles te maken met het oordeel van Jezus. Het gaat er ook niet om dat we ons ineens inzetten om het oordeel te ontlopen. Want het geheim van het oordeel is, dat we het doen omdat het ons normale patroon van leven is. We zien het als normaal, dat we onze naaste helpen. Dat doen we als vanzelf. Want dat deed Jezus ook.

En we zeggen dat we een volgeling van Hem zijn. Nou, dan doen we toch alles om de naaste, de arme, te helpen. En dat kunnen we op ontzettend veel manieren doen. We moeten zijn omstandigheden verbeteren. We moeten van­uit onze rijkdom gaan helpen. En dan gaan er wonderen gebeuren. Maar we zitten zo vast in onze eigen systemen dat we niet eens meer zien hoe we moe­ten helpen. We denken dan eerst aan onze eigen belangen. We willen onze eigen welvaart vasthouden en dan misschien nog van onze welvaart een fooi geven om de andere te helpen. Maar het geheim is dat de radicale liefde van Jezus ons in beweging zet en we als leger van de liefde onze naaste gaan hel­pen. En als we wereldwijd kijken, dan sta je versteld van de grote hoeveelheid mensen die bereid zijn om te helpen. Dan sta je versteld van hoeveel mensen er àl helpen. En hoeveel er al gebeurt en hoe er dichtbij een fundamentele op­lossing is. Wij hebben in ons rijke westen ook, vanuit de onderlinge verbon­denheid en de christelijke naastenliefde, een systeem opgebouwd waarbij de zwakke niet achterblijft. Of althans, een redelijk deel van de welvaart kan meemaken. We hebben dan de zwakke gesubsidieerd, dat kan door lagere be­lastingen en dat kan door subsidies op eten. De subsidies aan de agrarische sector zijn in het westen zo groot dat we ons brood nog redelijk kunnen beta­len. Maar het systeem wereldwijd is gebaseerd op de liberalisatie van de han­del en de financiële machinerie die via de effectenbeurzen wereldwijd de liberalisatie zijn gang laat gaan. En dat betekent dat er voor de armen in die landen geen plaats is om subsidie te ontvangen; om ook een stukje van de cake te kunnen krijgen. Alleen als hij kans ziet om in de maalstroom van het financiële overleven van de sterkste, gedomineerd door het westerse denken over economie, kan meemaken, dan is er een mogelijkheid om vooruit te komen. En dat gebeurt natuurlijk ook. Er is wereldwijd ook een enorme ont­wikkeling.

En er gebeurt ook veel. Het is niet zo dat alles wat gebeurt, niet bijdraagt, maar fundamenteel blijven er miljoenen en miljoenen mensen achter omdat we vanuit de barmhartigheid van Jezus, onze naaste slechts zien als een slachtoffer op de laatste plaats. En daar ligt het verschil. Zijn we werkelijk bereid om hen als onze naaste te zien? Of blijven we in ons vergenoegzaam westers denken hangen in een structuur waar we veel hebben bereikt en vanuit die bereikte positie een kleine aalmoes geven om daar te helen waar het ons uitkomt? Als we het hebben over ons christelijk westen, dan moeten we ons systeem van denken radicaal richten op de hulp aan hen die achtergebleven zijn. Dat betekent, dat we geven om te delen. Dan worden we er zelf ook beter van. Want samen groeien we dan in liefde en gemeenschap en ontwikkeling. En iedereen die zich ontwikkelt, is een bijdrage aan het welzijn van de ander en zo aan de gehele wereld. Want een explosieve kracht is verborgen in het geheim van de liefde van Jezus. Het is de tegenstander, die ons wil doen gelo­ven dat er toch geen redden aan is en dat we maar moeten proberen zo min mogelijk mensen te laten geboren worden om te kunnen overleven. Dat is een wrede manier van denken. Dat helpt niemand, dat lijdt alleen maar tot een doodscultuur, waarin het egoïsme toeneemt.

Wat een ontdekkende, ontwapende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. We moeten, net als Jezus bedoelt, om ons heen kijken en onze naaste helpen. Dan heb je leven en leven in eeuwigheid. Zo niet, dan wacht ons het oordeel, omdat we net al de priester en de Leviet voorbijgaan aan die half doodliggen­de mens die het slachtoffer is van een aanval op het leven door de armoede, terwijl wij al het gereedschap hebben om een oplossing te geven.

Het is een zegen als we drastische initiatieven nemen om vanuit ons rijk gezegende christendom radicale stappen te nemen om te gaan helpen daar waar de nood hoog is. Het heeft een katalyserende en multiplier effect. Eenmaal begonnen, is het niet te stoppen, want de wet van Gods liefde drijft het aan. Glorie voor Zijn Naam! Here, geef ons moed en kracht om op die weg voort te gaan. Er is hoop. Heerlijk toch?

Lucas 11:1-28

6 november [2]

11:1

En het geschiedde, terwijl Hij ergens in gebed was, dat een van zijn discipelen, toen Hij ophield, tot Hem zeide: Here, leer ons bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft.

11:2

Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zegt: Vader, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome;

11:3

geef ons elke dag ons dagelijks brood;

11:4

en vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven een ieder, die ons iets schuldig is; en leid ons niet in verzoeking.

11:5

En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben,…

11:7

Val mij niet lastig,…

11:8

om zijn onbeschaamdheid zou hij opstaan en hem geven, zoveel hij nodig heeft.

11:9

Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden.

11:10

Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hen zal opengedaan worden.

11:11

Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven?

11:13

Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?

11:14

En Hij was bezig een boze geest uit te drijven en deze was stom.

11:15

Door Beëlzebul, de overste der boze geesten, drijft Hij de geesten uit.

11:17

Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder,…

11:18

Indien ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk kunnen standhouden? Want gij zegt, dat Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf.

11:19

Indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan?

11:20

Maar indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen.

11:23

Wie met Mij niet is, die is tegen Mij…

11:24

Zodra de onreine geest van de mens is uitgevaren, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, en als hij die niet vindt, zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitgevaren.

11:26

en zij komen binnen en wonen daar. En het wordt met die mens in het einde erger dan in het begin.

11:28

Zeker, zalig, die het woord Gods horen en het bewaren.

Opnieuw lezen we hier dat Jezus in gebed was. Hoe vaak zijn we dat nu al niet tegen gekomen? Het behoorde tot het normale patroon van het leven van Jezus. Hij kon niet zonder. Hij leefde in een nauwe relatie met Zijn Vader. Hoe belangrijk is het dan voor ons? En dan vragen zijn discipelen Hem om hen te leren bidden. En dan leert Hij hen het overbekende ‘Onze Vader’. Het gaat daar over de komst van het Koninkrijk. Het gaat daar om een gebed voor het dagelijkse brood. Want kennelijk is dat niet vanzelfsprekend. Het gaat daar over het vergeven van zonden. Het gaat om niet in verzoeking te raken.

Het gaat ook om vrienden die elkaar niet in de steek laten, maar tot in het diepst van de nacht beschikbaar zijn om elkaar brood te geven. Je zult toch nooit je vriend laten zakken als die om een brood vraagt? Je zult altijd klaar staan voor je naaste? Dat is het normale christelijke leven. Je staat in voor elkaar. Je staat voor elkaar klaar. Dat is leven. Dat is gemeenschap. Dat is zoals God ook voor ons klaar wil staan. En dan, als je bidt, dan zal je gegeven worden. Want zal God je in de steek laten? Neen! Want een vader geeft zijn kind geen slang als hij om een brood vraagt. En als wij slechte mensen dit al vanzelfsprekend vinden, hoeveel te meer zal dan je hemelse Vader geven wat je nodig hebt? Dat spreekt toch vanzelf? Hij zal dan de Heilige Geest geven aan hen die daarom vragen. Heerlijk toch? Dat is een fantastische zekerheid. Het is een rustgevende gedachte dat we altijd op Hem kunnen vertrouwen. We kunnen alles aan Hem voorleggen. We zullen nooit uit Zijn hand vallen. Want Hij is onze Vader. Onze Vader die in de hemelen zijt. Daar gaat het om. Blijf erbij!

We moeten nog veel meer vertrouwen op de wonderbare gemeenschap met God. We zijn geborgen in Hem. En door het gebed hebben we die bijzondere gemeenschap met Hem. Daar kunnen we elkaar herkennen in Christus. Heer­lijk! Daar komen de boze geesten weer. Jezus drijft een stomme boze geest uit en de man begint te spreken. Sommigen zeggen: Door de overste der boze geesten, Beëlzebul, drijft hij de boze geesten uit. Vreselijk! Wat een beschul­diging. Ja, iedereen sprak erover. Waar komt de kracht vandaan? Want overal waar Jezus kwam, daar werden zieken genezen en boze geesten uitgedreven. Dat was de normaalste zaak van de wereld. Maar de mensen waren door de kerkleiders al voldoende ingepeperd dat deze Jezus door boze geesten bezeten was. Dat het niet de goede geesten van de dogma’s van de synagogen waren. Dat kon niet. Want anders zou Jezus niet dit en zou Jezus niet dat doen. Neen, Hij is door de boze geesten zelf bezeten. Dat is een beschuldiging die zijn weerga niet kent. Daar kan niet veel goeds op volgen. Jezus stelt het zelf aan de kaak. Hoe kan een huis dat tegen zichzelf verdeeld is standhouden? Dan valt het rijk in. Het gaat te gronde. Maar Ik drijf door de vinger Gods boze geesten uit en dan is het Koninkrijk Gods over jullie gekomen. En jullie doen er goed aan daar acht op te slaan. En doe je het niet, dan zullen de boze gees­ten terugkomen en nog andere geesten meenemen en weer bezit nemen van de huizen waar ze uit verdreven zijn, maar door de onbekeerlijkheid van de mensen dan toch weer terugkeren en nu met nog meer kracht dan daarvoor. En het einde zal erger zijn dan het begin. Daar moet je niet te licht over denken. En zo is het ook. Als we de kracht van God verloochenen en de boze geesten toelaten dan nemen ze steeds meer in bezit. Dan vallen er steeds meer slacht­offers, want de agressiviteit van de boze geesten kent geen grenzen. Ze zullen steeds meer terrein in bezit nemen, naarmate het ongeloof toeneemt.

Dit is een ernstige waarschuwing tegen de mensen die het geloof aan hun laars lappen. Die de Here Jezus niet serieus nemen. Die er een eigenmachtige gods­dienst op na denken te kunnen houden. Dan gaat het niet goed. En wie niet mèt Jezus is, die is tegen Hem en wie niet mèt Jezus bijeen brengt, die ver­strooit.

Een vrouw uit de schare prijst Hem en zegt: ’Zalig de schoot, die U heeft ge­dragen…’, maar Jezus zegt: ‘Zalig, die het woord Gods horen en het bewa­ren’. Daar gaat het om. Het gaat om het Woord van God. En dat moeten we bewaren. Dat is bestendig tegen de aanvallen van de boze geesten. Want het is oorlog. Het gaat om de grote strijd tegen de duivel. Die probeert ons te pakken te nemen. En hoe kunnen we ons daar tegen wapenen? Heel eenvoudig, om bij het Woord van God te blijven en het te bewaren. Want overal waar Jezus komt, daar gaan de boze geesten op de vlucht en daar worden we bijeenverga­derd. Daar gaat het goed. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk toch om zo verder te mogen gaan? Wat een zegen om daarin te mogen staan. Wat een zegen dat God ons beschermt. Wat een zegen dat Hij ons nooit in de steek laat. Dat hij altijd het beste voor ons weet. Daaruit te mogen leven maakt je alleen maar enthousiast. God is groot!

Lucas 11:29-54

7 november [2]

11:29

Dit geslacht is een boos geslacht. Het begeert een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona.

11:30

zo zal ook de Zoon des mensen het zijn voor dit geslacht.

11:31

want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier.

11:32

De mannen van Ninevé zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, en zie, meer dan Jona is hier.

11:33

opdat wie binnentreden het licht zien.

11:34

De lamp van het lichaam is uw oog. …maar wanneer het slecht is, is ook uw lichaam duister.

11:36

evenals wanneer de lamp u met haar schijnsel verlicht.

11:38

verwonderde zich, toen hij zag, dat Hij Zich vóór het eten niet eerst wies.

11:39

maar van binnen zijt gij vol roof en slechtheid.

11:42

want gij geeft tienden… en gij gaat voorbij aan het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen en het andere niet nalaten.

11:44

Wee u, want gij zijt als de onzichtbare graven: de mensen, die eroverheen lopen, weten het niet.

11:45

beledigt Gij ook òns.

11:46

Wee ook u,… en zelf raakt gij die lasten niet met één uwer vingers aan.

11:47

maar uw vaderen hebben hen gedood.

11:50

opdat van dit geslacht afgeëist worde het bloed van al de profeten,…

11:51

van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharia,…

11:52

Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden.

11:53

Hem heftig aan te vallen…

11:54

Hem een strik spannende om Hem te vangen…

De mensen willen een teken. Maar wat willen ze nu eigenlijk? Ze zien toch allemaal tekenen? Ze krijgen geen ander teken dan dat van Jona. En op het woord van Jona bekeerden de Ninevieten zich. Nou, nou, dat is nog al wat. ‘En zie, meer dan Jona is hier.’ Waarom bekeren jullie je niet? Wat willen jullie dan nog meer als een teken? Het staat toch bol van de tekenen? Heerlijk! Wat een evangelie, elke dag opnieuw. Jona is een ver verhaal voor hen, maar het is een teken. Een teken voor de mensen. Het is dus ongeloof om nu ook nog een extra teken te ontvangen. Ze zijn helemaal in de war. En net als Salomo. Ze kwamen van de hele wereld om de wijsheid van Salomo te zien. Maar meer dan Salomo is hier. Ze krijgen geen teken. Want Jezus de Messias is het teken. De lamp van het lichaam is het oog. Je zet geen lamp onder de korenmaat. Je zet het op de standaard. Dan kun je het zien. Zo moet ook je oog licht zijn. Is dat niet het geval, dan ben je zelf ook duisternis. Zorg dus dat het licht is in je en hoe is het licht? Dat is heel eenvoudig. Dicht bij Jezus blijven. Hij is het Licht der wereld. Als je Hem volgt, zul je nooit in de duisternis wandelen, maar het licht des levens hebben. En als je lichaam geheel licht is, dan schijn je ook licht uit. En daar gaat het om. Verspreid het licht des levens! De lamp op de standaard, opdat de mensen uw goede werken zien en uw Vader in de hemelen verheerlijken.

Oei, dan komt er een zeer confronterend stuk. Als Jezus ergens een hekel aan heeft dan is het wel aan de schijnheilige kerkelijke leiders die niets anders doen, dan om het volk te knechten en op te letten of ze niet met een of ander wetje over de schreef gaan. En als hij Jezus uitgenodigd heeft dan is hij ver­bolgen dat Hij zich niet eerst wast. En dan valt Jezus uit en zegt: ‘Jullie letten op de buitenkant, maar hoe is het gesteld met jullie binnenkant? Van binnen zijn jullie vol roof en slechtheid. Je geeft de tienden maar je doet er verder niets aan. Jullie gaan voorbij aan het oordeel en de liefde. Jullie zijn gesteld op de ereplaatsen in de synagogen, maar jullie leggen de mensen lasten op die niet van God zijn’. De wetgeleerden die er ook zijn, zeggen: ‘Maar nu beledigt Gij ons ook’. En dan volgt het: ‘Wee u, jullie hebben de profeten gedood en jullie bouwen nu hun grafsteden. God zond de profeten, maar jullie vaderen hebben hen gedood, om dat zij niet wilden horen’. En zo is het ook vandaag. ‘De waarheid is onder jullie, maar jullie willen er niet aan. Je doet niets anders dan om een reden te vinden Mij te pakken en te vervolgen. Het bloed van al de profeten kleeft nog aan jullie handen. Wee u, schiftgeleerden jullie hebben de sleutel van de kennis weggenomen, zelf zijt gij niet binnengegaan en jullie beletten ook hen, die proberen binnen te gaan.’ Wat een arrogantie van de leiders van het volk. Ze hebben een eigenwillige godsdienst gemaakt. Ze leggen wet op wet op. Ze hebben de sleutel der blijdschap, de vreugde van het evangelie weggenomen. Daar gaan ze nu fel tegen te keer. Daar veegt Hij de vloer mee aan. Wat zullen de leiders van het volk kwaad zijn geweest. Ze zullen nu alles doen om Hem uit de weg te ruimen. Ze willen niets met Hem te maken hebben. Wat denkt Hij wel? Nu weten ze zeker dat ze Hem uit de weg moeten ruimen. Het zijn ook harde woorden en dat geldt ook voor vandaag. Want God wil de blijdschap van het reddende evangelie uitdelen en Hij wil niet dat er een geknecht evangelie overkomt. Geen wet op wet, maar genade op genade. Dat gold voor toen, maar dat geldt ook voor nu. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 12:1-12

8 november [2]

12:1

Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij elkander verdrongen, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën.

12:2

Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden.

12:3

Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat gij aan het oor gezegd hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden.

12:4

Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen.

12:5

Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem!

12:6

en niet één van die is vergeten voor God.

12:7

Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven.

12:8

Ik zeg u: Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods;

12:10

maar wie tegen de Heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven worden.

12:11

maakt u niet bezorgd, hoe of wat gij ter verdediging moet spreken.

12:12

Want de Heilige Geest zal u op het eigen ogenblik leren, wat gij zeggen moet.

Het komt er wel op aan. Het wordt nu menens. Het gaat hard tegen hard. Wacht u voor de zuurdesem van de Farizeeën. Dat zijn de huichelaars. Er is niets bedekt of het zal geopenbaard worden. Ze kunnen wel denken dat ze al die werken van de duisternis in het geheim kunnen doen, maar het zal allemaal bekend worden. Niets blijft verborgen voor God. Het zal allemaal aan het licht komen. Dus maak je niet bezorgd over die werken van de duisternis die ook jou kunnen benauwen. Want het lijkt heel wat, maar het stelt niets voor. God zal alles ontmaskeren. En vreest niet voor de mensen. Ze kunnen je doden maar, dan kunnen ze niets meer doen. Al je haren van je hoofd zijn geteld. ‘Gij gaat vele mussen te boven.’ Vrees niet! De mensen kunnen wel je lichaam doden maar je niet het Koninkrijk van God ontnemen. En een ieder die Mij belijdt voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods. Wat een heerlijke gedachte. Je kunt soms wel in de druk staan als er zoveel tegenstand is tegen je belijdenis voor de mensen. Maar denk dan aan Jezus Die jou zal belijden voor de engelen Gods. Hij zal je ver­hogen. Hij zal je niet in de steek laten. Je bent veilig bij God. Maar wee je gebeente als je tégen God bent, dan zal er ook tegen je worden getuigd in de hemel. Het is allemaal zwart-wit. Het is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Het is confronterend. Het is niet zo maar iets. Jezus wenst dat de confrontatie begonnen is. Hij is op weg naar zijn lijden en sterven. En Hij windt er geen doekjes om. De tegenstand is groot. Ze proberen Hem het zwijgen op te leg­gen. Maar Jezus preekt door. Het Woord gaat door. En het Woord gaat de eeuwen door. En spreek niet tegen de Heilige Geest. Want dat word je niet vergeven.

De mensen kunnen je voor de synagoge brengen, maar maak je niet bezorgd, wat je zult spreken, want de Heilige Geest zal je op het eigen ogenblik leren, wat je zeggen moet. Wat een belofte. We hoeven ons dus nooit bezorgd te maken, wat we moeten zeggen. We kunnen vol vrijmoedigheid de tegenstand en de toekomst tegemoet gaan. Want zelfs in de moeilijkste ogenblikken zal de Heilige Geest je te binnen brengen wat je moet spreken. Dat is een gewel­dige, rustgevende gedachte. Want als je er aan denkt dan kun je het benauwd krijgen. Want hoe kun je optornen tegen zoveel haat en tegenstand? Dat kun je niet. Je bent volkomen afhankelijk van de hulp en de bescherming van God en die belooft Hij dan ook. Want al de engelen Gods zijn met je. En niets kan je scheiden van de liefde van God. Wat een heerlijke gedachte. Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer! Wat een stuk. We kunnen er niet genoeg van krijgen. Dank U wel Heer, voor zoveel kracht om uit te putten en ons voor te bereiden op de tijd waarin het nog moeilijker kan worden. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 12:13-34

9 november [2]

12:13

dat hij de erfenis met mij dele.

12:15

Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht,…

12:17

want ik heb geen ruimte om mijn vruchten te bergen.

12:18

en grotere bouwen…

12:19

houd rust, eet, drink en wees vrolijk.

12:20

in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist…

12:21

Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.

12:22

Weest niet bezorgd over uw leven,…

12:23

Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding.

12:24

en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven!

12:25

Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen?

12:27

dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze.

12:28

hoeveel te meer u, kleingelovigen?

12:30

Doch uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft.

12:31

Maar zoekt zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden.

12:32

Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven.

12:33

een schat, die nooit opraakt, in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot ze schaadt.

12:34

Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.

Indrukwekkende stukken. Wat kunnen we toch bezig zijn met de dingen van deze aarde. Wat kunnen we schatten verzamelen. We stapelen steeds meer op. We willen het steeds beter krijgen. En we willen steeds grotere schuren bou­wen. Want hoe meer we hebben hoe veiliger we ons voelen. Je moet toch wel zorgen dat je je schaapjes op het droge hebt. Wat zitten we vast aan al deze dingen. We bestaan er van. Maar je geld, dat geeft je niet je leven. Je kunt het niet meenemen. En pas op, God kan komen en je leven nemen. Dan heb je er niets aan. Zet je leven niet op je schatten. Wees rijk in God! Want daar kom je het rijkste mee uit. Dat geeft je het eeuwige leven. Een les die we ook op ons­zelf moeten toepassen. Waar je hart zit, daar gaat het om. En dan komt het o zo bekende stuk over de bezorgdheid. Maak je niet bezorgd, want het leven is meer dan het voedsel, is meer dan de kleding. Kijk naar de vogels. De hemelse vader voedt hen. En wij gaan ze veel meer te boven. Wat kunnen we ons toch druk maken over aardse zaken. En je kunt er niets aan doen. Het gaat erom dat we ons richten op de liefde en de zorg van de HERE God. Onze Vader die in de hemelen is, Die weet dat wij al deze dingen nodig hebben. We moeten ons dus op Hem richten. Want het heeft Hem behaagd ons het Koninkrijk te ge­ven. En daar gaat het om. Daarom moeten we onze bezittingen verkopen en het de armen geven. We moeten onze reserves niet oppotten maar het beschik­baar stellen aan hen die we er mee kunnen helpen. Daar gaat het om. Wat een prachtig principe. Dat is het principe van God.

En wat er ook gebeurt, de HERE laat ons nooit in de steek. We moeten onze schat in de hemelen verzamelen, daar kan geen dief komen, daar kan het niet aangetast worden, daar is het veilig. Glorie voor Zijn Naam! Want waar uw schat is daar zal ook uw hart zijn. Als we onze schat in de hemel hebben, dan is ook ons hart daar. En dat is de beste plek. Van daaruit kan onze Hemelse Vader ons en de rest van de wereld ook het beste helpen. Heerlijk wat een evangelie. Zit ons hart bij onze aardse goederen en geneugten, dan kan Hij ons ook niet helpen, want dan zitten we ons zelf en Hem in de weg. Want het gaat om het Koninkrijk Gods, dat Hij ons gegeven heeft en waar we ons naar uit moeten strekken. Heerlijk, wat een blijde gedachte, wat een grootse toekomst. Het is heerlijk. Glorie voor Zijn Naam! Daar kunnen we een samenleving op bouwen. Deze principes geven de grootste geestelijke en ook materiële groei, want Gods zorg, is de basis van dat leven. God wil delen vanuit Zijn liefde en almacht. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 12:35-59

10 november [2]

12:35

Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende.

12:37

Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. …en hen aan tafel nodigen,…

12:38

en hen zó aantreft, zalig zijn zij.

12:40

Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen.

12:43

Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden.

12:45

en te eten, en te drinken en dronken te zijn,…

12:46

en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen.

12:48

Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.

12:51

Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid.

12:54

zegt gij dadelijk: Er komt regen,…

12:55

Er zal hitte komen,…

12:56

Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet?

12:58

geef u dan onderweg moeite om van hem af te komen;…

12:59

vóórdat gij ook de laatste duit betaald hebt.

Ja, waar je schat is daar zal ook je hart zijn. Hoe worden we niet steeds ge­trokken naar de aardse dingen? Maar het gaat erom dat we ons schatten verzamelen in de hemel. En daarom zijn we ook zo vaak bezorgd. Want we denken dat we het hier op aarde allemaal moeten regelen en als we het hier niet op orde hebben, het dan niet goed komt. Maar we moeten veel meer onze blik op God gericht houden. Hij weet wat we nodig hebben. Hij weet wat het beste voor ons is. Hij zal ons nooit in de steek laten. Daarom zegt Jezus, dat we altijd waakzaam moeten zijn en Zijn komst moeten verwachten. Hij komt immers. Hij zal Zijn rijk van recht en gerechtigheid grondvesten. En daarvoor leven we. Dat verwachten we. En daarom moeten we waakzaam zijn. Ons niet in de war laten brengen. Daarom moeten we altijd bereid zijn. Want hij komt op een dag en een uur dat we het niet verwachten. Hij komt als een dief in de nacht. Wees dan bereid! Wacht op de bruidegom, alsof hij elk moment kan komen. Doe je dat niet, dan zul je door de zorgen van het leven weer in beslag genomen worden en dan heb je je huis niet op orde als Hij komt. Het kan zelfs zo zijn dat je helemaal niet meer in de verwachting leeft en er maar weer op los leeft en niet meer de liefde toepast, maar anderen uitbuit en je dienstknecht ontslaat en uitbuit, zoals het hier staat. Daarom moeten we weten dat Hij komt en moeten we altijd bereid zijn. En dat geldt des te meer voor mensen die weten van Zijn komst. Die gehoord hebben om daaruit te leven, doe je het dan niet dan sta je schuldiger. Want als je veel ontvangen hebt dan zal er ook veel van je gevraagd worden. Want als je veel is toevertrouwd, dan ben je ook verantwoordelijk hoe je er mee omgaat. Ga je er dan niet goed mee om, dan wordt dat van jouw hand geëist. Dan ben jij mede schuldig dat de andere niet opgeroepen is om de Heer te verwachten. Ezechiël 3 en 33 komen dan heel scherp naar voren. Als jij weet van waar de vijand komt en je hebt dan niet heel hard geroepen, dan ben jij schuldig aan de dood van de ander. En hier gaat het om de geestelijke dood. Wat een boodschap. Laten we dan getrouwe en dienstbare slaven zijn die weet hebben wat de Heer van ons vraagt om werkende te zijn om alles in gereedheid te brengen voor Zijn komst. Wat een heerlijke opdracht. Want als je het gaat ontdekken, dan wil je ook niet anders, want je bent bezig om de wil van God te doen. En de wil van God doen betekent alleen maar een ruime toegang tot het eeuwige leven en losgemaakt te worden van dit aardse leven en onze schat in de hemelen te hebben. Glorie voor Zijn Naam!

De komst van Jezus is niet een komst om vrede te brengen op aarde. Het is de grote strijd tussen God en de satan. ‘Vuur ben Ik komen werpen op de aarde’, staat er. Jezus moet gedoopt worden met een doop, die Hem door de dood leidt om te sterven voor de verzoening van de zonden van deze wereld. Dat is een harde confrontatie met de dood, de zonde, het onheil, om het heil te brengen aan de wereld. Glorie voor de Naam van Jezus! Wat een zegen. Wat een liefde. Wat een genade. Want één ding is zeker: Als het heil van ons af moet hangen dan komt er niets van terecht. Want wij allen zijn zondaars en derven de heerlijkheid Gods. Was het wel zo, dan stond het er wel wat beter met de wereld voor. Maar dat is niet het geval. En daarom: Overal waar Jezus komt, daar ontstaat verdeeldheid. Tussen vaders en moeders, ouders en kinde­ren, broers en zusters, stammen en volken. Daarom is het belangrijk om te letten op de tekenen der tijden. Als je een wolk ziet, dan weet je dat er regen komt. Je kunt de tekenen onderscheiden, maar als het gaat om te onderschei­den wat er nu werkelijk aan de hand is in deze tijd, dan weiger je om het te zien. Dat is huichelachtig. En oordeel zelf wat recht is. Je ziet het toch voor je ogen. Het heil, de Messias, precies zoals Hij voorspelt is, is onder jullie. En toch ga je er aan voorbij. Pas toch op! Maak vrede met Hem voordat het te laat is. Als je met Hem blijft rechten, dan kom je bedrogen uit. Maak vrede met Hem terwijl je onderweg bent, want dat is de wil van God. Dat zet je op de eeuwige weg van het heil. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 13:1-17

11 november [2]

13:1

met het bericht over de Galileeërs, wier bloed Pilatus met hun offers vermengd had.

13:2

Meent gij, dat deze Galileeërs groter zondaars waren…

13:3

Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.

13:4

Of meent gij, dat die achttien, op wie de toren bij Silóam viel die erdoor gedood werden, schuldiger waren dan alle andere mensen, die in Jeruzalem wonen?

13:5

Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen.

13:6

en vond er geen.

13:7

Hak hem om! Waarom zou hij de grond nutteloos beslaan?

13:8

Heer, laat hem nog dit jaar staan,…

13:9

maar anders, dan moet gij hem omhakken.

13.11

en zich in het geheel niet kon oprichten.

13:12

Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid;…

13:14

Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dàn om u te laten genezen en niet op de sabbatdag.

13:15

en leidt hem weg om hem te laten drinken?

13:16

welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag?

13:17

en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden.

Ja, er gebeuren allerlei dingen in de wereld. Hoeveel mensen sterven er niet door rampen en door ziekten en wat dan ook. Hier zijn Galileeërs gedood door Pilatus. Wie zijn grotere zondaars? Zij of wij? Waar gaat het om? En Jezus is direct en scherp. Als jullie je niet bekeren, kom je allen evenzo om. Want het gaat erom, dat je je bekeert voor het Koninkrijk van God, doe je dat niet, dan kom je in het eeuwige vuur terecht. Daar zal het geween zijn en het tandenge­knars. Het gaat om je bekering. Het gaat er niet om wat je hier op deze wereld overkomt. Het belangrijkste is dat je je op tijd bekeert tot de Here God. Bekeer je dan! En iedereen wist van de ramp van de val van de toren van Silóam. Daar waren achttien mensen bij omgekomen. En dan is opnieuw de vraag: Zijn zij schuldiger dan andere mensen die in Jeruzalem wonen? Neen, zeg Ik u, maar, als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. Het gaat om onze bekering. We moeten er temidden van alle geweld en alle verwarring, steeds maar weer op aandringen dat de mensen zich bekeren. Het gaat om de bekering. Al het andere is niet belangrijk. Bekeert u, dat is de centrale bood­schap die we hebben te brengen. Temidden van een wereld die verloren gaat in schuld. Heerlijk om daar mee bezig te zijn. Heerlijk, om daar steeds maar weer op aan te dringen. Want dan blijf je scherp op de snede. Dat moest de Here Jezus ook, want de tegenstanders waren alom aanwezig om Hem van de mensen af te houden en van het centrale thema van Zijn boodschap. Hij kwam om verdeeldheid te brengen. Want als er iemand tot bekering komt dan zijn er vele anderen die daar tegen in gaan. Hoe velen hebben dat in eigen familie niet ervaren? Maar altijd is de boodschap van bekering een confronterende boodschap. Want het is altijd de bedoeling dat je je omkeert, afkeert van waar je mee bezig was.

En dan volgt de vijgenboom die geen vrucht voortbrengt. Dat is nu al drie jaar het geval. Is er nog hoop? Hak deze boom om, want we hebben er niets aan. Maar dan zegt de wijngaardenier: ‘Nog een jaar, Heer. Ik zal extra mijn best doen. Als hij dan vrucht voortbrengt, dan is het goed, maar als hij geen vrucht voortbrengt, dan hak ik hem om’. Het gaat dus ook om het voortbrengen van vruchten. Aan de vruchten kent men de boom.

En dan is het weer hetzelfde. Jezus geneest iemand op de sabbat. En dat kan natuurlijk niet. Want als je genezen wilt, dan zijn er zes dagen waarop je kunt werken en komen om genezen te worden. Dit kan niet Jezus. Het lijkt wel of U het expres doet. U weet toch ook, dat we op sabbat niet werken? Doe je het er nu om om ons te pesten? Maar Jezus draait de boel om. Als hun vee moet drinken dan slaan ze de sabbat ook niet over. En deze vrouw was gebonden, achttien jaar door de satan. Moest zij dan niet losgemaakt worden op de sabbat om van deze satan af te komen? Wij zouden vandaag blijven zeggen: ‘Dat is natuurlijk zo, maar moet dat dan per se op de sabbat? Dat slaat toch nergens op. Maar daar gaat het nu juist om. De dogma van de sabbat is belangrijker dan de genezende kracht van Jezus, we draaien de zaak om. We draaien de boel om. We plaatsen niet eerst de liefde van Jezus centraal maar ons wetticis­me. Daar zitten we vol van. En dat is gevaarlijk. Daar moeten we ons steeds weer van bekeren. De verhalen in Lucas zijn keer op keer mokerslagen van liefde om ons te doen ontwaken vanuit ons kortzichtig gedoe over allerlei zaken. We hebben overal een mening over. We denken het allemaal te weten, maar keer op keer gaat het erom of we ons willen bekeren en ons willen rich­ten op het komende Koninkrijk van God, van recht en gerechtigheid. Van liefde en vrede. Als we ons denken en doen daarop richten, dan worden we behoed voor al het vleselijke, kleinzielige gedoe waarin we elkaar als mensen de les lezen. Wat een bevrijdende werking gaat er uit van dit reddende evange­lie. Maar ook wat een kracht van de boze die steeds opnieuw probeert ons in zijn macht te krijgen en te houden.

Lucas 13:18-35

12 november [2]

13:19

Het is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn tuin zaaide, en het groeide en werd een boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken.

13:21

Het is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was.

13:23

Here, zijn het weinigen, die behouden worden?

13:24

Strijdt om in te gaan door de enge poort,… doch het niet kunnen.

13:25

en de deur gesloten heeft,… Here, doe ons open,… Ik weet niet, vanwaar gij zijt.

13:26

Wij hebben voor uw ogen…

13:27

gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid.

13:28

Daar zal het geween zijn en het tandengeknars,… maar uzelf buitengeworpen.

13:29

En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods.

13:30

er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn.

13:31

Ga heen en vertrek van hier, want Herodes wil u doden.

13:32

Gaat heen en zegt tot die vos:…

13:33

want het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt.

13:34

Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild.

13:35

Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Maar Ik zeg u, gij zult Mij niet meer zien tot het ogenblik komt, dat gij zegt: Gezegend Hij die komt in de naam des Heren!

Gelijk aan een mosterdzaadje. Iemand stopte het in de grond en het groeide uit tot een grote boom. De vogelen des hemels kunnen erin nestelen. Het is een explosieve boom. Een grote boom. Er komt geen einde aan. Het is heel klein, maar het omvat alles. Het doortrekt alles. Het scheidt vaneen wat niet van God is. Het baant zich een weg. Je denkt dat het niets voorstelt, maar het stelt alles voor. Het is alles. Het is alles waar we ons naar mogen uitstrekken. Het is het Koninkrijk van God zoals het van de beginne bedoeld is. Heerlijk! Wat een gedachte. Er is niets mis mee. Of je kunt het vergelijken met een klein stukje zuurdesem, een stukje gist. Een klein stukje doortrekt het geheel. Het gehele deeg wordt er van doortrokken. En daar gaat het om. Het doortrekt alles. Het Koninkrijk van God baant Zich een weg. Het doortrekt alles. Het zal alles aan zich onderwerpen. En er is niets tegen bestand. Het is een grote strijd en soms lijk het erop, dat de tegenstander aan de winnende hand is, maar niets is min­der waar. God zit op de troon. Zijn plan staat vast. Hij laat alles onder Zijn voeten. Hij regeert het grote wereldgebeuren. En Messias Jezus is onderdeel van dat grote plan. Hij lijdt en sterft aan het kruis van Golgotha, om voor onze zonden te lijden en te sterven, om ze te verzoenen, want er was geen andere weg, waardoor wij behouden konden worden. Maar dan staat Hij op en vaart ten hemel om aan de rechterhand van Zijn Vader gezeten, Zich voor te berei­den om terug te komen om Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid te grondvesten. Wat een evangelie! Wat een genade! Wat een liefde voor een wereld verloren in schuld! Daar word je enthousiast van, daar wil je ook bij behoren. Glorie voor Zijn Naam!

En dan komt de vraag of er velen behouden zullen worden. Want het lijkt toch ook niet zo’n gemakkelijke weg. En dat is ook zo. De uitnodiging staat open voor iedereen. Maar strijd, om in te gaan door de enge poort. Want je moet er wel voor strijden, want de boze zit aan alle kanten te loeren om je te pakken te krijgen. Dus strijd om in te gaan, want eng is de poort. Velen proberen het, maar struikelen onderweg omdat ze de prijs niet willen betalen die aan beke­ring beantwoordt. Het is een radicale keuze en afsnijding voor alles wat bij de wereld behoort. En als dan de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft; ja, dan beginnen ze te roepen. ‘Doe open!’ Maar de deur gaat niet meer open. Dan roepen ze dat ze ook onder het gehoor van Jezus hebben gestaan. Maar Jezus zegt: ‘Ga weg van Mij, huichelaars. Ik heb u niet gekend’. Dus het is wel een ernstige boodschap. Want het komt er wel erg op aan. Weg van Mij! Dat betekent de hel. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Dan zul je de heiligen in de hemel zien bij God in het Koninkrijk van God en jij zult branden in de hel. Dat vinden heel veel mensen gemeen. Maar het is de zaak van de wereld, om niet op dat ogenblik te wachten, maar je nu te beke­ren, zolang de deur nog niet gesloten is. Want ieder weet dat het zo ook niet kan voortgaan. De wereld schudt en de wereld lijdt. Het is een aaneenrijging van ellende en rampen. Daar zijn we toch niet voor geschapen? Dat voelt iedereen. En daarom is de oproep: ‘Bekeert u, want het Koninkrijk der heme­len is nabij gekomen. Gelooft het evangelie, het reddende evangelie van Jezus Christus’. Heerlijk toch. Wat een liefde. Wat een blijdschap. Het kan niet stuk Glorie voor Zijn Naam! Dank u wel HERE!

En het gaat er ook niet om of je de eerste of de laatste bent. Het gaat erom, dat je er ook bij hoort. Bekeer je dan voordat het te laat is! Want Hij komt om te oordelen, de levenden en de doden. Het zal gebeuren. Glorie voor Zijn Naam! Dank u Heer, voor zoveel liefde en geduld. Kom HERE Jezus, kom in mijn hart. Nu! Dank U Heer voor zoveel genade. Iedereen mag komen.

En dan komen de Farizeeën en zeggen: ‘Ga weg, want Herodes probeert U te doden’. ‘Zegt tot die vos: ‘Zie, Ik drijf boze geesten uit en volbreng genezin­gen’. Dat is duidelijke taal. Herodes denkt dat hij Jezus in zijn macht heeft. Maar het omgekeerde is waar. Het is een vos. Het is een machthebber die in de duisternis leeft. Hij vermoordde Johannes vanwege de ontucht met de vrouw van zijn broer. Wat een vreselijk mens. Maar de profeet Jezus doet zijn werk en op de derde dag is Hij gereed. Want het is niet goed, dat een profeet buiten Jeruzalem sterft. Wat een profetische boodschap.

En dan klinkt de diepe zorg, het diepe verdriet over een stad die door God Zelf is uitgekozen om eeuwig te wonen, voor alle zonde die eeuw in eeuw uit door het volk dat Hij Zelf heeft uitverkoren, gedaan is. ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild. Zie uw huis wordt aan u overgelaten.’ Wat een profe­tie. Wat een oordeel. Want Messias Jezus is gekruisigd. Messias Jezus is ge­storven in Jeruzalem. Hij is veroordeeld. Hij is afgewezen door Zijn Eigen volk. Hij is geschaard in de rij van de profeten die vermoord zijn. En als dan ook deze Profeet Die de Messias is, gedood wordt, dan is het oordeel vast. Het wordt aan zichzelf overgelaten. En in zeventig jaar wordt Jeruzalem ingeno­men en verwoest en tot vandaag zijn ze over heel de wereld verspreid en wordt er strijd geleverd om Jeruzalem. Jeruzalem aan zichzelf overgelaten, omdat ze hun eigen Messias hebben gedood en afgewezen. Wat een oordeel. Wat een tragedie. Dat wat zo geweldig had kunnen zijn, dat is afgebroken tot op de bodem. En wat er ook wordt gedaan om er wat van te maken, het lijkt alsof het bij je handen afbreekt en of het steeds moeilijker wordt om tot een oplossing te komen. En met de belofte, maar ook de dreiging in de woorden: ‘Maar, Ik zeg u, gij zult Mij niet meer zien tot het ogenblik komt, dat gij zegt: ‘Gezegend Hij, Die komt in de Naam des HEREN’.’ Dat is profetie. Dat zal dus ook gebeuren. Dat zullen ze dus zeggen. Wanneer zal dat zijn? En wat moet er gebeuren dat ze dat gaan zeggen? Dan moet er wel heel wat gebeuren. En dat zal ook zijn als het oordeel komt. Dat zal zijn als Hij met al Zijn enge­len zal verschijnen en Zich zal vestigen in Jeruzalem, daar staan hun profeten toch ook vol van, en dat weten ze toch allemaal? Waarom hebben ze zich daar dan niet op gericht? Dat komt er van als je niet dicht bij het Woord blijft en er allerlei eigen dogma’s over heen bedenkt. Dan kom je verkeerd uit en dan gaat het mis. Dan zie je de werkelijkheid niet meer. Wat een vreselijke zaak. Het gaat zo niet goed. We moeten dicht bij de bijbel blijven. De profeten lezen. De woorden van Messias Jezus indrinken en er naar gaan leven. Want die dag komt, dat ook wij met ons allen van Zijn Eigen volk zullen zeggen: Gezegend Hij, die komt in de Naam des HEREN!

Lucas 14:1-14

13 november [2]

14:1

dat zij nauwkeurig acht op Hem sloegen.

14:3

Is het geoorloofd op de sabbat te genezen of niet?

14:4

en Hij genas hem en liet hem gaan.

14:5

wie zal hem er dan niet terstond uittrekken (ook) op de sabbatdag?

14:7

hoe zij de eerste plaatsen uitkozen,…

14:9

en dan zoudt gij tot uw schande de laatste plaats moeten gaan innemen.

14:10

Vriend, kom meer naar voren.

14:11

Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.

14:13

Maar wanneer gij een gastmaal aanricht, nodig dan bedelaars, misvormden, lammen en blinden.

14:14

En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen. Want het zal u terugbetaald worden bij de opstanding der rechtvaardigen.

Wat voor een toestand hebben we in dit bijbelgedeelte nu weer? Wat was er toch een nadruk op de wetticistische regels in de eredienst. Het was gebod op gebod. Je mocht niet dit en je mocht niet dat. Nu is er al weer een genezing op de sabbat. En de Farizeeën letten op Hem of Hij ook nu opnieuw wat zou doen wat volgens hen de wet verbood. En ja hoor. Er is een waterzuchtig mens. En dan stelt Jezus de vraag of men op de sabbat iemand mag genezen of niet? En dan zeggen ze dat dat niet mag. Want ze voelen aan dat er iets gaat gebeuren. En dan geneest Jezus deze mens. En dan weten ze zeker dat Jezus tegen de wet inging en dus het de hoogste tijd wordt dat ze hem uit de weg ruimen. En Jezus zegt: ‘Zij laten toch ook niet iemand die in de put valt liggen? Ze halen hem of haar er toch ook uit op de sabbat? En is het dan ook niet geoorloofd om deze waterzuchtige uit de put van zijn ellende te trekken?’ En ze weten niets meer te zeggen.

En dan komt er het aloude probleem op de proppen. Iedereen probeert de eer­ste plaats te pakken te krijgen. En daar gaat Jezus fel tegen te keer. Hij geeft de gelijkenis met de strekking dat je je door de gastheer hogerop moet laten roepen. Dan verdien je de plaats die je toekomt. Neem toch niet altijd de voornaamste plaats in. Het gaat om de eer van God en niet om de eer van jezelf. Want wie zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. Het is een eenvoudig principe dat we ons steeds weer voor ogen moeten houden. Het gaat om de eer van God en die moeten we hoog houden. Laten we ons bescheiden opstellen. God zit op de troon. En als je een maaltijd aanricht, nodig dan niet de mensen uit waarvan je weet dat ze je ook terug zullen betalen. Naar nodig de bedelaars en de armen, de nooddruftigen, want zij weten dat ze je niet terug kunnen betalen. En dat je dit doet, dat zal niet ongemerkt voorbijgaan in de hemelen. En daar zal het je terugbetaald worden. Glorie voor Zijn Naam! Dank U, Heer voor al Uw liefde en geduld. De Heer is groot. Wat een lessen. Hoe echt ook. Ook voor vandaag. Het is geen oude boodschap. Het is de boodschap van ons hart. Het is de boodschap van heil. Het is de boodschap van dienen. Het is de boodschap van explosieve groei en liefde. Het is het antwoord op alle vragen. Glorie voor Zijn Naam!

Al deze verhalen zijn uit het leven gegrepen. Het is allemaal zo dicht bij ons. Het zijn geen oude verhalen, uit een voorbij verleden. Er is geen actueler boek dan de bijbel. We kunnen er ons elke keer helemaal in herkennen. Geen won­der, want God heeft ons gemaakt. En Hij weet hoe Hij ons weer wil hebben. Hij weet als geen ander hoe de tegenstander, de duivel, de antigod, alles zal doen om ons op het verkeerde been te zetten. We doen vaak veel te ingewik­keld over de bijbel. We kijken er te hoog tegen aan. We moeten het als hand­boek leren gebruiken. En het naast ons hebben, elke keer als we vragen heb­ben. Voor alles is een antwoord. Het gaat erom dat we ons dienstbaar moeten opstellen en vanuit de liefde van God moeten leven. Dan gaat het goed, en dan komen we ook stukken verder. Als we het over groei en ontwikkeling hebben, dan is de beste groei de groei in de genade en de kennis van God. Daar bou­wen we het paradijs mee. Dat brengt mensen in beweging. Daar kunnen we de toekomst mee in. En daar kunnen we ook de mensen mee bereiken. Dat is heerlijk. En daar worden we enthousiast van. Want het gaat er om dat we God liefhebben met geheel ons hart en geheel onze ziel en geheel ons verstand en uit alle krachten en dat we onze naaste liefhebben als onszelf. Daar kunnen we elke keer weer opnieuw mee beginnen, het is nooit te laat om dat steeds weer als uitgangspunt te nemen. En het geheim is, dat Hij ook altijd weer bereid is om iedereen die weer opnieuw begint, alle hulp te geven die nodig is. Wat een geduld, wat een genade. Here, dank U wel! Here, we loven en prijzen Uw Naam. Here, dank U wel voor zoveel geduld met een arme zondaar als ik.

Lucas 14:15-35

14 november [2]

14:15

Toen iemand van de disgenoten dat hoorde, zeide hij tot Hem: Zalig wie brood eten zal in het Koninkrijk Gods.

14:17

Komt, want het is nu gereed.

14:18

Ik heb een akker gekocht…

14:19

Ik heb vijf span ossen gekocht…

14:20

Ik heb een vrouw getrouwd…

14:21

Ga aanstonds de straten en stegen der stad in en breng de bedelaars en misvormden en blinden en lammen hier.

14:22

Heer, wat Gij hebt opgedragen, is geschied en nog is er plaats.

14:23

En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen, want mijn huis moet vol worden.

14:24

Want ik zeg u: Niemand van die mannen, welke genodigd waren, zal van mijn maaltijd proeven.

14:26

Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn.

14:27

Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn.

14:28

Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen?

14:30

Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien.

14:31

of hij in staat is met tien duizend man iemand te ontmoeten, die met twintig duizend tegen hem optrekt?

14:33

Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn.

14:34

Het zout is wel goed, maar wanneer zelfs het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het smakelijk gemaakt worden?

14:35

Noch voor het land, noch voor de mesthoop is het geschikt: men werpt het weg. Wie oren heeft om te horen, die hore.

Zo is het. Je wilt niet graag vernederd worden. En je zult je zelf ook niet gauw vernederen. En toch is het zo. Wie zichzelf vernedert zal verhoogd worden, als je je inzet voor de armen en de blinden, de misdeelden en niet mee doet om hoger op te komen met de gevestigde orde. Als je tegendraads hen helpt, die de samenleving uitspuugt, dan doe je wat God van je vraagt. Het omgekeerde zit in ons bloed. Wij willen ook hoger op. Steeds hoger. En soms zelfs wel ten koste van de andere. Maar Jezus wijst de andere weg. Hij is Zelf de andere weg. Ze kunnen Hem niet klein krijgen. Wat is dat voor afwijkende, vreemde mentaliteit? En dan geeft Jezus de gelijkenis van de man die een grote maal­tijd aanrichtte. En hij nodigde zijn vrienden uit. Maar ze konden niet komen. Ze hadden allemaal een eigen gerichte smoes, die nergens op sloeg, maar waar ze de gastheer mee voor het hoofd stootten. Uit het leven gegrepen. We heb­ben zo vaak en zo veel noten op onze zang. Er is zoveel aan de hand, dat we voor de HERE Zelf nog nauwelijks tijd hebben. Dat gaat niet goed. Daar ga je de mist mee in. En dan is de heer boos. En hij zegt tot zijn slaaf: ‘Ga de stra­ten en wegen op en nodig de blinden en de armen, de eenzamen en de misdeel­den uit’. En daar zie je ze komen. Niet de hooghartigen, maar al de mensen die dachten dat ze in ogen van de HERE nobody’s waren. Verbaast gaan ze in. Zij? Ja, zij. Hoe is het mogelijk? Dat is toch wel tegen het zere been van de wel georganiseerde leidslieden, die alles in regels en procedures vastleggen. Dat kan niet goed zijn. Daar moeten we een stokje voor steken. En dat doen ze dan ook. Weg met Hem. Binnen drie jaar was Hij ook uit de weggeruimd.

En als er dan nog plaats is, dan moet de knecht ze dwingen om in te gaan, want zijn huis moet vol worden. Maar van die eerste mannen zal niemand van zijn maaltijd proeven. Wat hebben de geestelijke leidslieden een verantwoor­delijke taak. Wat laden ze een verantwoordelijkheid op zich als ze niet radi­caal het woord van bevrijding brengen. Het is nu de tijd. God is goed! Loof de HEER!

En dan komt de radicale boodschap, dat hij of zij die Jezus wil volgen, Hem ook op de eerste plaats moeten zetten. Het is belangrijk om geen voorwaarden daaraan te binden. Laat je door niets en niemand weerhouden om de stem van Jezus te volgen. Daarmee ga je tegen de georganiseerde kerkelijkheid in. Want het vraagt een radicale overgave. Alles is voor Hem, wat er ook gebeurt. Dat is een radicaliteit die we nogal zijn kwijt geraakt. Maar daar gaat het wel om. Maar je moet ook weten waar je aan begint. Je berekent de kosten. En die zijn hoog. Want je moet wel het bouwwerk af kunnen maken. Het moeten geen eendagsvliegen zijn. Het gaat om de eer van God. Je moet wel weten waar je aan begint. Wat het je helemaal kost. En welke koning zit niet eerst neer om de strategie van de aanval te bespreken en te bedenken. Zo is het ook met het deelnemen aan het Koninkrijk van God. Je kunt alleen maar discipel van Jezus zijn als je je onvoorwaardelijk overgeeft en onderwerpt aan Hem. Dat is een nieuwe lijn. En als het zout krachteloos is geworden, dan kun je het beter weggooien, want het leidt niet meer tot ontwikkeling van de contacten.

Lucas 15:1-32

17 november [2]

15:1

Al de tollenaars nu en de zondaars plachten tot Hem te komen om naar Hem te horen.

15:2

Deze ontvangt zondaars en eet met hen.

15:4

en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?

15:6

want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.

15:7

blijdschap … in de hemel… over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over… rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben.

15:9

want ik heb de schelling gevonden, die ik verloren had.

15:10

Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert.

15:11

Iemand had twee zonen.

15:12

En hij verdeelde het bezit onder hen.

15:13

maakte de jongste zoon alles te gelde…

15:14

kwam er een zware hongersnood over dat land…

15:15

om zijn varkens te hoeden.

15:16

doch niemand gaf ze hem.

15:17

Toen kwam hij tot zichzelf…

15:18

Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u,…

15:20

zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen.

15:22

en schoenen aan zijn voeten.

15:24

want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden.

15:28

Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan.

15:29

maar mij hebt gij nooit een geitebokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.

15:30

Doch nu die zoon van u gekomen is,…

15:31

Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe.

15:32

Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden.

Jezus ontvangt zondaars en eet met hen. Dat was een verwijt. Dat doe je niet. Je bemoeit je niet met dat soort mensen. En hebben we zelf die houding ook niet vaak? Wat moeten we met al die mensen die aan de zelfkant van het leven leven? Die in de duisternis wandelen? Waar je niets mee kunt beginnen? Daar moet je je verre van houden. Ze doen het immers zelf. Daar is geen goed garen mee te spinnen. Hoe vaak hebben ze de zaak al niet bedrogen? Mijn geduld raakt op. Neen, je moet het niet te bont maken. Te gek. En dan houdt Jezus weer niet op om ze bij de les te houden. Als iemand honderd schapen heeft en één is verloren, dan laat hij ze toch in de steek en gaat op zoek naar dat ene schaap. Dat spreekt toch vanzelf? Daar denken jullie toch net zo over? En als hij het gevonden heeft dan maakt hij een groot feest voor dat ene schaap dat hij gevonden heeft. En de weduwe, die tien schellingen had en er één verloor? Die gaat op zoek naar dat ene, en als ze het gevonden heeft, dan roept ze iedereen om met hen haar blijdschap te delen, dat ze die ene schelling heeft teruggevonden. Het gaat toch niet aan om die ene zondaar maar de zondaar te laten en je met de rechtvaardigen alleen te bemoeien? Waarom zijn jullie dan zo boos dat ik me met tollenaars en zondaars ophoud? Zij hebben toch een geneesheer nodig? Alzo is er blijdschap bij de engelen Gods over een zondaar, die zich bekeert. Als we ons dat veel meer eigen maken, dan worden we ook met ontferming bewogen over de zondaars, de mensen die de Here Jezus nog niet kennen. Dan gaan we uit naar de heggen en de steggen. Dan nodigen we hen uit voor het bruiloftsmaal van het Lam. Wat een feest als ze allemaal ingaan en aan tafel komen. We zullen versteld staan over wie we daar zullen ontmoeten. Glorie voor Zijn Naam!

De wereldberoemde gelijkenis van de verloren zoon volgt dan. Een vader had twee zonen. De ene verbraste alles. Hij eiste zijn deel al vast op. Hij eindigde bij de varkenstroggen waarvan hij zelfs de schillen niet mocht eten. Dan komt hij tot bezinning. Hij gaat terug naar zijn vader. Vol besef van zonde en ongerechtigheid. ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben niet meer waard uw zoon te zijn.’ De vader wordt met innerlijke ontferming bewogen en staat reeds op de uitkijk. Hij sluit hem in zijn armen. Hij kleedt hem. Hij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren maar is gevonden. Zouden we dan geen groot feest maken? Ja, natuurlijk. Want er kan toch geen groter feest zijn dan dat een verlorene weer gevonden is en terug­keert in vaders huis? De andere zoon hoort wat er gebeurd is en weigert bin­nen te komen. Dat kan hij niet verkroppen. De vader gaat hem tegemoet en dringt er bij hem op aan. Maar hij is boos. Ik heb nog nooit iets van u gekre­gen om feest te vieren met mijn vrienden. En ik ben u altijd gehoorzaam geweest. En deze heeft al uw geld er doorgebracht met slechte vrouwen. Wat denkt hij wel? Hoe kunt u nu zo’n feest aanrichten? De vader met, ontferming bewogen, zegt: ‘Maar kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe. Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden’. Het is een ernstige verma­ning aan al degenen die al bij de vader zijn en die niet kunnen verdragen dat verlorenen gevonden worden en dan zo maar deel mogen nemen aan de maal­tijd van de Heer. We moeten ook heel bedachtzaam zijn, om dicht bij Jezus te leven en ook met ontferming bewogen te zijn over hen die verloren zijn.

De gelijkenis van de verloren zoon. Dan denken we aan de zoon die alles verbrast heeft, maar eigenlijk is de andere zoon de verloren zoon. We kunnen denken dat wij de rechtvaardige, de vrome zijn. Dat dachten de Farizeeën en de schriftgeleerden ook, maar niets is minder waar. Zij waren de huichelaars, de onrechtvaardigen, de witgepleisterde graven. Ze hebben altijd de wet en de veroordeling bij zich, maar ze weten niet wat ontferming en bewogenheid is. Ze hebben de leer, maar niet het leven. De vader heeft het begrepen. En hij wil wel het herstel tussen zijn beide zonen. Alles wordt weer goed. We kunnen het doortrekken naar Israël en de volken. We kunnen het doortrekken naar het herstel van alle dingen. Het is een prachtig verhaal. En Rembrandt heeft op onvoorstelbaar scherpe manier dit schilderij geschilderd. Daar kan ik de hele avond wel over door vertellen, dat is een schilderij dat we altijd weer willen zien. Glorie voor Uw Naam! Prijs de Heer!

Lucas 16:1-18

18 november [2]

16:1

Er was een rijk man, die een rentmeester had.

16:2

Wat hoor ik daar van u?

16:3

Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij.

16:6

ga vlug zitten en schrijf vijftig.

16:7

schrijf tachtig.

16:8

dat hij met overleg gehandeld had, want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts.

16:9

En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten.

16:10

Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig.

16:11

Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen?

16:12

En indien gij niet getrouw geweest zijt ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven?

16:13

Geen slaaf kan twee heren dienen,… gij kunt niet God dienen èn Mammon.

16:14

en zij hoonden Hem.

16:15

maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God.

16:16

sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods…

16:17

Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet één tittel zou vallen.

16:18

Een ieder, die zijn vrouw wegzendt, en een andere trouwt, pleegt echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is, trouwt, pleegt echtbreuk.

Ja, dan zit je wel in de puree. Je hebt het goed van je baas er door geschaad. Nu moet je je verantwoorden. Je weet niet wat te doen. Waar kom je terecht? Je zult eindigen in de goot. Want wat moet je anders doen als je nergens geschikt voor bent? Dan gaat hij naar de schuldenaars van zijn heer. En hij houdt hun een afkoopregeling voor. Schrijf tachtig, schrijf vijftig, En dan komt hij met deze oplossing bij zijn heer. En de heer prijst de onrechtvaardige rentmeester, omdat hij met overleg te werk is gegaan. Hij redt zich zo uit de penibele situatie. Dus maak je vrienden met de onrechtvaardige Mammon. Ik snap het wel niet helemaal maar denk, dat het wel zó zal zijn in relatie met de volgende verzen. Als je in weinig getrouw bent geweest, zul je ook in veel getrouw zijn. Maar ben je in weinig ontrouw, dan ben je ook in veel ontrouw. Als je dus met de onrechtvaardige Mammon ontrouw bent geweest, hoe kun je dan vertrouwen gegeven worden? En als je niet getrouw bent geweest met het goed van een ander, wie zal u het onze geven? Ja, dat kan ook niet. Je kunt geen twee heren dienen. Dat gaat altijd mis. Je kunt niet God dienen èn de Mammon. Daarom moet je een keus voor God maken. En dat horen de Fari­zeeën. Ze honen Hem. Want zij zijn geldzuchtig, dus ze kunnen de woorden van Jezus niet horen. Jezus heeft dat door en zegt: ‘Gij wilt voor rechtvaardig doorgaan, maar God kent uw harten’. En wat hoog is bij de mensen is een gruwel voor God. Want God kent het hart. Daar gaat het om.

De wet en de profeten gaan tot Johannes. Sinds dan wordt het evangelie van het Koninkrijk gepredikt. En daar valt ook de hele wet onder. En die wet is duidelijk. Wie een vrouw trouwt van iemand die zijn vrouw heeft weggezon­den pleegt echtbreuk. En wie zijn vrouw wegzendt en een ander trouwt, pleegt echtbreuk. Het staat hier zo maar tussenin. Het lijkt willekeurig, maar toch heel duidelijk in de context, want ook in de prediking van het Koninkrijk Gods komt het er erg op aan hoe we met elkaar omgaan. De Joden hadden er een weg op gevonden om toch te kunnen scheiden. Maar Jezus steekt er een stokje voor. Het gaat om de wet en de profeten. De wet is vervuld in Christus, maar de wet wordt niet opgeheven. Geen tittel of jota (helemaal niets). Want in het Koninkrijk Gods staat centraal de boodschap van de oproep tot beke­ring. En daar moeten we ons voor inzetten.

Al deze gelijkenissen zijn uit het leven gegrepen. Ook dat de kinderen van de wereld vaak met meer overleg te werk gaan dan de kinderen des lichts. We moeten wijs zijn en de situatie goed in ogenschouw nemen. We moeten in de voetstappen van Jezus gaan. Getrouw en rechtvaardig zijn, dan kan God ons gebruiken om steeds verder in Zijn Koninkrijk te raken. Wat een heerlijke marsroute, en wat een verwarring bij de geestelijke leidslieden. Glorie voor Uw Naam!

Lucas 16:19-31

19 november [2]

16:19

en elke dag een schitterend feest hield.

16:20

En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren, nedergelegd bij zijn voorportaal,…

16:22

Het geschiedde, dat de arme man stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot.

16:23

Ook de rijke stierf en hij werd begraven. …zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen,…

16:24

zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele,…

16:26

er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof,…

16:28

Laat hij hen dan ernstig waarschuwen,…

16:29

Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren.

16:31

Doch hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen.

Een overbekend verhaal. De rijke man en de arme Lazarus. Er is gefeest in het paleis. En elke dag wordt de arme voor de poort neergelegd. Vol met zweren en hij verlangde van de kruimels van de tafel van de rijken te eten. En dan sterft hij. En hij wordt door Abraham gedragen in zijn schoot. De rijke ziet dat en dan ontdekt hij de werkelijke werkelijkheid. Je kunt wel in weelde op deze aarde zijn, en doen alsof je de eeuwigheid hebt, en de boel de boel laten, maar dan kom je toch verkeerd uit. Want het gaat erom: ‘Wat heb je tijdens je leven gedaan voor de minste van Mij?’ En als je daarvoor niets gedaan hebt, dan kom je niet in de schoot van Abraham terecht. Dan kom je in de hel. Dan is de hemelpoort voor je gesloten. En dan kun je van alles roepen en dan kun je wel willen dat je broers gewaarschuwd worden, maar het gebeurt niet. Want zij hebben toch Abraham en de profeten? En als ze naar die niet luisteren, dan zullen ze ook niet naar iemand die uit de hemel komt luisteren. Want het stond immers allemaal al geschreven? Na de dood is er een onoverbrugbare kloof. Het gaat erom, wat heb je met je leven gedaan. Daar gaat het om. God wil ons oproepen om ernst te maken met Zijn geboden tijdens ons leven. En die gebo­den zijn niet zwaar. Ze zijn om ze te houden Je moet gewoon doen wat er staat. En dan gaat Gods hart uit naar hen die misdeeld zijn. Hij is bij de armen van Geest. Hij is bij de vervolgden. Daar waar mensen mijden om Zijns Naams wil, daar zal Hij helpen en uitredden. Want het gaat er niet om dat je tijdens dit leven op een voetstuk geplaatst wordt, maar of je de wil van de Vader gedaan hebt. Het is een schrijnend verhaal. Het is zo uit het leven gegrepen dat we er met man en macht naar moeten streven om zo te leven als God dat vraagt. En dat begint bij ons zelf. Dat is het begin. Daar moeten we niet mee marchanderen. Daar moeten we niet te snel over heen stappen. Dat moeten we meteen doen. En daar moeten we dus een radicale keus maken. We kunnen blijven meehuilen met de wolven in het bos. Maar we kunnen er ook de beuk in slaan. We kunnen ook radicaal van koers veranderen. We kunnen het voorbeeld geven. En dat begint in het klein. Dat moet een keus zijn.

Wat zijn we door Jezus op onze vingers getikt in dit verhaal. Zeker wij hier in het westen. Want wat hebben we er een potje van gemaakt. Het is toch vrese­lijk. Drie kwart van de wereld lijdt armoede omdat wij het zo goed hebben. Daar moet toch verandering in komen. Wij hebben toch gezondigd. En de derde wereld ook. Want zij zijn in heidendom ondergegaan. Zij moeten zich bekeren. Daar moet het evangelie komen. Maar wij hebben alles naar ons toegehaald. Wij zijn in de welvaartsroes ten onder gegaan. Here help ons! Here redt ons! Waar moeten we heen? Het gaat zo niet goed. Help ons! Want uw oordeel staat vast. Hebben we de hongerige te eten gegeven? Hebben we ons vernederd? Hebben we Gods gave aanvaard? Hebben we uit dankbaarheid Zijn geboden gehouden? Hebben we ons bekeerd? Luisteren wij naar Mozes en de profeten? Zo neen. Dan wacht ons ook het oordeel.

Wat is het evangelie direct en recht door zee. Daar kunnen we wat mee doen. Daar moeten we ons aan spiegelen. En doen we dat, dan hebben we rust en vrede. Dan gaat het goed. Dan willen we niet anders. Dan gaan we aan de slag. Dan jutten we elkaar op. Dan gaat het goed. HERE, help ons! Here, help mij! Wat is er nog veel te doen. En wat is het heerlijk om in Uw Woord je te ver­meien. Er is grote vreugde in de hemel over één zondaar die zich bekeert. Here, ik zwijg stil, want er is nog zoveel tekort aan mij. Zet mij op de weg van Uzelf. Geef mij wijsheid om nieuwe wegen in te slaan. Uw Woord is de waarheid. Here, dank U wel!

Lucas 17:1-19

20 november [2]

17:1

Het is onmogelijk, dat er geen verleidingen komen, maar wee hem, door wie zij komen!

17:2

Het zou beter voor hem zijn, als een molensteen om zijn hals gedaan was en hij in de zee was geworpen, dan dat hij één van deze kleinen tot zonde verleidde.

17:3

Ziet toe op uzelf!

17:4

Ik heb berouw, zult gij het hem vergeven.

17:5

Here: Geef ons meer geloof.

17:6

Indien gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzamen.

17:8

Maak mijn maaltijd gereed,… en daarna kunt gij eten en drinken?

17:9

Zal hij de slaaf soms danken, omdat hij deed wat hem bevolen was?

17:10

wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen.

17:12

kwamen Hem tien melaatse mannen tegemoet, die op een afstand bleven staan.

17:13

Jezus, Meester, heb medelijden met ons!

17:14

terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.

17:16

om Hem te danken. En dit was een Samaritaan.

17:18

om terug te keren en God eer te geven, dan deze vreemdeling?

17:19

En Hij zeide tot hem: Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden.

Dat is wel heel zeker. Er komen verleidingen. Daar kun je zeker van zijn. Want de duivel zal alles proberen om het werk van God te verstoren. Er heerst zonde in de wereld. We zien het kwaad alom om ons heen. En het leeft ook in òns. Maar wee degenen door wie de verleidingen komen. Dat is een duidelijke waarschuwing om op onze hoede te zijn. Jezus is heel concreet. Het ware beter dat een molensteen om zijn hals gedaan was en hij in de zee geworpen was. Weg met hem! Want iemand die deze kleinen verleidt, die verdient niet beter. Het gaat hier over de kinderen, de zwakken.Vreselijke mensen zijn dat die zich daar mee bezig houden. De discipelen zeggen dit horende: ‘Here, geef ons meer geloof’. Dat is je ook voor te stellen. Want we hebben wel extra Gods bescherming nodig om niet in verleiding te raken. En het antwoord is weer heel ontmaskerend. Je hebt niet méér geloof nodig. Je moet alleen geló­ven, met een geloof, zo groot als een mosterdzaad. Daar had Jezus het ook over toen hij uitlegde wat het Koninkrijk der hemelen is: Gelijk een mosterd­zaad dat uitgroeit tot een grote boom. En dat is ons geloof, want als we dat hadden dan zouden we tegen deze boom zeggen, ontwortel u en word in de zee geplant! En het zou gebeuren. Het geloof vermag alle dingen. Niets is er tegen bestand. God is groot! God is groot!

En daarom moeten we heel gehoorzaam Jezus volgen. Doen wat Hij zegt. Als we dat doen, dan komen we goed uit. Dan raken we niet in de war. Dan doen we gewoon wat van ons gevraagd wordt. Net als de knecht van de heer. Hij weet wat hem te doen staat. Hij verwacht van de heer geen bijzondere dingen. Hij doet gewoon wat hij behoort te doen. En dat geldt ook voor ons, we gaan gewoon doen wat Hij zegt. En dat is groot. Dat geeft rust. Dat geeft richting. Dat brengt ons niet in de war. Dat doet ons ook ontmaskeren waar de dreiging van de verleiding zit. Daar doe je gewoon niet aan mee. Wat een geruststel­ling! Wat een geloofszekerheid! Wat een richting!

En dan de tien melaatsen. ‘Meester, ontferm u over ons!’ En dan gaan ze naar de priester. En onderweg daar naar toe worden ze genezen. Wat een wonder. Dat is toch niet te geloven? En dan komt er één terug om Hem te bedanken voor het grote wonder. De anderen ziet Jezus niet meer terug. Deze man komt om God de eer te geven. En het was nog wel een vreemdeling, een Samari­taan. De vreemdeling komt God eer bewijzen, maar de eigen mensen vinden dat niet nodig. Dat zegt ook heel wat. Dat is een ernstige waarschuwing en een oproep om ernst te maken om God te loven en te prijzen voor alle wonderen die Hij in ons leven doet. Jezus stelt de schijnheiligheid en het geaccepteerd zijn van de eigen mens aan de kaak. En hoe vaak vinden wij het ook allemaal wel goed? We moeten heel dicht bij Jezus leven om heel dicht hem te loven en te prijzen. God is groot! Dank U Here Jezus voor alle liefde en alle zorg die U hebt voor ons. Houd ons dicht bij U! Laat ons geloof als van een mosterdzaad zijn om grote dingen van u te verwachten. Het grootste is dat we mogen gelo­ven dat u ons uit de duisternis tot het licht getrokken hebt. Want wie zijn wij? Dat is uw grote genade. Daar kunnen we heel ons leven op teren. Glorie voor Uw Naam!

Lucas 17:20-37

21 november [2]

17:20

wanneer het Koninkrijk Gods komen zou,… Het Koninkrijk Gods komt niet zó, dat het te berekenen is;

17:21

ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u.

17:23

Zie, daar is het; zie, hier is het! Gaat er niet heen, en loopt het niet na.

17:24

Want gelijk de bliksem flitst en van de ene kant des hemels tot de andere kant licht, zó zal de Zoon des mensen wezen op zijn dag.

17:25

Maar eerst moet Hij veel lijden en verworpen worden door dit geslacht.

17:27

zij aten, en zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging…

17:29

Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging,…

17:31

hij kere niet terug.

17:33

maar ieder, die het verliezen zal, die zal het vernieuwen.

17:34

de een zal aangenomen, de andere achtergelaten worden.

17:37

Waar, Here? ... Waar het lichaam is, daar zullen ook de gieren zich verzamelen.

Dat wil natuurlijk iedereen. Wanneer komt het Koninkrijk van God. Het is niet te berekenen. Het is onder u. En er zullen dagen komen dat je het wel zou willen. En er zullen mensen zijn die zullen zeggen: ‘Zie hier is het en zie daar is het’. Maar ga er niet heen. Ga er niet achteraan. Want gelijk de bliksem van de ene kant naar de andere licht, zo komt de dag van de Zoon des mensen. Maar het zal door strijd heen gaan. Want de Zoon des mensen zal eerst veel moeten lijden en sterven en verworpen worden. Want de verzoening van de zonden is nog niet tot stand gekomen. En dat is voorwaarde. Dat zal gaan gebeuren. Dat is de enige weg voor de komst van het Koninkrijk van God.

En het zal zijn als in de dagen van Noach en in de dagen van Lot. Ze eten en ze drinken. En ze houden nergens rekening mee. Ze doen maar wat ze willen. En dan is het te laat. Dan komt het oordeel en dan is het te laat. Dan gaan de deuren niet meer open. En dan wordt Sodom en Gomorra verwoest. En zie ook niet om. Probeer niet je leven te redden. Kijk niet om zoals de vrouw van Lot. Probeer niet je huis te redden. Maar richt je meteen op het Koninkrijk dat dan aangebroken is. Dan zul je je leven vernieuwen en behouden. Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen, maar die zijn leven zal willen ver­liezen, die zal het behouden. Wat een toekomst. Wat ook een oproep. We moeten dus onze blik gericht houden op het komen van dat Koninkrijk van God. En dan is het Koninkrijk van God al onder ons. Dat zien we. Dat willen we ook. Daar willen we nu al in leven, daar willen we ons nu al restloos aan overgeven. En dan is het Koninkrijk al in ons. Want Jezus leeft in ons. Daar zet je geen klok bij, dat is de genade die overvloedig in ons wordt en die steeds meer ons leven vult en ons blij maakt en ons helpt om dat Koninkrijk Gods blijvend te verwachten. En dan zullen we ook ontdekken, dat er twee in een bed liggen, en de een wordt aangenomen en de ander achtergelaten.

Het gaat erom dat we ons richten op Jezus. Hij wil ons het eeuwige leven geven. Heerlijk om in die blikrichting ons leven in te richten. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 18:1-14

22 november [2]

18:1

Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen.

18:2

die zich om God niet bekommerde…

18:5

toch zal ik, omdat deze weduwe het mij moeilijk maakt, haar recht verschaffen;…

18:7

Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen,…

18:8

Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde?

18:9

die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderen verachtten,…

18:10

de één was een Farizeeër, de ander een tollenaar.

18:11

O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar;

18:12

ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten.

18:13

O God, wees mij, zondaar, genadig!

18:14

Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.

We moeten nooit verslappen en we moeten altijd bidden. Kennelijk verslap­pen we zo maar en stoppen we met bidden. Maar we moeten altijd bidden. Want het is veilig om dicht bij Jezus te blijven en niet onze gedachten en onze daden en met heel ons wezen slachtoffer te worden van de vijand, die altijd op de loer ligt om ons van Jezus af te trekken. We hebben de kracht en het offer en de bescherming van Jezus nodig om staande te blijven in de geestelijke strijd. Dat is niet een vroom gedoe. Maar dat is uit het leven gegrepen. Want we weten allemaal hoe snel de verkeerde gedachten en daden ons in de weg zitten. Of soms helemaal niet in de weg zitten, maar gewoon onderdeel zijn van ons doen en laten. Wat een ellende kunnen we elkaar veroorzaken om onze karakters maar hun gang te laten gaan. Jezus zei: ‘Pas op! Blijf dicht bij Mij! Luister naar mijn woord! Ik weet hoe licht de zonde je in de weg zit’. Daar moet je altijd tegen strijden. En weet je daar waar Jezus in je gedachten is, daar heeft de zonde geen plaats. Dat is een heerlijke gedachte. En het werkt, omdat het waar is. Dat is de kracht van Jezus in ons zwakke menselijke leven. Daarom moeten we bidden en niet verslappen. Het is een medicijn in ons leven. Het is de bescherming. Het is de geestelijke wapenrusting. Heer­lijk! Wat een zegen!

En de mensen snapten er toen niet veel van. Die dachten dat ze hun eigen gang wel konden gaan. Daarom moest Jezus steeds maar weer met verhalen komen om het hun duidelijk te maken. Maar het was toch zo duidelijk in de schriften die ze hadden? Het is de universele boodschap van God. Daar kan toch nie­mand tegenop? Dat is toch waarheid? Dat is toch de HERE God Zelf in heel Zijn openbaring van het begin der wereld af? Ja, dat is ook zo. Maar kennelijk zijn we steeds weer in staat om er een eigen verhaal van te maken. We maken wetjes en regels die we aan anderen opleggen. Waar we de rechtheid in de leer aan afmeten. Dat was toen ook zo. Daarom vertelde Jezus deze gelijkenis van de rechter die zich om God en niemand bekommerde maar toch recht sprak voor de aanhoudende weduwe om maar niet in het gezicht geslagen te worden. Hoe kun je dan denken dat God Zelf Zich niet zou bekommeren om de uitver­korenen die dag en nacht roepen om hun recht? Natuurlijk. Als een onrecht­vaardige rechter het al doet, dan toch zeker God de Vader. Dat staat vast. Dat is zeker. Daar hoeven we niet aan te twijfelen. Maar we moeten beseffen dat we dan ook in Hem moeten geloven; op Hem moeten vertrouwen. Ons wel om Hem moeten bekommeren.

Maar de angstaanjagende, onthutsende, beschamende vraag die Jezus stelt is: ‘Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan nog het geloof vinden op aarde?’ Daarom moeten we altijd bidden en niet verslappen. Want als we dat doen dan verslappen we en dan zakt het geloof weg. Hoe ervaren we dat niet in ons leven. Ieder kan dat uit eigen ervaring zien en voelen.

Lucas 18:15-30

23 november [2]

18:15

Zij brachten ook hun kleine kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken. …bestraften zij hen.

18:16

Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods.

18:17

Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan.

18:18

En een hooggeplaatst man vroeg Hem en zeide: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?

18:21

Dat alles heb ik van jongs af in acht genomen.

18:22

…verkoop alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen,...

18:23

…want hij was zeer rijk.

18:24

Hoe moeilijk kunnen zij, die geld hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan.

18:26

Maar wie kan dan behouden worden?

18:27

Hij zeide tot hen: Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.

18:29

…prijsgegeven om het Koninkrijk Gods,

18:30

of hij zal vele malen meer ontvangen in deze tijd en in de toekomende eeuw het eeuwige leven.

Regelmatig duwen we de kinderen naar achteren. Wacht jij eens even! Jij bent altijd haantje de voorste. Neen, niet Jezus aanraken. Kijk die moeders nu eens. Daar dringen ze naar voren opdat Jezus hun kinderen aanraakt. Wat denken ze wel? De discipelen ergeren zich eraan en duwen de vrouwen weg. Maar Jezus ziet het en zegt: ‘Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet’. Dat is andere taal. Die vrouwen zochten het heil voor hun kinderen. En dat moeten we niet verhinderen. Dat moeten we juist steunen. Want kinderen zijn onbe­vangen en ontvangen graag de waarheid die ze horen. Want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods.

Het gaat om het kinderlijk ontvangen van het Koninkrijk Gods. En daar slaan we de spijker op z’n kop. Als we groter worden, dan raken we de onbevangen­heid kwijt. Dan beginnen we te redeneren. En dan gaan onze eigen gedachten heersen over het kinderlijk geloven en accepteren wat God zegt. En dat zien we hier. Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. Er zijn nogal zware consequenties verbonden aan deze op­roep. We moeten het kinderlijk ontvangen. We moeten ons eigen denken en onze eigen bedenkingen aan de kant zetten. We moeten onbevangen aanvaar­den en geloven wat God zegt. En dat is genoeg om levensveranderend te wer­ken. Om Gods kracht in jouw zwakheid, zich te laten volbrengen. Dan heb je toegang. Dat is voor ons westerse mensen erg moeilijk. We zijn zo in de war geraakt, omdat we alles willen beredeneren. We kunnen nog nauwelijks aan­vaarden dat God boven ons denken en doen staat. We willen alles begrijpen. We willen niets kinderlijks ontvangen. Dat vinden we kinderlijk en dat is nog verstandig. We moeten ons verstand gebruiken. Maar ons verstand gebruiken is om het kinderlijk te aanvaarden. Want we kunnen het met ons verstand niet doorzien. We kunnen met ons verstand doorzien dat we het niet verstandelijk kunnen begrijpen. En dan willen we toch doorgaan om het toch met ons ver­stand te willen doorzien. En dat is dom. Dat moeten we niet doen. Dat is onverstandig. Dan verliezen we het kinderlijke. En dan gaat het verkeerd. En we willen toch het Koninkrijk Gods binnengaan? We weten toch wat er aan verbonden is? We moeten afleren om het niet kinderlijk te willen zien.

Weer een verhaal uit het leven gegrepen. We kunnen er erg veel van leren. We hebben aan één verhaal genoeg om er de rest van de dag mee te leren leven. Wat zijn we toch weerbarstig in ons leren. Wat is de zonde, de tegenwerkende kracht, toch sterk in ons leven. Dat is dom. Dat is vernietigend. Wat is de ver­nietigende kracht in ons leven toch sterk. Wat hebben we toch Gods genade en liefde nodig om het kinderlijk te blijven ontvangen. O God, help ons om het kinderlijk te blijven zien en ontvangen. Dank U wel, dat U het steeds maar weer opnieuw aan ons verstand peutert, om het kinderlijk te willen zien.

Maar het verhaal gaat verder. Dokter Lucas heeft het allemaal goed gehoord. Hij wil het opschrijven, voor allen die wel eens willen weten wie deze Jezus is. En door het te lezen en te herlezen, zullen we het steeds beter gaan begrij­pen, wat de boodschap van deze Jezus was. We zullen gaan ontdekken, dat het niet anders is dan dat Hij de Messias is, Die in de schriften geprofeteerd is. Heerlijk. Wat een geweldige rijkdom. Wat een genade. Wat een vrede. Wat een rust. Eruit leven en eruit putten om die kracht in onze zwakheid steeds opnieuw te gaan ontdekken.

Jezus sprak over het ontvangen van het Koninkrijk Gods. En dat kwam een hooggeplaatste man vragen. Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te ontvangen? Vreemd. Wist hij dat dan niet? Hij had toch ook de Schriften? Jezus zegt: ‘U kent toch de wet, en dat moet je doen’. En de man zegt: ‘Ja Jezus, dat heb ik van kindsaf gedaan’. Dat is erg goed. Maar een ding mis je nog. ‘Verkoop alles wat je hebt en geef het aan de armen.’ En dan wordt de man bedroefd, want hij bezat vele goederen. Ja, je kunt alles doen wat God van je vraagt, maar als je nog maar met één ding aan het aardse leven vastzit, dan ben je nog nergens. Want het gaat erom dat je je kinderlijk over­geeft met alles wat je hebt aan Messias Jezus om het eeuwige leven kinderlijk te ontvangen.

Jezus kijkt hem aan en zegt dat het welhaast onmogelijk is dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat. Als je veel geld hebt dan zit daar al heel snel je hart aan vast. En dat is levensgevaarlijk. De zucht naar geld is de wortel van alle kwaad. Dat is gevaarlijk. Dat is moeilijk. God wil dat we ons helemaal aan hem overgeven. En dan kan Hij doen wat goed voor ons is. Want een vader heeft altijd het beste voor met zijn kinderen. Maar wie kan dan wel het Koninkrijk Gods beërven als het zo moeilijk is? Daar geeft Jezus geen ant­woord op. Want dat is het geheim, maar ook de rijkdom van de genade van God. Vanuit ons mensen geredeneerd, lijkt het onmogelijk. Want we komen ook inderdaad steeds van alles tekort in ons leven. Maar wat bij mensen on­mogelijk is is bij God mogelijk. En dat is genade. Dat is de aanhoudende liefde van God. Die niet wil dat sommigen verloren gaan, maar dat allen behouden worden. God is goed! Wat een heerlijke, bevrijdende gedachte. Je kunt alle geboden onderhouden en denken dat je goed zit, maar Jezus wil je bevrijden van alles waaraan je vastzit om je los te maken om de genade te ontvangen en door Hem gezegend te worden. Die zegen is het ontvangen van het Koninkrijk in de eerste plaats en het overige zal Hij je bovendien geven. Vanuit de zekerheid van dat Koninkrijk, kun je alles wat Hij je meedeelt uit Zijn vaderlijke hand ontvangen. Dat kan veel geld zijn, dat kan ook een moeilijk leven zijn, maar in vrede met God, want niets kan je scheiden van de overweldigende liefde van God. Dat geheim te ontdekken, zal je door het leven heen leiden, want je kunt veel hebben en het Koninkrijk missen, dan heb je helemaal niets. Dat principe ontdekken is grote rijkdom. Heerlijk om zo met God te mogen leven. Dank u wel Here! Je wordt er steeds enthousiaster van.

En dan komt Petrus om het nog eens even te testen. Hij en de anderen hebben alles weggegeven om Jezus’ wil. En het antwoord is duidelijk en direct. Alles wat je hebt gedaan uit liefde voor Jezus dat zul je terugontvangen vele malen meer in deze tijd en in de toekomende tijd: Het eeuwige leven. Je zult het ervaren in je leven. Je ontvangt vele malen meer terug. Je kunt op dit moment denken, dat je alles hebt, zoals, bijvoorbeeld veel geld, maar je kunt het niet loslaten voor God, dan ben je gevangen in je eigen dingen en heb je niet ontdekt hoe geweldig het is om te leven in de overstelpende vrijheid en grootsheid en levensblijheid van het geborgen zijn in de Macht en de Kracht en de eeuwigheid van God. Heerlijk toch!

Wat is het toch een voorrecht om te mogen weten dat er een groot loon is verbonden aan het volgen van Jezus. Je geeft dan eigenlijk niets prijs, maar je ontvangt er een enorme rijkdom mee. Een rijkdom die veel groter is dan al het geld van de wereld samen. Wat zijn we toch vaak stom om steeds maar weer onze oren te luisteren te leggen bij de verkeerde kant. Terug naar af. Blijven bidden en volharden en nooit opgeven. Want de overwinning is zeker. Het eeuwige leven om niet.

Lucas 18:31-43

24 november [2]

18:31

Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is, zal aan de zoon des mensen volbracht worden.

18:32

Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden,

18:33

en zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan.

18:34

En zij begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd.

18:35

dat een blinde aan de weg zat te bedelen.

18:36

vroeg hij, wat dit was.

18:37

dat Jezus, de Nazoreeër voorbijkwam.

18:38

Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij!

18:41

Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? … Here, dat ik ziende worde!

18:42

Word ziende; uw geloof heeft u behouden.

Ze zijn op weg naar Jeruzalem. Op weg naar het grote feest. Het Paasfeest. En Jezus zegt nog eens wat er gaat gebeuren. Maar ze begrijpen er niets van. Ze hebben het niet door. Wat denken ze dan wel? Zijn ze ook nog steeds gevan­gen in de Messias-gedachte waarbij de Messias zal opstaan en aan hen zal worden overgeleverd om te sterven en gekruisigd te worden? Dat is toch wel te veel gevraagd. Dat was te gek. Dat moet voor Jezus wel heel zwaar geweest zijn. Hij was toch drie jaar met ze opgetrokken. Ze hadden het toch wel kunnen begrijpen? Hadden ze dan nog niet door dat het gaat om een lijdende Knecht des Heren, die de zonde der wereld op Zich neemt? Zonde moet toch verzoend worden. God stuurt Zijn Zoon om de weg vrij te maken die geblokkeerd is door de zondeval en de duivel. Hadden ze de verzoeking in de woestijn dan niet begrepen? Het ging toch over leven en dood, God en de duivel? Hoeveel boze geesten had Jezus al niet uitgedreven? Ze hadden dat ook zelf gedaan. En nog begrepen ze het niet. Wat een eenzame weg moet Jezus gaan. Hoe moeten wij ons niet in het stof neerbuigen om ons voor Hem te verootmoedigen? Dat Hij heel deze weg is willen gaan voor mij, voor u. God, dank u wel voor zoveel liefde!

Lucas 19:1-27

25 november [2]

19:2

een man, Zachéüs geheten, die oppertollenaar was, en hij was rijk.

19:3

want hij was klein van gestalte.

19:4

en klom in een wilde vijgenboom…

19:5

Zachéüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven.

19:7

morden zij allen en zeiden: Hij is bij een zondig man binnengegaan…

19:8

vergoed ik het viervoudig.

19:9

Heden is aan dit huis redding geschonken, omdat ook deze een zoon van Abraham is.

19:10

Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden.

19:11

omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden.

19:12

om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen...

19:14

Wij willen niet, dat deze koning over ons wordt.

19:16

Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt.

19:17

heb gezag over tien steden.

19:18

Uw pond, heer, heeft vijf ponden opgebracht.

19:19

En gij, wees heer over vijf steden.

19:21

omdat gij een streng mens zijt;…

19:23

Dan zou ik het bij mijn komst met rente opgevraagd hebben.

19:25

Heer, hij heeft al tien ponden...

19:26

aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden,…

19:27

brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen.

Dat kan natuurlijk niet. Daar heb je het weer. Jezus op bezoek bij de zondaars en de slechte mensen. Wat hadden ze een hekel aan de tollenaars. Het waren landverraders, maar ook gemene dieven. En je kon er niets tegen doen. Ze konden je vragen wat ze wilden. Je moest hun post passeren en dan was het betalen. Hier, op weg van Jericho naar Jeruzalem. Iedereen haatte die plaats. Daar zat Zachéüs, de oppertollenaar. Nee, niet zo maar een tollenaar, maar een oppertollenaar. En hij was rijk. Wat wil je. Als je onbeperkt de mensen kunt afzetten. De Romeinen luisterden toch niet naar je. Die waren allang blij als Zachéüs het hun toekomende deel afdroeg. En dat hij hen daarbij bedroog, daar hadden zij niets mee te maken. En hoeveel hij de zaak belazerde, dat was hen worst. Wat een corrupte wereld.

En deze Zachéüs wist best hoe hij gehaat was. Hij was ook nog een kleine opdonder. Klein van gestalte. En dan zó gemeen. Het straalde van zijn hou­ding en zijn postuur af. Hij wilde ook wel eens die Jezus zien, maar hij moest niet denken dat de mensen voor hem aan de kant gingen. Wel voor de Fari­zeeën en de schriftgeleerden, die stonden altijd vooraan. Maar hij liep vooruit en klom in een boom. Ziet u het voor u, die rijke arrogante tollenaar die in een boom klimt om de wonderdoener Jezus te zien? Hij hoefde Hem alleen maar te zien. Hij had al zoveel van Hem gehoord. Hij wilde Hem nu wel eens echt zien.

En dan gebeurt het onvoorstelbare. ‘Zachéüs, kom uit de boom!’ Wat een vertoning, de kleine, gehate Zachéüs denkt dat hij verborgen in de boom de hele zaak kan zien, maar nu moet hij er ten aanschouwen van de hele schare uitklimmen en voor Jezus staan. ‘Zachéüs, kom uit de boom, want heden moet ik in uw huis zijn.’ De ene verbazing na de andere. Wat, hoor ik het goed? Zegt Jezus dat Hij in het huis van Zachéüs moet zijn?. Dat kan toch niet waar zijn? Je gaat toch niet in het huis van een zondaar? En toch zeker niet bij zo’n vreselijke landverrader als Zachéüs, de tollenaar. En Jezus gaat in zijn huis. Zachéüs ontvangt Hem met blijdschap. En begint te roepen, dat hij alles zal teruggeven en het viervoudige vergoeden. Onder de indruk van de liefde en de aandacht en de genade van Jezus kan hij niet anders dan zeggen zich te beke­ren en weg te vluchten van de zonde waarin hij gedompeld was. Jezus had nog niets gezegd. Jezus hoeft ook niets te zeggen. Het is duidelijk. Iedereen voelt aan wat wel en wat niet bij Jezus hoort. Dat hoef je niemand uit te leggen. Dat is de kracht en het grote geheim. Waar liefde is, daar is blijdschap en onder­scheiding. En dan is het antwoord ook heel kort en ontmaskerend en ontwape­nend. Heden is aan dit huis redding geschonken. Daar waar de liefde van Jezus doordringt en overgaat in daden van gehoorzaamheid en dankbaarheid, daar wordt heil uitgedeeld, daar heerst vrede, daar is liefde, daar worden nieuwe dingen geboren. Wat een heil. Wat een redding. Wat een verhaal, uit het leven gegrepen. Een verloren zoon van Abraham is redding geschonken. Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk! Wat een evangelie. Als het zelfs geldt voor deze Zachéüs, dan geldt het toch voor iedereen? Wat een genade. Wat een redding. Redding voor iedereen. Want het kan alleen maar enkel uit genade. Niets komt van ons zelf. We komen onder de kracht en de almacht van Jezus Die ons al liefgehad heeft alvorens wij er waren en die ons wil opnemen in de armen van Zijn liefde om ons te ontrukken aan de machten van de duisternis, die alles zullen doen om ons in hun klauwen vast te houden. Glorie voor de Naam van Jezus!

Het verhaal gaat verder met de gelijkenis van de tien ponden. Een man ging weg om zijn koninklijke waardigheid binnen te halen. Maar ze sturen hem een bericht achterna en zeggen dat ze hem niet als koning hoeven. Zijn knechten heeft hij ponden gegeven voor de tijd dat hij weg is. En dan komt hij terug en ontdekt dat degene die tien ponden had, er tien heeft bij gekregen. En dan krijgt hij tien steden. Goede en getrouwe dienstknecht. En net zo met degene, die er vijf had gekregen. Hij krijgt heerschappij over vijf steden. En dan die een pond had. Hij heeft het weggeborgen want hij wist dat de heer een streng heer was die wegneemt wat hij niet heeft uitgezet en maait wat hij niet gezaaid heeft. En dan is dit een ontrouwe dienstknecht. Als hij dan zo bang was om het kwijt te raken, had hij het tenminste kunnen belenen, want dan was er nog rente op gekomen. Nu heeft hij niets. En die er al tien had krijgt die ene erbij. Maar hij had er al tien. Is dat eerlijk? Maar het antwoord is: ‘Wie heeft, die zal gegeven worden en die niet heeft zal ontnomen worden ook al dat hij heeft. We moeten woekeren met de talenten die Hij ons gegeven heeft. Hij is komende om de koninklijke waardigheid te openbaren. Hij is nu gezeten aan de rechterhand Gods. Maar Hij zal komen in al Zijn heerlijkheid. Dan moeten we gereed zijn. Hem verwachten.

Maar zij die Hem afgewezen hebben, die worden in de poel des vuurs gewor­pen. Daar wordt korte metten mee gemaakt. Radicaal. Dat is ook onze op­dracht vandaag. De waarheid en de liefde van God verkondigen. Daar gaat het om. Zijn er anderen, dan moeten we het ontmaskeren. Dat is onze taak. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 19:28-48

26 november [2]

19:28

ging Hij hun voor om op te gaan naar Jeruzalem.

19:30

zult gij daar een veulen vastgebonden vinden, waarop nog nooit iemand gezeten heeft;…

19:31

De Here heeft het nodig.

19:36

spreidden zij hun klederen op de weg.

19:38

Gezegend Hij, die komt, de Koning, in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen!

19:39

En enige der Farizeeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf uw discipelen.

19:40

Ik zeg u, indien dezen zwegen, zouden de stenen roepen.

19:41

weende Hij over haar,…

19:42

en zeide: Och, of gij ook op dezen dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen.

19:43

Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen,

19:44

en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.

19:45

En Hij ging de tempel binnen en begon de kooplieden uit te drijven,

19:46

en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: En mijn huis zal een bedehuis zijn, maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt.

19:47

En Hij leerde dagelijks in de tempel. De overpriesters en schriftgeleerden, evenals de voornaamsten van het volk, zochten gelegenheid Hem om te brengen, maar zij vonden niets dat zij zouden kunnen doen, want al het volk hing aan zijn lippen.

Profetische woorden. Profetische gebeurtenissen. Een veulen waarop nog nooit iemand gezeten had. Breng het bij Jezus. Wat voor een beeld moet dat oproepen? Als de eigenaar vraagt, waarom je het nodig hebt, zeg dan: ‘De Here heeft het nodig’. En als ze dan terugkomen dan spreiden ze hun klederen uit. De Here Jezus zit op een veulen. Ze denken meteen aan de psalm die zegt: ‘Gezegend Hij, Die komt, de Koning, in de Naam des Heren; in de hemel vre­de en ere in de hoogste hemelen’. Dat is een Messiaanse verwachting. Ja, de Messias is gekomen. Nu zal de geweldige intocht in Jeruzalem beginnen. Het wordt steeds enthousiaster. Ze spreiden hun klederen uit en ze trekken palm­takken van de bomen. Ze maken een kleed waarover de Messias de stad in kan trekken. Wat een beeld. Dat is profetie. Zo zal het gaan. Dat is voorspeld. En die verwachting leeft. Nu zal de Messias komen om met geweld de Romeinen uit het land te jagen. Wat een feest. Zie je nu wel? Het is toch waar. Dat ver­wachten ze en nu gebeurt het. Waarom moet Jezus nu toch hun verwachting weer in de war brengen? Hij wist toch wat hun verwachting was? Ze verwach­ten helemaal geen lijdende Messias. En hoe Hij het hen ook gezegd had. Ze begrepen het niet. Wat een tragiek. Hoe sterk kan een bepaalde mening zijn doorgedrongen in de dogmatiek van een kerk? Je kunt je haast niet voorstellen dat het anders kan. En toch is het anders. Jezus staat steeds haaks op het den­ken van de kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders. Dat is toch te gek. Daarom wilden de kerkelijke leiders van hun tijd Hem ook zo spoedig mogelijk uit de weg ruimen.

De Farizeeën zien dit schouwspel ook aan en die zeggen: ‘Meester, bestraf uw discipelen’. Dat kan toch niet. Dat is toch Godslastering? Het voordoen alsof de Messias al komt. Dat kan niet. Want deze vreemde leraar uit Nazareth uit Galilea, dat kan de Messias niet zijn. Kan er uit Galilea iets goeds komen? Nee natuurlijk. Dat kan niet. Dat zal niet. Daar zullen ze een stokje voor steken. Maar Jezus antwoordt: ‘Ik zeg u, indien dezen zwegen, zouden de stenen roepen’. Wat een spanning. Wat een geweldige tegenstelling. Wat een confrontatie. Jezus weet dat Zijn ure is gekomen. Hij staat in een geweldige confrontatie met Zijn tijd. Het is verschrikkelijk hoe sterk de spanning stijgt. De mensen zullen het wel niet allemaal geweten hebben. En de discipelen zullen de spanning wel gevoeld hebben, maar het is alsof er nu een last van hen afvalt en zijn met zo grote vreugde alles vergeten van de dreiging die er steeds maar was met de kerkelijke leiders, dat ze nu door het dolle heen zijn en zo met Jezus enthousiast Jeruzalem binnentrekken. En Jezus, Die het allemaal wist, weende toen zij dichterbij Jeruzalem kwamen. Wat een klem­mende woorden. Vol van profetie. Vol van daadkracht. Vol van oproep. Vol van waarschuwing. Vol van toekomst. We moeten die woorden letterlijk over­nemen en in ons geheugen en in ons leven griffen. Want ze zijn zo actueel vandaag. Vers 42: ‘Och, of gij ook dezen dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen’. Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.

Wat een tragiek. God zendt de Messias. God heeft het goede met hen voor. Maar zij vertreden de woorden ten leven. Zij willen volharden in hun zonden. Terwijl God kwam om Zijn volk te bevrijden, hebben zij het volk geknecht met hun eigenzinnige godsdienst. Het was een harde boodschap. Het was de tragiek van het volk. Ze hebben God verlaten. Ze laten God in de steek. Ze denken Mozes en de profeten te hebben. Maar ze hebben God aan de kant gezet. Jezus doorziet het. En Hij ziet in de toekomst. En wat is er niet ge­beurd? De stad is verwoest. Ze zijn weggevlucht. Het land heeft verwoest gelegen. Ze hebben keer op keer vervolging ondervonden. Door de eeuwen heen. Van de christenen en van de moslims. Het is vreselijk. Wat een tragiek. En de Messias kwam om hen te redden. Maar het gaat door oordeel heen. Hoe belangrijk is het niet om keer op keer maar weer te gaan inzien dat we dicht moeten leven bij het Woord van God? Wat maken we er toch vaak een potje van. Ook in deze tijd. We kunnen niet anders om daar uit komen, door heel dicht bij het Woord van God te blijven. En dat is krachtig en brengt tot leven. Want het is niet genoeg te herhalen. Het Woord lees jij niet, maar het Woord leest jou. Want het is de openbaring van God. En die God wil ons helpen om te ontdekken waar het op aan komt. Het gaat om het levende woord van God. Heerlijk toch, om dat steeds maar weer te ontdekken. Dan word je vuurbesten­dig. Dan laat je je niet heen en weer slingeren. Dan zeg je heel eenvoudig: ‘Wat staat er geschreven?’ Glorie voor Zijn Naam!

En als Jezus dan van het ezelsveulen af stapt, gaat Hij de tempel in. En dan komt de harde confrontatie. Hij begint er de kooplieden uit te drijven. Nou, dan heb je echt de poppen aan het dansen. Want als je begint de kooplieden uit te drijven, dan kom je aan de portemonnee en dan heb je problemen. En dat gebeurde ook. Hij zegt: ‘Er staat geschreven: En mijn huis zal een bedehuis zijn, maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt…’. Dat is profetie van de bovenste plank. Dat moet je opzoeken. Ook weer zo’n tekst om aan je muur te hangen. Moeten we ook veel meer doen. Dat staat in Jessaja 56 vers 7 en Jeremia 7:11. Daar gaat het over de tempelprediking. Dat waren scherpe woorden van Jeremia. Ze hadden er maar een potje van gemaakt. Daar komt het oordeel op. Ze zijn ook in ballingschap gegaan. Ze zijn ook verstrooid onder de volken. God komt met Zijn oordeel. En de Joden die nu in Israël zijn, dat is maar een heel klein deel van alle Joden over de hele wereld verspreid. Ze hebben weer een tempeldienst. Maar ze hebben het tot een rovershol gemaakt. En het zou een bedehuis zijn voor alle volken. Wat een tragiek. De kerk is een handelscentrum geworden. De armen hebben ze laten zitten. De inkomsten voor de tempel tot op het tempelplein. Hoe halen ze het in hun hoofd. Vreselijk. Wat kan een kerk verworden en verdogmatiseren. Vreselijk. Wat een zonde. En Jezus leert de leer van de bevrijding. De leer van de gezaghebbende bevrijder in de tempel. Maar de kerkelijke leiders zijn er nu helemaal van overtuigd dat ze Hem uit de weg moeten ruimen. Maar ze kon­den ook niets vinden wat ze tegen Hem zouden kunnen inbrengen, want het volk hing aan Zijn lippen. Ze voelden dat hier Iemand sprak die tot hun hart sprak. Hij gaf woorden van eeuwig leven. Hij vertroostte hen. Hij was toch ook gekomen om verbrokenen van hart te troosten. Het was een geweldige prediking. Een prediking in de spanning van de tijd.

Het was uit het leven gegrepen. Ook voor vandaag. Want we hebben er maar een potje van gemaakt. We zijn ook afgeweken van het eenvoudige Woord van God. Want er heerst ook een gruwelijke ramp in deze wereld. Waar is de liefde voor de arme? Waar is de liefde voor de weduwe en de wees? Het is verschrikkelijk. Hoe durven we nog voor God bestaan? En wat hebben we de liefde van God ingepakt in een uitverkiezingsleer die de vreugde knevelt en een vergeestelijkingstheologie van de profetie die Jezus berooft van Zijn Eigen profetie. Het is verschrikkelijk. Daar kun je toch eigenlijk niet bij leven. Hier worden we er weer met onze neus opgedrukt hoe belangrijk het is om Gods Woord eerst te nemen. O Here, help ons. O Here, dank U wel, dat U ons er vanmorgen weer zo duidelijk bij bepaalt.

Lucas 20:1-19

27 november [2]

20:1

en het evangelie verkondigde,…

20:2

Zeg ons, krachtens welke bevoegdheid…

20:4

De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen?

20:6

dat Johannes een profeet was.

20:8

Dan zeg Ik u ook niet,…

20:9

ging geruime tijd buitenslands.

20:10

Maar de pachters sloegen hem…

20:11

Zij sloegen ook die,…

20:12

Zij verwondden ook die…

20:13

Ik zal mijn geliefde zoon zenden; die zullen zij wel ontzien.

20:14

Dit is de erfgenaam: laten wij hem doden,…

20:15

en doodden hem.

20:16

en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. … Dat nooit!

20:17

De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden?

20:18

Een ieder, die op die steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, dien zal hij vermorzelen.

20:19

En de schriftgeleerden en de overpriesters trachtten op hetzelfde ogenblik de hand aan Hem te slaan, maar zij vreesden het volk. Want zij begrepen, dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had.

Neen, ze bekeerden zich niet. Duidelijker kon Jezus het niet zeggen. Ze heb­ben de profeten al die jaren daarvoor gedood. En wat zijn ze door de eeuwen niet afgevallen van God. En wat hebben ze niet gerebelleerd. Vreselijk. Wat kleeft er een zonde aan het volk. Dat weten de mensen ook. Maar de geeste­lijke leidslieden zeggen: ‘Wij hebben Mozes en de profeten, wij zijn goed, wij zijn zo niet’. Maar hier zendt de eigenaar uiteindelijk zijn eigen zoon. En wat gebeurt er? Die doden ze. Want dat is de erfgenaam. En dan kunnen ze de wijngaard in bezit nemen. Wat moeten we daar mee aan? ‘Dat kan niet’, roe­pen ze, ‘dat is te gek’. En dan citeert Jezus de tekst uit Psalm 118:22. De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden. Dat is een hoeksteen geworden. En ieder, die op deze steen valt, zal verpletterd worden en die steen zal je ver­morzelen. Pas dus op wat je met die steen doet. Je kunt die steen wel afkeuren maar het is de hoeksteen geworden. Het is de steen waar het hele bouwwerk op rust. Het is de belangrijkste steen. Het is de Messias. De Zoon van God kwam Zelf. God zag dat er geen andere weg was om de zonden van het volk te verzoenen dan door Zijn Eigen Zoon te zenden. Om te lijden en te sterven op het kruis van Golgotha.

Maar zij hebben die hoeksteen geweigerd. Ze hebben zich er tegen verzet. En dat is hen duur komen te staan. Daar hebben ze zich dodelijk aan verwond. En dat is nog zo. Wie deze hoeksteen afwijst, die zal zich deerlijk verwonden. Want er is maar één weg waardoor wij behouden kunnen worden en dat is door het bloed van de Here Jezus. Hij is de Hoeksteen. Wat een profetie. Wat een werkelijkheid. Hier worden de psalmen aangehaald om de brug te slaan tussen het verleden en het heden en zo ook de toekomst. Want het paradijs zal hersteld worden. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde gaan komen. Dat staat vast en zeker. Daar hoeven we niet aan te twijfelen. Dat is zeker. Heerlijk. Wat een toekomst. Wat een zekerheid. Glorie voor Zijn Naam! De geestelijke leidslieden begrepen waar het over ging. Ze begrepen dat Jezus hèn bedoelde. Maar zij waren er van overtuigd dat deze nieuwlichter de Messias niet kon zijn. Zij beraadslaagden hoe ze Hem konden ombrengen. Weg met deze valse Messias. Weer zo’n iemand die het niet kan zijn. Want de Messias die zij verwachtten was de Messias die met macht en majesteit zou komen om de Romeinen uit het land te verjagen en Zijn troon zou vestigen in Jeruzalem. Weg met Jezus! Het wordt nu toch wel heel duidelijk. Het volk mag dan wel aan Zijn lippen hangen, maar Hij is een bedreiging voor het volk. Weg met Hem! Ze waren daarvoor ook al door Jezus te kijk gezet. Ze vroegen Hem naar Zijn bevoegdheid. En daar komt de tegenvraag of de doop van Johannes uit de hemel was of uit de mensen. Daar durven ze niet op te antwoorden. Want ze willen zeggen uit de mensen, maar dan krijgen ze de mensen tegen zich die geloofden dat Johannes een profeet was. Dus ze zeggen dat ze het niet weten. Wat een huichelaars. Wat een bangeriken. Ze hebben een grote mond. Ze willen Jezus met alle geweld pakken, maar als het er op aankomt dan durven ze niet. Ze zijn bang voor het volk. Zijn dat nu de leidslieden waar je de kerk op moet bouwen? Zijn dat nu de mensen die de waarheid hoog moeten hou­den? Het is schandalig. Het is verschrikkelijk. Wat moeten ze daar mee? Dwars door alles heen leren we hier de les. Alleen Gods Woord is de waar­heid. We moeten het Woord lezen en herlezen. Het in ons hart laten doordrin­gen. We moeten niet mee gaan met welke wind van leer ook. Het gaat om de eer van God. En iedereen die daaraan te kort doet, die zal zich deerlijk ver­wonden. Het is heerlijk om ernst te maken met het Woord van God. Want je krijgt daardoor richting in je leven. Je ziet het dan weer zitten. Want de werkelijkheid is dat iedereen die wel bouwt op deze hoeksteen, deze rots, die zal goed uitkomen. Die bouwt immers zijn huis niet op het zand, maar op de rots. En dat is heerlijk. Wat een toekomst. Wat een zegen. Wat een bescher­ming. Wat een vrede. Wat een toekomst. Daar wil toch iedereen bij horen. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 20:20-40

28 november [2]

20:20

zonden zij spionnen uit,…

20:22

is het ons geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet?

20:24

Van de keizer.

20:25

Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is.

20:29

Nu waren er zeven broeders.

20:31

en zij stierven zonder kinderen na te laten.

20:33

van wie van hen zal zij in de opstanding de vrouw zijn?

20:36

Want zij kunnen niet meer sterven; immers, zij zijn aan de engelen gelijk en zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn.

20:37

de God van Abraham, en de God van Izak en de God van Jakob.

20:38

Hij is niet een God van doden, maar van levenden,…

20:39

Meester, Gij hebt goed gesproken.

Het begint er nu wel om te spannen. Jezus moet uit de weg geruimd worden. Ze sturen spionnen, gehuld als vrome mannen. En die proberen strikvragen te stellen. Wat een verbeelding. Want net alsof Jezus dat niet allemaal doorziet. Jezus doorziet ons helemaal. We kunnen wel denken een beetje kiekeboe voor Hem te spelen, maar dat is belachelijk. Hij doorziet ons. En wij moeten niet doen alsof we ons voor hem kunnen verbergen. En dat denken we maar al te vaak. Hoe vaak spelen we niet een spelletje met Jezus. Dat is zo kinderlijk. Dat is zo naïef. Dat is zo dom. Want hij zàg het al voordat we er aan dachten.

En dan vragen ze Hem of je aan de keizer belasting mag betalen. Het ant­woord had “nee” moeten zijn, want dan hadden ze een reden om hem aan te klagen. Wat een huichelaars. Want zelf betaalden ze de keizer. Ze hadden niet het lef om daar tegen in te gaan. Hij vraagt om hem een keizersmunt te laten zien. Prompt komt die op de proppen. Die hebben ze zelf in hun zak. En het antwoord is ontwapenend. ‘Geef de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.’ De aanval is mislukt. Ze hebben Hem niet kunnen pakken, Je kunt nu een hele preek houden wat je moet doen in oorlogstijd. Maar de essentie is: ‘Geef Gode wat Gods is’. Je kunt wel bezet zijn door de bezetter of door wie dan ook, maar verloochen nooit God. Laat je daar niet door in de war brengen. God is niet te compromitteren. God beschermt de Zijnen dwars door tegen­stand heen. En als ze je je geloof willen verhinderen, dan doe je daar niet aan mee. Je blijft Gode geven wat Gods is. En als ze je dan lastig willen vallen, dan doen ze dat maar. En dat kan heel lastig zijn. Daar staat de bijbel en de geschiedenis bol van, maar je bent onaantastbaar. Ze kunnen je alles afnemen, maar nooit je geloof. Dat is de strekking. Het gaat om de eer van God.

En dan komen de Sadduceeën. Zij hebben ook wat gevonden. Zij geloven niet in de opstanding. Waar ze dat vandaan halen is ook niet duidelijk. Maar ze hebben het goed bedacht. De man sterft en zijn zeven broers sterven ook en dan blijft de vrouw over die ook sterft. Wat moeten we in de hemel. Van wie is ze nu eigenlijk de vrouw? Ja, daar loop je mee vast. Maar Jezus trekt het boven de menselijke maat uit. Zij die de opstanding der doden meemaken en in het Koninkrijk van God binnen gaan, zijn gelijk aan de engelen. Daar sterf je niet meer. Daar leef je eeuwig. Daar is geen sprake van huwen en sterven. Daar is eeuwig leven, zoals het bedoeld is in het paradijs. Wat weer een dom­me vraag. Jullie moeten wat hoger denken en niet je aardse vragen proberen in te passen in het hemels denken. Begrijp je het niet? Nou, een ding is zeker, zoals het leven nu is zo is het niet bedoeld. De mens wordt geboren om te sterven. En we hebben goede regels gemaakt zoals in het onderhavige geval, dat de vrouw als vrouw genomen wordt door de broer, maar dat is alleen maar omdat we in een onvolkomen schepping leven. Om de rechten van de broer en de erfgenamen te beschermen. Maar in de hemel gelden de hemelse regels.

En tenslotte, als Mozes bij de braamstruik staat en hij hoort God spreken als God van Abraham, Izak en Jakob, is dat toch wel het overtuigende bewijs dat het gaat om een God van leven en niet van doden. God is God. En als jullie dan niet in een opstanding geloven, dan moet je ook niet aankomen met de vraag die je had over de opstanding. Want daar geloof je toch niet in. Neen, dat slaat nergens op. Dat is huichelachtig. Daar moet je je buiten houden. En de schriftgeleerden, die de tegenstanders waren van de Sadduceeën, zeggen: ‘Meester, U hebt goed gesproken’. Ja, ze zijn blij dat de Sadduceeën een tik krijgen, maar ze staan er ook bij om Jezus te pakken en Hem over te leveren. Wat een hypocriete situatie daar. En Jezus ontmaskert al hun denken door aan te halen de woorden die David spreekt over zijn Here, terwijl de Messias toch de Zoon van David genoemd wordt. Het is alsof Jezus hen wil bepalen bij de goddelijke ordening. Het klopt allemaal, maar we moeten het zien in hemels perspectief waar de verhoudingen vanuit God worden gezien. Natuurlijk is Jezus de Zoon van David want dat is profetie. Maar het is profetie vanuit hemels perspectief. God spreekt. En dan ziet David de Messias natuurlijk als zijn Here. Dat spreekt vanzelf. Dat is geen tegenstelling, maar dat is een be­vestiging. Wij moeten leren om te leven en te denken vanuit hemels perspec­tief. We zitten zo vaak anders te denken en te piekeren, terwijl God ons aan­biedt om het vanuit hemels perspectief te zien. Dat is toch heerlijk. Daar gaat het toch om. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 20:41-21:4

29 november [2]

20:41

Hoe kan men zeggen, dat de Christus een zoon van David is?

20:42

De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand,

20:43

totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.

20:44

David noemt Hem dus Here; hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?

20:46

Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn…

20:47

dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.

21:3

Waarlijk, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft meer dan allen daarin geworpen.

21:4

Want deze allen hebben van hun overvloed… maar zij heeft van haar armoede haar ganse levensonderhoud er in geworpen.

En de confronterende waarheid wordt dan ook weer met verve naar voren gebracht. Wacht je voor de schriftgeleerden die niet het woord van barmhar­tigheid en gezag brengen maar hun eigen woord van een systeem waarbij de mensen geknecht worden. En wat werden ze geknecht. Hun oordeel is zwaar, want ze hebben niet gedaan wat hun opdracht was. Ze hebben daar gestaan om Jezus te pakken om Hem over te leveren aan de stadhouder.

Nota bene, de gehate Romeinen. Daar waren ze toe in staat en dat hebben ze ook gedaan. Als je deze gedachten er op na houdt over Messias Jezus dan zit je wel verkeerd. Dan gaat het niet goed. Dan gaat het verkeerd. Nou, nou. Dat klinkt niet mis wat Jezus doet. Voor de schijn lange gebeden; de huizen van de weduwen opeten; lange gewaden, enz. Wat zullen ze kwaad geweest zijn toen ze dit allemaal hoorden. Dat was voor hen de absolute bevestiging dat ze deze Jezus uit de weg moesten ruimen. Want Hij knaagt aan de poten van hun stoel. En als dat gebeurt dat zijn wij als mensen in staat om alles van stal te halen om dat te voorkomen. Wie staat zie toe, dat hij niet valle. Dicht bij Jezus blijven is de enige bescherming tegen ons menselijk vernuft om van Jezus af te vallen. Want wie zijn wij als wij al deze verhalen horen? Wij moeten dicht bij het Woord blijven en ons permanent onderzoeken of er bij ons zelf geen menselijk denken is die ons van Jezus aftrekt. Glorie voor Zijn Naam! Het kan niet stuk. Dank U wel voor deze ontwapenende, ontmaskerende verhalen, die ons recht op onze voeten zetten.

En dan ook de daad bij het woord voegen. Het zit hem overal in. Jezus slaat Zijn ogen op en ziet de Farizeeër met een grote zwaai opzichtig geld in de offerkist gooien. En dan ziet hij de kleine weduwe die, stiekem, onopvallend, ook een kleine bedrage in de kist gooit. Jezus ontmaskert het ook en zegt: ‘Ja, het is niet moeilijk om van je overvloed iets te geven. Het doet je geen pijn. Het kost je niets. Je doet het maar. Maar die arme weduwe, die gaf van haar armoede en die gaf alles wat ze had. Dat kostte haar pijn’. En daar komt weer een waarheid naar voren. Hoe staat het met ons geven. Als we denken aan de wereldwijde armoede. Dan maken we er met z’n allen ook niets van. Vrese­lijk! Wat hebben we ervan gemaakt? We staan schuldig, we staan schuldig. De wereld gaat ten onder in armoede en wij doen er nauwelijks iets aan. Moeten we grondig over doorpraten, want dat kan ook niet zo blijven.

Lucas 21:5-38

30 november [2]

21:6

er zullen dagen komen, waarin geen steen op de anderen zal gelaten worden, die niet zal worden weggebroken.

21:7

En wat is het teken dat deze dingen zullen gebeuren?

21:8

Ziet toe, dat gij u niet laat verleiden. … Gaat hen niet achterna.

21:9

En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten, laat u niet beangstigen. Want die dingen moeten eerst geschieden, maar dat is nog niet terstond het einde.

21:11

en grote tekenen van de hemel.

21:12

en u vervolgen,… om mijns naams wil.

21:14

Neemt u daarom in uw hart voor, niet vooraf te bedenken, hoe gij u zult verdedigen.

21:15

Want Ik zal u mond en wijsheid geven,…

21:19

door uw volharding zult gij uw leven verkrijgen.

21:20

weet dan, dat zijn verwoesting nabij is.

21:22

want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat.

21:24

en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn.

21:25

vanwege het bulderen van zee en branding,…

21:26

Want de machten der hemelen zullen wankelen.

21:27

En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid.

21:28

Wanneer deze dingen beginnen te gescheiden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt.

21:29

Let op de vijgenboom en op al de bomen.

21:30

dat de zomer reeds nabij is.

21:31

weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is.

21:32

dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt.

21:33

De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbij gaan.

21:34

en die dag niet plotseling over u kome, als een strik.

21:36

Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen.

Het zal nu echt niet lang meer duren. De spanning neemt toe. En Jezus gaat op naar Jeruzalem, naar het Pascha. Duizenden mensen zijn op reis naar Jeruza­lem. Het is het grote feest. Het feest van de uittocht uit Egypte. Het is een prachtig feest. De mensen zijn opgetogen. Ze zijn trots en blij als ze van ver de blinkende tempel zien. Een prachtige stad. Een prachtige tempel. Om trots op te zijn. Dan zegt Jezus dat geen steen op de andere gespaard zal worden en Jeruzalem door de heidenen vertrapt zal worden. Wat een oordeel. Dat staat toch wel haaks op de verwachting die men had. Want zou op dit Pascha de Messias komen Die Zijn machtig Koninkrijk zal gaan vestigen? Wat een tra­giek. De Messias zo dicht bij, en ze zien het niet. In plaats van een glorieuze overwinning, zal er van de prachtige tempel en de muur en de stad geen steen op de andere blijven. Wat kan het verkeerd gaan als je je blikrichting verkeerd hebt. En wat ìs de blikrichting verkeerd. Messias Jezus is van het toneel ver­dwenen. Weg met Hem en de orthodoxe Jood ziet Messais Jezus als Degene Die hem door de eeuwen heen de dood heeft in gejaagd. Voor een Jood is het kruis gelijk aan een zwaard. En hoe waar is dit ook niet? Want het is ver­schrikkelijk wat in de Naam van Jezus tegen de Joden is gedaan. Want de christen heeft Jezus beroofd van Zijn Eigen profetie. Want de beloften voor het uitverkoren volk en het uitverkoren land zouden met Jezus zijn overgegaan op de Christenen uit de volken. De vervangingstheologie. Vergeestelijking viert hoogtij. En daardoor is de kerk het spoor bijster geraakt. Want waar moet je dan naar kijken? Terwijl Jezus weent om de verblinding bij Zijn Eigen volk moet Hij zeer wenen over het ongeloof in de profetie bij de gelovigen uit de volken. Het is de hoogste tijd dat we de profetie de profetie laten en ons rich­ten op de vervulling van de profetie. Hier wordt profetie uitgesproken. Want het is in het jaar 70 geweest dat de tempel verwoest werd en het volk ver­strooid. Het is waar dat Palestina, eeuw na eeuw, een woestenij was. En het is pas sinds 1948 dat er van terugkeer sprake is onder grote tegenstand van de naburige volken. De haat is enorm. Het is spannend in het Midden Oosten. En het is ook zo dat het gaat om de stad van God: Jeruzalem. Daar wil God wonen. En daar is de vervulling van de profetie op gericht. Daar zal de grote eindstrijd zich afspelen. Niks vergeestelijken. Zo staat het er en zo zal het gebeuren. Als de profetie ten aanzien van de komst van de Messias letterlijk genomen wordt dan moet zeker de profetie ten aanzien van de wederkomst letterlijk genomen worden. Jeruzalem is Jeruzalem en niet de kerk, zoals in de kanttekeningen bij de Statenvertaling keer op keer wordt gesuggereerd. De kerk is wel geënt op de wortel. En daarom ook deelgenoot van het heil, maar geen vervanger. Het zijn de twee die één geworden is. Het is de universele eenheid van Gods gemeente. Jood en heiden. Een. Er zal heel wat gebeuren. Volk zal opstaan tegen volk, rampen zullen komen. Mensen zullen roepen: ‘Het is zover’. Valse Messianen zullen opstaan. Maar het gaat erom dicht bij het Woord van God te blijven temidden van al deze verwarring en temidden van al deze dwaalleer. En dat Woord dat hebben we. En dat Woord is zeer vast. Gods Woord is de waarheid. ‘Maar Mijn woorden zullen geenszins voor­bijgaan.’ We kunnen allerlei theorieën opzetten, hoe het allemaal zal gaan gebeuren. Een ding is zeker, het zal gebeuren. En wij moeten waakzaam zijn. Als de vijgenboom gaat bloeien, dan weten we dat de zomer nabij is. Zo is het ook hier. Let op de tekenen der tijden. Waakt, biddende te allen tijde, dat de dag je niet overkomt als een dief in de nacht. Je kunt het zien aankomen. Je kunt de tekenen zien. Maar blijf nuchter, dicht bij Jezus. Hij zal je leiden. Groot is Zijn Naam!

Volk zal opstaan tegen volk. En wat hebben er niet een volken tegen elkaar opgestaan. Wat een oorlogen door de geschiedenissen heen. En wat een span­ning hebben we niet meegemaakt de laatse jaren met de nucleaire dreiging. En wat een spanning nu in het Midden Oosten. En welke volgende oorlog zal uit­breken? We zijn er nog niet. Maar dit moet allemaal eerst gebeuren. En dan zal men ook de hand aan je slaan. Wat zijn de Joden niet vervolgd. En wat worden de volgelingen van Koning Jezus niet vervolgd. Alles wat van God is moet weg. De duivel zal alles in het werk stellen om het getuigenis van Jezus monddood te maken. Maar vrees niet als het gaat gebeuren, wat je zult moeten zeggen, want God Zelf zal je de woorden in de mond leggen. En ze kunnen je wel van het leven beroven, maar beroven van het eeuwige leven kan niemand en daar gaat het om. Zij verliezen hun leven, maar jij behoudt het leven. Want door volharding zul je het leven juist verkrijgen. Wat een troost. Want het kan er soms om spannen. Het kan tekeergaan. Het kan ook stormen om je heen. En hoe heeft het niet gestormd om christenen en Joden heen. Op hoeveel plaatsen in de wereld woedt nu de storm? Het zijn de Christenen die vervolgd worden. Wat een broeders en een zusters die vervolgd worden. Daar moeten we niet van opkijken, dat gaat gebeuren. Maar we moeten ons van te voren wapenen en ons sterk maken door te volharden in Zijn Woord. En wat is het Woord levend en krachtig. Het zal je staande houden, want tegen God kan niemand op. God is toch sterker. En dat moeten we elkaar inprenten en in scherpen. En dicht bij het Woord blijven, want alles zal vergaan, maar de woorden van God zullen nooit vergaan. Geen haar van je hoofd zal verloren gaan zonder dat uw hemelse Vader dat weet. Nou, als dat dan het geval is, dan hoeven we ook niets te vrezen, dan zal het allemaal goed komen. Glorie voor Uw Naam! Prijs de Heer!

En Jeruzalem zal vergaan. Wie kan zich voorstellen dat Jeruzalem door leger­kampen omsingeld wordt? Dat kan toch niet? De stad van God. Dat zal toch de Messias die we verwachten voorkomen? Maar nee. Als je het ziet gebeu­ren, vlucht dan naar de bergen. Want er zullen velen sterven en er zal geen steen op de andere blijven. Jeruzalem zal worden verwoest. Daarover weende de Here Jezus toen de anderen Hem vol trots op de tempel wezen. Wat ook een tragiek. De Messias kwam voor Zijn volk. God heeft Zijn beloften gege­ven. God zal ook als Koning heersen vanuit Jeruzalem. Het zal ook gebeuren. Maar de Messias kwam en het volk heeft Hem afgewezen. De leiders moesten Hem niet. En Jezus weent over de stad. Hij wordt met Hosanna binnenge­haald, maar Hij weet dat ze het niet zien, dat Hij de Messias is. Weg met Hem! Kruisig Hem! Hij is een verleider van het volk. Tot op vandaag. De haat tegen alles wat met die valse Messias te maken heeft is ongeëvenaard. Alle Joden hebben recht op terugkeer naar het land. Maar Joden die Messias Jezus als hun Messias zien, hebben dat recht niet. De orthodoxie is fel gekant tegen alles wat Messias belijdende is, Jood en geen Jood. Wat een dubbele tragiek. En wat zal het een tragiek zijn in het laatst der dagen. Want ook vandaag is Israël geen Messias belijdende staat. Het is een seculiere staat, met een klein percentage orthodoxe Joden. Het is een tragiek. Geen wonder dat Jezus deze toekomstige situatie schildert in dramatische trekken. Jezus spreekt hier in de eerste plaats tegen Zijn volksgenoten en daaroverheen ook tot degenen die ingelijfd geënt zijn uit de heidenen op de stam. Wat zal er een strijd geleverd worden om Jeruzalem. En er zal grote nood en toorn zijn over het volk. En ze zullen worden weggevoerd en onder de heidenen verspreid worden. En Jeruza­lem zal door de heidenen vertrapt worden. En hoe is het niet bewaarheid? Het is gebeurd. Eeuwenlang is het een woestenij geweest. Er gebeurde niets. En alles wat nog aan Jood herinnerde werd door de eeuwen heen ook nog ver­volgd. Want dat waren de mensen die de Messias hadden vermoord. We den­ken aan de kruistochten. We denken aan de vervolgingen in Europa. Joden waren tweederangs burgers. Wat een tragiek, wat ook een schuld rust erop de gelovigen uit de volken. Want God straft Zijn volk, dat is duidelijk, maar wee degene die denkt er nog een schepje bovenop te doen. Zij zullen zich deerlijk verwonden. Zacharia is daar heel duidelijk over.

Die grote dag gaat komen. Maar dat gaat gepaard en daar gaat aan vooraf, dat er grote dingen gaan gebeuren. De natuur waggelt en grote natuurrampen vinden plaats. De mensen weten niet waar ze het moeten zoeken. Dan weer hier en dan weer daar natuurrampen. Het bulderen der zee en de branding. We weten daar alles van in ons land. Denk aan de watersnoodramp. Denk aan de regenval. Denk aan de zondvloed. Het hoeft maar even extra te regenen of we kunnen het al niet meer aan. En als dat alles gebeurt en de mens op zijn plaats wordt gezet, en de macht van de duivel definitief wordt gebroken, dan komt de Zoon des mensen op een wolk met grote macht en heerlijkheid. Dat zal wat zijn. Temidden van de grote strijd zal Hij Zelf komen om een einde te maken aan de strijd en de heerschappij van de duivel. En als dan al die grote dingen gaan gebeuren en je zelf misschien ook in angst en beven bent en je zelf ook vervolgd wordt, dan moet je niet in de put en in de war raken, maar dan moet je je hoofd opheffen, want je verlossing is nabij. Want God laat je nooit in de steek. Alles zal voorbij gaan, maar het Woord van God zal nooit voorbij gaan. Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer! Prijs de Heer! Wat een zegen. Wat een voorrecht. Prijs de Heer!

De gelijkenis is prachtig. Als de vijgenboom gaat bloeien, dan weet je dat de zomer nabij is. Ja, natuurlijk. Dat begrijpt iedereen. Nou, zo is het ook met de komst van het Koninkrijk van God. Als je al deze dingen ziet gebeuren, dan weet je dat het Koninkrijk van God nabij is. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan. Het zal ge­schieden. En het Koninkrijk van God zal worden gegrondvest; het eeuwige Rijk van recht en gerechtigheid, waarvoor iedereen is uitgenodigd. Maar doe het met haast. Want er komt een einde aan deze wereld. En dan is het te laat. En je kunt niet zeggen dat je het niet geweten hebt. Want het staat allemaal beschreven. En er is geen profetie die niet uitkomt. Want Gods Woord is de waarheid. Het zal zeker gebeuren. Zoals alles gebeurd is wat geprofeteerd is. Dus speel geen spelletje. Het is een hoogst ernstige zaak. En dit geslacht zal geenszins voorbij gaan eer het geschiedt. Je kunt dit op korte termijn zien en je kunt het op lange termijn zien. Op korte termijn is in het jaar zeventig Jeruzalem verwoest. En het is gebeurd. Het is verschrikkelijk geweest. En op langere termijn is het volk verstrooid en Jeruzalem is vertrapt door de heide­nen en gaat het nog gebeuren. Daarom moet je nu waakzaam zijn. Pas op dat je je niet af laat leiden door roes en dronkenschap of wat dan ook. Scherp en helder blijven, want die dag komt, als een dief in de nacht. En dronken kun je dan niet zijn. Pas op. Speel geen spelletje met de ernst van God. Hij komt over allen op het rond der aard.

Waakt dan, te allen tijde biddende, dat je in staat bent te ontkomen aan alles wat geschieden zal. Want het worden spannende tijden. Je zult sterk in je schoenen moeten staan. Je moet heel dicht bij Jezus blijven en niet links en niet rechts gaan. Glorie voor Zijn Naam! Want allemaal zullen we gesteld worden voor het aangezicht van God. Hij zal ons ontvangen als we dicht bij Hem gebleven zijn en gedaan hebben wat Hij ons heeft gezegd. Glorie voor Zijn Naam! Wat een heerlijk perspectief. En wat een vertroosting om te weten dat als we dicht bij Hem blijven, dat wij dan door deze tijden heen gedragen zullen worden. Dan zal Hij ons opnemen in Zijn eeuwige tenten en ons ver­welkomen met vreugde. Goed gedaan, gij trouwe dienstknecht. Jij hebt gedaan voor de minste van Mij zoals Ik dat verwacht heb. Wat een evangelie. Scherp op de snede. Het volk hing aan Zijn lippen. Overdag was Hij in de tempel en ’s nachts bij Zijn Vader in gebed op de Olijfberg. Het gaat er nu echt om spannen, want de kerkelijke leiders beraadslagen hoe ze deze raddraaier het snelst en zonder problemen uit de weg kunnen ruimen. Jezus ziet in de geest wat er allemaal gaat gebeuren. Hij weent van binnen over zoveel ongeloof. Hij weent vandaag, over allen die zich verharden en deze boodschap van zoveel aanbod van heil en eeuwig leven in de wind slaan.

Laten we samenkomen en het Woord propageren. En er op uit gaan om het evangelie te brengen. Glorie voor Zijn Naam!

Lucas 22:1-23

1 december [2]

22:1

Het feest nu der ongezuurde broden, dat Pascha genoemd wordt, naderde.

22:2

hoe zij Hem uit de weg konden ruimen, want zij waren bang voor het volk.

2:3

En de satan voer in Judas, genaamd Iskariot, die tot het getal der twaalven behoorde.

22:5

en kwamen overeen hem geld te geven.

22:6

om Hem, buiten de schare om, aan hen over te leveren.

22:8

Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed,…

22:10

die een kruik water draagt.

22:11

Waar is het vertrek,…

22:12

En hij zal u een grote bovenzaal wijzen,… maakt het daar gereed.

22:15

Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd.

22:16

Want, Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods.

22:18

voordat het Koninkrijk Gods gekomen is.

22:20

Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.

22:21

is met Mij aan de tafel.

22:22

doch wee die mens, door wie Hij verraden wordt!

22:23

wie van hen het wel kon zijn, die dat zou doen.

Wat een tragiek. Hij kwam om voor Zijn volk verlossing te brengen. Hij bracht een boodschap van bevrijding. Van vertroosting. Het volk hing aan Zijn lippen. Hij deed niets anders dan de Schrift openen. En wat gebeurde er? Ze deden niets anders dan proberen Hem uit de weg te ruimen. Hij had het er ook wel naar gemaakt. Want ze begrepen heel goed dat deze profeet het op hen gemunt had. Hij ontmaskerde hun wetjes en geboden. Ze hadden een hele dogmatiek opgebouwd waaronder het volk gebukt ging. En dat werd ontze­nuwd en nog wel ten aanschouwen van het volk. Dat was ook verschrikkelijk. Dat was ook ontluisterend voor al die hoge heren, die in lange gewaden lange gebeden uitspraken en hooghartig rondliepen alsof zij het volk en de wijsheid in pacht hadden. Daar kon je ook problemen op verwachten. Want dat namen ze niet.

Maar het is in en in triest, dat de Messias, hun Messias, waar ze toch zo naar verwachtten, zo aan Zijn einde moest komen. Wat een tragiek dat ze hun eigen Messias kruisigden. Wat kun je een verkeerde blikrichting krijgen met de Bijbel in de hand. Ze hadden het kunnen weten als ze er hun eigen verhalen niet bijgemaakt hadden. Hoe belangrijk is het dan ook niet om steeds maar weer opnieuw dicht bij het Woord te blijven. We zitten zo maar verkeerd. We moeten dan ook steeds opnieuw het Woord lezen en vertrouwen en op ons laten inwerken. Dat is ontzettend belangrijk.

En daar zitten ze te beraadslagen hoe ze Hem uit de weg kunnen ruimen. Maar ze zijn bang voor het volk. Je moet niet het volk tegen je krijgen. Dus we moeten Hem wel op een moment gevangen nemen buiten het volk om. En daar gaat Judas. Wat een wonder. Wat een geschenk. Eén van hen. En ze geven hem geld. En hij is het daar mee eens. De satan vaart in hem. Dat is ook een teken. De satan kan in je varen. En die ligt altijd op de loer. God is er en Die wil je beschermen en vullen met Zijn liefde. Maar als je de boze een voet geeft dan ben je zo maar op het verkeerde spoor. Het is een gevecht in ieders leven. En daar moeten we niet te lichtzinnig over denken. Het is ontzettend belangrijk om te zien en te erkennen dat we midden in een geestelijke strijd zitten. Er wordt een permanente aanval op ons uitgevoerd. We moeten in het kamp van de vijand, van de duivel, van de godloochenaar, van de mensen­moordenaar, van de beginne terechtkomen. En God stuurt Zijn Zoon om te lijden en te sterven aan het kruis om onze zonden te verzoenen. Want we zijn allen in zonde ontvangen en geboren. We zijn allen onder de zonde gekomen in het paradijs bij de zondeval. Het is verschrikkelijk. Daar begon de slang al van te sissen. Daar begon hij de mens al te verleiden en er is niets veranderd. Hij probeert nog steeds alle mensen te verleiden. En dat gaat steeds maar door. Het is een constante aanval. Maar God zij dank. Het kruis heeft gestaan. Er is redding, maar door vuur heen. Wat een tragiek om door je eigen mensen ver­raden te worden. Daar word je toch niet vrolijk van? Wat een tragiek. Wat een ellende. Wat een vreselijke toestand. O God, help me toch, om niet te vallen in de handen van dat loeder, dat probeert de wereld kapot te maken. Want één ding is zeker. De satan heeft het slechte met ons voor. Hij wil ons kapot maken. Hij wil ons stuk maken. O HERE, red ons! Help ons! Bescherm ons!

De afspraak is gemaakt. Judas zal proberen hem buiten de schare om, over te leveren.

Ga naar de stad en daar zul je een man tegenkomen met een kruik op z’n hoofd en vraag hem waar de Meester het Pascha gereed kan maken. En dat gebeurt. Jezus doorziet alles. Hij kan voor- en achteruit kijken. Hij kijkt dwars door je heen. Hij weet alles. Aan Hem zijn alle wetten onderworpen. Voor Hem is niets te wonderlijk. Hij stuurt ze op pad. En het gebeurt zoals Hij heeft gezegd. Wat een geweldige gedachte om te weten dat Hij je altijd voor gaat. Hij laat je nooit in de steek. Hij leidt je leven. Hij weet wat goed voor je is. Hij weet al wanneer de vijand probeert je te laten struikelen. En dan vangt Hij je op. Wat een zegen. Wat een genade. Wat een belofte. Wij zien het niet. Want wij kunnen nog niet eens een stap vooruit kijken. Maar Hij weet van de voetangels en klemmen. Hij wil je vasthouden. Hij wil je helpen. Hij wil je overeind houden. Hij schraagt je. Want een bevrijdende, ontmaskerende gedachte. Je hoeft het zelf niet meer te doen. Hij wil altijd bij je zijn. Een heerlijke gedachte. Glorie voor Zijn Naam!

‘Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer ik lijd.’ Het Pascha is het grote feest. Het getuigt van de uittocht uit Egypte. De bevrijding. Het was ook het feest van de verwachting van de bevrijding. De verwachting van de Messias. En het is ook het vergezicht. Jezus zal het straks weer eten als het Koninkrijk Gods gekomen is. Het is de zekerheid dat dat Koninkrijk gaat komen. Vast en zeker. Wat een profetie. Wat een vervulling. Hij zal gaan lijden. Hij zal de zonden van de wereld verzoenen. Waar zonde is, moet gerechtigheid gedaan worden. En dat zal de Zoon van God Zelf doen. Geen mens kan het. Hij zal Zelf alles moeten doen. Hij zal zelfs hun wet weer in hun binnenste moeten leggen. We zijn zo weerbarstig. We kunnen zelf geen el toevoegen aan onze verlossing. Het is enkel genade, om Christus’ wil. Wat denken we wel. Het is Zijn verdienste. Wat zijn we vaak arrogant, dat we denken ook maar iets te kunnen toevoegen. Hij werkt in ons willen en in ons werken. Hij legt Zijn woorden in ons hart. Hij leert ons. Wij komen niet tot Hem, maar Hij komt naar ons toe. Wij nemen Hem niet aan, maar Hij neemt ons aan. Wij mogen ons restloos werpen in de armen van de nodigende God. Hij gaf Zijn leven zodat wij tot Hem konden komen. Wat een genade. Daar raak je niet over uitgepraat. Dan word je enthousiast. En wil je het wel aan alle mensen rondbazuinen, en dat moeten we dan ook doen. Glorie voor Zijn Naam! En Hij nam een brood: ‘Dit is Mijn lichaam dat voor u gegeven wordt, doet dit tot Mijn gedachtenis’. Hij gaf Zijn lichaam in de dood. Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed. Hij gaf Zijn lichaam, Zijn bloed. Bloed moest vloeien. En wat vloeide er een bloed. Niet uit dieren; Gods Zoon Zelf gaf Zijn leven. Hij was het Lam. De Here Zelf verschaft Zich een lam tot slachtoffer, Mijn Zoon. We zien Abraham lopen. We zien hem vertrouwen. En dat werd hem tot gerechtigheid gerekend. Wat een fantastisch verband is er in de schriften. God kiest Zich een volk uit. God kiest Zich een offerlam uit. God kiest Zich een weg uit tot verlossing. Hij neemt het niet. De duivel wordt uitgebannen. Het verlossingsplan wordt uitgevoerd. Vast en zeker. Daar hoef je niet aan te twijfelen. Wat een toestand. Wat een halsstarrigheid. En dan te denken dat de geestelijke leidslieden van die dagen nu bijeenzitten om te beraadslagen hoe ze Hem uit de weg kunnen ruimen. Hoe is het mogelijk dat ze finaal voorbij kunnen gaan aan het heil. Ze wilden ook niet geloven in een lijdende Messias. Maar het staat er toch zo duidelijk, in Jesaja 53. En Hij kwam toch voor de gebrokenen van hart, volgens Jesaja 61. Het was toch zo duidelijk. En natuurlijk lezen we over de glorieuze intocht. Maar we lezen ook de finale eindstrijd. Het Armageddon waar we nog steeds op wachten. De boze gaat te keer. Hij gaat rond als een briesende leeuw. De zonde zit diep in de samenleving. Zit diep in de mens. Wij staan schuldig. O Here God, help ons! Wij vergaan. En hoe kunnen we bestaan zonder U. Here dank U wel voor zoveel liefde voor ons zondige mensenkinderen die keer op keer tekort schie­ten en van Uw genade moeten leven. Dank U wel! Wij mogen de beker der dankbaarheid drinken. Het is goed om dieper in te gaan op de feesten in Israël. Waarom vieren wij het Pasen niet op de data dat we het bijbels horen te vieren? Wie heeft ooit bedacht dat die dag veranderd moest worden? Dat slaat toch nergens op. Dat staat toch nergens. We moeten weer terug naar de bijbelse feestdagen en de bijbelse kalender. We zijn toch geënt op de stam. Dus wij behoren er toch ook toe. Waarom moet het dan zo nodig veranderd worden? Dat is nogal een belediging voor God en voor het uitverkoren volk. Er was toch duidelijk een datum dioor God genoemd? En daar moeten wij ons toch ook aan houden. Als we zien dat het zo belangrijk is bij het lijden en sterven van de Here Jezus, dan is er des te meer reden om ons daarin te verdiepen.

En we worden weer geconfronteerd met hem die Hem verraden zou. Hij is onder ons. De verrader is onder ons. En is dat ook niet uit het leven gegrepen. Hoe vaak is er een verrader in eigen kamp? Wat een verdriet, om door elkaar verraden te worden. Hoe vaak laat de een de ander niet in de steek? Het is uit het leven gegrepen. Hier is het wel heel erg schrijnend. Hij had al de afspraak met de geestelijke leiders, maar hij zit nog aan tafel. Wat kun je ver gaan als de zonde je eenmaal te pakken heeft. Dan ga je ver. Dan ben je op gevaarlijk terrein.

Mijn gedachten gaan naar die tafel of liever hoe ze daar aanliggen. Het is zeer aangrijpend. Het laatste avondmaal. Het is een zeer geëmotioneerd geheel. De spanning is om te snijden. Ze moeten het Pascha vieren, maar ze weten alle­maal hoe gevaarlijk de situatie is. Wat gaat er gebeuren? En wat moeten ze met deze woorden? Gaat Hij dan echt lijden? En hoe dan? Ze begrijpen het niet. Een vreemde sfeer hangt er. Ze weten het niet. Wat moet het worden? De Here is groot. Hij volvoert Zijn plan. Wat moet Hij toch altijd en steeds weer teleurgesteld zijn in Zijn volgelingen die steeds niet begrijpen wat er allemaal gaat gebeuren. Dat geldt ook vandaag. De wereld staat in brand, maar wat maakt de kerk zich druk? Ze hebben er nauwelijks weet van. Ze weten niet wat ze aan moeten met de eindtijd-profetie. Het is akelig en angstig stil in de kerk. Het is zo stil. Moge uw komst, o Here God, met spoed komen. We zullen dan allen verbaasd staan. Houd ons dicht bij Uw Woord! Er is veel dat ons verstand te boven gaat, maar help ons om ons aan één ding vast te klampen, en dat is Uw trouw. Wij eten het brood en wij drinken de beker. Dat is ons eeuwig houvast om, samen met U in het eeuwige Koninkrijk van recht en gerechtigheid, samen met U de beker te heffen. Glorie voor Zijn Naam! Het wordt steeds mooier. Dank U Heer, voor zo’n bevrijdend evangelie. Help mij het te proclameren. Amen.

Lucas 22:24-46

2 december [2]

22:24

onenigheid…

22:26

en de leider als de dienaar.

22:27

Ik ben in uw midden als dienaar.

22:29

Ik beschik u het Koninkrijk,…

22:30

En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israëls te richten.

22:32

maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. …versterk dan uw broederen.

22:34

eer gij driemaal zult geloochend hebben, dat gij Mij kent.

22:36

en kope een zwaard.

22:37

En Hij is onder de misdadigers gerekend. Want wat over Mij geschreven is, komt tot een einde.

22:38

Het is voldoende.

22:40

Bidt, dat gij niet in verzoeking komt.

22:42

knielde neder en bad deze woorden: Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede!

22:43

En Hem verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven.

22:45

en Hij vond hen slapende van droefheid.

22:46

Staat op, bidt, dat gij niet in verzoeking komt.

Op het uur ‘u’ moeten ze nog uitmaken wie de meeste is. Hebben ze er dan nog niets van begrepen? Het schijnt van niet. Wat een tragiek. En weer moet Jezus hen bij de les trekken. De leider moet als de dienaar worden. Ik ben uw aller dienaar. En dat is de waarheid, waar we ons aan moeten spiegelen. We zijn geroepen om te dienen. En hoe meer verantwoordelijkheid je hebt hoe meer je geroepen bent om te dienen. Het gaat niet om heersen. Het gaat niet om de eerste. Het gaat erom of je dienend wilt zijn. Zo zijn de minderen meer heersend omdat ze dienend willen zijn. Maar jullie zijn Mij trouw gebleven en Ik beschik u het Koninkrijk. Jullie zullen met Mij aanzitten op tronen. En jullie zullen de twaalf stammen van Israël richten. Wat horen we nu? De discipelen zullen aanliggen en de twaalf stammen van Israël richten? Maar zijn die er dan nog? Waar zijn die dan? En hoe komt het dat Jezus daar zo ineens over spreekt? Het is vervulling van profetie. Want God heeft een volk uitverkoren. En een volk van twaalf stammen. En dat volk zal in al zijn stam­men terugkeren naar het uitverkoren land. Het kan lang duren, het kan kort duren, maar het zal gebeuren, want wat God zegt dat zal gebeuren. En de twaalf discipelen krijgen een belangrijke taak om de twaalf stammen van Israël te richten. Dus ze zullen allemaal openbaar worden. Hoe zal dat gebeu­ren? Dat is Gods zaak. Maar ze zijn er. Ze zijn verstrooid onder de volkeren in de ballingschap. Van de tien stammen is nooit iemand teruggekeerd en van de twee stammen een beperkt aantal. Overal in het grote rijk van toen woonden de Joden. En die wonen er nog. Dat moeten er inmiddels miljoenen en mil­joenen zijn. Velen zullen het misschien zelf niet eens meer weten, maar het zal ze weer geopenbaard worden. God Zelf zal het ze bekend maken en hen naar Israël trekken om zich te vestigen in het beloofde land. Wat een profetie. Wie durft er te twijfelen aan de woorden die de Here Jezus hier uit. En wij maar weer aan het vergeestelijken, daar deugt niets van. Dat is een leugen. Wat God zegt, dat gaat gebeuren. En kom niet aan het Woord van God. Hoe durven we? En de westerse kerken zijn nog vergeven van het gif van de vergeestelijking, de vervangingstheologie al zouden de beloften voor Israël zijn overgegaan op de kerk. Ja, natuurlijk, de gelovigen uit de heidenen zijn geënt op de stam. Het is één geworden, maar dat betekent niet dat de beloften voor land en volk van Israël zijn vervallen. Niets daarvan. Dat zie je hier maar weer eens. En er zal zeker een geleerde zijn die weer een smoes heeft om er een draai aan te geven, maar die moeten we de mond snoeren en alleen maar zeggen: ‘Er staat ge­schreven’. Basta!

Wat Jezus daarna zegt, gaat heel diep. Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet zou bezwijken. Hij bidt voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. Want wij weten niet wat wij naar behoren zullen bidden. Maar God weet het. Hij zal het niet laten gaan. Hij wil ons helpen. Hij weet wat we nodig hebben. Hij ondersteunt ons. Wat is het diep dat Jezus op dit uur in Zijn leven begaan is met ons geloof. Hij wil niet dat wij bezwijken, maar staande blijven. En Petrus zal wel weer een handje helpen. Maar daar gaat het niet om. Het is heldhaftig. Het is goed om naast Jezus te willen staan. Maar werkelijkheid is dat niemand Jezus kan helpen. Hij moet die weg alleen gaan. En de tragiek is dat op het hoogtepunt van Zijn lijden. Zijn trouwe dienaar Petrus die Hem drie keer verloochent om zijn vege lijf te redden. En dat was nu die Petrus die zei met Jezus de dood in te willen gaan. En daar staan we dan. Waar staan wij? Een grote mond als het allemaal een beetje gaat, maar waar staan we als het moeilijk wordt? Staan we dan pal voor Koning Jezus? Vertrouwen we op Zijn bescherming? Laten we ons niet verleiden? Raken we niet in verzoeking? Jezus weet, hoe machtig de sluwe satan is, de verleider. Hij moet er zelf aan te pas komen om voor ons te bidden opdat wij niet in verzoeking komen. En bereid je voor op wat komen gaat. Toen Ik jullie uitzond, had je niets gemist, maar nu wordt de Zoon des mensen onder de misdadigers gerekend. En zijn jullie bereid die weg ook te gaan? Want daarin sta je pal voor de waarheid. De strijd wordt niet met aardse wapenen gestreden. En toch denken ze dat. Het zit vooraan in hun hoofd om hun Messias te verdedigen. En dan zeggen ze: ‘We hebben twee zwaarden’. En het ontwapende antwoord is: ‘Het is voldoende’.

Het wordt spannend. Jezus gaat naar de Olijfberg om te bidden. En het gebed is vurig. Maar het antwoord is: ‘Niet Mijn wil maar de Uwe geschiede’. Wat een onvoorwaardelijke overgave. Hoe moeilijk had zelfs de Messias het er­mee? Het komt ook zo ontzettend op je af. Maar een engel wordt gezonden om hem krachtig bij te staan. Wat een genade. Wat een Vader in de hemel die op de moeilijkste momenten van je leven een engel stuurt. Wat een beeld. Wat een vertroosting. Zo zal het met ons allen gaan. ‘Als we in de verdrukking zijn, wees dan niet bevreesd’, zo zei Jezus eerder, ‘Want Ik zal je de woorden in de mond leggen’. Glorie voor Zijn Naam! En wat hebben mensen door de eeuwen heen voor hete vuren gestaan. Wat is er geleden. En wat heeft God Zijn enige Zoon gestuurd. Ze zijn er altijd. Ook vandaag. Ook in onze omstan­digheden van het leven. Ga er gewoon in staan. Geloof het gewoon! En je zult het zien. Ons leven zit vol van wonderen. Als we er maar oog voor willen heb­ben. Denk vanuit God, dan heb je de goede denkrichting. Dan ontvang je absoluut de kracht om staande te blijven in het strijdperk van dit leven. Daar getuigt de bijbel van en daar getuigt de hele wereld van. De angst slaat toe in het leven van Jezus. Hij ervaart de dood. Zijn zweet wordt bloeddruppel. En dan gaat Hij Zijn discipelen opzoeken en die zijn in slaap gevallen van ver­driet. Want ze ervaren het verdriet en het lijden van Jezus. En ze kunnen niet eens wakker blijven. Wat een tragiek. Hij heeft het ontzettend moeilijk en zij slapen. Hij herhaalt opnieuw: ‘Staat op en bidt, dat gij niet in verzoeking komt’. Want de duivel heeft Jezus allerlei dingen ingefluisterd. Hij kan er van af. Maar Jezus volhardt: ‘Niet Mijn wil geschiede, maar de Uwe’. En zo is heel ons leven. Niet mijn wil, maar de Uwe. Dus pas op, dat je niet in verzoe­king raakt. Want dat trekt je af van de radicale koers met Jezus. En Jezus wil je juist midden in de strijd, als je je werkelijk in Zijn beschermende armen legt, helpen in het diepst van de strijd. Glorie voor Zijn Naam! Jezus leeft!

Lucas 22:47-71

3 december [2]

22:47

…en hij naderde Jezus om Hem te kussen.

22:48

…verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?

22:49

…Here, willen wij met het zwaard erop slaan?

22:51

Laat het hierbij. En Hij raakte het oor aan en genas hem.

22:53

...hebt gij geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw ure en de macht der duisternis.

22:56

Ook die was bij Hem!

22:57

Vrouw, ik ken Hem niet!

22:58

Ook gij behoort tot hen! ...Mens, ik niet!

22:59

Inderdaad, ook die man was bij Hem,…

22:60

Mens, ik weet niet, wat gij zegt! En terstond,… kraaide een haan.

22:61

En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan.

22:62

En hij ging naar buiten en weende bitter.

22:64

Profeteer, wie is het, die U geslagen heeft?

22:67

…gij zoudt het toch niet geloven;…

22:69

Van nu aan zal de Zoon des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods.

22:70

Zijt Gij dan de Zoon van God? …Gij zegt zelf, dat Ik het ben.

22:71

Wat hebben wij verder voor getuigenis nodig? Zelf hebben wij het immers uit zijn mond gehoord.

‘Verraad gij de Zoon des mensen met een kus?’ Dat is toch wel heel erg. Ver­raadt gij de Zoon des mensen met een kus? Vlak daarvoor nog met Jezus aan de Paasmaaltijd maar, even daarna, verrader. Wat een contrast. Judas wist als geen ander dat Jezus zich ‘s nachts terugtrok in de hof van Gethsémané. Dat was dus een prachtige gelegenheid om Hem buiten het volk aan te houden. Maar in het donker moet je je niet vergissen. Dus spraken ze af, dat degene die Judas een kus zou geven, Jezus was. En zo gebeurt het. ‘Verraadt gij de Zoon des mensen met een kus?’, is de indringende en diepe vraag van Jezus aan Judas. Wat een laaghartige manier. Hoe durft hij het? Je moet toch wel diep gevallen zijn dat dit gebeurt. Wat zullen de discipelen verbouwereerd zijn; een van hen zou Jezus verraden. Maar wie is het Here. Judas is het. Hij was weg­gegaan. Hij was niet meegegaan. Zouden ze het begrepen hebben? Zouden ze doorgehad hebben dat hij de verrader was, die nu zijn plan uitvoerde? Ze zul­len het hier met grote schrik gezien hebben. Wat een lawaai. En daar kwamen ze met stokken en touwen. Ze hadden het gemunt op Jezus. Dan is er tumult: ‘Here, willen wij met het zwaard er op slaan?’ En dan is het al gebeurd. De slaaf wordt een oor afgeslagen. En Jezus antwoordt en zegt: ‘Laat het hierbij’. Ze hadden zwaarden en nog steeds geloven ze dat ze te vuur en te zwaard Jezus moeten verdedigen. Wat denken die overpriesters wel? Ze denken toch niet dat ze Jezus gemakkelijk in handen krijgen? Neen, dat niet. Ze slaan er op los. En meteen raak. Jezus pakt het oor op en zet het weer aan het hoofd en de slaaf is genezen. Wonderen temidden van de grootste strijd. De strijd op leven en dood. Wonderen waren ze gewend. Wat een wonder. Wat een scherpe aan­wijzing en een scherpe afwijzing. Het Koninkrijk van God komt met kracht. Het Koninkrijk van God komt door het Woord. Het gaat door strijd heen, om­dat de boze tekeer gaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslin­den. Maar Jezus is liefde en aanbod van genade. Liefde vraagt een hart van ootmoed en bewogenheid met hen die jouw kwaad aan doen. Wat een verove­rende liefde van Jezus. We kunnen daarvan leren. We mogen uitgaan om het woord der waarheid met kracht te proclameren. We mogen Hem volgen zoals Hij de wegen en de velden langs trok. Hij predikte het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, dat nabij gekomen is. Bekeer U en geloof het evangelie! De tijd is nabij. Je moet je wel wegdraaien van je zonden. Het woord moet het doen. Kijk maar. Het werkt.

En dan zegt Hij: ‘Overdag was Ik bij u in de tempel in het openbaar, maar jul­lie durfden mij niet gevangen te nemen’. Maar dit is uw ure en de macht der duisternis. De duivel denkt dat hij de overwinning heeft behaald. Wat een feest. Maar de werkelijkheid is dat Hij de dood heeft overwonnen. Hij gaat ter helle. Hij gaat de duisternis in. Wat moet dat diep en zwaar zijn. Maar te mid­den van al het geweld zegt Hij: ‘Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede’ Wat een geloof. Wat een overgave. Wat een voorbeeld. Hoe ver zijn wij daar vaak niet van af. En toch is dat de weg van de overwinning. Want ons leven is geborgen in Christus, in God. Niets kan ons dan overkomen. We zijn zeker van Hem. Hij neemt ons op in Zijn eeuwig Koninkrijk. Wij behoren Hem toe. En dan kan niets ons scheiden van de liefde van Christus. Dat moeten we ons eigen maken, daar moeten we ons in oefenen. Daar moeten we in volharden. Dat is eeuwige zekerheid. Heerlijk toch. Wie wil dat niet hebben?

Ze brengen Hem naar het huis van de hogepriester. Waar moeten ze Hem zo vroeg ook anders heenbrengen. Ze hebben vast gewaakt om te zien hoe het afliep. Want het is allemaal heel spannend. Zal het lukken? En zal het allemaal voordat het dag is geklaard zijn? En ja hoor, ze horen de stoet al aankomen. En in de binnenplaats van het huis van Kajafas wordt Jezus voorgeleid. Petrus is ook binnengeslopen. Hij wil het niet missen. Hij is binnen en hij kan Jezus zien. Zijn hart bonkt in zijn keel. Hij schrikt als iemand zegt dat hij ook bij Jezus hoorde. O, heden. Ze hebben hem herkend. Nu zit je in de problemen, want ze kunnen hem nu ook wel gevangen nemen En zo gaat het nog twee keer. Drie keer totaal, dat ze hem herkend hebben. En dan kraait de haan in de vroege morgenuren. Jezus draait zich om en ziet Petrus aan. Wat zal dat een blik geweest zijn. Daar kun je een boek over schrijven. Dat is een onvoorstel­baar gebeuren. Petrus en de blik van Jezus. Er is een diepe ontferming maar ook vermaning. Teleurstelling, maar ook weer liefde. Verbolgenheid, verdriet, over zoveel onbegrip en zoveel verlatenheid. In het diepst van het lijden ver­loochent ook nog Zijn meest actieve apostel zijn leermeester. En Hij had het nog wel voorspeld. ‘Nee, natuurlijk niet’, zegt Petrus. Ik zal dit en ik zal dat. Laten we een toontje lager zingen. Laten we het van Jezus verwachten. Laten we het kalmer aan doen. Laten we achter Jezus gaan schuilen en het van Hem verwachten in plaats van dat we het zelf allemaal wel eens even zullen doen. Dat is levensgevaarlijk. Dat moeten we niet doen. Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer! Jezus leeft! Petrus herinnert het zich ook en hij gaat weg. Hij zit in de val en hij weende bitter. Hoe kan dat ooit weer goed komen? Hoe heb ik dat ooit kunnen doen? Daar is geen vergeving voor. Weer een discipel die het er bij laat zitten. Wat een tragiek. Wat een ellende. Eerst Judas en nu Petrus. Hij is toch geen haar beter. En dat is ook het beeld van ons. Wij zijn ook geen haar beter. Hoe vaak verloochenen wij Jezus niet? O Heer, help ons. O Here, wij hebben gezondigd. Help ons en houdt ons op het rechte pad. Want we zitten zo maar verkeerd. Wat een genade dat U ons altijd weer bij de hand neemt en ons weer verder leidt. Glorie voor Uw Naam!

Natuurlijk spotten ze met Hem. Ze gooien een kleed over Hem heen en zeg­gen: ‘Zeg ons wie je bespot en geslagen heeft’. Ze spreken lasterlijke taal tegen Hem. Hoe durven ze. Wat een gevaarlijk spel. Ze hebben te maken met de Allerhoogste. Daar komen problemen van. Als je spot met de Allerhoogste, dan moet je wel weten wat je doet. Je speelt met vuur. Je haalt zelf het oordeel over je. Moet je ook maar niet spotten. Dom om dat te doen. Vreselijk dom. Hier gebeurt het. Ook ons tot waarschuwing. We mogen de Here, onze God, niet verzoeken. Moeten we dan ook niet doen. Here zet een wacht voor onze lippen. Here help ons.

De dag breekt aan en de Raad van de oudsten komt bijeen. Ze komen meteen op de kern af: ‘Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons dan.’ Maar Jezus door­ziet hen en zegt: ‘Al zeide Ik het u, gij zoudt het toch niet geloven. Jullie zul­len dan zeggen: ‘Zie je wel’, en Mij beschuldigen’. Dan komt het alles over­stijgende antwoord: ‘Van nu aan zult Gij de Zoon des mensen zijn, gezeten aan de rechterhand der kracht Gods’. Dat is hemelse taal. Dat is de werkelijk­heid. Dat is gebeurd. En daar zien wij dan ook naar uit. Hij komt terug om te oordelen, de levenden en de doden. Wat een toekomst. Bij die Messias willen we horen. Niet uit de pas lopen.

Zij vragen: ‘Zijt Gij de Zoon van God?’ Hij antwoordde: ‘Gij zegt zelf dat Ik het ben’. Nou, dan weten ze het zeker. Hij is des doods schuldig. Hij is een godslasteraar. De Zoon van God. Wat krijgen we nu? God heeft geen zonen. Dat kan nooit kloppen. We verwachten alleen maar een Messias Die komt maar geen Zoon van God. En daar gaan ze tekeer. Wat voor bewijs hebben we nu nog nodig? Niets toch! Hij zegt het zelf. Hij is een godslasteraar. Hij is des doods schuldig. Er heerst een opgewonden stemming. Ze hebben het bewijs boven tafel, want je moet natuurlijk wel een beschuldiging hebben voordat je iemand uit de weg ruimt. En die hebben ze nu. Wat een feest.

Lucas 23:1-32

4 december [2]

23:1

en leidde Hem voor Pilatus.

23:2

doordat Hij verbiedt de keizer belasting te betalen, en van Zichzelf zegt, dat Hij de Christus, de Koning is.

23:3

Zijt Gij de Koning der Joden? … Gij zegt het.

23:4

Ik vind niets strafbaars in deze mens.

23:6

of die man een Galileeër was,

23:7

zond hij Hem door naar Herodes,…

23:8

zeer verheugd. …en hij hoopte een of ander teken door Hem te zien geschieden.

23:9

maar Hij antwoordde hem niets.

23:11

en hij deed Hem een schitterend kleed om…

23:12

En Herodes en Pilatus werden op diezelfde dag met elkander bevriend;…

23:15

En zie, er is niets door Hem bedreven, dat de dood verdient.

23:16

Ik zal Hem dus geselen en dan loslaten.

23:18

Maar zij schreeuwden als één man, zeggende: Weg met Hem, laat ons Barabbas los!

23:21

Kruisig Hem, kruisig Hem!

23:23

dat Hij gekruisigd zou worden,…

23:24

En Pilatus besliste, dat aan hun eis moest worden voldaan.

23:25

doch Jezus gaf hij over aan hun wil.

23:26

een zekere Simon van Cyrene,…

23:27

en over Hem weeklaagden.

23:28

maar weent over uzelf en over uw kinderen,

23:29

want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten die niet hebben gezoogd.

23:30

Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt ons.

23:31

Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden?

23:32

Er werden ook nog twee misdadigers weggeleid, om met Hem te worden terechtgesteld.

Wat een schijnheiligheid. Wat een hypocrisie. Ze hadden een grote hekel aan de Romeinen, maar als ze Jezus uit de weg kunnen ruimen, dan zijn ze tot alles bereid. Ze moeten wel naar Pilatus en dat zal hen hevig hebben gekrenkt. Ze durven geen stap te zetten, want ze weten dat ze dan in problemen komen. De Romeinen weten ook van hun Messiasverwachting. Ze weten van de hard­nekkigheid van dit volk. Ze hebben ook niet voor niets een sterke bezetting bij de tempel. Want daar zal de opstand gebeuren. Zeker op het Paasfeest, hèt grote feest. Het feest van de uittocht uit Egypte door een sterke hand van de Here. Zo is ook de verwachting dat de Here hen uitleidt uit de bezetting door de Romeinen. Pilatus hoort hen aan. Een man die zegt de keizer geen belasting te betalen. Wat kinderachtig. Dat was ook helemaal niet waar. Wat gemeen. Wat laag bij de grond. Wat kunnen mensen zich verlagen als ze een ander onderuit willen halen. Wat zit de mens gemeen in elkaar. Het is onvoorstel­baar. Wat een tragiek. Die grote hoge heren worden ineens heel kleine mens­jes. Vreselijk. Wat een mensen. Wat gemeen. En dat allemaal rondom onze Messias Jezus. Je kunt je er kwaad over maken. Wat denken ze wel? Zijn ze nu helemaal gek geworden? Dat nemen we toch niet? De les is dat we er zelf van moeten leren om dicht bij Jezus te blijven en nooit de mentaliteit van deze hoge heren er op na moeten houden om een ander te vernederen en vals te beschuldigen. En wat zit de roddel en de beschuldiging altijd dichtbij. We zijn altijd geneigd om ten kost van een ander onszelf ter verhogen. Moet niet! Mag niet! Stoppen!

Maar ze beschuldigen Hem ook omdat Hij zegt dat Hij de Christus, de Koning is. Ze zeggen dus dat Hij zegt dat Hij de Messias is. Omdat zij dat niet geloven is het dus een valse Messias, die mag Pilatus wel uit de weg ruimen. Natuur­lijk niet de Messias Die zij de echte Messias vinden. Dat is heel andere koek. Die moet juist komen om hen te bevrijden om zich als Koning in Jeruzalem op de troon van Zijn vader David te gaan zitten. Maar deze, dit is een valse Mes­sias, daar moet Pilatus bij helpen om Hem uit de weg te ruimen. Pilatus vraagt: ‘Zijt Gij de Koning der Joden?’ Het antwoord is: ‘Gij zegt het’. En dan wil Pilatus Hem loslaten. Wat is er in Pilatus omgegaan, dat hij niet verder vroeg en niet bang was dat dit echt de Messias was? Jezus antwoordde hem toch: ‘Gij zegt het’. Zou het de verschijning van Jezus zijn? De overrompelen­de liefde? De zachtheid? Het geheel niet kwaadaardige karakter? Hier stond geen man, bewapend en zwaar bepakt om vijand Romeinen een kopje kleiner te maken. Hier stond Iemand, Die iedereen wilde genezen. Die de vrede aan­kondigde, Die blijdschap bracht en liefde. En Die de schijnheiligheid ontmas­kerde. Maar de Joden nemen het niet. En ze beschuldigen hem nog meer. En als Pilatus hoort dat Jezus uit Galilea komt, het gebied van Herodus, stuurt hij Hem door naar Herodus. ‘En die ontvangt Hem met vreugde’, staat er. Hij had er van gehoord. Maar hij had Hem nooit gezien. En nu staat Hij voor hem. Hij wilde ook graag wel eens een teken zien. Maar Jezus antwoordde hem niet. Dat is een teleurstelling. Ze bespotten Hem. Ze doen Hem een mooie jas aan en Hij wordt teruggestuurd naar Pilatus. Die wil Hem echt loslaten. Hij vindt niets in Hem dat de dood vraagt. Maar dat nemen ze niet. Hij moet weg. En dan schreeuwen ze: ‘Weg met Hem, weg met Hem!’ Ziet u het voor u? Jezus tussen dood en leven. Wat er ook gebeurt, Hij moet dood. Weg! Weg! Weg! We hebben teveel last van Hem. Hij moet dood. En ook al is Hij niet des doods schuldig, hij moet dood. En ze kiezen voor de doodslager Barabbas, om vrij gelaten te worden, want het was gebruikelijk om iemand op het feest vrij te laten.

Dat is je toch niet voor te stellen? Wat kan de haat toeslaan. Wat kan dan in een mens opkomen? Alle redelijkheid is dan verdwenen. Het wordt een soort lynchgevoel. Alles is geoorloofd om Hem uit de weg te ruimen. Het is ver­schrikkelijk. Kan dat in een mens huizen? Zitten we zo in elkaar? Het is ver­schrikkelijk. Wat een ellende. Wat een zonde. Wat een vuiligheid huist er in een mens. Wat een zondeval. Wat een onmogelijkheid om hier ooit zelf uit te komen. Wat ook een bevestiging dat alleen God Zelf daar een einde aan kan maken. Hij moet het zelf oplossen, want wij maken er met z’n allen helemaal niets van. Het is verschrikkelijk. Het is verschrikkelijk. Je wordt bang van je zelf als je er aan denkt. Het zal toch niet waar zijn dat zoiets ook ooit in mij zal kunnen gaan huishouden? We moeten wel heel dicht bij Jezus blijven, want als we even bij Hem weglopen dan slaat de vijand toe. Wat een loeder! Wat inderdaad een mensenmoordenaar van de beginne. Hij gaat inderdaad rond als een briesende leeuw. Hij heeft bezit genomen van deze schreeuwende leidslieden van het volk. Weg met Hem! Weg met Hem! Krusig Hem! Krusig Hem! Je hoort het door de straten gillen. Ze lopen op Pilatus aan. Pilatus ziet het schouwspel aan en ervaart dat het wel menens is met die opgehitste menigte. Daar is niets tegen te doen. Hij besluit om toe te geven aan deze volkswoede en geeft toestemming om Hem ter dood te veroordelen. De man die zijn handen in onschuld waste is nu niet onschuldig meer. Hij heeft de hoogste macht en hij laat Hem zonder proces de dood in gaan. Dat was hele­maal tegen de wetten in het Romeinse rijk. Als Pilatus het na komt, dan beroept hij zich op de keizer. Dat recht bezat hij als Romein. Maar Jezus had op z’n minst toch ook een echt proces kunnen krijgen? Nee, moeten krijgen. Te gek. Dat zou vandaag alleen nog maar in een land met dictatuur kunnen gebeuren. Maar, er was geen mensenrechtengroep, die zich voor Jezus sterk maakte. Trouwens, zou dat vandaag wel zo zijn, met zoveel miljoenen Christenen die in landen wonen waar vervolging heerst?

Ze voeren de daad bij het woord. Het lijkt wel of ze het kruis al klaar hadden liggen. Snel, snel, snel. Want het feest komt. Het moet allemaal voor het Pascha gebeurd zijn. Weg ermee! En daar gaat Jezus, met het kruis. Het gaat kennelijk niet snel genoeg want Simon van Cyrene wordt van de straat geplukt om het kruis te dragen. Het was een hele optocht, want steeds meer mensen voegden zich bij de stoet. En de vrouwen weeklaagden en sloegen zich op de borst. Jezus, de Grote Wonderdoener, Die toch alleen maar goed deed, aan Wiens lippen ze hingen, werd gekruisigd. Maar Jezus keert zich om en zegt zeer indringende woorden. Profetische woorden. Want Hij keek dwars door deze weg heen. Hij zag het profetisch perspectief. Hij zag de tragiek van een volk, dat zo dicht bij zijn Messias was en er toch geheel aan voorbij ging. Wat een tragiek. Hij wijst op de vreselijke dingen die komende zijn. Zalig de onvruchtbaren en de borsten die niet hebben gezoogd. Want er komt een tijd. En die tijd kwam in het jaar zeventig. Wat een doden zijn er gevallen. Wat een ellende. Ja, je wilde wel vluchten. Want de dood heerst overal. Vreselijk. En daarover heen, in het perspectief van de voleinding aller dingen, dan zal men zeggen vanwege de oordelen Gods die over de wereld gaan: ‘Bergen valt op ons en heuvelen bedek ons’. Want dan zal Hij met al Zijn engelen komen en Zijn eeuwig Koninkrijk van recht en gerechtigheid grondvesten. Dat is het definitieve einde. De val van Babylon. En dat zal in een uur gebeuren. We zien het voor ons. Wat een tragiek. Wat een profetie. Het grote Babylon zal vallen. En de wereldse machthebbers zullen weggevaagd worden, te beginnen in Israël. Dan zal Hij komen met macht en majesteit en de hele wereld zal moeten erkennen dat Hij God is en Hij Zelf zal Zijn wet in hun binnenste leggen opdat alle Joden zullen erkennen dat Hij God is en dat Zijn Zoon de Messias is. Wat een dag! Wat een dag! Wat een dag zal dat zijn!

En het oordeel komt. ‘Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden?’ Het is een toenemende trap van oordeel en veraf­goding. Het gaat van kwaad tot erger. En God neemt het niet. Hij straft om hen te bekeren. Hij roept op en blijft oproepen. Dat houdt niet op. Maar het is wel de hoogste tijd. God roept. God wil ieder meenemen in Zijn eeuwig Koninkrijk en natuurlijk vooral Zijn Eigen uitverkoren volk. Dat zal wat zijn. Dan zullen we het zien. En we zien het nu al door de tekenen der tijden. De woestijn gaat bloeien. De verlossing komt, door zware strijd heen. Glorie voor Zijn Naam! Wij gaan met God en we zijn geborgen in Christus, in God. Prijs de Heer! Daar word je enthousiast van. Dat helpt je om te volharden. En volharding is nodig, vooral volhardend in gebed.

Lucas 23:33-56a

5 december [2]

23:34

Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.

23:35

En het volk stond er bij en zag toe. … Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf redden, indien Hij de Christus Gods is, de uitverkorene!

23:37

Indien Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf!

23:38

Dit is de Koning der Joden.

23:39

Zijt Gij niet de Christus? Red Uzelf en ons!

23:40

Vreest zelfs gij God niet,…

23:42

Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt.

23:43

heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.

23:44

en er kwam duisternis over het gehele land tot het negende uur, want de zon werd verduisterd.

23:45

En het voorhangsel in de tempel scheurde middendoor.

23:46

Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.

23:47

Inderdaad deze mens was rechtvaardig!

23:48

en sloegen zich op de borst.

23:49

van verre,…

23:50

een goed en rechtvaardig man –…

23:51

die het Koninkrijk Gods verwachtte,…

23:52

en vroeg hem om het lichaam van Jezus.

23:53

en legde Hem in een rotsgraf,…

23:54

En het was de dag der voorbereiding en de sabbat brak aan.

23:55

en zij bezagen het graf en hoe zijn lichaam gelegd werd;

23:56

en toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed.

Ze gaan buiten de stad naar de plaats Schedel. Daar worden kennelijk de men­sen gekruisigd. En daar wordt Hij gekruisigd en ook de twee misdadigers. Nu hangt Hij daar. En Hij zegt: ‘Vader, vergeeft het hen, want zij weten niet wat zij doen’. Wat doen ze eigenlijk. Ze denken een valse Messias te kruisigen, maar zij kruisigen de Redder van de wereld. Zij vervullen wat nodig is om de verlossing te brengen. De Zoon van God Die de zonden der wereld wegneemt. Want waar zonde is, moet geboet worden. Daar wordt geleden om ons. Wat een diepte. Wat een genade. Hoe is het mogelijk? Wie kan zoiets bedenken? Het is van een onvoorstelbare liefde voor de mensen dat God naar de aarde kwam om te lijden en te sterven. Het is het bewijs dat de duivel regeert op deze aarde. Hij probeert steeds de mens te verleiden en van het rechte spoor af te trekken. De zonde zit diep in onze vezels. En we kunnen het wel willen ontkennen, maar het is gewoon zo. ‘Als ik het goede wil doen’, zegt Paulus, ‘dan is het kwade mij nabij’. En zo is het. Daar zitten we allemaal vol van. We kunnen het wel ontkennen, maar dat is een smoes en dat weten we ook alle­maal. En wat een ellende kunnen we elkaar aandoen. Daar word je niet goed van. Maar Gode zij dank, door Jezus Christus Die ons liefgehad heeft, met een grote liefde.

Ze weten inderdaad niet wat ze doen. En Jezus vraagt vergeving aan de Vader. Wat een liefde. Terwijl je daar hangt, dan nog bewogen zijn met de mensen die je het aan doen. Vader vergeef het hun! Dat is ultieme liefde. ‘Heb je vijanden lief’, zegt de bijbel. Wat een liefde. Grote liefde. God is liefde.

Maar, mensen om het kruis, denken nog steeds dat ze een goede daad verricht hebben. Ze spotten met Hem. Het volk stond erbij en keek toe. Uit het leven gegrepen. Wij staan erbij en kijken toe. We steken geen hand uit de mouw. We zijn apathisch. We laten Gods water over Gods akker lopen. We doen niets. We zijn te bang om iets te doen want ze zouden jou ook eens iets mogen doen. Terwijl wij degenen zijn die de handen uit de mouwen moeten steken, doen we niets. We staan erbij en kijken toe. Net alsof zij die niets doen het moeten gaan doen. Neen, wij moeten het Woord proclameren. Wij moeten het rondbazuinen, want God is goed. Prijs de Heer! En de oversten spotten en zeggen: ‘Hij redde iedereen, laat Hij nu Zichzelf redden’. Wat gemeen. Want Jezus heeft de mensen genezen. Hij heeft ze vertroost. Hij zette ze in de vrij­heid. Maar die oversten wilden dat niet, want Hij kwam op hun terrein en ze hadden hun straatje net keurig geharkt. Ja, en als je daar dan overheen loopt, dan heb je problemen. Dat nemen ze niet. Dat nemen wij ook niet. Kom niet aan onze heilige huisjes, want dan is Leiden in last. Zo zitten we in elkaar. We laten ons nauwelijks corrigeren. Daarvoor hebben we een groot pantser aange­trokken. Vreselijk! Wat zijn we toch voor mensen.? Here, red ons! En zij maar een beetje met de Redder der wereld spotten. Dat komt ze duur te staan.

Ze weten precies waar het over gaat. Als Hij de Christus Gods is, de Uitver­korene, dan kan Hij Zichzelf toch redden? Het is de Christus Gods, de Uitver­korene! Maar jullie hebben Jesaja 53 overgeslagen, waar het gaat over een lijdende knecht des Heren. Hij geeft Zijn leven voor jullie zonden. Daarom hangt Hij daar. En jullie zien het niet, want je wilde geen lijdende Zichzelf opofferende Messias. Je wilde een verheerlijkte Messias, die ook komt, maar niet anders dan door Zijn verzoenend lijden heen. En nu zullen jullie door heel veel lijden heen moeten, want de duivel zal zijn terrein niet gemakkelijk opge­ven. En ook de soldaten spotten met Hem: ‘Red Uzelf, indien Gij de Koning der Joden zijt’. Want bij het kruis hing het bord: ‘Dit is de Koning der Joden’. Het was een bord om aan te duiden wat voor vreemde man hier hing: ‘Dit is de Koning der Joden’. Nou, daar is niet veel van te zien. Het lijkt eerder een misdadiger. En koning? Dat had Hij wel gewild, want ze verwachten immers een Koning die de Romeinen zou verdrijven. Maar daar is een stokje voor gestoken. Het hangt daar als een soort bespotting. Heimelijk wachtten de leidslieden op deze Koning, maar niet die Jezus Die daar nu hangt. Wat een tragiek. En ook de misdadigers doen mee. De een zegt: ‘Red uzelf en ons!’ De ander zegt: ‘Here, gedenk mijner als U in het Koninkrijk bent’. En Jezus neemt Hem op in Zijn Koninkrijk. De ander heult mee met de vijanden, maar deze ontdekt dat er meer aan de hand is. Hij hangt daar vanwege zonde. Hij heeft het verdiend. Maar hij ontdekt de ontfermende liefde van Jezus. Glorie voor Zijn Naam! Wat een zegen. Wat een genade. Wat een toekomst. Het gaat om het omdraaien van je hart naar Jezus toe. Dat is een moment dat God in je hart legt. En dat wil Hij bij iedereen doen. Keer je om. Jezus roept. Kom onder het beslag van het kruis. De verzoening. Waar je ook zit. Hij roept en laat je niet meer los. Jezus redt. Glorie voor Zijn Naam! Wat geweldig om te weten dat je dan heden met Hem in het paradijs bent. En wie wil daar niet zijn? Jezus herstelt alle dingen. Het wordt weer zoals het was. Glorie voor Zijn Naam!

De hemel spreekt als er drie uren grote duisternis komt. Zo maar. Drie uren donker. Zonsverduistering, maar er is toch helemaal geen zonsverduistering? Ja, de elementen zijn in de hand van God. God spreekt en het gebeurt. God geeft de duisternis van de dood over het land. Wat een schrik. We worden als nietige mensenkinderen krachtdadig op onze plaats gezet. Glorie voor Zijn Naam! Jezus leeft! Jezus gaf de geest zeggende: ‘Vader in Uw handen beveel Ik Mijn geest. Het is gebeurd. De dood is ingetreden. Drie dagen en drie nach­ten in de hel. Dat is je toch niet voor te stellen? Vreselijk! Wat een vreselijke straf. Daar is toch het geween en het tandengeknars, daar is toch het vuur. Daar hadden wij moeten zijn. En daar is Hij. Vreselijk! God, help ons!

De hoofdman is onder de indruk: ‘Deze is waarlijk rechtvaardig’. En de men­sen sloegen zich op de borst. Wat een tragiek. Ze begrijpen niet wat ze doen. Ze vellen hun eigen oordeel. Want Jeruzalem zal vallen. En er zal veel lijden zijn. En de bekenden stonden van verre. Ze hebben het allemaal gezien. Ze gaan bedroefd weg. Ook de vrouwen. En Jozef van Arimathéa, een rechtvaar­dig mens, die niet had ingestemd, vraagt om het lichaam van Jezus, om het te begraven in een nieuw graf.En het was de dag der voorbereiding en de sabbat brak aan. Het waren heilige dagen. En dan bezig zijn met een dode? Dat was onrein. Dat was een daad van liefde en gehoorzaamheid tegen de regels in. Jezus werd begraven. Voor het feest. Het was gelukt om Hem voor het grote feest, het paasfeest, uit de weg te ruimen. Wat een geruststellende gedachte voor de leidslieden van het volk. Ze kunnen rustig paasfeest vieren. Hè, hè. De klus is geklaard. De vrouwen gingen ook mee en ze bezagen het graf en hoe Zijn lichaam gelegd was. En ze maakten specerijen en mirre gereed. Het is gebeurd. Wat een verdriet. Het is voorbij. Was dit nu alles? Wie van hen had verwacht dat het verhaal niet af was. Waren ze er zeker van dat er een opstan­ding uit de doden zou komen, drie dagen hierna? Waarschijnlijk niet. Want ze waren allemaal in diepe rouw en verdriet. Hoe is dit nu mogelijk? Ze hadden toch echt verwacht dat dit de Messias was. En nu dit. Hoe moet het nu verder?

Lucas 23:56b-24:12

6 december [2]

23:56

En op de sabbat rustten zij naar het gebod,…

24:1

vroeg in de morgenstond… naar het graf.

24:2

Zij vonden de steen van het graf afgewenteld,…

24:3

vonden zij het lichaam van de Here Jezus niet.

24:4

twee mannen in een blinkend gewaad bij haar stonden.

24:5

Wat zoekt gij de levende bij de doden?

24:7

dat de Zoon des mensen moest overgeleverd worden… en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan.

24:9

boodschapten zij dit alles aan de elven en al de anderen.

24:11

En deze woorden schenen hun zotteklap en zij geloofden haar niet.

Natuurlijk rust je op de sabbat. Dan ga je niet naar het graf. Want je mocht niet dit en je mocht niet dat. En het was feest. Neen, daar deed je niet aan mee. Niets verkeerds doen, want de kerkpolitie is er als de kippen bij om je te snap­pen en dan waait er wat. En je geliefde kan dan wel gestolen zijn en gekrui­sigd en je wilt met al je specerijen naar het graf, maar je kunt het niet op sab­bat doen. Wat wilden ze dan eigenlijk met die specerijen? Die leg je toch meteen in het graf. Dat doe je niet een dag later. Dan mag je toch wel het gebod van de sabbat schenden. Dat is toch overmacht. Maar neen, ze doen het niet. Maar zondagmorgen vroeg, als de sabbat voorbij is, dan gaan ze gauw.

Wat een schrik; het graf is leeg. En als ze binnen zien, dan zien ze de windsels netjes opgerold liggen. Wat een schrik. Plots staan daar twee mannen in witte gewaden. Ze buigen zich neer. ‘Wat zoekt gij, de levende bij de doden?’ Hij is opgestaan. Hij is hier niet. Hij is opgestaan? Wat zijn dat voor woorden? Nooit van gehoord. Hoe kan dat nou? Hoe komen ze erbij. En hun geheugen moet worden opgefrist. Herinnert gij u niet dat toen Jezus nog bij jullie was, dat Hij sprak over overgeleverd worden, over gekruisigd worden en over de opstanding na drie dagen? Ja, dat herinneren ze zich nu wel. Maar daar hebben ze eigenlijk niet in geloofd. Dat stond zo ver van hen af. Dat kon toch niet waar zijn? Hun Messias overgeleverd aan de vijanden. En Hij kon alles doen. Hij genas, hij deed de grootste wonderen. Neen, daar zou Hij Zelf dan wel een stokje voor steken. Maar nu was het dus toch echt gebeurd. Ze gaan het de elven vertellen en al de anderen. Maar dat lijkt hen zotteklap. Dat kan niet waar zijn. Ze geloven het niet. Wat een tragiek. Jezus kondigt Zijn lijden aan. Herhaalde malen. Heel Zijn rondwandeling is gericht op het Lam dat ter slachting geleid wordt. Vervulling van profetie. Maar hun blikrichting is totaal anders. Zij zitten in het schema van de kerk in die dagen. Geen lijdende Christus, maar een zegevierende Christus. Geen gekruisigde, maar een Koning op de troon van Zijn vader David. Wat zitten ze vast in een vals dogma. Hoe komen ze daar ooit uit?

Wat een tragiek dat ze oog in oog met het kruis nog niet zien dat de opstan­ding komt. En zelfs al is het graf leeg, ze nog niet geloven dat het waar is. Vreselijk. Wat een tragiek. Wat een vreselijke zonde. Wat een tragiek. Het is als uit het leven gegrepen. Ze kunnen er niet om heen. Ze moeten het wel geloven. De elven zitten bijeen. Ze weten niet wat te doen. Ze zijn allen gevlucht. Ze hebben Jezus aan hun folteraars overgelaten. Ze hebben hun gezichten niet laten zien. Er stonden vrouwen bij het graf en enkele discipelen. Vreselijk. Zou Petrus erbij geweest zijn? Ik denk het niet. Hij was vol schuld over de verloochening van Jezus. Hij ziet nog het beeld van hoe Jezus hem aankeek, nadat de haan driemaal gekraaid had. Dat zijn wij. We hebben een grote mond, maar als het er op aan komt laten we Jezus in de steek. Dat mag niet zo zijn. God is goed. God trekt ons naar Zich toe. God gaf Zijn Zoon. Want, al zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe. Dat is liefde. Onvoorwaardelijke liefde. Dat mogen wij ook aan Hem geven. Here help ons. Here, kom ons ongeloof te hulp. Here, help ons! Dank U wel. Hoe kunnen vrouwen nu met zo’n boodschap komen. Ze hadden zich al afgevraagd, wat voor zin het had om zo laat nog met specerijen naar het graf te gaan. Waarom moest dat? Ze waren toch te laat. En nu dit. Ja, het zijn vrouwen. Dat kun je verwachten. Emotioneel. Tegen gezond verstand in. Niet te peilen. Dus zotteklap. Dat kan niet. Een steen weg gewenteld. Wie zal dat gedaan moeten hebben? En de windsels opgerold. Dat kan toch helemaal niet? En twee mannen. Dat is ook vreemd. Jullie zullen je je het wel verbeeld hebben. Neen. Kom tot bezinning en word nuchter.

Zo zitten we in elkaar. Ik zie al een kerkenraad bij elkaar zitten. En zo’n bericht komt binnen. Je ziet ze al schichtig kijken. De een durft voor de andere niet te zeggen: ‘Wat is dat nu?’ Dat niet in ons denken en in ons regeren van deze kerk. Daar moeten we voorzichtig mee zijn. Zeker weer zo’n vreemde nieuwlichter. Dan zegt de voorzitter dat hij het bericht maar voor kennisge­ving aanneemt. Het is te gek voor woorden. We moeten rustig blijven en nuchter. Ons niet in de war laten brengen. Neen, daar doen we niet aan mee. Die verschijningen, dat was van vroeger. Daar moeten we voorzichtig mee zijn. O Here God, zo zitten we in elkaar. Schud ons wakker! Laat ons zien waar we verkeerd zitten. Help ons om bevrijd te worden. Help ons. Het gaat zo niet goed. Er is altijd weer opwekking nodig om verlost te worden. Dank U Here voor dit Woord.

Lucas 24:13-35

7 december [2]

24:14

en zij spraken met elkander over al wat voorgevallen was.

24:15

dat Jezus zelf bij hen kwam en met hen medeging.

24:16

Maar hun ogen waren bevangen, zodat zij Hem niet herkenden.

24:18

Zijt Gij de enige vreemdeling in Jeruzalem,…

24:19

Wat dan?

24:20

en hoe Hem onze overpriesters en oversten overgegeven hebben om Hem ter dood te veroordelen en Hem gekruisigd hebben.

24:21

Wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou.

24:23

en hadden zijn lichaam niet gevonden… dat zij ook een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden, dat Hij leeft.

24:24

maar Hém hebben zij niet gezien.

24:25

O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben!

24:27

En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had.

24:31

En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden.

24:32

en ons de Schriften opende?

24:34

De Here is waarlijk opgewekt en is aan Simon verschenen.

24:35

En zij verhaalden wat onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood.

Stel, dat wij daar gelopen hadden. Hoe zouden wij ons gevoeld hebben, na alles wat er in Jeruzalem gebeurd was? Het was het einde van een droom. Ze waren opgegaan naar het Pascha om het feest te vieren, maar nu zijn ze op weg naar huis, bedroefd omdat hun verwachte Messias een gruwelijke dood is gestorven aan het kruis. Door hun eigen leidslieden gedood. Vreselijk! En dat terwijl ze zo sterk geloofden dat Hij het zijn zou Die Israël zou verlossen. Want zij verwachtten een Messias die hen zou verlossen. Zij verwachtten een Messias Die Zijn troon zou vestigen in Jeruzalem en dan voor eeuwig zou regeren. Alle nog vervulde profetieën zouden meteen van toepassing zijn op deze Messias. Dat was een zware klap. Ze hadden nog nooit gehoord van een lijdende Messias. Ze kenden Jesaja 53 misschien wel maar dat had betrekking op Israël zelf. Leed het land niet onder de bezetter? En zou daar door de ver­wachte Messias niet een einde aan gemaakt worden? Dat was hun uitleg en de overpriesters en de Farizeeën beklemtoonden deze uitleg. Want de gehate Romeinen, die konden ze wel wegkijken. Maar voorlopig was er geen denken aan om deze machtige Romeinen het land uit te gooien. Nee, ze hadden deze valse Messias uit de weggeruimd met behulp van deze gehate Romeinen. Hoe konden ze anders? Ze maken van de nood een deugd. Ze schuwen geen weg om deze valse Messias uit de weg te ruimen.

Nu zijn de twee op weg naar huis. Naar Emmaüs, ruim tien kilometer van Jeruzalem. Het zal zondagmiddag tegen de avond zijn. Ze konden er niet over ophouden. En opeens komt er iemand naast hen en die hoort de gesprekken aan. ‘Wat zijn dit voor gesprekken die gij al wandelende voert?’ Ze kijken Hem verbaast aan. Maar bent u dan de enige vreemdeling in de stad, dat gij niet weet wat er gebeurd is? Dat is vreemd. De hele stad was in rep en roer. Iedereen sprak erover. Iedereen was erdoor ontdaan. Ze hadden nog nooit zo’n paasfeest gehad. En deze man doet of zijn neus bloedt. Ze vinden het maar vreemd. ‘Wat dan?’ vraagt Hij ook nog. En ze vertellen het Hem. Want: ‘Wij echter, leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou’. Maar neen hoor. Die hoop is de bodem ingeslagen. En zo was dat de hoop die heel veel mensen hadden. We hebben er geen idee van hoe diep die hoop en verwachting de basis is van het volgen van Jezus. Hij is de Profeet. Hij is Het. Hij zal hen verlossen. En vol verwachting volgen ze Hem, wachtende op het moment dat er iets zal geschieden en Hij de macht zal grijpen. Want die gehate Romeinen moeten uit het land. En de profetie spreekt toch overal over een zegevierende Messias. Lees de profeten maar na. En die zegevierende teksten, die zijn overvloedig. Honderden malen. Je kunt er niet omheen. En over een lijdende Christus, daar hadden ze nog nooit van gehoord. En zo zie je maar, dat je helemaal kunt zijn bevangen van een bepaalde theologie, die geheel naast de waarheid ligt. Dat is gevaarlijk. We moeten steeds weer het Woord aan het woord laten. En dan zal het Woord ook tot ons spreken. Moeten we dan geen boeken lezen. Ja, dat is goed, maar zolang we de bijbel nog niet eigen gemaakt hebben, dan is het verstandig om heel veel in de bijbel te lezen en steeds maar weer te toetsen. Dit gesprek is daarvan het overtuigen­de bewijs. Want ze hadden het kunnen weten. Ze hebben toch Mozes en de profeten? En daar gingen ze toch prat op? Nou dan! Ja, ze vertellen ook nog van de vrouwen die naar het graf gegaan zijn en zeggen dat het lichaam van Jezus niet in het graf is en dat ze engelen gezien hebben, die zeggen dat Hij opgestaan is. Enkelen zijn toen ook zelf wezen kijken en inderdaad er was geen lichaam in het graf.

Dan neemt de Man het woord. Ze weten nog steeds niet dat de Man de Here Jezus is. Want hun ogen waren zwaar om te zien. En Jezus begint met de ontwapenende en de droeve woorden. Wat zal er een diepgang hebben gelegen in de woorden: ‘O, onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!’ En daar heb je het opnieuw. Het waren toch hun eigen geschriften die erover spraken. En wat doet de Man? Hij legt vanaf Mozes uit, dat de Christus moest lijden om in Zijn Heerlijkheid in te gaan.

Ik zou wel graag deze uitleg op papier willen hebben. Want het zullen fantas­tische doorzichten geweest zijn. Prachtige verhalen. Wat zullen ze vaak ge­dacht hebben: ‘O ja, natuurlijk, dat we dat nooit gezien hebben?’ En dan kwamen ze steeds dieper onder de indruk. Wat een wonder. Wat een genade. Zit het zo? Wat een openbaring. En ze gaan het ontdekken doordat de Schrif­ten voor hen geopend worden. Zo was het toen en zo is het nog vandaag. De schriften openen. Het gaat gebeuren. Het is fantastisch. Glorie voor Zijn Naam! God is goed! En dan komen ze bij hun huis aan. Ze dringen erop aan dat Jezus blijft eten, want het is al laat. En Hij doet het en Hij breekt het brood. En dan vallen de schellen van hun ogen en ze zien dat de Man Jezus is. Wat zal dat een diepe reactie van emotie gegeven hebben. Jezus! Hoe is het mogelijk? Hij leeft! Hij leeft! Ze springen op van vreugde. Ze vergeten alles. Jezus verdwijnt uit hun midden. Zijn missie voor hen is volbracht. Ze gaan terug naar Jeruzalem. Ook al is het al donker. En ook al is de weg gevaarlijk. Ze bedenken zich niet één keer en gaan op weg. Dit moeten de anderen weten. Hij leeft! Ook daar roepen de elven en de anderen. De Heer is waarlijk opge­staan en is aan Simon verschenen. Dan verhalen ze ook wat hen is overkomen en dat ze Hem herkend hadden. Jezus openbaart Zichzelf op Zijn Eigen ma­nier. Wat een tragiek, dat het op deze manier moest. Ze waren niet door het Woord ervan overtuigd dat Hij zou opstaan. Ze leefden ook in de teleurstelling van, het is voorbij. En ze hadden het kunnen weten. Was Hij niet alle dagen bij hen geweest? Had Hij hen niet alles verteld? Had Hij niet steeds alleen maar vanuit de profeten gesproken? Hoe was Hij Zelf niet de vervulling van de profetie? Wat lag er een dogmatische deken over hen heen. Wat een tra­giek. Wat een toestand. Wat een ellende. Here, wat kan de dogmatiek? Wat kan de gekleurde bril toch veel bederven. Wat is uw tegenstander toch mach­tig. De werken van de duisternis gaan nog steeds door. Wat een tragiek. Wat een ellende. Wat een droefheid in de stem van Jezus. En toch dit uit het leven gegrepen verhaal, van deze twee mensen uit Emmaüs, is een oproep voor ons allemaal om serieus de bijbel te lezen en te herlezen. Want daar ontdek je de Weg, de Waarheid en het Leven. Daar ontvang je je houvast in het leven. Want de Bijbel lees je niet, de Bijbel leest jou en zijn openbaring en genade komt naar jou toe. Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer!

Lucas 24:36-53

8 december [2]

24:36

En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden;

24:37

en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen.

24:39

…betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft,…

24:43

En Hij nam het en at het voor hun ogen.

24:44

…dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden.

24:45

Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.

24:47

…en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem.

24:49

En zie, ik doe de belofte mijns Vaders op u komen.

24:50

…en Hij hief de handen omhoog en zegende hen.

24:51

En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde.

24:53

…voortdurend in de tempel, lovende God.

Ze hebben het er nog over. En dan verschijnt Jezus Zelf en dan zijn ze ontzet en menen ze een geest te zien. Dat is toch al te gek? Ze hebben het net over Jezus die aan de Emmaüsgangers en aan Simon verschenen is. Ze zijn er vol van. En nu komt Hij Zelf in hun midden en in plaats dat ze meteen denken: ‘O, dat is Jezus’, zijn ze ontzet en denken een geest te zien. Dat is toch ver­schrikkelijk. Wat een ongeloof. Wat staan ze ver van de werkelijkheid af. Het is vreselijk. En Jezus zegt: ‘Hoe kan dat nou?’ Ziet Mijn handen en Mijn voeten. En Hij toont hen de wonden. Ik ben geen geest. En ze geloofden het nog niet van blijdschap en dan vraagt hij om iets te eten en dan eet Hij iets en dan is het pas goed. Ze geloven het. Hè, hè. Wat een teleurstelling voor Jezus, dat Hij Zich zó moest bewijzen.

En dan zegt Hij opnieuw dat het allemaal beschreven is in de boeken van Mozes en bij de profeten en in de psalmen. Dat hij moest lijden en opstaan en de zonden verzoenen. Dat Hij de lijdende en verheerlijkte Messias is. En dat alles vervuld zal worden wat geschreven staat. En dat Hij nu verheerlijkt gaat worden. Ze begrijpen het niet. Hun verstand moet geopend worden, zodat zij de Schriften begrijpen. En zo is het vandaag ook. De Schriften zijn ons gege­ven om geopenbaard te worden. God spreekt tot ons door Zijn Woord en door Zijn Geest. We moeten het lezen en we moeten ons laten leren door het Woord van God en door Zijn Geest. Het zijn geen dode letters. Het is het levendmakend Woord van God. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk. Wat een evangelie. Prijs de Heer! En Hij belooft de belofte van de Vader. Hij zal de Heilige Geest doen neerdalen zodat Hij altijd bij hen zal kunnen zijn. Wonen in hun hart. Wat willen we nog meer? Jezus is in de hemel, maar Hij woont in ons hart. We zijn geborgen door Hem in Christus, in God.

Wat een geweldige vrede gevende gedachte. Het is een werkelijkheid waaruit we mogen leven. Hij is opgestaan. Hij is opgevaren en Hij komt terug zoals Hij opgevaren is. En dan strekt Hij Zijn handen uit en zegent hen en dan scheidt Hij van hen. Hij vaart op naar de hemel. En ze kijken naar boven en een wolk onttrekt Hem aan hun ogen. En dan zeggen de engelen: ‘Wat staat gij daar. Hij komt net zo terug als Hij gegaan is.’ En dan hebben ze nog gevraagd of Jezus in deze tijd het Koninkrijk zal herstellen. Ze zitten nog steeds vast in de aardse oplossing. En het antwoord is even concreet als ontwapenend. Het is niet aan jullie om de tijden van de Vader te kennen. En zo is het. God volvoert Zijn plan. Hij zal Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid oprichten en dat zal gebeuren overeenkomstig de profetieën. Want de profetie ten aanzien van de komst van de Here Jezus, is volgens de Schriften, maar ook die van de wederkomst en het herstel van alle dingen.

Daarom is het zaak, dat we de Schriften lezen en de profetie bestuderen en de krant naast de bijbel leggen. We ontwaren dan het patroon van de profetie en de vervulling in de tijd. Het zijn de tijden die in de hand van de Vader zijn, maar we moeten en we mogen wel de vervulling van de profetie verwachten en er waakzaam naar leven. Als we de dingen zien gebeuren die over de eind­tijd beschreven zijn, dan moeten we daarin het naderende Koninkrijk zien. ‘Want als de vijgenboom gaat bloeien, dan weten we dat de zomer nabij is’, zegt Jezus. Zo is het ook met de komst van de Zoon des mensen. We leven in geweldige tijden. We zien aan alle kanten de contouren van het naderende eeuwige rijk van recht en gerechtigheid. Maar het gaat door strijd heen. Maar het staat vast. En als zij dan begrepen hebben hoe het zit, dan wordt hun hart met blijdschap vervuld en dan gaan ze elke dag lovende naar de tempel.

De mensen denken: ‘Hoe kan dat nou?’ Ze zijn net hun Messias, hun Leider kwijtgeraakt en in plaats van rouw en depressie is er vreugde en blijdschap en ze kunnen er niet over ophouden. Ze hebben het over een opgestane Heer. Zouden ze Jezus dan nog niet weggewerkt hebben? Krijgen ze er opnieuw last mee? De geestelijke leidslieden zien het met lede ogen aan. Vreemd. Zou het dan toch waar zijn zoals het gerucht gaat, dat Hij opgestaan is en dat velen Hem die veertig dagen ook hebben gezien? Ze zullen het zien.