22 december [1]
1:13 |
…en gij zult hem de naam Johannes geven. |
1:15 |
Want hij zal groot zijn voor de HERE en wijn en sterke drank zal hij niet drinken en met de heilige Geest zal hij vervuld worden, reeds van de schoot zijner moeder aan, en velen der kinderen Israëls zal hij bekeren tot de Here, hun God. |
1:19 |
Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth,…Ik ben Gabriël, die voor Gods aangezicht sta,… |
Waarom
moest Johannes Johannes genoemd worden? Het had toch profetisch Elia
moeten zijn? En waarom dan niet Zacharias? Hebben we een antwoord op
deze vraag? Ik niet. Of is het dat God Zijn Eigen weg trok. Weg van
de traditie van de mensen. Want anders zouden ze toch weer van alles
doen om het wonder naar zich toe te trekken. Kijk maar eens naar
het geslachtsregister van Jezus. Daar komt heel wat ongeregelds in
voor. En het blijft ongeregeld. Want wat moeten we met een oude
Zacharias en een stokoude Elisabeth? Daar kan toch geen kind meer uit
geboren worden? Het lijkt wel een herhaling van Sara. En dat is ook
zo. Het is ook een wonder. De schande wordt teniet gedaan. Daar moet
Gabriël ook wel aan te pas komen. Gods grote engel, die legers doet
terugdeinzen. De engel die de hemelse heerscharen aanvoert in de
strijd tegen de duivel. Daar wordt een gevecht geleverd op leven en
dood. De duivel probeert de boel kapot te maken. De mensen in zijn
greep te krijgen. Daar is hij vandaag aan de dag met grote kracht mee
bezig. De hemel moet er aan te pas komen om baan te breken voor het
heil. Het is een licht in een duistere wereld. Kracht moet er zijn.
Lucas
1:15: Johannes is met de Heilige Geest vervuld van de moederschoot
aan. Wat een zegen. Wat een kracht. Dat was ook het geval met
Jeremia. Dat was ook het geval met Paulus. Dat is het geval met
Johannes.
Hoe
durven we dan ook nog maar een moment te denken om ongeboren kinderen
onder het hart van hun moeder weg te roven? Dat kan toch helemaal
niet? Hij is onze Formeerder. Hij is de Formeerder van Zijn volk
Israël.
23 december [1]
1:27 |
…genaamd Jozef, uit het huis van David,… |
1:32 |
…en de HERE God zal Hem de troon van zijn vader David geven, |
1:33 |
en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. |
1:34 |
Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb? |
1:35 |
De Heilige Geest zal over u komen… |
1:37 |
Want geen woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen. |
1:41 |
…geschiedde het, dat het kind opsprong in haar schoot, en Elisabeth werd vervuld met de Heilige Geest. |
1:44 |
Want zie toen het geluid van uw groet in mijn oren klonk, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot. |
1:48 |
Want zie, van nu aan zullen mij zalig prijzen alle geslachten, |
1:49 |
omdat grote dingen aan mij gedaan heeft de Machtige. |
1:55 |
…voor Abraham en zijn nageslacht in eeuwigheid. |
Het gaat
om de vervulling van de profetie. Het gaat om de troon van David.
Zijn koningschap zal geen einde nemen. Het verbond met Abraham is een
eeuwig verbond. Er is geen enkele gedachte dat de beloften zouden
overgaan op de kerk. Er is hier een doorlopende profetie. De beloften
ten aanzien van de komst van de Messias zijn letterlijk vervuld en de
beloften ten aanzien van de wederkomst worden ook letterlijk vervuld.
De bijbel staat er vol van. Er is eenheid in de Schrift. We moeten
dus de beloften weer de beloften laten. Zijn koninkrijk is van
eeuwigheid.
We lezen
zo duidelijk: ‘…en zijn koningschap zal geen einde nemen.’ Het
staat er op vele plaatsen. De hele Schrift is ervan vervuld. Waarom
hebben we dat toch vergeestelijkt? Het is verschrikkelijk.
Een
geweldig gedenken met de kerst. Weg met de zoetige Jezus. Weg met
alle franje. Jezus kwam in een barbaarse wereld. God trok een lijn.
Tot zover en niet verder. Niemand was er op voorbereid. Maria en
Jozef moesten er met de haren bijgesleept worden. Wie dacht er in
Nazareth nog aan de mogelijkheid dat uit Jozef het koningschap van
David zou worden hersteld? Hij was maar een eenvoudige timmerman uit
het achterlijke Nazareth. En Maria, wat een schande. In verwachting.
Ze gaat dan ook meteen naar Elisabeth. Het is alsof de engel haar
daar naar toe stuurt. Elisabeth in verwachting. Dat kan toch helemaal
niet? Zo’n oude vrouw? En dan dat aandoenlijke tafereel. Het kind
springt op in de schoot van zijn moeder. Ja, Johannes is al met de
Heilige Geest vervuld vanaf zijn moederschoot. De profetie wordt
vervuld. Wie durft er dan nog aan abortus denken? Dat kan toch niet
meer in je opkomen? Dat kan helemaal niet. Het is verschrikkelijk.
En wat
een lofzang van Maria. Het is een feest. Zie Hanna en Samuël. De
HERE God kijkt naar hen die een lage staat hebben. Het was met Hanna
zo. Het is met Maria zo. Het is met een ieder die het van God
verwacht zo.
Voor Hem
was geen plaats in de herberg.
Maar bij
Hem is altijd plaats.
Hij
roept en schuift op, om plaats te geven.
Hij
bereidde plaats voor ons.
24 december [1]
1:67 |
En zijn vader Zacharias werd vervuld met de heilige Geest en profeteerde… |
1:72 |
…en zijn heilige verbond te gedenken, |
1:73 |
de eed, die Hij zwoer aan Abraham, onze vader,… |
De
lofzang van Zacharias is een profetisch getuigenis. Hij dankt God.
Hij is onder de indruk van wat hem is overkomen. Hij profeteert nu
ook. Het is waar en waarachtig. God houdt Zijn verbond. Hij zal het
ook eerst wel anders gezien hebben. Hij zal ook wel gedacht hebben
aan een Messias met een glorieuze intocht, die de gehate Romeinen uit
het land zou verdrijven. Die weer met pracht en praal op de troon van
zijn vader David zou zitten. Dat was toch ook geprofeteerd? Die over
de volken zou heersen in plaats dat zij overheerst werden. Het is
heel anders gegaan. Er zal veel over gesproken zijn in dat dorpje in
het bergland van Judea. Wat doet God? Johannes is geboren, maar
Zacharias weet dat ook de Messias zeer snel geboren zal worden. Maria
is al op bezoek geweest. Wat een heilig tafereel. Wat weer een eigen
manier waarop God het heil aankondigt. Als wij het zouden moeten doen
dan zouden we het wel een beetje geordender doen. Dit kan toch
allemaal niet? Wat speelt zich daar toch af?
Geen
wonder dat de mensen er niets van snapten. Ze waren in opperste
verbazing. En de meeste mensen wisten er helemaal niets van af.
Zij hoorden de geestelijke leiders nog aankondigen dat er een
glorieuze Messias zou komen. Daarom hadden de Romeinen ook vlak bij
het tempelplein dat sterke fort de burcht Antonio gebouwd. Ze konden
zo de hele boel in de gaten houden, mocht er een of andere Messias
tot opstand oproepen.
We mogen
vandaag deze Messias opnieuw verwachten. Daarom is het zo belangrijk
dat we de profeten lezen. We hebben een geweldige breuklijn gemaakt
in de bijbel. Het oude testament en het nieuwe testament. Het oude is
voorbij. Het nieuwe is gekomen. En dat is Jezus. En de beloften zijn
overgegaan op de volgelingen van Messias Jezus. Voor de Joden en
het land geen aparte beloften meer. De Joden moeten zich maar bekeren
tot de kerk.
Dat is
ook zo. We moeten ons allemaal bekeren. Er is maar één weg. En dat
is Jezus. Voor Joden en Grieken. Maar Gods beloften blijven eeuwig
trouw. ‘Zacharias, je hebt gelijk!’
25 december [1]
2:4 |
…omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,… |
2:11 |
U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. |
Het is
niet toevallig dat Augustus een volkstelling hield. Daar zullen ze
blij mee zijn geweest. Ze moesten allemaal naar hun stad van afkomst.
Dus in Bethlehem moesten allen die van het huis van David waren,
samenkomen. Zich laten inschrijven in het register van de volgelingen
van David. De bezetter telt zijn onderdanen. Weer zo’n gehate
maatregel van de bezetter. Waar zou trouwens dat register gebleven
zijn? Zal het nog ergens zijn? En dan zul je daar ook de naam van
Jozef en Maria vinden en hun kindje Jezus. Die was per slot van
rekening ook van het geslacht van David. Toevallig. Wist de keizer
veel, dat hij zo in het heilsplan van God paste. En daar staat de
bijbel vol van. De wereldheersers worden gebruikt zonder dat ze het
weten in Gods grote plan met de geschiedenis. Het is een wonder. En
het komt met kracht. Het kind wordt geboren. Jozef en Maria weten
het. Het is de Messias. Maar moet dat nu in een kribbe? Zouden ze er
al weet van hebben dat ze het hebben over een lijdende Messias, zoals
in de profeten staat? Zouden ze de profeten gelezen hebben? Of
hoorden ze ook niet meer dan hen elke sabbat in de synagoge werd
voorgelezen. Waarschijnlijk wel.
En dan
komen de engelen. De hemel moet er aan te pas komen. Gabriël stuurt
het hemelse koor. De mensen moeten het weten. De herders, het
uitschot midden in de nacht eerst. ‘U is geboren de Messias.
In de stad Davids.’ Ja, dat wisten ze wel. De Messias komt uit het
geslacht van David. Maar dat dit nu zou zijn, daar keken ze toch van
op. Het zou toch heel anders gaan? Met pracht en praal. En nu moeten
ze in een stal zoeken. Ze gaan op zoek en vinden het. En dan
gaan ze weer weg en vertellen iedereen wat ze meegemaakt hebben.
Zouden de mensen er veel van geloofd hebben? Het waren toch niet de
betrouwbaarste mensen uit de buurt. Het zal wel een beetje meevallen.
Niemand kan het controleren. We gaan maar weer over tot de orde van
de dag. Maar zij blijven het geloven. Ze hebben het zelf gezien. Wat
een heil voor de volken. Laten we het van de daken roepen. Profetie,
werd, wordt en zal worden vervuld. God zij de eer!
26 december [1]
2:25 |
…en hij verwachtte de vertroosting van Israël, en de heilige Geest was op Hem. |
2:26 |
En hem was door de Heilige Geest een godsspraak gegeven, dat hij de dood niet zou zien, eer hij de Christus des Heren gezien had. |
2:29 |
Nu laat Gij, Here, uw dienstknecht gaan in vrede, naar uw woord, |
2:30 |
want mijn ogen hebben uw heil gezien, |
2:31 |
dat Gij bereid hebt voor het aangezicht van alle volken: |
2:32 |
licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël. |
2:37 |
…en zij diende God onafgebroken in de tempel, met vasten en bidden, nacht en dag. |
2:51 |
En zijn moeder bewaarde al deze woorden in haar hart. |
Licht
tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor uw volk Israël.
O Here God. Help mij. Vergeef mij. Ik kom zo onder de indruk van Uw
liefde voor deze wereld. Wat hebben wij ervan gemaakt? O Here,
vergeef! We hebben Uw Zoon beroofd van Zijn Eigen profetie.
Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor Uw volk
Israël. We willen het wel hebben over het licht der volkeren, maar
we kappen de heerlijkheid er voor Uw volk Israël af. Hoe kunnen we
ooit bestaan? We staan schuldig. Wij hebben de heleboel
vergeestelijkt. En dat terwijl U Zelf en Uw knechten en Uw profeten
niets anders gedaan hebben dan te verwijzen dat Uw komst bedoeld is
tot heil voor de volkeren en de heerlijkheid voor Uw volk Israël.
Hoe hebben we het kunnen bedenken?
Het is
kerstfeest. Maar voor de Joden is het een vreselijke gedenkdag. Als
zij aan het kruis denken dan denken ze aan het zwaard. In Uw naam
hebben we hen door de eeuwen heen vermoord. Vermoord, vermoord. Tot
aan vandaag toe. Wat een holocausten. En ook nu nog moeten ze zich
zelf met hand en tand verdedigen want anders worden ze door de
omringende volkeren in de pan gehakt. We staan ze tegen. Wij als
Nederland steunen de Palestijnen. De Europese Unie is tegen
Israël. Er heerst een fel antisemitisme. Het laait zo overal maar
weer op. Wat hebben we een schuld op ons geladen. En ook vandaag aan
de dag zijn de heren theologen nog steeds antisemitisch. Want als je
vertelt dat de kerk geestelijk Israël is en je voorbijgaat aan de
eeuwigdurende beloften voor land en volk van Israël, dan ben je
antisemiet. Dan ben tegen de Joden.
Wat moet
een Jood met zo’n verhaal? Hij leest toch ook zijn profetieën en
leest over de eeuwigdurende beloften voor hem en zijn land. En komt
dan een aantal valse exegeten tegen die beweren dat de beloften voor
zijn land en volk niet meer gelden. Dat is toch je reinste
volkerenmoord. Je ontneemt een Jood op grond van de profetie van de
Messias zijn rechten op zijn eigen profetie. Zo kan toch nooit een
Jood tot Jezus komen. Het moet wel een godswonder zijn dat een Jood
tot bekering komt.
En wij
maar een beetje blijven marchanderen. Een beetje voorzichtig doen.
Want je zou eens een paar dwaallichten tegen de schenen kunnen
schoppen. Want als je zwijgt ben je schuldig aan de valse leringen.
Ontmaskeren en aan de kaak stellen. Ik loop daar wel steeds tegenaan,
maar ontmasker ik ook echt? Of gaat het toch enigszins langs me heen?
Ik weet
zeker dat het Da Costa Convent is opgericht om deze valse leugens te
ontmaskeren. Het is een geestelijke aanval dat we er steeds zo
voorzichtig mee bezig zijn. Het zakt ook steeds weer in de benen. We
moeten het een actiemiddel maken. We moeten er de boer mee op.
We moeten er niet maar een praatgroepje van maken. Maar we
moeten het van de daken schreeuwen. Het is reformatietijd. Weg met de
leugen! Kom op voor de waarheid! Het is de hoogste tijd! Dat moeten
we met verve roepen.
Hoe
kunnen we staande blijven in de ethische strijd als we er een valse
leer op na houden. De profetie spreekt over de afval in de tijd. De
grote eindstrijd. We houden dan alleen scherp licht als we profetisch
in de juiste richting kijken. Profetie is vervulling van wat
geschreven staat. Dat geeft alleen een scherpe boodschap. Dat geeft
alleen een scherpe oproep tot bekering. Want de tijd is vervuld. Het
Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Gelooft het evangelie.
Markus 1. Weg met de zoetsappige Jezus die van zijn profetie beroofd
is. Het heeft nu lang genoeg geduurd. Voor Israël en de volkeren.
Hij komt: Licht tot openbaring voor de heidenen en heerlijkheid voor
Uw volk Israël. De profeten spreken. Prijs de Heer!
16 oktober [2]
3:2 |
…kwam het woord des Gods tot Johannes, de zoon van Zacharias, in de woestijn. |
3:3 |
En hij kwam in de gehele Jordaanstreek en predikte de doop der bekering tot vergeving van zonden, |
3:4 |
gelijk geschreven staat in het boek der woorden van de profeet Jesaja: De stem van een, die roept in de woestijn: Bereidt de weg des HEREN, maakt recht zijn paden. |
3:5 |
Alle kloof zal gevuld worden en alle berg en heuvel zal geslecht worden, en de krommingen zullen recht en de oneffen wegen vlak worden, |
3:6 |
en alle vlees zal het heil Gods zien. |
3:7 |
Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? |
3:8 |
Brengt dan vruchten voort, die aan de bekering beantwoorden. En gaat niet bij uzelf zeggen: Wij hebben Abraham tot vader; want ik zeg u, dat God bij machte is uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. |
3:9 |
Ook ligt reeds de bijl aan de wortel der bomen. Iedere boom dan, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. |
3:10 |
En de scharen vroegen hem, zeggende: |
3:11 |
Wat moeten wij dan doen? Hij antwoordde en zeide: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo. |
3:13 |
Meester, wat moeten wij doen? Hij zeide tot hen: Vordert niet meer dan u voorgeschreven is. |
3:14 |
Plundert niemand uit en perst niets af, en weest tevreden met uw soldij. |
3:15 |
…of hij misschien de Christus was, |
3:16 |
Ik doop u met water, doch Hij komt, die sterker is dan ik, wiens schoenriem ik niet waardig ben los te maken; die zal u dopen met de heilige Geest en met vuur. |
3:17 |
De wan is in zijn hand om zijn dorsvloer geheel te zuiveren en het graan in zijn schuur bijeen te brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur. |
3:18 |
Met nog vele andere vermaningen bracht hij aan het volk het evangelie. |
3:19 |
…en om alle wandaden, die Herodes bedreven had,… |
3:20 |
…dat hij Johannes in de gevangenis sloot. |
Johannes
groeide op. De HERE sprak tot hem. En hij ging prediken in de
Jordaanstreek. En het volk liep naar hem uit. Hij predikte de doop
der bekering tot vergeving der zonden. Maar waarom moesten ze
zich dan van bekeren? Wat hadden ze dan verkeerd gedaan? Zij
waren toch het nageslacht van Abraham? Zij hadden Abraham toch tot
vader? En daar gingen ze prat op. Wat wil deze Jordaan-prediker dan?
Hij predikt als de heraut. Hij zegt ook dat hij de wegbereider is.
Volgens de profeet Jesaja. Bereid de weg des HEREN. De aankondiging
van de Messias. Maakt recht de paden. En alle vlees zal het heil Gods
zien. Het heil komt dus. En daar roept Johannes van. Het is de
aankondiging van de Messias. Dat heeft ook iedereen in de gaten.
Want er heerste een sterke Messias-verwachting. Want de Romeinen
waren in het land. Er waren viervorsten en stadhouders in het land.
Er was een bezetter. En als de Joden ergens een hekel aan hadden dan
was het aan een bezetter. Hoe konden ze nu bezet zijn door heidense
volken terwijl God hun Vader is. Dat staat toch haaks op elkaar? Dus
ze hadden een diepe haat en verzet tegen de Romeinen. En dat wisten
de Romeinen maar al te goed. En ook koning Herodus, de afstammeling
van Edom. Stel je voor een afstammeling van Edom die over de Joden
regeerde. Dat was toch verschrikkelijk. Zo speelden de Romeinen de
vijanden tegen elkaar uit.
Maar
Johannes doorziet hun denken en roept: Adderengebroed. Nou, nou,
Johannes. Kan dat niet een beetje minder? Dat zeg je toch niet? Dat
is toch wel een erg scheldwoord. Adders zijn toch giftige slangen en
nu noem je hen adderengebroed. Giftige geboortes verwekkers. Daar
word je toch kwaad om? Dat neem je toch zomaar niet van zo’n
nieuwlichter? Want Johannes doorzag wat ze dachten: Wij hebben
Abraham tot vader, in hun hoogmoed, dat het met hen wel goed zat en
ze geen verlossing nodig hadden. Als God wil kan Hij uit deze stenen,
kinderen van Abraham verwekken. Het gaat niet om de afstamming,
het gaat om waar je hart jegens God zit en zo is het ook als
nageslacht van Abraham. Want pas op mens. De bijl ligt reeds aan de
wortel van de boom. Je kunt wel een machtig bouwwerk opbouwen en
denken dat alles onder controle is, maar de bijl velt de boom. En heb
je geen goede vruchten voortgebracht, dan ga je eraan en word je als
afval in het vuur geworpen. Aan de vruchten kent men de boom. Het
gaat om de vruchten van de bekering. Het gaat niet om de afstamming.
Het gaat erom wat je als afstammeling van Abraham van God ermee
doet. Wat moeten we dan doen? roepen de mensen. Het antwoord is
ontwapenend: Wie een dubbel stel klederen heeft, dele mede aan wie er
geen heeft, en wie spijzen heeft, doe evenzo. Zo, dat is duidelijk
taal. Wat doen wij ermee? We hebben toch immers alles dubbel en
dwars? Het puilt toch uit? We weten van gekkigheid niet wat we ermee
moeten doen. Weggeven? Ja, weggeven. Aan wie geen klederen heeft om
aan te trekken. De wereld zit er vol van. Daar moeten we aan werken.
Daar moeten we radicaal mee beginnen. Met onze overvloed kunnen we de
hele wereld kleden. Zonder dat we er zelf een haar minder van worden.
Neen, omgekeerd. We worden er alleen maar beter van. Want aan het
doen van wat God zegt, is zegen verbonden. Daar kun je de klok
op gelijk zetten. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk toch. En over eten
gesproken. We worden almaar dikker. We hebben vadsige buiken, want we
kunnen het niet op. Het is verschrikkelijk. Wat moeten we doen? Heel
eenvoudig. Geven en de arme voeden. Wat zegt Jezus ook weer in het
laatste oordeel. ‘Wat je voor de minste van Mij gedaan hebt heb je
voor Mij gedaan.’ Daar is zegen en het eeuwige leven aan verbonden.
Dat is niet met een kruimel de arme van je bord houden. Dat is
economie van de bovenste plank. Daar pleeg je revolutie mee. Daar kun
je mee verder. Heerlijk. Wat een zegen. Wat een liefde. Wat ook een
schijnheiligheid en een arrogantie. Wij schepen de naaste met een
fooi af. We denken dat we met gebruikte kleren en een klein bedrag in
de collecte de boel al afkopen. Maar niets is minder waar. Het is
verschrikkelijk. Het lijkt nergens op. Het is verschrikkelijk. Wat
moeten we doen?
Dan
komen de tollenaars. Ook heel simpel. Zij moeten niet meer nemen dan
hen voorgeschreven is. Dat betekent dat het kennelijk de praktijk was
dat ze veel meer namen. Stoppen met die zwendel en fraude. Weg met
alle fraude en zwendel. Niet alleen bij tollenaars maar bij alle
mensen. Stoppen!
En dan
komen de soldaten. Jongens, niets afpersen, niet dwingen, gewoon je
werk doen en tevreden zijn met je soldij. Dat geldt niet alleen voor
soldaten, maar dat geldt voor ons allemaal. Kortom, doe wat je
gevraagd wordt, wat je afgesproken hebt. Houd rekening met de ander.
Laat de liefde overvloedig zijn. En de liefde doet de naaste geen
kwaad. Dat is radicale prediking. Dat is hulp in liefde. Afrekenen
met het adderengebroed-gedrag en radicaal de liefde van Jezus
prediken. Heerlijk om daar mee bezig te zijn. Daar word je blij van.
Dan zie je het weer zitten. Dan ga je er tegenaan. We moeten ons
laten dopen in de afwassende liefde van Jezus. Dan worden we rein en
zien we de dingen scherp. Dan gaat het goed. Heerlijk toch. Wat een
geweldige toekomst. Wat een vrede. Heerlijk. Dank u HEER!
Wat een
roeping daar aan de Jordaan. Wat een evangelie. Wat moesten ze ermee!
Zou deze Johannes dan toch de Messias zijn? Stel je voor dat hij het
is. Dan zal hij de Romeinen uit het land jagen. Want daar hoopten ze
op. Ze wisten zeker dat als de Messias kwam, Hij dan als eerste de
Romeinen zou verjagen. Want het kan toch niet zo zijn dat er een
Messias zou zijn die de Romeinen hun gang liet gaan. Dus er was
altijd spanning of de Messias op het grote feest geboren zou worden.
Dat wisten de Romeinen ook en ze hielden de boel scherp in de gaten.
Altijd klaar om de eerste de beste opstand met geweld neer te
drukken. Maar Johannes geeft het duidelijke antwoord. Hij doopt met
water, maar Jezus de Messias zal dopen met de Heilige Geest en met
vuur. Dat is kracht. Dat is vernieuwende kracht. Dat is reinigende
kracht. Al het vuile gaat eraf. Want God heeft Zijn Zoon naar de
aarde gestuurd, opdat een ieder die in Hem gelooft eeuwig leven
hebbe. Heerlijk! Hij is sterker dan wie ook. Hij is hoog verheven.
Hij is heilig. Denk er niet te gering over. Doe niet alsof je met Hem
kunt omgaan alsof je Zijns gelijke bent. Hij is Heiland.
Hij
heeft de wan in Zijn hand. Denk niet dat je als kaf kunt blijven
doorsukkelen. De kantjes er af lopen. De boel de boel kunt
laten; Gods water over Gods akker kunt laten lopen. Want Hij schudt
en jij verdwijnt als kaf voor de zon. Want Hij wil het zuivere graan
in de schuur bijeen brengen. En het kaf wordt met vuur verbrand. Dat
was duidelijke taal. Ze kenden het beeld in hun agrarische
samenleving. Er is geen pardon voor dubbelspelers, voor
schijnheiligen, voor adderengebroed. Want je kunt wel zeggen dat je
bekeerd bent maar beantwoorden je daden aan je bekering? Aan de
vruchten kent men de boom. Ja, en dan ga je te ver, Johannes. Je kunt
wel alles aan de kaak stellen, maar je moet niet vergeten dat je niet
alles kunt zeggen. Had je maar niet tegen Herodes moeten preken.
Natuurlijk mag hij niet met de vrouw van zijn broer naar bed. Maar
als je het aan de kaak stelt en alle andere wandaden, dan krijg je
gedonder. Dan word je gevangen genomen. Dan ga je de bak in. Dan is
het gebeurd. En zo is het gegaan. En we weten uit de andere
evangeliën wat er gebeurd is. Radicale prediking roept weerstand op.
Dan krijg je problemen. Maar is er een andere weg? Het moet gebeuren.
De woorden van God schiften ook de overleggingen des harten. Er is
geen andere weg. We moeten het Woord van God, we moeten de HERE God
serieus nemen. Hij laat niet met zich spotten. Hij heeft de wan in de
hand, de bijl ligt aan de wortel van de boom. Hij is gekomen en Hij
zal komen om de aarde te richten naar recht en gerechtigheid. Laten
we ons haasten om dat te doen dat beantwoordt aan onze bekering. Niet
als een vrome smoes maar met het hart. Heerlijk zo weer bij de les
getrokken te zijn. Als je meteen begint dan is er een wereldwijde
revolutie begonnen die iedereen in de kleren zet en in een klap een
einde maakt aan de armoede. Glorie voor Zijn Naam!
17 oktober [2]
3:21 |
…dat, toen ook Jezus gedoopt werd en in gebed was, de hemel zich opende, |
3:22 |
en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem nederdaalde, en dat er een stem kwam uit de hemel: Gij zijt mijn Zoon, de geliefde, in U heb Ik mijn welbehagen. |
3:23 |
…een zoon, naar men meende, van Jozef, |
3:24 |
de zoon van Eli, de zoon van Matthat, de zoon van Levi, de zoon van Melchi, de zoon van Jannai, de zoon van Jozef, |
3:25 |
de zoon van Mattathias, de zoon van Amos, de zoon van Nahum, de zoon van Esli, de zoon van Naggai |
3:26 |
de zoon van Maäth, de zoon van Mattathias, de zoon van Semeïn, de zoon van Josech, de zoon van Joda, |
3:27 |
de zoon van Joanan, de zoon van Resa, de zoon van Zerubabel, de zoon van Seálthiël, de zoon van Neri, |
3:28 |
de zoon van Melchi, de zoon van Addi, de zoon van Kosam, de zoon van Elmadan, de zoon van Er, |
3:29 |
de zoon van Josua, de zoon van Eliëzer, de zoon van Jorim, de zoon van Maththat, de zoon van Levi, de zoon van Simeon, |
3:30 |
de zoon van Juda, de zoon van Jozef, de zoon van Jonan, de zoon van Eljakim, de zoon van Melea, |
3:31 |
de zoon van Menna, de zoon van Mattatha, de zoon van Nathan, de zoon van David, |
3:32 |
de zoon van Isaï, de zoon van Obed, de zoon van Boaz, de zoon van Salma, de zoon van Nahasson, |
3:33 |
de zoon van Aminadab, de zoon van Admin, de zoon van Arni, de zoon van Hesron, de zoon van Perez, de zoon van Juda, |
3:34 |
de zoon van Jakob, de zoon van Izak, de zoon van Abraham, de zoon van Thera, de zoon van Nahor, |
3:35 |
de zoon van Seruch, de zoon van Rehu, de zoon van Peleg, de zoon van Heber, de zoon van Sala, |
3:36 |
de zoon van Kainan, de zoon van Arpachsad, de zoon van Sem, de zoon van Noach, |
3:37 |
de zoon van Lamech, de zoon van Mathusalem, de zoon van Henoch, de zoon van Jered, de zoon van Mahalaleël, de zoon van Kenan, |
3:38 |
de zoon van Enos, de zoon van Seth, de zoon van Adam, de zoon van God. |
Wat een
lijst. En uiteindelijk van Adam, de zoon van God. Wij nu zijn
geschapen naar het beeld van God. Jezus, de Messias is de Zoon
van God. Abraham is de zoon van God. Wij worden zonen Gods genoemd.
Wij zijn geschapen uit God. Wat een wonder. Wat een hoog- verheven
goddelijkheid. Wat een opgetrokken zon in de hemelse gewesten.
Wat een grootsheid van de Heilige God. Dat Hij ons uitverkoren heeft
voor de grondlegging der wereld om zonen Gods genoemd te worden. Wij
die geboren zijn uit Hem. Wij zijn Zijn schepselen. De hele
wereld is in Hem geboren. We denken veel te klein van de Heilige God.
Hij is de Schepper van hemel en aarde. Hij wil dat het goed gaat met
de mensen. Hij heeft alles volmaakt gemaakt. Hoe kan het ook anders.
Hij is volmaakt. En dan zien we de boze in de wereld komen. Dat is zo
duidelijk. Dat is de waarheid. We worden geboren om eeuwig met Hem te
leven. Dat is de bedoeling en dan zien we de schepping in zonde
gevallen. De schepping zucht in al haar leden, wachtend op de
openbaarmaking van de zonen Gods. Romeinen 8:19. Dat is duidelijk.
Het moet anders zijn. Zoals het nu is is de werkelijkheid niet. Zo is
het niet bedoeld. God wil dat alle mensen gelukkig zijn. De mens is
van Hem afgevallen. De boze probeert ook in Hem binnen te dringen en
woning te maken in Zijn ziel. Dat is de werkelijkheid. Dat zien we
elke dag. Ook in ons eigen leven. Want we weten en voelen en ervaren
maar al te goed dat de slechte kant in ons leven telkens weer
opspeelt. Dat kan verschrikkelijk tekeergaan. En ik denk, nog
wel het meeste in ons denken. Het is net of achter onze façade de
boze steeds te keer gaat om bezit te nemen van ons denken. Je bent zo
van het goede pad af. Het is oorlog in ons hoofd. En soms komt het
naar buiten. Of nogal vaak. En nog vaker zien we kans om het vroom te
verbergen, maar ondertussen de meest zondige en gemene gedachten te
hebben. Vreselijk!
God
hecht aan de geslachten. God hecht aan de geschiedenis. God vindt
belangrijk om vanuit de geslachten de nieuwe geslachten toe te
voegen. God hecht aan het geslachtsregister van Messias Jezus. Hij is
geboren uit God. Uit Adam, uit het begin. En Hij was van eeuwigheid
tot eeuwigheid. Zoals wij er van eeuwigheid tot eeuwigheid geweest
zijn. Want de schepping is van eeuwigheid tot eeuwigheid. Het is
de grondslag van alles. Hij sprak en het was er. We hebben er geen
voorstellingsvermogen van. Zijn gedachten zijn hoger dan onze
gedachten. Hij is veel meer dan we kunnen bidden of beseffen. Wat een
zegen.Wat een grootsheid om daar deel van te zijn. Dat kan toch niet
meer stuk. Dank U wel HERE Jezus! Dank U wel voor al Uw liefde en
grootheid en genade. En alles meer. Vol van geduld, vol van genade,
groot van liefde, barmhartig, enz., enz., enz. Want God weet hoe
krachtig Zijn tegenstander, de duivel, is. Die gaat rond als een
briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden. Kijk maar om
je heen. Zie de berichten op de tv. Wat een ellende, wereldwijd. Je
wordt er toch ziek van. En je zult maar in zo’n gebied wonen. Het
is vreselijk. Het lijkt wel of dat het normale is. HERE God dank U
wel dat U Uw Zoon gegeven hebt om de zonde van de wereld te
verzoenen. We kunnen het ook helemaal zelf niet. Dat lukt ons
nooit. Wat denken we wel dat we een el kunnen toevoegen aan onze
verlossing. Niets. Het is enkel genade. Want het is het kruis, de
verzoening die de weg baant. U baant de weg. U daalt in ons neder. En
dat is zo’n grote grootheid, dat we alleen maar in aanbidding
en verbazing ontdekken hoe groot uw liefde en genade is. We buigen
onze knieën en zijn dankbaar en vol ontzag over zoveel liefde en
genade. O HERE God, dank U wel.
Wat een
zegen het te mogen zien. U werkt het willen en het werken. Hoe kan
het ook anders? Van ons zelf komen we nog geen stap vooruit. En dan
willen we ook beantwoorden aan de dankbaarheid die ons hart vervult.
En dan toch is het: als ik het goede wil doen, dan is het kwade mij
nabij. Als zelfs een apostel Paulus dit schrijft, wat willen wij dan?
En het is een waarheid die we elk moment van ons leven ervaren.
Het is waar. Het is waar. Het is zo. O HERE God help ons! O, HERE
God. Als U ons niet vasthield dan waren we allang omgekomen.
Vergeef ons HERE God. Kom ons ongeloof te hulp. Red ons! Onferm U
over ons! Wij staan schuldig. Wij hebben gezondigd. Maar U wilt ons
redden. Dank U HERE. Wat een geslachtsregister. U hecht eraan.
Wat een wonderen in dat register. Kinderen die geboren worden
terwijl het niet meer kon. Kinderen uit een hoer. Kinderen uit een
verkeerde verhouding. Kinderen uit een vreemde situatie. Kinderen uit
de enkele mens die U gered hebt in de zondvloed. U volvoert Uw plan,
dwars door een weerbarstig en zondig volk heen. De Koningszoon werd
geboren. Voor het heil van de wereld. Messias Jezus is uit de Joden
maar Hij kwam voor heel de wereld. U volvoert Uw plan. Hij zit op de
troon van Zijn vader David aan de rechterhand van God. U maakt Uw weg
af. De vijand is verslagen aan het kruis van Golgotha. U vestigt Uw
rijk van recht en gerechtigheid. Het zal weer worden zoals het was.
De wederoprichting van alle dingen. Heerlijk! Daar word je blij
van. Daar wil je ook bij horen. Glorie voor Zijn Naam! Dank U HEER:
Uw genade is ons genoeg. Lees het, lees het. Het daalt in je neer.
O ja,
daar moeten we het ook nog even over hebben. Die is evolutietheorie,
slaat nergens op. Kan helemaal niet. Zie hier het geslachtsregister.
Zoek het maar uit. Het klopt. Deze geschiedenis ìs geschiedenis. En
dan komt er een nieuwlichter die er niets mee te maken wil hebben en
die zal eens even dit hele verhaal omverkegelen. Slaat nergens op.
Het is te gek. We moeten er de vloer mee aanvegen. Hoe meer we vorsen
in de geschiedenis van de mens, hoe meer we zien dat het geschapen
moet zijn. Het kan toch nooit uit chaos ontstaan zijn? Dat slaat
toch nergens op. En wij maar vasthouden aan die onzin. Want we moeten
vooral niet uitkomen bij de constatering dat er wel eens een hand
achter deze wereld kan zijn die het allemaal geordend heeft. Neen,
want we hebben afgerekend met een scheppende God.Want we willen alles
zelf in onze hand houden. Nou, we kunnen nog niet eens een dag in
onze hand houden. Laat staan een hele schepping. Wat een
arrogantie. Zoiets kan ik ook wel bedenken. De stelling dat de aarde
is geschapen uit een big bang is zo naïef, zo kinderlijk, of
eigenlijk, nog minder dan kinderlijk. Want de eerste vraag van een
kind die zijn lego omkegelt is waarom het chaos wordt. Wat een
heerlijke constatering, dat de beste wetenschap de wetenschap van God
is. De vreze des HEREN is immers het begin van alle wetenschap.
Glorie voor Zijn Naam! We moeten die hele revolutietheorie, maar weer
eens goed omverkegelen.
18 oktober [2]
4:1 |
Jezus nu, vol van de heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woestijn, |
4:2 |
waar Hij veertig dagen verzocht werd door de duivel. En Hij at niets in die dagen en toen zij voorbij waren, kreeg Hij honger. |
4:3 |
En de duivel zeide tot Hem: Indien Gij Gods Zoon zijt, zeg dan tot deze steen, dat hij brood worde. |
4:4 |
En Jezus antwoordde hem: Er staat geschreven: Niet alleen van brood zal de mens leven. |
4:5 |
En hij voerde Hem op een hoogte en toonde Hem al de koninkrijken der wereld in een ogenblik tijds. |
4:6 |
En de duivel zeide tot Hem: U zal ik al deze macht geven en hun heerlijkheid, want zij is mij overgegeven, en ik geef haar wie ik wil. |
4:7 |
Indien Gij mij dan aanbidt, zal zij geheel van U zijn. |
4:8 |
En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er staat geschreven: Gij zult de Here, uw God, aanbidden en Hem alleen dienen. |
4:9 |
En hij leidde Hem naar Jeruzalem en stelde Hem op de rand van het dak des tempels en hij zeide tot Hem: Indien Gij Gods zoon zijt, werp Uzelf dan van hier naar beneden, |
4:10 |
want er staat geschreven: Aan zijn engelen zal Hij opdracht geven aangaande u om u te behoeden, |
4:11 |
en: Op de handen zullen zij u dragen, opdat gij uw voet niet aan een steen stoot. |
4:12 |
En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Er is gezegd: Gij zult de Here, uw God, niet verzoeken. |
4:13 |
En toen de duivel alle verzoeking ten einde had gebracht, week hij van Hem tot een bestemde tijd. |
Wat een
geweldige tijd bij de Jordaan. Een stem uit de hemel kwam en zei:
‘Deze is mijn geliefde Zoon in Wie Ik een welbehagen heb’. Dat is
hemelse taal. Dat is Gods openbaring voor de mensen. De Messias is
gekomen. Het is Gods Zoon. Het is waar. De Verlosser der wereld. Gods
geliefde Zoon. Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft opdat een ieder die in Hem gelooft
niet verloren ga maar eeuwige leven hebbe. Dat is God Die Zijn Zoon,
Die Hij zo lief had gezonden had. Zo lief had God de wereld. Dat is
toch de ultieme liefde. Hoe kun je je geliefde zoon zenden omdat je
de wereld lief hebt? Zo lief had hij de mensen. Dat lijkt in
tegenspraak. Dat kan toch niet? Je kunt toch je geliefde zoon niet
geven? Dat is toch tegen de liefde in? Maar is er groter liefde dan
Hij Die Zijn leven inzet voor Zijn schapen? Hij is de goede Herder.
Het doet denken aan Abraham. Nu had hij uiteindelijk een zoon op zijn
hoge ouderdom. Dat kon eigenlijk al helemaal niet. Maar God gaf hem
dit enigst kind. En nu moest hij hem offeren; dat is toch een
onmogelijke opdracht. Dat gaat toch tegen alles in? Maar heb je God
onvoorwaardelijk lief dat je zelfs dat wat je het allerliefste is
wilt geven? Wat zal er door Abrahams hoofd gegaan zijn? Hij had toch
de belofte gekregen van een geslacht van volkeren van een Messias?
Maar hij dacht: God kan Zichzelf wel van een offer voorzien. Dat was
dan uiteindelijk de Zoon van God zelf geworden. Er was geen enkele
menselijke mogelijkheid om de tegenstander van God te overwinnen
dan dat God Zelf Zijn Zoon gaf om te lijden en te sterven; de zonden
van de wereld te verzoenen. Dat was de ultieme liefde. De
onvoorwaardelijke liefde voor de mens. En nu komt meteen de duivel.
Jezus trekt zich terug in de woestijn om te bidden en te vasten. Om
met Zijn Vader te zijn. Het is ook een grote onmogelijke opdracht.
Dan heb je wel Gods nabijheid en zegen en bescherming nodig. Want de
boze zal alles doen om je uit de concentratie met God te halen. Je
moet oppassen en heel dicht bij God leven want anders gaat het geheid
mis.
Het is
gevaarlijk om maar een beetje los van God te leven. Dan laat je in je
denken en je voelen en je doen en laten zomaar de boze met z’n boze
gedachten en praktijken toe. Dan komt het er allemaal niet zo op
aan. God heeft wel gesproken, en dat weet je ook wel, maar het valt
allemaal wel een beetje mee. God kan ik altijd nog te hulp roepen als
het een beetje te gortig wordt. Maar zo is het niet. God wil gediend
worden met heel je wezen. Hij heeft je geschapen en Hij wil je
helemaal hebben. Wij zijn naar Zijn beeld geschapen, dan heeft Hij er
ook recht op dat je geheel naar Hem leeft. En doe je dat niet, dan
wordt het liegen en morren en stelen. En zijn de geweldenaars de
baas? Dan komt Gods oordeel in de vorm van de zondvloed en bleven er
maar acht over. Maar nu het laatste oordeel. Neen. Niet door water,
dat is beloofd, maar door vuur. En dan zal het oordeel er zijn en dan
zal de nieuwe hemel en de nieuwe aarde komen. Daar wil je toch ook
bij horen? Je kunt je beter haasten om je op God te richten. Pas op,
want Gods dag is dichtbij. Dan is het te laat. Dus schiet op!
De
duivel komt en verzoekt Jezus. Heel stom. Want als er één weet wat
de macht van God is dan is het de duivel. Hij zegt, als U echt Gods
Zoon bent, zeg dan tot deze steen dat ze brood worde. Dat was gemeen.
Want de duivel wist hoeveel honger Jezus had na veertig dagen vasten.
En zo gaat het altijd; de duivel verleidt je in je zwakke punten.
Daar waar hij gemakkelijk een bres kan slaan in je verdediging. We
hebben allemaal onze zwakke punten. En daar breekt hij in. Daar
moeten we ontzettend waakzaam in zijn. Het zijn vaak de dingen die
niets met elkaar te maken schijnen te hebben, waar de duivel
doorbreekt. Het is dan ook een verzoeking aan ons. Let op! Het
antwoord is ontwapenend. Het gaat erom dat we niet alleen van
brood zullen leven. Maar waar dan van? Van Gods Geest. Hij vult ons
hart met liefde en waarheid. Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Ik ben het brood des levens. Als je van Mij drinkt zul je nimmer
dorsten. Een fontein van water dat opspringt in je binnenste.
Dat is geweldig. Dat is zegen. Daar kun je mee vooruit. Heerlijk
toch! Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer!
De
volgende verzoeking is heel belangrijk. De duivel toont Hem al de
koninkrijken in een ogenblik tijds. Hij wil Hem de macht over
deze koninkrijken geven als hij hem aanbidt. Dat is uit het leven
gegrepen. Een ding is duidelijk, de duivel heeft dus macht. En als je
niet God aanbidt dan val je zo maar in de verleiding om te geloven en
te vertrouwen op de macht in deze wereld. De machthebbers in politiek
en samenleving, waarvan je denkt dat ze alles kunnen maken en
alles in de hand hebben. En hoe vaak lijkt het er ook niet op. Het
zijn de machtige bouwwerken en paleizen van deze wereld waar de macht
is geconcentreerd. En de onoverwinnelijke legers trekken op en houden
geen rekening met God of gebod. Het is onvoorstelbaar. En het
antwoord is weer ontwapenend. Het gaat niet over de vraag wie er wel
of niet de machthebber is, want dat is duidelijk: God regeert het
grote wereldgebeuren. Het gaat er alleen naar om dat we de HERE God
moeten aanbidden en Hem alleen dienen. Dus wat er ook voor macht of
onmogelijkheid voor jou ligt, niets van aantrekken. Alleen de
HERE God blijven dienen en hem aanbidden naar Geest en waarheid. Want
Hij weet wat je nodig hebt, ook in de moeilijkste momenten van je
leven. Het kan niet stuk. Dicht bij Jezus blijven leven. Glorie voor
Zijn Naam!
En dan
leidt de duivel Jezus naar Jeruzalem. Naar de hoek van de tempelmuur.
En als Hij naar beneden springt dan zullen de engelen Hem opvangen,
staat er toch geschreven? Dat is toch een belofte? Dan moet je het
maar eens uitproberen. Lees het maar in de Psalmen: Op de handen
zullen zij u dragen en uw voet zult gij aan geen steen stoten. Staat
het er of staat het er niet. Nou en als het er staat dan moet het
waar zijn. En als het niet werkt, dan is het dus niet waar. Zo klaar
als een klontje. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dus probeer
het maar. En hoe vaak zeggen wij dat niet. HERE U zegt toch dat en U
zegt toch dat, en kijk nu eens hoe het met mij staat? Daar klopt Uw
Woord helemaal niet. Zou Uw Woord dan wel de waarheid zijn? En dan
staan onze twijfels al weer huizenhoog. En dan redeneren we er maar
op los. Dan halen we Gods Woord zo naar ons toe alsof wij het eerst
moeten begrijpen alvorens we er in willen gaan geloven. Maar we
moeten de zaken in de juiste verhoudingen leren zien. Hebben wij
ons zelf geschapen of heeft de pottenbakker de pot gemaakt. Kan de
pot tegen de pottenbakker opstaan? Zing eens een toontje lager.
Luister toch eens naar de HERE God. Hij weet wat goed voor je is. Hij
weet wat je nodig hebt. Hij laat je nooit in de steek. En we moeten
dan ook de HERE onze God niet verzoeken. We moeten ons restloos en
onvoorwaardelijk werpen in de armen van de HERE God, want Hij weet
wat goed voor ons is. Hij laat ons nooit in de steek. Hij beschermt
ons. Heerlijk toch om dat te weten? Deze verzekeringen zijn het
concrete bewijs van Gods almacht en liefde voor ons. De duivel kan
nog zo woeden, maar wij blijven dicht bij Jezus leven en vertellen
het ook de andere mensen. Glorie voor Zijn Naam!
19 oktober [2]
4:14 |
En Jezus keerde in de kracht des Geestes terug naar Galiléa. En de roep over Hem ging uit door de gehele streek. |
4:15 |
En Hij leerde in hun synagogen en werd door allen geprezen. |
4:18 |
De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen; en Hij heeft Mij gezonden. |
4:19 |
om aan gevangenen loslating te verkondigen en aan blinden het gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijheid, om te verkondigen het aangename jaar des Heren. |
4:21 |
Heden is dit schriftwoord voor uw oren vervuld. |
4:22 |
…over de woorden van genade, die van zijn lippen kwamen… |
4:24 |
…geen profeet is aangenaam in zijn vaderstad. |
4:26 |
…doch wel naar Sarepta, bij Sidon, tot een vrouw, die weduwe was. |
4:27 |
…doch wel Naäman de Syriër. |
4:29 |
…om Hem van de steilte te storten. |
4:30 |
Maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok. |
Heb je
het al gehoord? Jezus gaat rond en hij spreekt woorden van genade en
bevrijding en barmhartigheid. Hij wordt door iedereen geprezen.
Luister toch eens naar Hem. Ze mogen hem wel graag horen. En dan is
Hij in de synagoge en Hij leest de woorden die die dag op de
leesrooster staan, Jesaja 61:1 en 2: “De Geest des Heren HEREN is
op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om
een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden
gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en
voor gebondenen opening der gevangenis; om uit te roepen een jaar van
het welbehagen des HEREN en een dag der wrake van onze God; om alle
treurenden te troosten.” Jezus gaat zitten en zegt: ‘Heden is dit
schriftwoord voor uw oren vervuld’. De mensen verwonderen zich over
de woorden van genade die Jezus spreekt. Het is aangenaam om naar Hem
te luisteren. Wat is dit voor een profeet? Dit is ongewoon, dit
hebben we nog nooit gehoord. Heerlijk om naar Hem te luisteren. Dit
is toch de zoon van Jozef? Ja, dit is de Zoon van Jozef. Jullie
kennen toch wel Jozef, de timmerman? Hij is met Maria getrouwd. Weet
je nog wel dat rare verhaal? Het is toch goed dat hij met haar
getrouwd is, maar het klopte niet. Er ligt een smet op dat huwelijk.
Hij heeft ook niet zoveel in te brengen in het dorp. En hoor nu eens
wat zijn Zoon zegt. Dat is toch wel heel bijzonder. En hij heeft er
niet eens voor geleerd. Ja, we weten wel dat het een heel
bijzonder kind is. Want Hij was wel leergierig en deed ook goed mee
in de synagoge. Maar dit. Wat betekent het toch? Heden is dit
schriftwoord voor uw oren vervuld. Wat zou Hij bedoelen? Dat Hij de
Messias is? Want dat wisten ze wel. Het gaat in Jesaja over de
Messias en ze hadden een heel sterke Messias-verwachting. Die Tenach
gedeelten waren erg geliefd. Dus het is wel bijzonder dat dit
gedeelte, deze sabbat, aan de orde is. Dat is bijzonder. En nu
is het aan hun oren vervuld, zegt deze zoon van Jozef, de timmerman.
Zou Hij ook hier wonderen doen en zieken genezen zoals Hij
elders heeft gedaan? Ze hebben er overal van gehoord en overal werd
over Hem geroemd. Maar Jezus zegt: Een profeet is in zijn eigen
vaderstad niet geëerd.
En dan
komt Hij met voorbeelden die hen tot in het hart grieven. Het zijn
waarheden maar waarom moet dat hier zo gezegd worden, dan haal je je
toch problemen op je hals? Ja, het is waar, dat er hongersnood was in
Israël toen het drie jaar niet regende in de tijd van Elia, maar
Elia ging naar de weduwe van Sarepte, bij Sidon, en die kreeg brood
door het wonder van haar kruik. En alle weduwen in Israël crepeerden
van de honger. En onder Elisa, weten jullie nog wel, was er
melaatsheid in het land, maar wie werd genezen: Naäman de Syriër,
de vijand van Israël, een buitenlander.Wat is dat voor een verhaal?
Daar hebben we toch niets aan? Wij zitten nu toch in de druk, wij
hebben de Romeinen over de vloer. We hebben geen belang bij verhalen
over buitenlanders. We hebben belang dat onze Messias opstaat en
ons van de Romeinen verlost. We verwachten een Messias Die in opstand
zal komen tegen de bezetter. En ons zal bevrijden. Wij zijn toch
geen volk om een Messias te hebben die de bezetter duldt. Waar
slaat dat toch op? Hij zal toch heersen en niet dienen. Hij zal de
Machtige der aarde zijn. En Hij zal regeren vanuit Jeruzalem. Here,
help. Here, dank U wel.
Ze
werden kwaad. En hoe ze ook getroffen waren door de woorden van
genade en ontferming. En hoe Hij ook in aanzien stond bij het
volk. Op het moment dat Hij woorden spreekt waar ze niets mee
konden, worden ze kwaad. Ze drijven Hem de synagoge en de stad uit en
willen Hem van een steilte naar beneden gooien. Wat een woede heeft
zich van Hem meester gemaakt. Alles is goed als je je mensen naar de
mond praat. Als ze zich er goed bij voelen. Maar als het woorden
worden waar ze niets mee kunnen, waardoor ze in hun eer en trots
worden aangetast, dan wordt de genegenheid zo omgebogen naar afschuw
en haat. Dan staan de mensen klaar om met stenen te gooien; om je te
doden. Daar waar Messias Jezus verschijnt en de waarheid verkondigt
en waar bekering nog is om verder te komen, daar komt het verzet en
de haat op om de bekering, de verandering, de omkeer, tegen te
werken. Het is uit het leven gegrepen. Want als wij aangesproken
worden om ons verkeerd gedrag te veranderen, dan worden we ook eerst
korzelig en kwaad. We geven ons niet zo maar gewonnen. Dan wordt het
donker in ons hart. En dan gaan we ook te keer. Dat is
levensgevaarlijk. Daarom moeten we heel scherp luisteren wat de HERE
tot ons te zeggen heeft. We moeten niet naar onszelf toedenken, maar
we moeten denken vanuit de liefde van God naar de mensen. Hij kwam
immers om het evangelie aan armen te verkondigen. Wij die ‘t
al weten, moeten ook maar één verlangen hebben, namelijk om het
evangelie aan anderen te verkondigen. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk
toch! Wat een evangelie! Prachtig! Deze verzen uit Jesaja 61 zijn zo
centraal in de bijbel.
Als
Johannes in de gevangenis zit en de discipelen bij hem op bezoek
zijn, dan stuurt hij hen terug met de vraag aan Jezus: ‘Zijt Gij
werkelijk de Messias?’ Want je zult maar in de gevangenis zitten en
zo aan je einde komen. Was dat nu je bedoeling? Johannes heeft wel
gezegd: ‘Hij moet wassen en ik moet minder worden’. Maar om nu in
de gevangenis te zitten met het uitzicht om gedood te worden, is toch
nog wel heel iets anders. En dan gaan de discipelen terug met de
vraag. Kennelijk waren ze er zelf ook wel benieuwd naar, want ze
hebben Johannes niet kunnen overtuigen met hun woorden van geloof. En
dan antwoordt Jezus ook heel eenvoudig met alleen het citeren van
deze tekst uit Jesaja 61 vers 1 en 2. En zo is het vandaag ook nog.
Als we de vraag hebben of Jezus wel de Messias is dan moeten we deze
tekst citeren. En dan is de vraag meteen, als dat de weg is die Jezus
gaat: ‘Hoe staat het met ons? Zijn wij ook bereid om die weg te
gaan?’ Het gaat om het evangelie aan allen die verbroken zijn, aan
de armen, aan de achtergestelden, aan allen die liefde en genezing
nodig hebben. Zij die geen pijn hebben, hebben geen geneesheer nodig.
Dus ga er op uit. Het is de enige weg tot behoud. We moeten Jezus
volgen. Hem dienen en erop uitgaan. Heerlijk, dat evangelie. Heerlijk
om daar mee bezig te zijn.
Maar ook
wij worden zo vaak geprikkeld, als men ons uit onze welgevoede
pluchen situatie wil halen van ons slappe kerkelijk gedoe. En daar
moeten we wel mee bezig zijn, anders worden we ook zelfgenoegzaam
zoals de mensen toen. Zij wilden alleen maar een evangelie horen naar
hun smaak. Ze wilden er niet op uit. Hebben, houden en bewaren. Jezus
breekt daar dwars doorheen. Hij neemt het niet. Hij doorbreekt de
status quo. Hij verkondigt het aangename Jaar des HEREN. En als
we Jesaja 61 lezen en de hoofdstukken daaromheen en alle
profetieën, dan zit daarin de dynamiek van de komst van Zijn
Koninkrijk van recht en gerechtigheid in een wereld verloren in
schuld, die wacht op de openbaarwording van de zonen Gods. Heerlijk
om vanuit dat evangelie te mogen leven. Het was weer revolutionair
vanmorgen. Het kan niet stuk. Het drijft ons uit onze
zelfgenoegzaamheid en maakt ons dapper en durvend om dat evangelie
door te geven. Kijk om je heen waar de armen van geest en de
verbrokenen van hart zijn en doe iets voor hen. We zullen ontdekken
hoe revolutionair de samenleving al verandert. Glorie voor Zijn Naam!
20 oktober [2]
4:31 |
…en Hij leerde hen geregeld op de sabbat. |
4:32 |
En zij stonden versteld over zijn leer, want zijn woord was met gezag. |
4:33 |
En in de synagoge was iemand met een boze, onreine geest en hij schreeuwde met luider stem: |
4:34 |
Ha, wat hebt Gij met ons te maken, Jezus van Nazareth? Zijt Gij gekomen om ons te verdelgen? |
4:35 |
En Jezus bestrafte hem en zeide: Zwijg stil en vaar uit van hem. |
4:36 |
Wat voor spreken is dit? |
4:39 |
En Hij ging aan het hoofdeinde staan en bestrafte de koorts en deze verliet haar. Onmiddellijk stond zij op en diende hen. |
4:40 |
Toen de zon onderging, brachten allen, die zieken hadden, lijdende aan allerlei kwalen, dezen tot Hem. Hij legde ieder van hen afzonderlijk de handen op en genas hen. |
4:41 |
Van velen voeren ook boze geesten uit, roepende en zeggende: Gij zijt de Zoon van God. En Hij bestrafte hen en liet hun niet toe te spreken, omdat zij wisten, dat Hij de Christus was. |
Ja, als
ze je van de berg af willen gooien in de plaats waar je geboren bent,
dan is inderdaad het spreekwoord waar, dat een profeet in zijn
vaderstad niet geëerd is. Jezus daalt af naar Kapérnaüm en Hij
gaat weer op de sabbat naar de synagoge en opent de schriften. En zij
stonden ook daar versteld over Zijn leer want Hij leerde hen met
gezag. Hij leerde hen vanuit de genade en de liefde van God. Het was
niet een moeten en regel op regel, maar liefde en genade. Werken uit
dankbaarheid voor zoveel genade die je ontvangt. Het was geweldig.
Het was een zegen. Dank U wel HERE Jezus!
En in de
synagoge was ook iemand die in de macht was van een boze geest. Dat
is toch ook wat. In de synagoge? Iemand met een boze geest? Dat is
toch te gek? Die horen daar toch niet? En dan komt de waarheid uit de
mouw. Een boze geest wil niets met Jezus te maken hebben. Boze
geesten gaan voor Jezus op de vlucht. Ha, schamper klinkt het. Wat
hebt gij met ons te maken, Jezus van Nazareth? Zijt gij gekomen om
ons te verdelgen? Ja, dat is wat. Uit Nazareth kan niets goeds
voortkomen. Dat gat, daar in het noorden. Dat kan toch niet de plaats
zijn waar de Messias vandaan komt? Welnee. Dat kan niet. ‘Weg met
Hem’, Jezus van Nazareth, klinkt het schamper. Zijt Gij gekomen om
ons te verdelgen? Wat denk je wel? Ze hebben het over verdelgen. Ze
weten waar Jezus voor komt. Waar Jezus komt daar gaan de boze geesten
op de vlucht. De boze geesten nemen kennelijk bezit van de mensen.
Het zijn de mensen die het slachtoffer worden van de boze geesten. Ze
zeggen dingen die ze eigenlijk helemaal niet willen zeggen, maar de
boze geesten hebben macht over hen zodat ze deze dingen zeggen. Dat
is toch verschrikkelijk. Wat een geschreeuw in de synagoge. Iedereen
zal verschrikt opgekeken hebben. Want waarschijnlijk waren deze
bezoekers van de synagoge nette mensen waar niets aan op te merken
is. Maar als ze in contact komen met Jezus, dan spelen de boze
geesten op en laten ze zich in de kaart kijken. Jezus bestraft de
geesten en onder groot geschreeuw werpt hij hen voor zich neer en de
boze geesten gaan uit van deze mensen. Wat een toestand in de kerk.
Jezus preekt met autoriteit. En weg zijn de geesten. Ze zijn er dus
wel. We moeten dus steeds heel dicht bij Jezus blijven om ook niet
door boze geesten overweldigd te worden. We moeten als de aanvallen
komen dan ook met gezag spreken en ze niet toelaten om ook maar een
klein stukje van ons denken in bezit te nemen. Het is echt een strijd
op leven en op dood. We moeten er niet te licht over denken. Wat zal
er over gesproken zijn in Kapérnaüm. Een roep ging uit in de gehele
streek. De macht van Jezus. Wat een verwarring ook. Want in de
synagoge van Nazareth zijn ze boos op Hem. Hij bracht niet het
evangelie dat hun goed in het gehoor lag. Maar hier in Kapérnaüm
zijn ze onder de indruk. Wat moeten we met deze Jezus?
Hij gaat
naar de moeder van Petrus. Die ligt ziek te bed. Hij geneest haar en
ze gaat meteen aan het werk om hen te bedienen. Wat een wonder.
Jezus, de grote Geneesheer. Jezus komt gauw. Ze is ziek. U moet
helpen. En Jezus helpt. We moeten in alle omstandigheden van ons
leven Jezus te hulp roepen. En geloven dat Hij kan genezen. Hij is de
Geneesheer. Er hoeft niets in ons te zijn dat daaraan mag twijfelen.
Als we twijfelen lijken we op een golf in de zee. Jakobus moeten we
lezen. We moeten als rechtvaardigen bidden. In geloof niet
twijfelende. Elia bad en het regende drie en een half jaar niet. En
hij bad weer en het regende. Daar gaat het om. Here help ons om in
geloof te leven en te bidden. Help ons om alles vanuit U te zien. Uw
grote almacht en liefde. U hebt ons geschapen; we mogen leven uit uw
liefde en genade en almacht. Here vergeef ons onze besluiteloosheid.
Het gaat zo vaak verkeerd. We laten zo vaak de zonde toe in ons
leven. HERE vergeef ons. HERE, dank U voor uw vergevende liefde. We
mogen altijd met u verder, hoe de stormen ook mogen loeien. Dank U
wel HERE!
En als
het laat geworden is komen ze met hun zieken. Waarom wachten ze tot
de avond om te komen? Als het laat geworden is dan ga je er toch niet
meer uit? Dan wordt het toch gevaarlijk en blijf je binnen? Waarom ga
je eruit? Waren ze misschien bang om door anderen gezien te worden?
Of zoek ik het te ver? Ze hebben gehoord van de genezing van de boze
geest en van de moeder van Petrus. En zie, ze komen, daar gaan ze,
een hele rij. Want wat is er toch een ziekte en een ellende. Wat zijn
er toch veel boze geesten. En Hij legt ze handen op, een voor een, en
ze worden genezen. Glorie voor Uw Naam! Dank U wel HERE Jezus voor
zoveel liefde en kracht. U lijdt het meest aan het lijden van de
mensheid. U wilt genezen. Uw kracht in onze zwakheid. O HERE Jezus,
help ons! Wij vergaan, maar U helpt. Dank U wel! Dank U wel!
De boze
geesten roepen en zeggen: ‘Gij zijt de Zoon Gods’. Het lijkt er
vaak op dat de boze geesten best weten wie de Zoon van God is. Zij
weten het omdat Hij hun grootste bedreiging is. Ze mogen het niet
rondbazuinen. Jezus laat het niet toe. Jezus gaat rond, verkondigende
het Evangelie van het Koninkrijk. Hij roept op tot bekering. Bekeert
u want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. De tijd is
vervuld. Geloof het evangelie! Hij kwam zoals geprofeteerd. Hij kwam
om te vervullen. Hij kwam opdat de zonden vergeven konden worden, de
verzoening tot stand gebracht. Hij kwam op de weg van de komst van
het Koninkrijk van recht en gerechtigheid. Glorie voor Zijn Naam! En
Jezus trekt verder. Hij is niet gekomen voor een enkele plaats. Hij
moet verder, want Hij is gekomen om het Evangelie van het Koninkrijk
Gods te verkondigen, ook aan andere steden. En zo is het vandaag nog.
We mogen dat Evangelie van het Koninkrijk aan alle creatuur
verkondigen. En overal waar het verkondigd wordt en mensen tot
bekering komen, daar is het leven een feest. Daar worden de liefde en
de genade van God zichtbaar in het leven van de mensen. Daar worden
samenlevingen omgekeerd. Dat was toen en dat is nu vandaag nog
precies hetzelfde. Ga dan uit! Begin bij jezelf! Dan zul je het zien.
21 oktober [2]
5:2 |
…en Hij zag twee schepen aan de oever liggen. |
5:3 |
…en vroeg hem de zee in te gaan,… en leerde de scharen van het schip uit. |
5:4 |
Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen. |
5:5 |
Meester, de gehele nacht door hebben wij hard gewerkt en niets gevangen, maar op uw woord zal ik de netten uitzetten |
5:6 |
…haalden zij een grote menigte vissen binnen, en hun netten dreigden te scheuren. |
5:7 |
…en zij vulden beide schepen, tot zinkens toe. |
5:8 |
…viel hij neder aan de knieën van Jezus en zeide: Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens, Here. |
5:10 |
Wees niet bevreesd, van nu aan zult gij mensen vangen. |
5:11 |
En zij trokken de schepen op het land en lieten alles achter en volgden Hem. |
5:12 |
…toen Hij in een van de steden was, zie, daar was een man, vol melaatsheid. … Here, indien Gij wilt, kunt Gij mij reinigen. |
5:13 |
En Hij… raakte hem aan en zeide: Ik wil het, word rein. |
5:14 |
…ga heen, toon u aan de priester… |
5:15 |
…om te horen en zich te laten genezen van hun ziekten. |
5:16 |
Doch Hij trok Zich terug in de eenzame plaatsen om te bidden. |
Geen
wonder dat er dag in dag uit grote groepen mensen waren die op Jezus
afkwamen om naar Hem te luisteren. Hij was toch wel een heel
bijzondere prediker. Hij sprak woorden van vertroosting en genade.
Hij ontfermde zich over de mens. Hij trok zich hun situatie aan. Hij
was vol ontferming over hen bewogen als schapen die geen herder
hebben. Want de herders die ze hadden, die knechtten hen en deden hen
zwaar lijden in een situatie waar ook nog de Romeinen als bezetters
in het land waren. Geen plezierige situatie. En ze waren er ook omdat
ze de zieken brachten en genezing ontvingen.
Ze
hebben de hele nacht gevist en niets gevangen als Jezus komt. Jezus
vraagt om met het ene schip een beetje van de oever af te gaan, dan
kan Hij de mensen beter toespreken en dat doen zij dan ook. En
als Hij uitgesproken is, dan vraagt Hij om het schip in diep water te
duwen en te vissen. Maar ze hebben al gevist en niets gevangen. Maar
Petrus zegt: ‘Op Uw Woord zal ik het doen’. En dan vangen ze tot
scheurens toe een heel net vol. De beide bootjes zinken haast. Wat
een wonder. Petrus roept: ‘Ga uit van mij, want ik ben een zondig
mens’. Maar Jezus zegt: ‘Wees niet bevreesd, want van nu aan zal
Ik jullie vissers van mensen maken’. En ze verlaten de boten en
gaan met Hem mee. En dan gaan ze.
Ze komen
een melaatse tegen. Hij gelooft dat Jezus hem kan genezen. En dan
raakt Jezus hem aan en hij geneest. Wat vreemd. Een melaatse mag je
in geen geval aanraken. Want hij is melaats. En in de stad mag hij
ook al niet wonen. Hij moet buiten de gemeenschap gaan. En Jezus zegt
hem zich aan de priester te vertonen, zoals het voorschrift luidt, en
niet te vertellen van het wonder. Maar iedereen komt op Jezus af,
want Zijn gerucht gaat door de gehele streek. En velen worden
genezen.
Wat een
opwekking daar in het noorden van het land. De plaatsen die in
donkerheid leven volgens de profeten. Daar is een licht
opgegaan. Het is groot feest. Wat een zegen. God komt in Zijn liefde
naar ons toe. En Hij begint niet bij de hooggeplaatsten. Hij begint
bij de lagen van staat. Hij is met ontferming bewogen. Hij kwam
immers om de armen het evangelie te brengen. En Hij roept Zijn
vissers van achter de netten. Hij maakt ze vissers van mensen. Petrus
gehoorzaamt Hem op Zijn Woord. Of hij het niet gelooft of het wel
gelooft weten we niet. In ieder geval: hij doet het, en dan vangen ze
onvoorstelbaar veel vis. Dan komt het inderdaad wel heel erg op
je af. Dan zouden we allemaal roepen: ‘Ga weg van mij, want ik ben
een zondig mens’.
Ja, dat
zijn we. Hoe meer we in de heiligheid van God komen, hoe meer we
ervaren hoe zondig we zijn. Maar Jezus Die alles weet zegt: ‘Vrees
niet, want Ik zal jullie vissers van mensen maken’. Van uit onszelf
kunnen we niets. Komen we niet ver. Zien we alleen maar onze eigen
zonden, maar vanuit de liefde en almacht van God gaan we ontdekken
dat we met Hem vissers van mensen mogen zijn. Glorie voor Zijn Naam!
Dank U HERE God! Wat een feest. Wat een genade. Wat een liefde.
En Jezus
trekt zich terug naar eenzame plaatsen om te bidden met Zijn Vader.
Wat een voorbeeld. Wat een zegen dat we ons ook mogen terugtrekken
uit de drukte van het leven om te bidden en te spreken met de hemelse
Vader, Die ons alles te binnen zal brengen wat bijdraagt tot ons
heil. Want Hij is onze Vader, Die weet wat Zijn kinderen nodig
hebben. Glorie voor Zijn Naam! Er is nog een verhaal over de
wonderbare visvangst aan het einde van de bediening van Jezus.
Het is heel interessant om die twee verhalen met elkaar te
vergelijken. Hier gaat het om diep water. Daar gaat het om je netten
aan de andere kant uit te gooien. Wat een symboliek. Daar zit veel
in. Hij wil ons aan het werk hebben. Gooi het net eens aan de andere
kant. Here, dank U wel!
22 oktober [2]
5:17 |
…dat er ook Farizeeën en wetgeleerden zaten,… |
5:18 |
…met een verlamde op een bed,… |
5:19 |
…en lieten hem met zijn bed door de tegels in het midden neder, vlak vóór Jezus. |
5:20 |
En hun geloof ziende, zeide Hij: Mens, uw zonden zijn u vergeven. |
5:21 |
Wie is deze, die (zulke) godslasterlijke dingen zegt? Wie kan zonden vergeven dan God alleen? |
5:23 |
Wat is gemakkelijker, te zeggen: Uw zonden zijn u vergeven, of te zeggen: Sta op en wandel? |
5:24 |
Maar, opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven – zeide Hij tot de verlamde: Tot u zeg Ik, sta op,… |
5:26 |
…en zij verheerlijkten God, en werden met vrees vervuld, zeggende: Wij hebben heden ongelooflijke dingen gezien. |
5:30 |
Waarom eet en drinkt gij met de tollenaars en zondaars? |
5:31 |
Zij, die gezond zijn, hebben geen geneesheer nodig, maar zij die ziek zijn. |
5:32 |
Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot bekering. |
5:33 |
…vasten dikwijls en doen hun gebeden,… maar die van U eten en drinken. |
5:35 |
…wanneer de bruidegom van hen weggenomen is, dan zullen zij vasten, in die dagen. |
5:37 |
…niemand doet jonge wijn in oude zakken;… |
5:39 |
En niemand, die oude gedronken heeft, wil jonge, want hij zegt: De oude is voortreffelijk. |
We
hebben deze verhalen vaak gehoord. En dan zijn we vooral blijven
staan bij de vreemde dingen. Als we denken aan de vier vrienden die
hun zieke verlamde vriend bij Jezus brengen, dan leggen we nadruk op
het feit dat ze hem door het dak voor de voeten van Jezus legden. En
dat we dan spreken over de liefde en de volharding van de vier
broers. Je moet ook maar op het idee komen om het dak open te breken
en dan hem aan touwen naar beneden te laten zakken. Maar waar gaat
het eigenlijk om? Er waren Farizeeën en schriftgeleerden gekomen uit
Jeruzalem en uit het hele land. Ze hadden van deze nieuwlichter
gehoord. Dus ze kwamen eens poolshoogte nemen. Wat moeten ze er wel
niet van denken? En ze staan dan ook vooraan om te horen wat Hij
allemaal te vertellen heeft. En Jezus, het geloof ziende van de vier
vrienden en verlamde zei: ‘Mens, uw zonden zijn u vergeven’. Nou,
dat is toch wel heel erg vergaand. Dat is godslasterlijk, zeggen de
Farizeeën, want alleen God kan de zonden vergeven. En voor die man
was het ook heel wat. Want in die tijd geloofde men dat ziekte te
maken had met zonde. Dus het feit dat de man verlamd was had alles te
maken met de zonde van deze man of hij zelf of in zijn familie.
Ziekte en zonde waren een straf. En nu komt deze Jezus zo maar
vertellen dat de zonde is vergeven. Dat is te gek. Dat is
godslastering. Zie je nu wel. Nu weten we wat voor vlees we in de
kuip hebben. Deze profeet, waar het hele volk achteraan loopt, is een
valse profeet.
Jezus
doorziet het allemaal en zegt: ‘Wat is gemakkelijker te zeggen, Uw
zonde zijn u vergeven of sta op en wandel? Maar opdat jullie
weten dat de Zoon des mensen macht heeft de zonden te vergeven zeg
ik: ‘Sta op en wandel’. En zo gebeurt het. God manifesteert Zijn
kracht en macht tegenover een stel huichelachtige Farizeeën,
die denken dat zij de wijsheid en de macht in handen hebben. Wat
zullen ze knarsetandend zijn afgedropen. Want Jezus had ze wel goed
te pakken. Wat een schrik zal dat daar geweest zijn. De man ging met
grote blijdschap naar huis. Hij was er vast en zeker van overtuigd
dat Jezus hem kon genezen; dat wàs zijn genezing. Daar is hij zijn
hele leven van overtuigd gebleven. De mensen zien het allemaal
met ontzetting aan. Ze zijn met vrees vervuld, want ze hebben
ongelooflijke dingen gezien. God manifesteert Zijn almacht tegen elke
eigen vroomheid en dogma’s in. Het gaat erom dat we Gods Woord Gods
Woord laten. Geen eigen dogma’s en eigenwillige godsdiensten
er overheen halen. Steeds weer terug naar het Woord van God. Daar
gaat het om. En steeds moeten ook geestelijke leiders erbij bepaald
worden dat ze geen eigen wetten en dogma’s en wat wel of wat niet
dingen er bij moeten fantaseren. Dat was daar wel het geval. Het was
een knechtende, knellende godsdienst geworden.
We zien
het ook verder. Jezus roept de tollenaar Levi, vanachter zijn tolhuis
en Hij zegt: ‘Volg Mij’. Dat staat toch wel haaks op alles wat je
zou verwachten. Je roept toch geen tollenaar. Die afzetter. Die
huichelaar met de bezetter. Die gemenerik. Hij nàm altijd te veel.
De mensen konden hem wel villen. Als er iemand gehaat was, dan was
het toch wel de tollenaar. En uitgerekend zo’n man nodigt Jezus uit
om Hem te volgen. En wat gebeurt er: De man verlaat zijn business en
volgt Jezus. Nou, zo’n rabbi, daar moet je voor oppassen, want dat
kan niet veel goeds zijn. Je gaat toch geen tollenaar als je
medestander roepen. En als Hij tot overmaat ook nog aan de
uitnodiging gehoor geeft om op het afscheidsfeest van Levi te zijn,
dan is de maat vol. Hij eet met tollenaars, hoeren en zondaars. En
Jezus ziet het en zegt: ‘Zij die gezond zijn hebben geen geneesheer
nodig, maar zij die ziek zijn. Ik ben gekomen, niet om rechtvaardigen
te roepen, maar zondaars tot bekering te brengen’. Dat is een
dubbele oproep. Als zij gerechtvaardigd waren, dan hadden ze niet
zulke rare vragen gesteld. Het was dus ook een oproep aan hen om zich
te bekeren. En het is helemaal waar.
Jezus is
gekomen om zondaars te zoeken en op te roepen tot bekering. Dan zoek
je de zondaars op. Dan ga je achter ze aan. Dan wil je ze zegenen.
Dan help je ze voort. Het is heerlijk om de Naam van God te prediken
aan een wereld verloren in schuld. Wat een evangelisatie-boodschap in
dit korte stukje. Heerlijk toch. Dan mogen we uitgaan en het
doorgeven. Dan wordt het feest. Glorie voor Zijn Naam! Dank U Here
Jezus. Dank U, voor al Uw liefde en geduld. Uw trouw. U zocht de
zondaars. U zond ook naar deze lage landen uw predikers. Die het
evangelie brachten, vandaar dat ik nu zit te typen om van dat
evangelie ook weer door te geven. Glorie voor Uw Naam! Dank U wel.
Dank U wel. Amen.
Kijk, er
is nog meer om op te letten. Want de discipelen van Jezus vasten en
bidden niet zoals die van Johannes en zo ook de Farizeeën. Dat moet
toch ook. Want dat staat in de Torah. Waarom doen ze het dan niet? En
het antwoord is ontwapenend. Zolang de bruidegom bij hen is hoeven ze
toch niet te vasten? Dat is toch een duidelijke zaak. Maar straks als
Hij gegaan is, dan wordt er weer gevast en gebeden. Wacht maar, je
zult het wel zien. Wanneer de bruidegom weggenomen is dan zullen
ze weer vasten en bidden. En de gelijkenis die dan volgt is ook goed.
Je doet geen nieuwe lap op een oud kledingstuk. Want dan scheuren
beide. Dat past niet. Dat snapt iedereen. Het moet wel passen. En de
nieuwe wijn in oude zakken, dat doe je ook niet. Want dan gaan de
zakken scheuren. Jonge wijn doe je in jonge zakken. En als je oude
gedronken hebt, dan wil je de jonge niet meer, want de oude
smaakt heel goed. Het is uit het leven gegrepen. Het is een
duidelijke les. We moeten het zo maar doen. Dan komt het goed. Glorie
voor Zijn Naam!
23 oktober [2]
6:1 |
Het geschiedde op een sabbat, dat Hij door de korenvelden ging en zijn discipelen plukten aren en aten die, ze stuk wrijvende met hun handen. |
6:2 |
Waarom doet gij wat op sabbat niet mag? |
6:4 |
Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en de toonbroden heeft genomen… |
6:5 |
De Zoon des mensen is heer over de sabbat. |
6:6 |
En daar was iemand, wiens rechterhand verschrompeld was. |
6:7 |
…of Hij op de sabbat genas,… |
6:8 |
Sta op en ga in het midden staan. |
6:9 |
…of het geoorloofd is op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te redden of verloren te doen gaan. |
6:10 |
Strek uw hand uit. Hij deed het en zijn hand werd weder gezond. |
6:11 |
…wat zij Jezus doen zouden. |
6:12 |
…dat Hij naar het gebergte ging om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God. |
6:13 |
…en koos er twaalf uit,… |
6:18 |
…die gekomen waren om Hem te horen en genezen te worden van hun ziekten; en die gekweld werden door onreine geesten werden genezen. |
6:19 |
En de gehele schare trachtte Hem aan te raken, omdat er kracht van Hem uitging en Hij allen genas. |
Het
staat er zo precies beschreven. Het was sabbat. Dan werk je niet. Ze
plukten aren. Dat doe je dus niet op de sabbat. Dat wist iedereen.
Dat wisten dus ook de discipelen. Waarom deden ze het dan? Want
iedereen kan het toch zien? En als je weet dat je dat niet moet doen,
dan moet je de anderen toch ook niet in problemen brengen? Dat is
toch bewust om problemen vragen? Dat is dom. Dan haal je zelf de
problemen over je. Dan moet je het ook zelf maar weten. Wat dom zeg.
En dan wrijven ze ze tussen hun handen. Nou, als dat geen werken is.
Dat lijkt wel de molensteen die het graan fijn maalt. Die laat je
toch ook niet op de sabbat werken? Dan rust je toch van je arbeid?
Dan doe je het niet. Dus plukken en wrijven op zondag om te eten, dat
doe je niet. Het raderwerk staat stil. En doe je het wel, dan ben je
in overtreding. Dan krijg je problemen met de leiders van het volk.
En zo gebeurde het ook. Want ze hebben er meteen een opmerking over.
En de leiders begrijpen heel goed dat het niet het eigen idee is van
de discipelen, maar dat het komt omdat wat hun Leider leert. Die gaat
dus tegen de wet in. En daar moet iets aan gebeuren. En dan beginnen
ze Hem te vragen waarom Hij dat aren plukken op sabbat toelaat. Ja,
ze waren ervan overtuigd dat ze Hem daarop konden pakken.
Maar
Jezus pakt hen met hun eigen geschriften. Natuurlijk kennen ze het
verhaal dat David met zijn trawanten honger had en van de broden van
de tafel der toonbroden at, waar alleen de priesters van mochten
eten. En daar is ook niets van gezegd. Dat was toch niet juist? Daar
had toch straf op moeten volgen? Maar het was om hem van de
hongerdood te redden. Of om wat voor reden ook. Wat hebben ze er toen
eigenlijk van gezegd? Maar de Farizeeën, die zo goed wisten hoe het
tot in de details geregeld moest worden, hadden hier geen verklaring
voor gegeven. En zo zijn ze stil en weten niet wat te antwoorden. En
dan zegt Jezus: ‘De Zoon des mensen is Heer over de sabbat. De
sabbat is er niet voor de mens, maar de mens is er voor de sabbat’.
De sabbat moet geen kwelling worden maar mag een feest zijn voor de
schepselen van God, want God rustte op deze sabbat om te genieten van
het werk van Zijn handen en zo moeten we dus ook de sabbat inrichten.
Genieten van de Schepping van God. Weg van al het gehaast om maar te
zorgen dat we kunnen eten. Weg van de economische kringloop en helpen
om de rust te ontdekken om in deze zondige wereld te herijken dat het
goed is om met God te leven. Dan, op de sabbat, de rust te ontvangen
en de zekerheid hebben dat niets uit Zijn hand valt. Uit het leven
gegrepen. Want wat zijn wij vandaag ontzettend veel kwijtgeraakt van
de rust in Hem. Het lijkt wel of alles wat van God is er een beetje
bij hangt en niets van invloed is op de inrichting van ons leven. En
dat terwijl ons leven ervan afhangt.
Daarom
mogen we altijd weer teruggaan naar dat begin waar het goed is. Waar
we genieten van Hem, waar de liefde heerst en we elkaar niet in de
steek laten en elkaar geen wetten opleggen. Want de Zoon des mensen
is Heer over de sabbat. Dat staat haaks op het Farizeïstisch: dit
mag niet en dat mag niet. Alles mag, omdat we niet anders willen dan
de wil van God te doen. En als dan in de volgende gelijkenis de man
met de verschrompelde hand in de synagoge zit en ze allemaal Hem
proberen te pakken als Hij het lef heeft om deze man in de synagoge
te genezen, dan vraagt Hij uitdagend: ‘Is het geoorloofd op sabbat
goed te doen of slecht te doen, een leven te redden of een leven
verloren te doen gaan?’ Waarom zat deze man met verschrompelde hand
eigenlijk in de synagoge? Mocht een gehandicapte eigenlijk wel in de
synagoge zitten? Maar nu zat Hij er. En het antwoord op Jezus’
strikvraag werd niet gegeven. Hij wist wat in hun denken was
opgesloten. En dan zegt Hij tegen de man terwijl Hij de mensen rondom
Hem strak aankijkt: ‘Strek uw hand uit’. En hij strekte zijn hand
uit. En hij werd gezond. Ze zijn volkomen in de war. En ze
beraadslagen wat ze tegen Hem kunnen doen. Want Hij gooit heel hun
systeem in de war. En dat is het ergste wat de kerkleiders kan
overkomen. Want ze willen de zaak in de rust houden. Ze hebben het nu
eindelijk allemaal zo georganiseerd en nu moet het ook zo blijven.
Alstublieft geen gedoe in de tent. Heerlijk toch, om alle raddraaiers
buiten de deur te houden.
En dan
kiest de HERE Jezus Zijn twaalf discipelen uit. Het is een bonte
verzameling van mensentypen. Totaal verschillend. En als Hij met ze
afdaalt, dan is daar een grote groep mensen. Want overal waar Hij
gaat, daar komen de mensen op Hem af. Ze komen om Hem te horen en om
genezen te worden. Heerlijk toch? Wat een liefde en wat een kracht
gaat er van Hem uit. De mensen dolen rond als schapen zonder herder
en nu is de Goede Herder gekomen en de Goede Herder geeft Zijn leven
voor Zijn schapen. Wat een geweldig beeld, daar wil toch iedereen
bijhoren? Heerlijk om die stem te volgen. En ze proberen Hem aan te
raken en genezen te worden omdat er kracht van Hem uitgaat. Ze worden
gekweld door onreine geesten en die moeten uitgedreven worden. Dat
werkt genezend en dat herstelt relaties. Wat kapot is wordt weer
heel. Wat is er toch veel kapot in de wereld. Wat moet er toch veel
genezen worden. En wat gaat er ook vandaag een kracht van Jezus uit.
Dat moeten we proclameren. Dat moeten we rondbazuinen. Daar moeten we
niet over zwijgen. Daar worden we enthousiast van. Glorie voor Zijn
Naam! Heerlijk om Die Jezus te volgen. Er komt geen einde aan. We
zijn op weg naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar
gerechtigheid woont. En telkens als daar iets van blijkt in ons leven
en we tot elkaar komen in de kracht en de liefde van Hem, dan zien we
een stukje hemel op aarde. Dan zien we hoe het geweest moet zijn in
het paradijs. En dat is onze toekomst. Heerlijk. Kom ook mee! Wacht
niet langer! Het is goed. Glorie voor Zijn Naam!
24 oktober [2]
6:20 |
En Hij hief zijn ogen op naar zijn discipelen en zeide: Zalig, gij armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. |
6:21 |
Zalig, gij, die nu hongert, want gij zult verzadigd worden. Zalig, gij, die nu weent, want gij zult lachen. |
6:22 |
Zalig zijt gij, wanneer u de mensen haten en wanneer zij u uitstoten, en smaden en uw naam als slecht verwerpen ter wille van de zoon des mensen. |
6:23 |
Verblijdt u te dien dage en springt op van vreugde, want, zie, uw loon is groot in de hemel; immers, op dezelfde wijze hebben hun vaderen met de profeten gehandeld. |
6:24 |
Maar wee u, gij rijken, want gij hebt uw vertroosting reeds. |
6:25 |
Wee u, die nu overvloed hebt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu lacht, want gij zult smart hebben en wenen. |
6:26 |
Wee u, wanneer alle mensen wèl van u spreken; immers, op dezelfde wijze hebben hun vaderen met de valse profeten gehandeld. |
6:27 |
Maar tot u, die Mij hoort, zeg Ik: Hebt uw vijanden lief, doet wèl degenen, die u haten; |
6:28 |
zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen. |
6:29 |
Slaat iemand u op uw wang, keer hem ook de andere toe, neemt iemand u uw mantel af, laat hem ook het hemd nemen |
6:31 |
En gelijk gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun evenzo. |
6:33 |
Want indien gij goed doet aan wie u goed doen, wat hebt gij vóór? |
6:34 |
Ook zondaars lenen aan zondaars om evenveel terug te ontvangen. |
6:35 |
Neen, hebt uw vijanden lief,… en uw loon zal groot zijn en gij zult kinderen van de Allerheiligste zijn, want Hij is goed jegens de ondankbaren en bozen. |
6:36 |
Weest barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is. |
6:37 |
En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. …laat los en gij zult losgelaten worden. |
6:38 |
Geeft en u zal gegeven worden:… Want met de maat, waarmede gij meet, zal u wedergemeten worden. |
Dit is
wel een heel vol stuk. Over bijna elk vers kun je wel een boek
schrijven. Het is zo compact. Zo direct. Zo duidelijk, zo
confronterend en richtinggevend. Heerlijk om daarin te duiken en
rechtop uit te komen. Het praat er niet omheen. Het is recht toe,
recht aan. Kunnen we mee vooruit. Laten we het maar eens proberen.
Het heeft alles te maken met de tijd toen, maar ook met de tijd nu.
Het gaat om de mensen die het zelf wel denken te doen en zelf de
zaakjes wel kunnen regelen en niet met God of gebod rekening willen
houden. En dan komt Jezus en draait de zaak radicaal om. Hij zet de
werkelijke werkelijkheid neer tegenover de rauwheid en de
duisternis van de zonde en het eigen ik.
Zalig
gij armen, want uwer is het Koninkrijk Gods. Dat slaat toch nergens
op. Want wat moeten we met al die armen? Het zijn toch de rijken, zij
die het gemaakt hebben, die weten hoe hun schaapjes op het droge
te krijgen, waar het omgaat? Neen, zegt God, Ik ben gekomen voor de
armen van geest, de verdrukten, zij die het niet maken. Ik ben
gekomen voor de verbrokenen van hart. En dat is de richting waarin we
moeten denken. Zalig gij die nu hongert, want gij zult verzadigd
worden. Ja, dat kan nu allemaal wel heel moeilijk lijken, maar God
vestigt Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid en daar zal het
duidelijk zijn hoe de situatie ligt. Hij gaat dan de leiding nemen.
En zij die toen verdrukt werden en het brood uit de mond gestoten,
die zullen verzadigd worden. Vele laatsten zullen de eersten zijn,
dat is de Jezus-volgorde. We doen er goed aan om daar ook radicaal in
te gaan staan, willen we niet tot de eersten behoren die de laatsten
zullen zijn. We kunnen het ook vandaag heel direct beïnvloeden. En
ook vandaag lijkt het erop dat de wereld de boel allemaal wel
zonder God of gebod kunnen rooien en ze de christenen maar een
lastige groep vinden die de boel aardig in de weg zit. Daar moeten ze
niets van hebben. Daar gaan ze tegen in en die mensen proberen ze een
kopje kleiner te krijgen. Ze smaden ons ter wille van de Zoon des
mensen. Want Jezus, de Messias, staat haaks op het eigen zondige
denken. Hij ontmaskert de boze. Hij stelt ze allen te kijk. Hij
overwint ze. En daar moet de wereld niets van hebben. Weg met
Hem! Na drie jaar hebben ze Hem ook weggewerkt, aan een kruis,
denkend dat het dan wel afgelopen zou zijn. Hoe anders is het
gelopen. Gods Woord houdt stand in eeuwigheid. Glorie voor Zijn Naam!
Daarom, verblijdt u te dien dage, want uw loon is groot in de hemel.
En daar gaat het tenslotte om. Deze wereld, daar zijn we maar een
zucht en dan is het voorbij. Maar in de hemel zijn we eeuwig en
zonder zonde en in grote blijdschap. De satan is gebonden. De zonde
is niet meer. En denk maar aan al de profeten die ook van die
heerlijkheid profeteerden en opriepen tot bekering, die hebben ze
gedood, want ze duldden niet dat hun eigen op afgoden gebaseerde
rijk, zou worden aangetast. En ze doodden de profeten. Maar je kunt
wel het leven nemen, maar niet de ziel.
Dus
rijken pas op. Jullie gaan er aan. En je kunt nu wel overvloed
hebben, maar je overvloed zal in een uur weggenomen worden bij de val
van Babylon en dan zul je hongeren. Dan zijn de rollen omgekeerd. En
het eeuwige vuur wacht je in de wereld waar de satan zijn koninkrijk
heeft. En wees maar niet blij als alle mensen goed van je spreken,
want dat gebeurde ook met de valse profeten. Die spraken de vorst
naar de mond en zo konden alle mensen goed van ze spreken. Maar het
was niet de werkelijkheid en de waarheid. Die kwam dan ook aan het
licht en zij werden ontmaskerd.
Wat is
dan de wet van God? Hebt uw vijanden lief, doet wel degenen die u
haten. Dat is toch ook wat. Liefhebben degene die je haten. Hoe kan
dat nou? Dat is toch de omgekeerde wereld? Dat slaat toch nergens op?
Wie doet dat nou? Bidt voor wie u smadelijk behandelen. Nou, je weet
toch wel wat beters? Hoe kun je dat nu doen? Wat een
ondoorgrondelijke opmerking. Maar wat is het de spijker op z’n kop
slaan. Het staat volkomen haaks op ons egoïstische gevoel van
verongelijkt zijn als een ander je iets aandoet. Je zou ze wel dit en
je zou ze wel dat. Maar dat is dan de oorlogsverklaring. Dat is oog
om oog en tand om tand. Dat is je eigen gelijk hebben. Dat is de
ander niet de gelegenheid geven om uit zijn eigen gevangenis van
de zonde te komen. Hoe komt ooit iemand die jou haat tot bekering als
je niet voor hem bidt? Dat is de grootst mogelijke ontwapende liefde
van God. Dat staat zo haaks op het verwachtingspatroon van hem
die jou haat, dat het zijn weg tot bekering kan worden. Hoe bijbels
is het ook. Want is het niet de Zoon van God Zelf Die gehaat werd en
omdat Hij gehaat werd, Zijn leven heeft gegeven voor Zijn vrienden?
Wij verdienden de straf. Hij had alle reden om ons te haten. Maar hij
had ons lief met een ondoorgrondelijke, grenzeloze liefde, omdat Hij
wist dat de enige weg tot het heil voor de wereld was om je vijanden
lief te hebben en de weg tot verlossing dwars door de grootst
mogelijke haat aan te bieden. Wat een liefde. Wat een geduld. Wat een
grootheid. Here, dank U wel voor zo veel liefde. En als U ons dan
lief gehad hebt met een onvoorwaardelijke liefde, hoe zouden wij
dan zo maar iemand kunnen haten?
Dank U,
Here, voor Uw grote liefde en richting die U wijst om ons te
behoeden voor struikelen. Dank U wel! Het is eigenlijk ook zo
simpel. Indien wij liefhebben alleen maar hen de ons liefhebben, dan
verandert er niet veel. Dan is het enkel omdat de ander hetzelfde
doet. Het probleem kan eerst echt opgelost worden als de liefde
overwint en de ander de strijdbijl begraaft, ook al gaat de ander
door met dreiging en geweld. Dat is echte liefde. En dan moet je je
ook gedragen dienovereenkomstig. Wat jij niet wilt dat jou geschiedt,
doe dat ook de ander niet. Daar kun je op bouwen. Hoe kan je van de
ander liefde verwachten als jij in haar probeert het van hem te
winnen? Dat doen ook de heidenen, die doen pas voort wat, hoort wat;
niets voor niets; tand om tand. Doe je vijanden goed, want dan zou je
kinderen van de Allerhoogste genoemd worden, want Hij is goed jegens
ondankbaren en bozen. En dat is zo. Als God net zo zou handelen als
wij vaak denken te moeten handelen die ons tegenstaan, dan waren
we er allemaal al niet meer geweest. Er is een God in de hemel die
het al bestuurt en ons steeds weer bij de les trekt. Weest
barmhartig, gelijk uw Vader barmhartig is geweest. Oordeelt niet,
opdat je niet geoordeeld wordt. Laat los en gij zult losgelaten
worden. Uit het leven gegrepen. Hoe vaak zitten we niet verwrikt in
het denken en doen van onszelf. We zijn vastgelopen en zien ook
niet meer hoe we daar uit kunnen komen. Maar God zegt: Weest
barmhartig. Net als je Vader barmhartig is. Zijn barmhartigheden
houden niet op. Elke morgen zijn ze nieuw. En Hij zou alle reden
hebben om er een einde aan te maken, maar het gebeurt niet. Gods
Koninkrijk moet nog tot stand komen. Wij moeten als volgelingen van
Jezus doen zoals Hij het doet. En dat is verkondiging en niet links
en rechts kijken. Alleen maar het evangelie rondbazuinen.
25 oktober [2]
6:39 |
Kan een blinde een blinde geleiden? Zullen zij niet beiden in een put vallen? |
6:40 |
Een discipel staat niet boven zijn meester, maar al wie volleerd is, zal zijn als zijn meester. |
6:41 |
Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet? |
6:42 |
…terwijl gij de balk, die in uw eigen oog is, niet ziet? Huichelaar,… om de splinter in het oog van uw broeder weg te doen. |
6:44 |
Want elke boom wordt aan zijn eigen vrucht gekend. |
6:45 |
Een goed mens brengt… het goede voort… Want waar het hart vol van is, daarvan spreekt de mond. |
6:46 |
Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat ik zeg? |
6:47 |
Een ieder, die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is. |
6:48 |
Hij is gelijk aan iemand, die bij het bouwen van een huis diep gegraven en het fundament op de rots gelegd heeft. Toen een watervloed kwam en de stroom tegen dat huis aansloeg, kon hij het niet aan het wankelen brengen, omdat het goed gebouwd was. |
6:49 |
Doch wie hoort en het niet doet, is gelijk aan iemand, die een huis op de grond bouwt zonder fundament. Toen de stroom daar tegenaan sloeg, stortte het terstond in en het huis werd één grote bouwval. |
Het zijn
allemaal maar korte stukjes. Althans dat hebben de bijbelvertalers
ervan gemaakt. Het is Lucas, die de verhalen achter elkaar zet. Lucas
heeft heel scherp door waar het bij de HERE Jezus over gaat. Wat een
prediking. Wat een duidelijkheid. Wat een genade om het allemaal zo
duidelijk te horen en te lezen. Het is niet voor tweeërlei uitleg
vatbaar. En dat is maar goed ook, want we hebben het allemaal in ons
om het naar ons zelf te draaien. Jezus spreekt heel veel in
gelijkenissen. Dat was men kennelijk gewoon. Je hebt het dan over
iets, maar je bedoelt iemand. Je moet dus heel goed opletten of jij
zelf niet bedoeld wordt. Daar hadden de mensen en zeker de
geestelijke leiders in die tijd, erg veel moeite mee. Want ze horen
wel, maar horen niet. ‘Wie oren heeft, die hore’, zegt de Here
Jezus dan. Horende doof en ziende blind. Dat kan je zo maar gebeuren
als je hart op je zelf gericht is en je niet wilt openstaan voor wat
anderen en zeker niet wat God tot je te zeggen heeft.
Het gaat
hier om een balk en een splinter. Een voorbeeld uit het leven
gegrepen. Want we zitten er toch vol van om kritiek te hebben op
een ander, terwijl we zelf schuldig staan. We willen de splinter uit
het oog van de naaste weg doen, maar niet de balk uit ons eigen oog.
Daarom, doe eerst de balk uit je eigen oog weg, voordat je een ander
begint te bekritiseren over dit en dat wat je in hem ziet. Dat wil
niet zeggen dat dat wat fout is bij de ander, goedgepraat wordt, maar
zing eens een toontje lager en sta samen in de schuld tegenover God
vanwege de zonde en doe samen boete en belijd je zonden. Door samen,
met de ander, in de verootmoediging te gaan staan, win je de ander.
Je bent zelf geen haar beter. Want er bestaan voor God geen grote en
kleine zonden. Zonde is zonde. Doe je dat niet, dan ben je een
huichelaar. En daar zit het leven vol van. We kunnen ons o zo vroom
voordoen. Maar ondertussen. En dat ziet de ander vlijmscherp. We
hebben daar een ontzettend scherpe antenne voor. Zeker naar een
ander. En voor ons zelf willen we het vaak verbloemen. En daarom is
dit stukje goed om in te lijsten en boven je bed te hangen. Of nog
beter, je voor ogen te houden of nog veel beter, het in te prenten.
Want als je de balk uit je eigen oog hebt gehaald dan zie je ook heel
scherp om je broeder te helpen. Hoe kan je een ander helpen als
jezelf diep in de zonden zit. Bekeer je! Ook om de andere te kunnen
helpen. Want wie een ander helpt, die helpt zichzelf. Glorie voor
Zijn Naam! Dank U wel HERE!
En dan
volgt vanzelf respect. Een goede boom brengt goede vruchten voort.
Een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen; aan de
vruchten kent men de boom. En het is duidelijk dat je van dorens geen
vijgen kunt plukken en van een braamstruik geen druif. Daar is geen
speld tussen te krijgen. Duidelijke taal. Een goed mens brengt uit de
goede schat zijns harten, het goede voort. Wat een weldaad. Het gaat
er dus om dat je een goed hart hebt. Een hart, zacht van de liefde
van God. Dan weet je en dan voel je dat er alleen maar goede dingen
uit voortkomen. Dan wil je het goede voor de ander, want je weet ook
dat God jou het goede geeft. Het hart is belangrijk. Als de
hartsgesteldheid goed is dan is heel het lichaam goed. Een goed hart
is goed voor heel het lichaam. Dat bepaalt alles. Een hart is meer
dan een hart. Het hart is het centrum van de wil. God raakt het hart
aan. En komen er slechte dingen uit je hart, dan is heel je leven een
probleem. Dan weet je niet wat je je op je hals haalt. Want dan kom
je in de duisternis terecht. Pas dus op dat je hart goed blijft. In
het licht. Dicht bij Jezus. Want de aanval op ons hart is enorm. We
worden verleid en aangevallen. We worden in de war gebracht en door
elkaar geschud. De brandende pijlen van de boze komen constant op ons
af. We ervaren het aan alle kanten. Maar het gaat erom dat we
schuilen bij het Woord van God. Want God wil Zijn Woorden in ons hart
leggen. En Zijn woorden zijn goed. Het is de liefde van God die
uitgestort wordt in ons hart. Heerlijk toch. Wat een hart van God.
Gods hart is zo groot dat we er met al ons lek en gebrek in passen.
Heerlijk! Wat een veilig gevoel. Daar kan je wel je hele leven over
bezig zijn en van genieten. En dat is ook de bedoeling.
En dan
is het natuurlijk heel simpel. Je kunt wel Here, Here, roepen. Maar
al je niet doet wat de Here zegt dan helpt dat ook niet. Dan ben je
verkeerd bezig. Dan gaat het niet goed. Stom hè. Pas op! Ik zal
uitleggen op wie je dan lijkt zegt de Here Jezus. Je lijkt op een man
die zijn huis bouwt zonder fundament. En de stormen komen en het
huis stort terstond in, want het werd een grote bouwval. Maar als je
doet wat Ik zeg, dan ben je een mens die zijn huis bouwt op een diep
fundament, daar waar de grond vast is. Komt dan de storm, dan blijft
het huis staan, want het is op een fundament gebouwd. Dat spreekt ons
wel aan, want op drassige grond moet je diep heien om vaste grond te
vinden. Dus het gaat erom dat je op het fundament moet gaat staan.
Kennelijk komen de stormen in je leven. Daar moet je op voorbereid
zijn. Daar ontkomt dus blijkbaar niemand aan. Maar dan is belangrijk:
Waar heb je je hoop op gevestigd. Waar bouw je op? Waar houd je je
aan vast? Waar is je blik op gericht. En dan is het heel eenvoudig.
Houd je vast aan het fundament van God. God heeft de wereld
geschapen. Hij heeft het alles gemaakt. Hij heeft het grote
wereldgebeuren in Zijn hand. Daar gaat het om. Glorie voor God!
Er zijn
zoveel geluiden. Er zijn zoveel zogenaamde fundamenten. Maar het
fundament is het Woord van God. Het is het zwaard des Geestes. Dus er
is oorlog. Er wordt een gevecht gevoerd op het fundament. Maar hopen
en bouwen op dat fundament van Christus. Dan val je niet om. Dan
blijf je staan. En doe je het niet, dan wordt alles een grote
bouwval. En dat is te zien in het leven van heel veel mensen. Hoe
heerlijk is het niet om te ontdekken dat het fundament het eeuwige
leven is en de zekerheid dat je door het lijden en de beperkingen en
de zonde in dit leven heen gedragen wordt omdat Messias Jezus de Zoon
van God weet dat er geen andere weg is om gered te worden dan door
het bloedoffer van de HERE Jezus, want de zonde moet verzoend worden
wil er vergeving zijn. Wat een genade. Wat een verlossing. Je kunt
het met je hoofd en hart en handen aanvoelen en weten. Want het staat
geschreven en waar het hart vol van is daar stroomt de mond van over.
Heerlijk! Glorie voor Zijn Naam!
26 oktober [2]
7:2 |
Een slaaf nu van een hoofdman, die deze op hoge prijs stelde, was ernstig ongesteld en lag op sterven. |
7:5 |
…want hij heeft ons volk lief en onze synagoge heeft hij gebouwd. |
7:7 |
…maar spreek (slechts) een woord en mijn knecht moet herstellen. |
7:8 |
Ga heen, en hij gaat heen, en tot de ander: Kom, en hij komt,… |
7:9 |
…verwonderde Hij Zich over hem,… Ik zeg u, zelfs in Israël heb Ik een zó groot geloof niet gevonden! |
7:10 |
…vonden zij de slaaf gezond. |
7:12 |
…een dode werd uitgedragen, de enige zoon zijner moeder, die weduwe was,… |
7:13 |
…werd Hij met ontferming over haar bewogen… |
7:14 |
Jongeling, Ik zeg u, sta op! |
7:16 |
Een groot profeet is onder ons opgestaan, en: God heeft naar zijn volk omgezien. |
De
hoofdman behoorde tot de bezettende macht. Ook hij had natuurlijk van
Jezus gehoord. Want het was juist in zijn streek dat Jezus grote
scharen trok en veel wonderen en tekenen deed. Ongetwijfeld hebben de
opperbevelhebbers uit Jeruzalem hem speciale instructies gegeven
om goed op deze Jezus te letten. Want de mensen wisten dat er een
sterke Messias-verwachting heerste en dat de Joden verwachtten dat
deze Messias hen van de Romeinen zou verlossen. Dus als het de
Messias was dan was zeker dat Hij een leider van een opstandelingen
beweging was en dat moest je meteen de kop indrukken. De hoofdman
heeft zich ongetwijfeld erg verantwoordelijk geweten.
Zijn
knecht, waarop hij erg gesteld is, is ziek. Hij zou vast gaan
sterven. Wat moet hij doen? Hij roept enkele vrienden van Jezus en
vraagt of Hij wil komen. En de vrienden zeggen dat hij de hoofdman
wel moet helpen want deze man heeft ons volk lief en hij heeft zelfs
de synagoge gebouwd. Nou, dat is wel heel bijzonder. En als Jezus op
weg gaat, komen andere vrienden en berichtten dat de hoofdman gezegd
heeft dat hij niet waardig is dat Jezus onder zijn dak komt. Maar als
hij een woord spreekt dan zal de knecht herstellen. Want zegt de
hoofdman: Als ik tot mijn knecht zeg: “Ga, dan gaat hij, en zeg ik,
kom, dan komt hij. Daar hoef ik niet aan te twijfelen”. En met de
slaaf hetzelfde. Zegt hij: “doe dit, dan doet hij het. Daar is geen
twijfel mogelijk”. En zo weet hij ook dat als Jezus een woord
spreekt dat het zal gebeuren. Dat is vast en Jezus is verbaasd en
keert Zich naar het volk en zegt: Zo’n groot geloof heb Ik in
Israël niet gevonden. En toen de mannen terugkwamen bij de hoofdman
vonden ze de knecht gezond.
Wat een
onvoorstelbaar duidelijk voorbeeld hoe we de zaken moeten zien. Wij
denken dat het hier over genezing gaat. En daar gaat het ook over. En
het gaat om geloof. Deze hoofdman weet wat het is om bevelen te
geven. En hij twijfelt er geen seconde aan dat het dan ook zal
gebeuren. Nou, net zo groot is zijn geloof in deze Jezus. Hij
twijfelt er geen seconde aan, dat als Jezus woorden van genezing
spreekt, het ook zal gebeuren. Het is immers Jezus en dan weet je het
toch. Hij heeft macht over ziekte en dood. Als Hij spreekt dan
gebeurt het. Hij is oppermachtig. Hij heerst over het grote
wereldgebeuren. Hij spreekt en het is er. Zo is het. Maar wat doen
wij? Wij lopen in ongeloof rond en denken zelfs op het moment dat we
volledig op Hem vertrouwen dan toch vaak weer heimelijk, dat we het
eerst moeten zien om het te geloven. Om ons ongeloof, om ons
kleingeloof, gebeuren er geen wonderen en tekenen. We zijn berekend.
We zijn te rationeel. We zijn zo rationeel dat we nauwelijks kunnen
geloven dat er een God is. We zijn zo in beslag genomen door ons
denken, dat we een dikke laag ratio over ons geloof gelegd hebben,
waar we als het ware opnieuw doorheen moeten breken om de ware
almacht van God te zien.
Het is
uit het leven gegrepen. Het gaat niet over ziek of gezond. Het gaat
erom of we ons restloos overgeven in de armen en de zekerheid van Hem
Die ons liefheeft en ons wil helpen en het goede met ons voor heeft.
Hij weet het lijden van deze wereld. Hij weet wat we kunnen
verwachten. Hij weet dat de dood heerst in ons sterfelijk lichaam.
Ook de knecht van de hoofdman is later gestorven. Hij heeft er nog
een korte tijd bij gekregen. Dat is genade van God. Maar het
belangrijkste is dat we weten dat we geborgen zijn in Christus, in
God. Gekocht en betaald door het bloed van Christus. Wat zijn we toch
vaak dom en berekenend bezig. Alsof wij de wijsheid in pacht hebben.
Hij heeft alles in Zijn hand. De hoofdman weet dat heel zeker. Als
Jezus spreekt, dan gebeurt het. Daar hoef je niet aan te twijfelen.
En in dat geloof vraagt hij om zijn knecht te genezen. Jezus zegt
verwonderd: ‘Zulk geloof heb Ik in Israël niet gevonden’. Dat is
wel een beschuldigende opmerking. Je zou zeggen, dat je zulk geloof
juist wel in Israël zou vinden. Want daar is toch het centrum van
Gods plan. Daar weten ze toch zeker precies hoe het allemaal zit?.
Maar, neen hoor. Zulk geloof heeft Jezus zelfs in Israël niet
gevonden. Is het dan zover weggezakt? Is het dan in de dagen van
Jezus ook overdekt met een laag dogma die het levende geloof heeft
bedolven onder regels en regels die het nauwelijks nog mogelijk maken
om God aan het werk te zien.
Het is
uit het leven gegrepen. Wij zijn vandaag ook zo rationeel en alles in
regeltjes vervlochten dat we nog nauwelijks zien hoe het werkelijk
is. Maar God laat zich niet inpakken. God neemt het niet. Hij opent
Zijn woord. En zegt ook vandaag: ‘Geloof alleen!’ Ga en ga, kom
en kom! Doe dit en doe het. Dat is niet een knechtend gebod, maar een
bevrijdend wandelen in de liefde en de bescherming van God. Heerlijk
toch? Wat een voorrecht. Prijs de Heer! Het gaat bij genezing niet om
ons denken en onze wensen. Het gaat bij genezing om de
onvoorwaardelijke overgave aan God. Hij weet wat goed voor ons is. En
vanuit de absolute zekerheid en liefde voor de Here God Die ons in
leven en sterven niet in de steek laat, gaan we bidden om genezing.
Weg met alle twijfel. Weg met al ons menselijk geredeneer.
Onvoorwaardelijk geloven in dat wat God doet is altijd goed. Heerlijk
om in die vrede te leven. Dan zullen de mensen zeggen: ‘Wat hebben
die mensen toch?’ Glorie voor Zijn Naam!
Dank U
wel HERE! Zo met U te wandelen geeft grote vrede en rust. Dan word je
niet meer heen en weer geslingerd, maar vaar je een vaste koers. Op
naar Zijn rijk van recht en gerechtigheid, waaraan geen einde komt.
Kom Here Jezus, kom spoedig! Heerlijk! Wat een eeuwigheid.
En dan
sterft de zoon van de weduwe. Haar enige zoon. Jong. Nu heeft ze
niets meer. Die zoon was haar redding. Haar verzorging. Wat een
verdriet. Waarom Here, moet deze vrouw dit nu overkomen? Wat kan een
mens toch veel overkomen. Wat een vragen en wat een verdriet. Daar
gaat de rouwstoet. En wat gaan er een rouwstoeten. Er komt geen einde
aan. Wat is er een lijden in deze wereld. Je ziet het overal om je
heen. Wat een ellende. Wat een tragiek. Je ziet het aaneengeregen op
de journaals van deze wereld. Er komt geen einde aan. Wat een
tragiek. Wat een toestand. Wat moeten we ermee?. Here, waarom toch al
dat leed? Here kom spoedig. We kunnen niet meer wachten. Help ons.
Help ons. We kunnen niet meer. De duivel gaat rond als een briesende
leeuw. Zoekende wie hij kan verslinden. En het is waar. Wat een
ellende in de wereld. De liefde is zoek.
Jezus
ziet het allemaal. Hij ziet deze vrouw en haar verdriet. Hij ziet
alle verdriet van de wereld. Er gaat Hem niets voorbij. Hij
lijdt het meest onder het lijden van de mensheid. En Hij is met
innerlijke ontferming bewogen om zoveel leed. Hij houdt de stoet
stil. Hij raakt de baar aan. Dat is het laatste wat je doet, want als
er iets onrein is, is het wel een dode. Maar hij verklaart het rein
en zegt: ‘Sta op’. En de jongeling staat op. Consternatie alom.
Wat gebeurt hier? Wat een vreugde. En dat is Jezus. Hij geneest.
Hij heeft de dood overwonnen. Op het kruis van Golgotha. Hij laat ons
nooit in de steek. Hij redt ons. Hij geeft ons een plaats in het
Koninkrijk. Hij wil ons voor altijd bij Zich hebben. Daar gaat het
om. Glorie voor Zijn Naam! Wat een verhaal. Wat weer een stukje uit
de bijbel. Daar kun je je hele leven wel op teren. Leven in geloof en
verwachting. Of je nu jong of oud, ziek of gezond bent. Ga met God,
dan ga je goed. En Hij wil dat we genezen, dat we gezond wandelen met
Hem. Hij geneest en wij mogen het onvoorwaardelijk geloven. Dat is de
schrift. O Here God, kom ons ongeloof te hulp.
27 oktober [2]
7:19 |
Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? |
7:21 |
Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en plagen en boze geesten en aan vele blinden schonk Hij het gezicht. |
7:22 |
Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt, armen ontvangen het evangelie; |
7:23 |
en zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt. |
7:24 |
Een riet, door de wind bewogen? |
7:26 |
Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. |
7:27 |
Deze is het, van wie geschreven staat: Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor u heen bereiden zal. |
7:28 |
…maar de kleinste in het Koninkrijk Gods, is groter dan hij. |
7:32 |
Zij zijn gelijk aan kinderen,… en gij hebt niet gedanst;… en gij hebt niet geweend. |
7:33 |
Want Johannes de Doper is gekomen, geen brood etende of wijn drinkende, en gij zegt: Hij heeft een bozen geest! |
7:34 |
De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en gij zegt: Zie, een vraatzuchtig mens en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars! |
7:35 |
En de wijsheid is gerechtvaardigd door al haar kinderen. |
Johannes,
Johannes, je was nog wel de voorloper. De bode die de Messias moest
aankondigen. Je was nog wel geprofeteerd. Je was niet zo maar een
profeet. Je was de heraut. Hij doopte met water, maar Die na hem
zou uitkomen doopte met de Heilige Geest. De Farizeeën wilden zich
niet laten dopen en liepen de zegen mis. Zij bleven bij hun eigen
dogma’s. Dat kon toch niet? Dan moeten ze het zelf maar weten. Ze
konden het weten. Ze hadden toch de schriften? Zij waren toch de
wetgeleerden? En toch wisten ze niet hoe het zat. Ze hadden er dikke
lagen dogma’s en regeltjes over heen gelegd. En ja, als er dan
iemand komt die probeert de boel weer in orde te maken, dan heb je
problemen. En zo is het ook met Johannes. Hij had gezien hoe Jezus
gedoopt werd. Hij had de stem gehoord. Deze is Mijn geliefde Zoon in
Wien Ik een welbehagen heb. De mensen wisten van de bode die komen
zou om de Messias aan te kondigen. Dat staat in Maleachi. Dat nu
was Johannes.
En dan
komt Johannes met de vraag of Jezus nu werkelijk de Messias was, Die
komen zou. Wat een vraag wat een teleurstelling. Zelfs Johannes. En
kennelijk ook de vrienden die Johannes stuurde waren er niet zo van
overtuigd dat ze Johannes overtuigden dat Jezus inderdaad niet anders
dan de Messias zijn kon. Wat ook weer een uit het leven gegrepen
vraag. Zou het nu werkelijk waar zijn? Hoe weten we nu zeker dat Hij
de Messias is? Zou het waar zijn wat in de bijbel staat? Hoe moeten
we het allemaal geloven? Er zijn zoveel andere stemmen die er anders
over denken. Waarom zou dit dan de waarheid zijn? Dat is toch wel erg
arrogant. En nog wel de enige waarheid. En daar gaan we met al onze
eigen vragen en denken. En we komen nergens uit. Johannes, Johannes.
Wie heeft je betoverd? Wie heeft je in de war gebracht? Je zit nu in
de gevangenis volgens de andere evangeliën. En dat valt ook niet
mee. Maar je had toch gezegd: ‘Ik moet minder worden en Hij moet
wassen’. Nu ben je minder. En we weten dat even later zijn hoofd op
een schotel ligt. Dood, weg, Wat moet Jezus teleurgesteld zijn. Wat
een lijden om zelfs nog te moeten lijden aan de twijfel van hen die
dicht bij Hem zijn. En het antwoord is heel simpel. Geen
argumentatie. Geen verwijt. Maar heel eenvoudig een herhaling van wat
hij steeds gezegd heeft. De vervulling van de profetie. Kijk maar.
Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en
doven horen, doden worden opgewekt en armen horen het evangelie.
Het is
verhelderend om de gedeelten uit de profeten die over het werk van de
Messias gaan op te diepen. Want als dat Zijn werk is dan is het ook
ons werk om hetzelfde te doen. Lees Jesaja 29:18 en 35:5 en hoofdstuk
61:1, maar ook zoveel andere gedeelten. Het gaat om te wandelen in de
voetstappen van Jezus. Dat geldt ook vandaag. En als we gaan staan in
de kracht van Hem dan zullen de tekenen en wonderen ons navolgen.
Glorie voor Zijn Naam! Zalig dus wie aan Jezus geen aanstoot neemt.
En dan
vertelt Jezus aan de scharen over Johannes. Wie zijn jullie eigenlijk
gaan zien aan de Jordaan? Hij was het van wie Maleachi sprak in
hoofdstuk 1: ‘Zie, Ik zend mijn bode onder u’. En dat was
Johannes en we hebben hem gezien. En er is niemand groter dan Hij die
uit Johannes geboren is. Ook de tollenaars zijn gerechtvaardigd, want
ze zijn door Johannes gedoopt. Maar de Farizeeën lieten zich niet
dopen en misten de bedoeling. Zij staan erbuiten. Het is hun oordeel.
En dan wordt het vergeleken met iemand die op de fluit speelt, maar
het wordt niet gehoord, en klaagliederen die worden gezongen, waar
niet bij wordt aangesloten. Want Johannes kwam en had niets en hij
doopte en jullie zeggen: ‘Hij heeft een boze geest. Nu komen wij en
wij vertellen de waarheid. Geloof niet in Johannes. Dat is een
verkeerde profeet. Dat is een valse profeet’. En zo is het vandaag
ook. Wat lopen er een mensen rond die vertellen dat het niet waar kan
zijn. De Joden zelf zien nog steeds niet dat Jezus hun Messias is.
Wat zijn de Joden fel tegen Messias Jezus. Dat kan niet waar zijn. En
zo lopen ze nu in duisternis rond. Ze wachten nog steeds op Elia, op
de bode. Maar Hij is reeds gekomen. Wat een tragiek in deze wereld.
Wat een duisternis. Wat een verwarring. Wat een tragiek. En wat een
tragiek in de mensheid. Het kon zo mooi zijn. Maar het is zo donker.
En te midden van deze duisternis worden we keer op keer opgeroepen om
die waarheid te proclameren. Om daar de billboards mee vol te hangen.
Want het is de waarheid en die waarheid zal je vrijmaken. En
weet je hoe? Lees het, begrijp het en houd het vast! Wat is het een
grote truc om het niet te lezen en niet te geloven. Het is de truc
die de duivel ons wil voorhouden. Laat het boek dicht. Dan heb je er
ook geen last van.
En nu
dan Messias Jezus gekomen is, roepen de mensen: ‘Hij kan het niet
zijn, want Hij eet met tollenaars en zondaars. En wie dat doet, die
kan niet de Messias zijn’. Dat slaat nergens op. Want iedereen kan
toch begrijpen dat een Messias nooit met tollenaars en zondaars eet.
En kijk eens, hij is vraatzuchtig en een wijndrinker. Wil jij nu
zeggen dat dat de Messias is? Uit het leven gegrepen. Want onze
Messias past nooit in het plaatje dat wij ervan maken. We hebben onze
eigen messias gecreëerd, die past in het theologisch patroon van
onze dogma’s en ons denken. En als daar een beetje van afgeweken
wordt, dan kan het niet waar zijn. Dan gaan we er tegen in. Dan
bedenken we onze eigen messias. Neen, dat kan hij niet zijn. Wij
verwachten een ander. En zo gaat de geschiedenis door. Maar Messias
Jezus roept en is vandaag, gisteren en heden en in de toekomst
Dezelfde. En de kinderen roepen de waarheid. Ze hebben gespeeld. Ze
hebben geroepen, maar jullie hebben niet geantwoord. En de wijsheid
is gerechtvaardigd door de kinderen. Hoor, luister en ga! Want Hij is
gekomen.
28 oktober [2]
7:36 |
Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten;… |
7:37 |
En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was… |
7:38 |
…en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met mirre. |
7:39 |
Indien deze [de] profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is. |
7:40 |
Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het. |
7:41 |
Een schuldeiser had twee schuldenaars. |
7:42 |
…schonk hij het hun beiden. |
7:43 |
Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft. |
7:44 |
…water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt… |
7:45 |
Een kus hebt gij Mij niet gegeven,… maar zij heeft,… niet opgehouden mijn voeten te kussen. |
7:46 |
Met olie hebt gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd. |
7:47 |
Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde. |
7:48 |
Uw zonden zijn u vergeven. |
7:49 |
Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft? |
7:50 |
En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede! |
Wat toch
ook weer een verhaal, wat een les. Wat een scherpe situatie Een
confronterende situatie. Simon de Farizeeër, waagt het Jezus uit te
nodigen. Dat was een riskante zaak. Want wat zouden de andere
collega’s wel zeggen? Want je gaat toch niet om met deze Jezus? En
je nodigt Hem zeker niet uit in je huis. Want dat was toch zeker een
teken van erkenning? Maar het gaat er ook maar zuinigjes af. Want
Jezus is dan wel uitgenodigd. Maar Zijn voeten worden niet gewassen.
Een kus krijgt Hij niet en Zijn hoofd wordt niet met olie gezalfd.
Dat is toch wel het minste dat je je gast kunt geven? En dat was ook
de normale hoffelijkheid. Als je dat niet deed, dan was het zoveel
als: ‘Je bent toch eigenlijk niet welkom. Je bent er wel, maar ik
heb er toch wel moeite mee dàt je er bent’. En zo was het
ook. En dan komt er die vrouw. Ze stond in de stad bekend als
zondares. Dat wist iedereen. Hoe is het dan mogelijk dat ze het huis
van Simon binnendringt? Vreemd. Wat wist Simon ervan? Was hij soms
zelf onderdeel van de zonde van deze vrouw? Hoe durft ze anders
binnen te komen. Ze is binnen en begint met haar tranen al
wenende Zijn voeten nat te maken en met haar haren de voeten af te
drogen en met mirre zalft zij Zijn voeten. Wat een vertoning. Zie
deze vrouw aan de voeten van Jezus met haar lange haren om haar
hoofd. Wat een vertoning. Wie komt er op deze manier aan de voeten
van een man? Daar klopt toch helemaal niets van? En Simon denkt bij
zichzelf: ‘Als deze Jezus een profeet is, dan weet Hij wat voor
vlees hij in de kuip heeft’. Zij is een zondares. Maar Jezus zegt:
‘Simon, ik heb je wat te zeggen’. En Simon zegt: ‘Meester, zeg
het’.
En dan
komt het. Het zal Simon tot op zijn botten gepijnigd hebben en zijn
tanden zullen hebben geknarst, zo is hij te kijk gezet. Maar het
maakt hem ervan overtuigd dat hij er totaal verkeerd aan gedaan heeft
om deze Jezus in zijn huis uit te nodigen. En zo is het altijd. Als
je denkt op je eigen manier met Jezus te kunnen omgaan, dan kom je
bedrogen uit. Dan word je te kijk gezet. En dat is maar goed ook.
Jezus laat niet met zich spotten. Al lijkt het er soms op. Dat je een
heel eind kunt gaan met je eigenwijsheid en eigenzinnige godsdienst,
maar dan is het afgelopen. God laat Zijn eer niet roven. We moeten
dat heel goed weten. En we zien het hier voor onze ogen. Simon, je
hebt Mijn voeten niet gewassen, maar zij deed het met haar tranen.
Wat ben jij eigenlijk voor een gastheer? Moet je je niet schamen?
Slappeling. Bangerd. Bang voor je collega’s; wat de andere mensen
er wel niet van zouden zeggen. Neen, Simon, daar klopt niets van. En
je hebt Me geen kus gegeven toen Ik binnenkwam. Dat is toch wel
heel onbeschoft. Wie doet zo iets? Dat durfde je niet. Maar zij heeft
Mijn voeten gekust. Je gaf geen olie voor Mijn hoofd, maar zij waste
Mijn voeten met mirre. Dat is nog eens wat anders. ‘Simon, wie is
nu eigenlijk de echte zondaar?’ Ik wilde als jouw Messias bij je
aan tafel komen. Maar jij wilde het niet. Je wilde alleen maar eens
kijken of je Me te schande kon maken en dan met je kornuiten Mij
verder gaan vervolgen. Neen, Simon, dit is geen gastvrijheid maar een
hinderlaag. Maar denk maar niet dat Ik het niet door heb. Ik heb het
vlijmscherp door. Pas maar op. We gaan er niet mee spelen. Deze vrouw
heeft gegeven vanuit haar zondige leven en ze is tot Mij gevlucht met
al haar problemen en ze wil zich bekeren en verootmoedigen. Zie je
dat dan niet?’ Haar zonden zijn haar vergeven. En het is duidelijk
dat zijn zonden huizenhoog opgestapeld zijn in de hemel. Zij betoonde
veel liefde en ze ontvangt veel vergeving. Jij betoont weinig liefde
en je wordt weinig vergeven. Simon, Simon, wat zit je toch verstrikt
in je eigen godsdienst en je dogma’s. Je bent helemaal de echte
liefde kwijt. Jezus kwam toch om het verlorene op te zoeken? Zij
die gezond zijn hebben toch geen geneesheer nodig? Jij bent ziek en
jij hebt een geneesheer nodig ook al denk je dat je zonder zonde
bent.
En de
vrouw hoort: ‘Uw zonden zijn u vergeven. Uw geloof heeft u
behouden. Ga heen in vrede’. Wat een levensreddende,
levensveranderende kracht gaat er uit van Jezus. Je kunt komen zoals
je bent. Je werpt je rustloos voor Jezus en hij zal je redden van de
dood waarin je zat. Hij redt je uit de klauwen van de satan. Deze
vrouw vluchtte naar Messias Jezus zoals ze was. En ze schaamde zich
nergens voor. Ze was niet waard daarom met haar haren Zijn voeten te
wassen, met haar tranen van zondebesef en ellende. En ze gaf wat ze
had. De mirre. Want geld dat ze verdiend had met haar zonde was niets
meer waard. De mensen waren in de war. Wie is Deze dat Hij zelfs
zonden vergeeft? Dat is in de ogen van Simon en de Farizeeërs
heiligschennis. Want alleen God kan vergeven. En wat God dan kan
vergeven hadden ze allemaal in hun boeken opgeschreven, zo, dat het
haast onmogelijk was dat er iets vergeven kon worden. Maar de
werkelijkheid is dat de roepstem van Jezus uitgaat naar iedereen die
verloren is in schuld. Kom tot Hem! Luister naar Zijn stem! Het is nu
de tijd. Want Hij is gekomen om zondaars te redden en genezing te
geven. Wat een vreugde. Wat een zegen. Hij is Heer!
29 oktober [2]
8:1 |
En het geschiedde kort daarna, dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem, |
8:2 |
en enige vrouwen, die genezen waren van boze geesten en van ziekten:… |
8:3 |
…die hen dienden met hetgeen zij bezaten. |
8:5 |
Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en het werd vertrapt en de vogelen des hemels aten het op. |
8:6 |
En een ander deel viel op de rotsbodem, en toen het opkwam, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. |
8:7 |
En een ander deel viel midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op en verstikten het. |
8:8 |
Een ander deel viel in goede aarde, en toen het opgekomen was, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, die hore. |
8:10 |
U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horenden niet begrijpen. |
8:11 |
Het zaad is het woord Gods. |
8:12 |
…daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven en behouden worden. |
8:13 |
…die het woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij afvallig. |
8:14 |
Wat in dorens viel, dat zijn zij, die het gehoord hebben; en gaandeweg worden zij door zorgen en rijkdom en lusten des levens verstikt en zij brengen het niet tot vrucht. |
8:15 |
Dat in goede aarde, dat zijn zij, die, met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen in volharding. |
8:16 |
Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een vat of zet haar onder een bed, maar hij zet haar op een standaard, opdat wie binnentreden het licht mogen zien. |
8:17 |
Want er is niets verborgen, dat niet aan het licht zal komen, en niets geheim, dat niet zal bekend worden en aan het licht komen. |
8:18 |
Ziet dan toe, hoe gij hoort. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en wie niet heeft, ook wat hij meent te hebben, zal hem ontnomen worden. |
8:21 |
Hij antwoordde echter en zeide tot hen: Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen, die het woord Gods horen en doen. |
De
gelijkenis van de zaaier. Uit het leven van die tijd gegrepen. Want
hoe vaak hadden de mensen dat wel niet gezien. Keer op keer. Het was
een agrarische samenleving. En hoe begrepen ze ook wat Jezus
vertelde. Een deel van het zaad viel op de weg. En werd vertrapt en
de vogelen des hemels aten het op. Het zaad is het Woord van God.
Langs de weg valt het. De mensen horen het, maar dan komt de duivel
en rooft het weg, opdat zij niet geloven en behouden worden. Dat
wat op de rots valt, dat reikt niet diep. Zij horen het Woord, nemen
het met blijdschap aan, maar als de beproeving komt, dan vallen ze
weer af. En dat wat in de distels valt, dat groeit samen op en
verstikt het graan. Dat zijn mensen die het wel horen maar gaandeweg
worden ze door zorgen en rijkdom belast en verstikt en dan brengen ze
het niet tot vrucht. En het goede zaad valt in goede grond; wortelt
en komt tot volle bloei en brengt honderdvoudig vrucht voort. Zij
horen het Woord en houden het vast met een vroom en goed hart en ze
houden het vast en volharden en dragen vrucht. Het is dus zaak dat je
tot het goede zaad behoort. Wortel in het Woord! Wees standvastig!
Laat je niet verstikken. Het is zo uit het leven gegrepen. We lopen
er vaak de kantjes af en dat is levensgevaarlijk. Want waarom zouden
wij niet door de lusten van het leven gegrepen worden en afvallen en
verstikken in onze rijkdom en de lusten en de lasten. En hoe
gevaarlijk is het niet om het wel gehoord te hebben, maar er
gedurende je leven toch niet meer zo nauwgezet naar te leven,
want het gaat niet vanzelf. Groei wordt gegeven. En het brengt vrucht
voort, maar we moeten wel volharden en geworteld blijven. En dat
betekent dat we dicht bij het Woord van God moeten blijven. Want dat
is immers het zaad. Hoe kunnen we ooit wortelen als we niet Gods
Woord lezen en herlezen? Dat is het allerbelangrijkste wat we kunnen
doen. Daar gaat het om. Heerlijk toch, om dat te doen. Glorie voor
God! Wat een gelijkenis. Wie oren heeft die hore. Hoor het dus wèl.
Want je zit zo maar op het verkeerde spoor.
En dan
gaat Jezus verder. Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een
vat of zet haar onder een bed. Wat is dat voor flauwekul? Dat doe je
toch niet? Het is belachelijk om zo’n voorbeeld te noemen. Wat
denkt Jezus wel? Neen, je zet het op de standaard, zodat ieder die
binnenkomt het kan zien. Ja, natuurlijk. Maar waar gaat het om?
Er zijn mensen die denken dat ze dingen in het verborgene kunnen
doen. Maar dat gaat absoluut niet want wat in het verborgene
gedaan is dat zal aan het licht komen. Pas dus op hoe je het allemaal
hoort. Want wie een oor heeft hore wat de Geest tot de gemeente te
zeggen heeft. Het gaat om het Woord van God. En let op wat God te
zeggen heeft. Het gaat om het horen en het gehoorzamen. Heerlijk om
dat te doen. En pas op als je het hebt, dan zul je krijgen, maar als
je denkt dat je hebt, dan zal je ook ontnomen worden dat wat je al
hebt. Dat is heel precies. En dan gaat het ook niet meer om wie je
familie is. Dan is het belangrijk, dat je weet dat je behoort tot het
gezin van God. Dan gaat het er om of je Jezus volgt en doet wat Hij
zegt. Zalig wie het Woord van God horen en doen. Dat is het
evangelie. Het gaat om het evangelie van het Koninkrijk en dat wordt
in gelijkenissen verteld, opdat jij die weet hebt van Koning
Jezus, het kunt vertellen. De gelijkenis van de zaaier is wel
een van de meest tot de verbeelding sprekende gelijkenissen. Het
is zo uit het leven gegrepen. Het is ook de gelijkenis waardoor
Vincent van Gogh zo bekend geworden is. Daar moeten we ook nog veel
meer over schrijven. Wat een wonder. Heerlijk toch!
30 oktober [2]
8:22 |
…en zij staken van wal. |
8:23 |
…viel Hij in slaap. En er sloeg een stormvlaag neder… en verkeerden in nood. |
8:24 |
Meester, Meester, wij vergaan! En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en de wilde wateren. En zij kwamen tot rust en het werd stil. |
8:25 |
Waar was uw geloof? … Wie is toch deze, dat Hij ook aan de winden en aan het water bevelen geeft en zij Hem gehoorzaam zijn? |
8:27 |
…een man… door boze geesten bezeten… woonde… in de graven. |
8:28 |
…en hij viel aan zijn voeten en sprak met luider stem: Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U, dat Gij mij niet pijnigt. |
8:29 |
…maar hij brak de boeien stuk en werd door de geest naar eenzame streken gedreven. |
8:30 |
Wat is uw naam? Hij zeide: Legioen; want vele geesten waren in hem gevaren. |
8:32 |
…en zij smeekten Hem, dat Hij hun zou toestaan daarin te varen. En Hij stond het hun toe. |
8:33 |
…en voeren in de zwijnen en de kudde stormde langs de helling het meer in en verdronk. |
8:35 |
…en vonden de mens,… aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand, en zij werden bevreesd. |
8:37 |
En de gehele bevolking van de streek der Gerasénen vroeg Hem, of Hij van hen wilde weggaan, want zij waren door grote vrees bevangen. |
8:38 |
…verzocht Hem bij Hem te mogen blijven. |
8:39 |
Keer terug naar uw huis en verhaal al wat God u gedaan heeft. En hij ging de gehele stad door verkondigen al wat Jezus hem gedaan had. |
Een
onmogelijk verhaal. Hoe kan je nu liggen slapen als het kleine
scheepje te keer gaat in de vreselijke storm op het meer en zelfs al
water maakt. Ze moeten Jezus wakker schudden en roepen in
doodsnood: ‘Meester, Meester, wij vergaan!’. Een vreemde
situatie. Het lijkt wel of Jezus het er op aan wil laten komen. Hij
spreekt de storm en de golven toe. En zij komen tot rust en het is
stil. Zie je Jezus op de voorplecht staan en de golven toespreken?
Hoe is het mogelijk. Het ene moment gaat het te keer en het andere
moment wordt het stil En daar glijdt het bootje over de stille
wateren. En dan vraagt Jezus: ‘Waar was uw geloof?’ Wat een
vraag. Gaat ons geloof dan zo ver, dat we kunnen verwachten dat de
wind en het water gaan liggen als we in geloof spreken? Kennelijk.
Want dat is het antwoord op de vraag. Als je geloof had als een
mosterdzaad zou je zeggen tot deze berg: ‘Verplaats u in de zee,’
en het zou gebeuren. Wat zit er een kracht in het geloof. Het is toch
fantastisch om te mogen geloven in zo’n Messias. We zien het hier
weer voor onze ogen. Wat een bemoediging. Dat is onze Messias. Daar
mogen wij bij horen. En de mensen staan in opperste verbazing. Ja, ze
weten dat Hij zieken kan genezen en grote wonderen kan doen. Maar dat
zelfs de zee en de wind Hem gehoorzamen, dat is toch wel het
toppunt van Zijn wondermacht. De natuur moet Hem zelfs gehoorzamen.
Dat is de almacht van onze God. Hij is Heer over de schepping. Hij
heeft alles geschapen, dus Hij heeft er ook heerschappij over. Het is
geweldig. Het is te gek. Wat een God. En ja, dat is ook
vanzelfsprekend. Hij is de Pottenbakker. En Die weet alles over
Zijn pot. Niet de pot kan tot de pottenbakker spreken. Wat een
arrogantie dat wij als mensen denken wel eens even te zeggen hoe de
Schepper alles gemaakt heeft. We beginnen al met de schepping. We
weten er niets van, maar toch doen we alsof wij weten hoe het met de
schepping zit. Het is de arrogantie ten top. We moeten ons bekeren.
En een beetje snel ook. Want God laat Zijn eer niet roven.
En dan
gaat het scheepje door. Ze komen aan land in het land der Gerasénen.
Dat zijn de uithoeken van het land. Daar wonen de mensen niet graag.
Wat een land. En daar ontmoeten ze een man vol met boze geesten. Een
gevaarlijke man. Want ze hebben hem geprobeerd in de boeien vast te
zetten, maar steeds brak hij uit en de geest dreef hem naar eenzame
plaatsen, daar waar de graven zijn. En dat is het beeld dat bij de
boze geesten past. De boze geesten proberen de mens in de dood te
krijgen. Want de duivel is de mensenmoordenaar van de beginne. Het is
verschrikkelijk. Wat een toestand. En de boze geest begint te
schreeuwen. ‘Wat hebt Gij met mij te maken, Jezus van Nazareth,
Zoon van de allerhoogste God?’ Dat is bijzonder. De boze geest weet
precies Wie hij voor zich heeft. En zo is het. De duivel weet precies
wie Jezus is. Hij weet precies wie van Jezus zijn en wie niet. Hij
weet precies waar we nog de kracht van de boze toelaten in ons leven
en ons denken. Daar is hij dan op geconcentreerd. Hij pakt ons
op onze zwakke punten. Daar moeten we ons dan ook bekeren en ons
wapenen tegen de aanvallen van de boze. Want die zijn er. Want dat
zien we hier maar weer. En we moeten niet zo naïef zijn dat die
machten er vandaag niet zijn. De duivel is nu vandaag nog net zo
krachtig als toen. Hij wil ons kapot maken. Hij wil ons pakken en hij
zal alles doen om ons in zijn macht te krijgen.
En de
boze geest smeekt of Jezus hem niet wil pijnigen. Want de geest weet
dat zijn tijd er op zit. Hij is bang. Want inderdaad, overal waar de
kracht van Jezus zich openbaart, daar moeten alle tegenkrachten op de
vlucht. Vergeleken bij de macht van Jezus is de macht van de boze
niets. En dat is vergeleken bij de macht van de mensen wel een grote
kracht. Zie maar eens wat er allemaal stuk gemaakt wordt in de wereld
door de boze. Jezus vraagt naar zijn naam. Legioen, zegt hij, want er
zijn heel veel boze geesten in hem. En deze geesten smeken hem dat ze
niet in de afgrond gestort worden. De geesten sidderen, want ze weten
dat ze hun tijd gehad hebben. En dan drijft Jezus ze uit en ze varen
in een kudde zwijnen en die beginnen te rennen en te keer te gaan en
die stortten van de helling af, de zee van Tiberias in. En ze
verdrinken. De herders die even te voren nog rustig de zwijnen aan
het hoeden waren zien plotseling hun kudden tekeergaan en de helling
afstorten. Ze rennen weg en vertellen wat er gebeurd is. De mensen
komen en zien de bezetene aan de voeten van Jezus zitten, volledig
bij zijn verstand. De mensen worden bang en ze vragen of Jezus hun
streek wil verlaten. Eén kudde in de zee gestort is wel genoeg. Want
zo kom je aan de economie van het land en daar moet je van afblijven.
Dat is levensgevaarlijk. Weg zijn de zwijnen. Weg is je inkomen. En
dat om een man die weer bij zijn verstand is gekomen? Er zijn meer
mensen die bezeten zijn, straks gaat onze hele economie er aan. Dat
moeten we niet hebben. En daar gaat Jezus. De man wil meegaan. Maar
Jezus beveelt hem te blijven en overal te vertellen wat hem is
overkomen. En dat is wat wij ook moeten doen. Wij mogen blijven waar
we zijn en overal vertellen wat ons overkomen is. Want God is een God
van liefde. Hij zendt Zijn Zoon om te redden. We zien het voor onze
ogen. Hij is Heer over de boze geesten. Hij beveelt dat ze uit
moeten gaan en dan gaan ze uit. Waar Jezus komt, daar is rust en
vrede. Daar komt Hij wonen in het hart van de mensen. Heerlijk om
daar elke dag mee te leven en het van Hem te verwachten. Als we dicht
bij Jezus blijven leven, dan gaan de boze geesten op de vlucht. Dan
wordt het vrede in ons hart en dan leven we vol van vreugde, ook al
zit niet alles mee. Glorie voor Zijn Naam!
31 oktober [2]
8:40 |
…wachtte de schare Hem op,… |
8:41 |
…Jaïrus, en deze was een overste der synagoge. |
8:42 |
…omdat zijn enige dochter, die ongeveer twaalf jaar oud was, op sterven lag. |
8:43 |
En een vrouw, die sinds twaalf jaren aan bloedvloeiing leed en door niemand kon genezen worden, |
8:44 |
kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast van zijn kleed aan, en terstond hield haar vloeiing op. |
8:46 |
Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan. |
8:47 |
…om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij terstond beter was geworden. |
8:48 |
Dochter, uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede. |
8:49 |
Uw dochter is gestorven, val de Meester niet meer lastig! |
8:50 |
Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. |
8:52 |
Weent niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt. |
8:55 |
Kind, sta op! … en Hij beval, dat men haar te eten zou geven. |
8:56 |
…Hij verbood hun tot iemand te spreken over hetgeen geschied was. |
Het is
ook vreselijk. Je hebt een enige dochter van twaalf jaar en die ligt
op sterven. Wat moet je doen? Waar moet je hulp zoeken? Jaïrus is de
overste der synagoge. Hij weet natuurlijk van Jezus. Hij weet ook dat
de leiding van de synagoge niets van deze Jezus wil weten. Dat is een
nieuwlichter. Dat is een godloochenaar. Want Hij denkt dat Hij de
zonden kan vergeven. Dat is godslastering. Want dat kan alleen
God. Neen, deze Jezus, daar moet je ver vandaan blijven. Maar
wat moet je als je kind op sterven ligt? Als je weet dat deze Jezus
wonderen kan doen? Dan kies je voor de wonderdokter en dan riskeer je
je baan. En dat doet Jaïrus. Hij valt voor de voeten van Jezus neer.
Zie toch eens, alle mensen zien het. Ze schrikken. De overste der
synagoge, liggend aan de voeten van Jezus. Je ziet de Farizeeën, vol
afschuw, naar Jaïrus kijken. Het is te gek. Dat kan niet. Dat zal
hem duur te staan komen. Nu ook al de overste der synagoge afvallig?
Daar moeten ze tegen optreden.
En Jezus
gaat op weg. Weer een grote schare om Zich heen. Ze dringen op Hem
aan. En dan is daar die vrouw, die al twaalf jaar aan bloedvloeiing
lijdt. Ze doen er niets aan. Ze moet er mee leren leven. Maar het is
een verschrikkelijke ziekte. Ze is ook nog onrein. Haar krachten
nemen steeds maar af. En dan beweegt ze zich onder het volk. En
stiekem raakt ze de kwast van Jezus’ kleed aan. O, wat gaat er een
schok door haar heen. Ze is genezen. Ze weet het. Ze voelt het. Ze
heeft het geloofd. Het wonder is geschied. Ze wist wel dat het
mogelijk was. Ze was ervan overtuigd dat Jezus het kan. O, wat een
blijdschap. Maar dan staat Jezus stil en kijkt om Zich heen.
Iemand heeft Mij aangeraakt. Ik weet het zeker. En wat de
discipelen ook zeggen, dat er zoveel mensen zijn en dat het geen
wonder is dat iemand Hem aanraakt, Jezus zegt: ‘Ik heb kracht van
Mij voelen uitgaan, dus iemand heeft Mij bewust aangeraakt voor
genezing’. Dan komt de vrouw bevend tot Jezus en vertelt het ten
overstaan van alle mensen waarvoor zij Hem aangeraakt heeft. Wat een
schande. Hoe durft ze. Een bloedvloeiende onreine vrouw.
Verschrikkelijk. Er gaat een rilling van afkeer door het volk. Maar
Jezus ontmaskert alle schijnheiligheid van de omstanders. ‘Uw
geloof heeft u behouden, ga heen in vrede.’ Dat is het grote
wonder. We moeten in geloof wandelen en niet in aanschouwen. Weer
opnieuw een grote les. Weer een aanmoediging om te gaan geloven. En
niet steeds maar achter Jezus aangaan om weer een volgend wonder te
zien. We weten het toch. Jezus is leven. Hij wil het hele van de
mens. Hij heeft het eeuwige leven voor ons op het oog. Daar hoeven we
niet aan te twijfelen. Het is een waarheid. En als we er in gaan
staan, zullen we het ontdekken. Dan komen er grote wonderen. Dan zal
het gebeuren. Wat een heerlijk leven hebben we dan. We hoeven er
nooit aan te twijfelen. Het is een heerlijke gedachte. Dank U
wel Here Jezus. Ons geloof heeft ons behouden. Ga heen in vrede! Als
we geloven dan hebben we vrede. Ga heen in vrede! Wat moet die vrouw
blij geweest zijn. Haar geloof heeft haar behouden. Dat is heerlijk.
Here, help ons in geloof te wandelen. Het is zo heerlijk om dat weer
te zien en te leren. Kom ons ongeloof te hulp! Dank U, Here Jezus,
dat U Uw leven gaf voor de zonden van de wereld.
Ja, en
daar heb je het al. De dochter van Jaïrus is inmiddels gestorven.
Het lijkt erop dat Jezus het erom doet. Had Hij niet direct en
rechtstreeks naar Jaïrus’ huis kunnen gaan? Hij wist toch hoe
ernstig ze er aan toe was. En wat zou Jaïrus gedacht hebben? Hoe zal
hij die vrouw verfoeid hebben, die voor het oponthoud zorgde. Waarom?
Waarom? En nu is ze dood. ‘Val de Meester niet meer lastig’,
zeggen de mensen. Het is te laat. Maar Jezus zegt: ‘Ze is niet
dood, ze slaapt’. En Hij gaat snel op pad. De mensen lachen Hem
uit. Ze gaan door met het weeklagen. Wat een verdriet. Jezus is te
laat. Maar Jezus gaat naar binnen met de ouders en Petrus, Johannes
en Jacobus. En hij zegt tegen het kind: ‘Sta op!’ En het staat
op. Hij beveelt haar te eten te geven en ze eet. Ze is uit de dood
opgestaan. Ze is uit haar slaap opgestaan. Wat een wonder. Jezus
heerst over de dood. Heerlijk om dat te weten. De dood is de laatste
prikkel. Die is overwonnen op het kruis van Golgotha. Glorie voor
Zijn Naam! Heerlijk om dat te weten. Wat een zegen. Wat een liefde.
Wat een genade. Wat een eeuwig leven. Het is toch geweldig om te
weten dat we deel hebben aan dat eeuwige Koninkrijk van God? Het
eeuwige leven hebben we al. Hij kan genezen. Hij is de grote
Geneesheer. Wij zijn gekocht en betaald door het bloed van Jezus.
Glorie voor Zijn Naam! Het ene verhaal na het andere bevestigt
de grote macht en liefde van Jezus voor de mensen. We hoeven er ook
vandaag niet aan te twijfelen. Elke dag zien we de wonderen van God
voor onze ogen. Glorie voor Zijn Naam! Dank U, Here God!
1 november [2]
9:1 |
…en gaf hun macht en gezag over alle boze geesten en om ziekten te genezen. |
9:2 |
En Hij zond hen uit om het Koninkrijk Gods te verkondigen en genezingen te doen,… |
9:3 |
Neemt niets mede voor onderweg,… |
9:4 |
En komt gij ergens in een huis, blijft daar en reist vandaar verder. |
9:5 |
En zijn er, die u niet willen ontvangen, gaat dan weg uit die stad en schudt het stof af van uw voeten tot een getuigenis tegen hen. |
9:6 |
Zij gingen heen en trokken de dorpen langs, overal het evangelie predikende en genezingen doende. |
9:7 |
…omdat door sommigen gezegd werd, dat Johannes uit de doden was opgewekt, |
9:8 |
door sommigen, dat Elia verschenen was, door anderen, dat een der oude profeten was opgestaan. |
9:9 |
En hij trachtte Hem te zien te krijgen. |
9:10 |
…verhaalden zij Hem alles, wat zij verricht hadden. |
9:11 |
…en sprak tot hen over het Koninkrijk Gods,… |
9:13 |
Geeft gij hun te eten. |
9:14 |
Laat hen gaan zitten in groepen van ongeveer vijftig. |
9:16 |
Toen nam Hij de vijf broden en de twee vissen, en Hij zag op naar de hemel, sprak de zegen uit en brak ze,… |
9:17 |
En zij aten en werden allen verzadigd en het overschot werd door hen opgeraapt: twaalf manden met brokken. |
Gaat dan
heen! Verkondigt dit evangelie aan alle volken. Dat is de opdracht.
Heen gaan en verkondigen. Dat begint elke keer weer opnieuw. Jezus
zendt ze heen en ze gaan. Hij geeft ze macht om de boze geesten uit
te drijven en zieken te genezen. Met een advies. Neem niets mee
voor onderweg. Laat je uitnodigen in de huizen. Daar zullen ze
je voeden en van het nodige voorzien. En willen ze je niet ontvangen,
schudt het stof van je voeten hun tot een getuigenis. Dat is
duidelijke taal. En het is vandaag nog hetzelfde. Ga gewoon en
verkondig het evangelie. Geef het door. Vertel het aan de mensen.
Steeds weer opnieuw. Want er zijn velen die het nog nooit gehoord
hebben. Predik het evangelie van het Koninkrijk Gods.
Herodes
hoort er ook van. En Hij probeert Jezus te zien te krijgen. Wie is
deze wonderdoener? Neen, Johannes kan niet opgestaan zijn, want ik
heb hem zelf onthoofd. Hij moet iets bijzonders zijn. De discipelen
komen terug en verhalen Jezus alles wat ze gedaan hadden. Wat
een verhalen. Ze zijn op stap in de autoriteit van Jezus. En grote
wonderen zijn gebeurd. Gaan we in autoriteit, dan kunnen we grote
dingen verwachten. Want niets is onmogelijk voor God. Heerlijk toch?
Wat een zegen. De scharen volgen Hem. Heeft hij dan nooit rust? En
ook deze scharen vertelt Hij van het Koninkrijk Gods. Ze hangen aan
Zijn lippen. Hij vertelt als een gezaghebbende. Hij vertelt van de
liefde en de barmhartigheid van God. Hij nodigt uit om niet een
krampachtig evangelie aan te hangen maar te leven vanuit de vrijheid
en de bevrijding door het geloof in God Die Zijn Zoon zond naar deze
wereld. Hij is de Messias, waarop ze wachtten. En als ze al dachten
dat Hij met vertoon van macht kwam, dan waren ze fout. Want hij kwam
om het verlorene op te zoeken. Zij die geknecht werden, te bevrijden
en hen te leiden op de weg naar dat Koninkrijk. Daarin past
natuurlijk het herstel van alle dingen. Ook het herstel van Israël,
want dat is beloofd. Heerlijk evangelie.
Als het
avond wordt zijn ze er nog. ‘Neen. Stuur ze niet weg’, zegt
Jezus. ‘Wij kunnen ze ook voeden.’ ‘Maar Jezus, er zijn maar
vijf broden en twee vissen.’ ‘Nou, en? Zet ze neer in groepen van
vijftig. Dat zijn honderd groepen, want er zijn vijfduizend mensen.’
En dan kijkt Hij op naar de hemel en spreekt de zegen uit. Hij begint
het brood te breken en ze worden allemaal gevoed. Er zijn zelfs ook
nog twaalf manden met brood over. Dat is een wonder. Ziet u het al
voor u? Daar zullen ze nog lang over spreken. Jezus voedt de
vijfduizend. Ook dat kan dus. Voor Hem is nu niets te
wonderlijk. Alles is onderworpen aan Zijn almacht. Als Hij Zijn
macht en majesteit wil tonen, dan is alles mogelijk. Nu dus een
wonderbare spijziging. En is dat ook niet het karakter van God? God
gaat door deze wereld om ons als Zijn mensenkinderen, steeds maar
weer Zijn macht en majesteit te tonen. Want de macht van de boze is
groot en probeert ons steeds van de liefde van Christus af te
trekken. Maar de bijbel en ook de geschiedenis tot vandaag, staat bol
van het wonder van God in het leven van de mensen. Glorie voor Zijn
Naam!
2 november [2]
9:18 |
En het geschiedde, terwijl Hij in het gebed alleen was,… Wie zeggen de scharen, dat Ik ben? |
9:20 |
Maar gij, wie zegt gíj, dat Ik ben? Petrus antwoordde en zeide: De Christus Gods. |
9:22 |
De Zoon des mensen moet veel lijden en verworpen worden… en gedood worden en ten derden dage worden opgewekt. |
9:23 |
Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij. |
9:24 |
Want ieder, die zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven verloren heeft om Mijnentwil, die zal het behouden. |
9:25 |
Want, wat baat het een mens, als hij de gehele wereld wint, maar zichzelf verliest of zelf schade lijdt? |
9:26 |
Want ieder, die zich voor Mij en mijn woorden zal schamen, voor hen zal de Zoon des mensen Zich schamen, wanneer Hij komt in zijn heerlijkheid en die van de Vader en de heilige engelen. |
9:27 |
Ik zeg u in waarheid, er zijn sommigen onder degenen die hier staan, welke voorzeker de dood niet zullen smaken, voordat zij het Koninkrijk Gods gezien hebben. |
9:29 |
…de berg opging om te bidden. …terwijl Hij in het gebed was, dat het aanzien van zijn gelaat anders werd, en zijn kleding werd stralend wit. |
9:30 |
En zie, twee mannen spraken met Hem, en wel Mozes en Elia. |
9:31 |
Dezen, in heerlijkheid verschenen, spraken over zijn uitgang, die Hij te Jeruzalem zou volbrengen. |
9:32 |
En Petrus en die met hem waren, werden door slaap overmand en, toen zij ontwaakten, zagen zij zijn heerlijkheid, en de twee mannen, die bij Hem stonden. |
9:33 |
En het geschiedde, toen dezen van Hem scheidden, dat Petrus tot Jezus zeide:… |
9:34 |
En terwijl hij dit zeide, kwam er een wolk, en overschaduwde hen. En zij werden bevreesd, toen die de wolk ingingen. |
9:35 |
En er klonk een stem uit de wolk, die zeide: Deze is mijn Zoon, de uitverkorene, hoort naar Hem. |
9:36 |
En terwijl die stem klonk, bevond Jezus Zich alleen. |
9:38 |
…want hij is mijn enige, |
9:39 |
en zie, een geest grijpt hem en dan schreeuwt hij plotseling en hij doet hem stuiptrekken, dat hem het schuim op de mond staat,… |
9:40 |
En ik heb uw discipelen gesmeekt hem uit te drijven en zij hebben het niet gekund. |
9:41 |
Jezus antwoordde en zeide: O ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog bij u zijn en u verdragen? Breng uw zoon hier. |
9:42 |
…wierp de boze geest hem op de grond en deed hem stuiptrekken. Maar Jezus bestrafte de onreine geest en Hij genas de knaap en gaf hem terug aan zijn vader. |
9:43 |
En allen stonden verslagen over de majesteit Gods. |
En het geschiedde, terwijl Hij in gebed alleen was. Jezus nam tijd om te bidden. Hij ging in de stilte. Hij was alleen. Hij wilde de gemeenschap met Zijn Vader. Daar moet je de drukte voor mijden en de stilte zoeken. Dan komen je hersens tot rust. Dan kan God tot je spreken. Het is o zo belangrijk om alleen te zijn. Wat doen we dat toch weinig. Dat wat het meest normaal moet zijn, dat doen we het minst. Wat een domoren zijn we toch. Als zelfs Jezus alleen moest zijn om met Zijn Vader te spreken. Of beter: Zijn Vader met Hem, dan hebben wij dat toch zeker nodig. Daarom moeten we radicaal ons leven veranderen en de tijd nemen om te bidden. Spreek altijd met God! Maar om met een gewoonte te breken, dan moet er heel wat gebeuren. Dan moeten we van een verslaving af. Dat gaat niet in één keer. Daar moeten we elkaar ook bij helpen. Daar moeten we elkaar ook op wijzen. Begin in de morgen. Begin gewoon. Zoek een moment. Maar doe het bewust. Het is belangrijk.
‘Wie zeggen de mensen dat Ik ben?’ zegt Jezus. En dan roept Petrus op de vraag: ‘Wie zeggen jullie dat ik ben: ‘’De Messias, de Christus Gods’.’’ Dat is duidelijke taal. Zij wisten het en zij geloofden het. En zelfs op momenten van twijfel werden ze er weer bij bepaald. Het is de Messias. Daar mochten ze niet over spreken, want dat zou de tegenstanders alleen maar in de kaart spelen. Neen, zwijg erover. Het is Mijn tijd nog niet. Want de Zoon des mensen moet veel lijden. Hij zal verworpen worden, gedood, maar op de derde dag zal Hij opstaan. Dat is iets anders dan een Messias die de Romeinen zal verdrijven. Dat is geen Messias met macht en majesteit. Dat is een lijdende Messias die Zijn leven geeft. Ook al zal Hij in drie dagen opstaan. Het begin is, verworpen te zijn. Het verloren te hebben. De religieuze leiders zullen hun overwinning vieren.3 november [2]
9:44 |
Legt gij deze woorden in uw oren, want de Zoon des mensen zal overgeleverd worden in de handen der mensen. |
9:45 |
…zodat zij het niet verstonden. |
9:46 |
…wie van hen de meeste was. |
9:48 |
Een ieder die dit kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij; en een ieder die Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. Want wie onder u allen de minste is, die is groot. |
9:49 |
Johannes antwoordde en zeide: Meester wij hebben iemand in uw naam boze geesten zien uitdrijven en wij wilden het hem beletten, omdat Hij niet met ons U volgt. Jezus zeide tot hem: Belet het niet, want wie niet tegen u is, is vóór u. |
9:51 |
En het geschiedde, toen de dagen van zijn opneming in vervulling gingen, dat Hij zijn aangezicht richtte om naar Jeruzalem te reizen, |
9:52 |
en Hij zond boden voor Zich uit. |
9:53 |
En zij ontvingen Hem niet, omdat zijn aangezicht gericht was naar Jeruzalem. |
9:54 |
Here, wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van de hemel zal nederdalen om hen te verteren? |
9:55 |
Doch Hij keerde Zich om en bestrafte hen. |
9:57 |
Ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat. |
9:58 |
De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen. |
9.59 |
En Hij zeide tot een ander: Volg Mij. Maar deze zeide: Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven. |
9:60 |
Maar Hij zeide tot hem: Laat de doden hun doden begraven; maar ga gij heen en verkondig het Koninkrijk Gods. |
9:61 |
En weer een ander zeide: Ik zal U volgen, Here, maar laat mij eerst afscheid nemen van mijn huisgenoten. |
9:62 |
Maar Jezus zeide [tot hem]: Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods. |
Het was
ook moeilijk voor de discipelen om het te begrijpen. Jezus deed grote
wonderen. Nu net weer die bezeten knaap. De mensen stonden verbaasd.
Daarvoor was de verheerlijking op de berg. Jezus wist wat er zou gaan
gebeuren. Hij had gesproken op de berg met Mozes en Elia over de
uitgang die Hij te Jeruzalem zou hebben. Dat was een verschrikkelijke
uitgang. En Hij wist ook dat de geestelijke leidslieden van Zijn tijd
het op Zijn leven gemunt hadden. Want Hij bracht een niet knechtend
evangelie. En de mensen hingen aan Zijn lippen. Ook omdat Hij tekenen
en wonderen deed. Hij was meer en meer een doorn in het oog van de
kerk van die dagen. Hij wist dat Hij zou lijden en sterven. Jezus zei
dan ook: ‘Leg deze woorden in uw oren, want de Zoon des mensen zal
overgeleverd worden in de handen der mensen’. Maar dit woord was
voor hen verborgen, ze begrepen het niet. Ze hebben het pas later
begrepen. Maar Lucas schrijft het hier wel op, want ze hadden het
kunnen weten. Dat is de tragiek. We hadden het kunnen weten, maar we
zijn er aan voorbijgegaan. We weten het wel, maar we willen het niet
weten. Zo is het vandaag met de profetie. We weten het wel, want het
staat geschreven. We zien de ontwikkelingen in de wereld, maar we
gaan er aan voorbij. Want we willen er niet aan dat het Woord van
God, ook wat de nog niet vervulde profetieën betreft,
letterlijk genomen moet worden. Het gebeurt voor onze ogen. Wanneer
zullen we het zien? Als de bedekking zal worden weggenomen waarvan
Jesaja 25 spreekt?
En
daarom gaan we ook maar door om ons af te vragen wie de belangrijkste
is. Jezus beantwoordt het met het voorbeeld van een kind en zegt:
‘Een ieder die dit kind ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij; en een
ieder die Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. Want
wie onder u allen de minste is, die is groot’. Daar gaat het om.
Wie dient is de meeste. Wie de ander liefheeft boven zichzelf, die is
de grootste. Maar zonder Jezus doen we ons best om meer te zijn dan
de ander. Maar Jezus was boven ons en Hij kwam om ons te redden. Hoe
zouden wij dan anders kunnen zijn? Wij moeten ook aller dienaar zijn
en dan zijn we groot. Dat is een principe dat werkt. Want als we ons
inzetten voor de andere, dan zullen we ontdekken dat het werkt.
Daar zit een explosieve ontwikkelingskracht in. Doe het maar. Het is
een hemels principe. Zo simpel en zo krachtig. Ga er niet aan
voorbij. En als we iemand zien die in de Naam van Jezus boze geesten
uitwerpt, belet het hem niet; ‘Want,’ zegt Jezus, ‘Wie niet
tegen ons is, die is voor ons.’ Simpel.
En dan
weet Jezus dat de dagen van Zijn opneming in vervulling gaan en Hij
wendt Zijn gezicht naar Jeruzalem. Dat worden ontzagwekkende dagen.
Want Hij zal de zonden van de wereld op zich nemen en lijden en
sterven, maar dan opstaan en opgenomen worden en zitten aan de
rechterhand van de troon van God. Grote ondoorgrondelijke dingen.
Maar ze worden niet ontvangen in de plaats der Samaritanen. Ze worden
boos en stellen voor om vuur van de hemel te laten komen. Maar Jezus
bestraft Johannes. Joden gaan niet om met Samaritanen. Dus
Johannes had niet zoveel moeite om vuur van de hemel af te smeken.
Het waren toch maar Samaritanen. De geschiedenis van de Samaritanen
is ook heel speciaal. Toen de tien stammen in ballingschap gingen
omdat ze zondigden tegen de Here God keer op keer, toen werden andere
volken naar dit gebied gedirigeerd. Die hielden er andere goden op
na. Later zijn er priesters van de Israëlieten gestuurd en die
hebben de eredienst hersteld, maar het resultaat was een rare mix van
heidendom en Jodendom. En de plaats van aanbidding was in Samaria.
Maar de Joden waren heel zeker, dat het Jeruzalem zou zijn. Ze
gingen ook niet om met dit bastaardvolk. Als ze naar Jeruzalem
gingen, dan gingen ze van het noorden ook altijd via het
Overjordaanse. Je ging toch zeker niet door het gebied van de
Samaritanen? Maar Jezus ging wel door hun gebied. En geen wonder dat
ze Hem niet wilden ontvangen. Hoe lelijk waren de Joden niet tegen de
Samaritanen. Dan moesten ze ook niet opkijken hoe de Samaritanen
tegen de Joden deden. Maar Jezus zegt: ‘Doe het niet’. Hij
bestraft Johannes. En ze gaan verder.
De
mensen zijn onder de indruk van Jezus. En dan komt er een
enthousiasteling en zegt: ‘Ik zal U volgen, waar Gij ook
heengaat’. Maar Jezus zegt tot hem: ‘De vossen hebben holen en de
vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats
om het hoofd neer te leggen’. Wat zeg je daar van? Je kunt wel
zeggen: ‘Ik wil U volgen waar Gij ook heen gaat, maar heb je de
kosten ook berekend? Weg is je rust. Weg is je zekerheid. Weg is je
plaats waar je zeker bent van je zaak. Je gaat van plaats tot plaats.
Je hebt geen rust om je hoofd neer te leggen. En wat zeg je nu? Zeg
je nog dat je Mij zult volgen waar Ik ook heenga? Met andere woorden.
Veel mensen zeggen het te gemakkelijk. Ze zijn enthousiast over alle
wonderen en alle goede dingen die ze zien. Maar ze hebben er geen
benul van dat het volgen van Jezus een strijd is. Een weg van
vernedering en vervolging. Een weg van strijd. Want de wereld wil
Jezus niet. Ze zullen proberen Hem weg te werken. Want hij brengt de
duisternis aan het licht en dat is altijd pijnlijk. Daar komt verzet
tegen.
En dan
zegt Jezus: ‘Volg Mij’. En dan komt het antwoord: ‘Sta mij toe
eerst heen te gaan en mijn vader te begraven’. Ja, dat is toch wel
een redelijke vraag. Ik heb toch ook verantwoordelijkheid tegenover
mijn familie? Ik kan U pas volgen als mijn vader begraven is. En zo
is er natuurlijk altijd wel een reden. Een goede reden. Maar Jezus
geeft een confronterend antwoord: ‘Laat de doden hun doden
begraven; maar gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods’. Daar
gaat het om. We kunnen van alles bedenken waarom we dit en waarom we
dat. Maar het gaat erom dat we het Koninkrijk Gods verkondigen. Dat
is het allerbelangrijkste. Weg met onze eigen argumenten. Weg met ons
geredeneer. Het belangrijkste voorop stellen: het Koninkrijk Gods.
En weer
een ander: ‘Ik zal U volgen, Here, maar laat mij eerst afscheid
nemen van mijn huisgenoten’. Ja, daar komt weer de binding aan je
familie, aan alles waar je met banden aan verbonden bent. Neen. Het
gaat erom, dat je Jezus onvoorwaardelijk volgt. Als Hij roept, dan
moet je gehoorzamen. Dan kijk je niet achterom, maar dan sla je de
hand aan de ploeg en ga je aan de slag. Glorie voor Zijn Naam! Maar
dan moeten we ook de hand aan de ploeg slaan en niet achterom kijken.
Want dat schiet niet op. Aan het werk! Het Koninkrijk Gods
verkondigen.
4 november [2]
10:1 |
…twee aan twee voor Zich uit naar alle steden en plaatsen, waar Hij zelf komen zou. |
10:2 |
De oogst is wel groot, maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat Hij arbeiders uitzende in zijn oogst. |
10:3 |
Gaat heen, zie, Ik zend u als lammeren midden onder de wolven. |
10:4 |
Draagt geen beurs of reiszak of sandalen, en groet niemand onderweg. |
10:5 |
Vrede zij dezen huize. |
10:7 |
…want de arbeider is zijn loon waart. Gaat niet van het ene huis naar het andere. |
10:8 |
…eet wat u wordt voorgezet, |
10:9 |
en geneest de zieken, die er zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen. |
10:10 |
…waar men u niet ontvangt,… |
10:11 |
Ook het stof, van uw stad, dat aan onze voeten kleeft, wissen wij af tegen u; doch weet dit, dat het Koninkrijk Gods nabij gekomen is. |
10:12 |
Ik zeg u, dat het voor Sodom in die dag draaglijker zal zijn dan voor die stad. |
10:13 |
Wee u, Chórazin, wee u, Bethsáïda, want indien in Tyrus en Sidon die krachten waren geschied, welke in u geschied zijn, reeds lang zouden zij, in zak en as gezeten, zich bekeerd hebben. |
10:14 |
Doch het zal voor Tyrus en Sidon draaglijker zijn in het oordeel dan voor u. |
10:15 |
En gij, Kapérnaüm, zult gij tot de hemel verheven worden? Tot het dodenrijk zult gij nederdalen. |
10:16 |
Wie naar u hoort, hoort naar Mij; en wie u verwerpt, verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, verwerpt Hem, die Mij gezonden heeft. |
10:17 |
…Here, ook de boze geesten onderwerpen zich aan ons in uw naam. |
10:18 |
Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen. |
10:19 |
Zie, Ik heb u macht gegeven om op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand; en niets zal u enig kwaad doen. |
10:20 |
Evenwel, verheugt u niet hierover, dat de geesten zich aan u onderwerpen, maar verheugt u, dat uw namen staan opgetekend in de hemelen. |
Daar
gaan ze opnieuw. Twee en zeventig. Twee aan twee. Naar de dorpen waar
Jezus later ook zou komen. En Hij zegt: ‘De oogst is wel groot,
maar arbeiders zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst, dat
Hij arbeiders uitzende in Zijn oogst’. Ze worden gezonden als
lammeren onder de wolven. Nou, dat is nogal een angstige missie. Wat
wil je met lammeren onder wolven? De wolven zullen komen en de
lammeren verscheuren. Dat is kennelijk de situatie waarmee een
zendeling op stap gaat. Een grote tegenstand kan hij verwachten. Wie
wil nog op stap? Dan moet je wel een echte roeping hebben. Vreselijk.
Wat een toestand. Te gek! En je gaat zonder beurs of reiszak. Laat je
door niemand ophouden. Ga gewoon! En als je ergens ontvangen wordt,
blijf daar en neem het eten aan dat je krijgt en zeg: ‘Vrede zij
dezen huize’. Daar gaat het om. Je brengt een boodschap van vrede.
Een arbeider is zijn loon waart. Je mag dus verwachten, dat je
uitgenodigd wordt door de mensen in het dorp waar je komt. Een
arbeider is zijn loon waard. En word je niet ontvangen, schud dan het
stof van je voeten, dat zich tegen deze stad keert. En zeg dat het
Koninkrijk Gods nabijgekomen is. Want dat is de centrale boodschap
waar het om gaat. Dat was de centrale boodschap van de Here Jezus en
dat is de centrale boodschap door alle eeuwen heen. God komt Zijn
eeuwig Koninkrijk vestigen van recht en gerechtigheid. Het komt
spoedig. En wij mogen dat proclameren en iedereen uitnodigen deel te
nemen aan dat Koninkrijk. Vergeet het niet. En ga er ook niet
aan voorbij. Want het is vast en zeker. Dat is waarom de Here Jezus
naar de wereld kwam. Om dat Koninkrijk aan te kondigen en dat
Koninkrijk voor alle mensen te proclameren. En door Zijn lijden en
sterven en de verzoening van onze zonden werd de weg voor ons naar
dat Koninkrijk vrijgemaakt. Glorie voor Zijn Naam! Maar wijs je die
boodschap af?
Ik zeg
u, het zal voor Sodom en Gomorra dragelijker zijn op de dag des
oordeels dan voor hen. En wee u, gij dorpen waar Jezus de grote
wonderen gedaan heeft. Als deze wonderen gedaan waren in de stad
van de heidenen Tyrus en Sidon, dan zouden ze zich allang bekeerd
hebben. Maar niet de steden in het land van Jezus zelf. Zij wijzen
Zijn boodschap af. En hetzelfde in Kapérnaüm. Wat heeft Jezus
daar veel gepredikt. En wat hebben ze gedaan? Ze hebben Zijn
boodschap afgewezen. Neen, Kapérnaüm zal niet tot de hemel verheven
worden. Neen, tot het dodenrijk zult gij nederdalen. Dat is nogal
barse taal. Harde taal. Veroordelende taal. Duidelijke taal. Niet
voor tweeërlei uitleg vatbaar. Dus waar gaat het om? Het evangelie
prediken. En die confronterende boodschap brengen, opdat een
ieder die gelooft niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe. Want het
is heel simpel. Wijs je de boodschap af, dan ga je verloren. Wie niet
gelooft is reeds veroordeeld omdat hij niet heeft geloofd in de Naam
van de Enig geboren Zoon van God.
5 november [2]
10:21 |
Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U. |
10:22 |
Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is, dan de Zoon, en wie de Zoon het wil openbaren. |
10:23 |
Zalig de ogen, die zien, wat gij ziet. |
10:24 |
Want Ik zeg u: Vele profeten en koningen hebben willen zien, wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en horen, wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord. |
10:25 |
En zie, een wetgeleerde stond op om Hem te verzoeken en zeide: Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? |
10:27 |
Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf. |
10:28 |
Gij hebt juist geantwoord; doet dat en gij zult leven. |
10:29 |
En wie is mijn naaste? |
10:30 |
…en viel in de handen van rovers,… terwijl zij hem halfdood lieten liggen. |
10:31 |
Bij geval daalde een priester af… doch ging aan de overzijde voorbij. |
10:32 |
Evenzo ging ook een Leviet langs die plaats,… en ging aan de overzijde voorbij. |
10:33 |
Doch een Samaritaan,… werd hij met ontferming bewogen. |
10:34 |
…bracht hem naar een herberg en verzorgde hem. |
10:36 |
Wie van deze drie dunkt u, dat de naaste geweest is van de man,… |
10:37 |
Die hem barmhartigheid bewezen heeft. En Jezus zeide tot hem: Ga heen, doe gij evenzo. |
10:39 |
En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde. |
10:40 |
…dat mijn zuster mij alleen laat dienen? |
10:41 |
Martha, Martha, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, |
10:42 |
maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen. |
Hij kwam
om Hem te verzoeken. Want hij was er van overtuigd dat hij de zaken
goed zag. Hij was immers een wetgeleerde. En de leiders van de kerk,
met al hun tot in de details omschreven dogma’s hadden de zaken
goed geregeld. Daar was geen speld tussen te krijgen. En deze
Jezus, Die kwam roet in het eten gooien. Die maakte onrust in de
kerk. Daar moeten we niets van hebben. Daar moeten we voor
oppassen. En Jezus was een veelbesproken onderwerp in de kringen
van de geestelijke leiders. Het volk kwam achter Hem aan, maar dat
was een slecht teken. En dan vraagt hij hooghartig: ‘Meester, wat
moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?’ Wat een rare vraag.
Net of Jezus daar een antwoord op kan geven, laat staan mag geven.
Nee, natuurlijk niet. Dat wist hij ook wel. Want alleen God kan dat
bepalen en de zonden vergeven. Ja, ze wisten dat Jezus een
godslasteraar was, want Hij vergaf de mensen de zonden. Vreselijk!
Hoe komt Hij erbij. Jezus, Die het allemaal vlijmscherp doorziet
stelt een wedervraag. Wat staat er in de wet geschreven? Ja,
natuurlijk dat wist deze wetgeleerde ook wel. Dat was in
Deuteronomium 6 vers 5. ‘Gij zult de HERE, uw God, liefhebben...’
En dat deed hij natuurlijk ook. Stel je voor, een wetgeleerde en niet
de wet houden? Dat was een onmogelijkheid. En de naaste als je
zelf. ‘Doe dat, en je zult leven’, zegt Jezus. Maar daarmee komt
Jezus er niet vanaf. Hij komt om Hem te verzoeken. Dus hij zegt dan
maar: ‘Wie is mijn naaste?’ Je ziet hem denken, dat hij Jezus een
goede strikvraag heeft gesteld. Nu moet hij goed opletten of Jezus
het goede antwoord geeft. Want als Hij zegt: ‘De hoeren en de
tollenaars’, dan heeft hij Jezus te pakken, want de wet zegt dat je
niet met afvalligen om moet gaan. Dat je je er verre van moet houden.
Maar Jezus zegt dan een gelijkenis. De gelijkenis van de
barmhartige Samaritaan. Overbekend. Een man ging van Jeruzalem naar
Jericho en werd overvallen door rovers die hem uitkleedden,
mishandelden en hem halfdood lieten liggen.
Een
priester daalde af, maar hij ging aan de man voorbij. Een Leviet
daalde af, maar ook hij ging aan de overzijde voorbij. Dan komt er
een Samaritaan, die wordt met ontferming bewogen en pakt de man op en
neemt hem mee naar een herberg en hij verzorgt hem. Dan zegt Jezus:
‘Wie zegt gij, is de naaste van deze man?’ En dan hoor je de
wetgeleerde knarsetanden en hij kan het woord Samaritaan niet over de
lippen krijgen en hij zegt: ‘Hij die barmhartigheid heeft bewezen’.
En dat was de Samaritaan. En dat was een vreselijke zaak, want de
Joden hadden geen enkele waardering voor Samaritanen. Joden gingen
niet om met Samaritanen. Maar hier kwam de aap uit de mouw, de mensen
van de kerk liepen aan de man voorbij, maar de Samaritaan hielp de
man. Dat is de echte naaste. De man droop af en Jezus zei: ‘Ga
heen, doe gij evenzo’.
Wie is
onze naaste? Hoe ver zijn wij afgedwaald van de echte naaste? Wie
laten wij halfdood liggen terwijl we er wel elke dag aan voorbij
gaan? Waarom moeten wij de halfdoden oppakken en verzorgen? Hoe ver
zijn wij afgedwaald van de liefde voor de naaste als onszelf. Dat
begint al heel dicht bij. Jezus zegt: ‘Redelijke godsdienst is
omzien naar weduwen en wezen in hun druk. En wat je gedaan hebt voor
de minste van Mij heb je voor Mij gedaan’. En wat is er een
eenzaamheid en een teleurstelling en een gebrek aan hulp en liefde
voor de ouderen. En dat is dus heel dichtbij. Daar kunnen we zo maar
iets aan doen. Dat moeten we niet overlaten aan de ander. Daar moeten
we zelf onze verantwoordelijkheid gaan zien. In de gemeente heerst
geen eenzaamheid. Want de gemeente is een gemeenschap van gelovigen
die luisteren naar de prediking van het Woord, die samen bidden
voor de gemeente en voor de wereld, die gemeenschap hebben met elkaar
en delen voor de armen en samen het brood breken. Je kunt je toch
niet voorstellen dat daar mensen zijn die eenzaam zijn, die
onvoldoende zorg hebben? Want ieder is begaan met iedereen. In een
tijd waar we nog nooit zoveel vrije tijd hebben gehad als vandaag aan
de dag, waar we nog nooit over zoveel geld hebben beschikt als
vandaag, hoeft er geen gebrek aan zorg en hoeft er geen eenzaamheid
en verkommering te zijn. Het is in één slag opgelost als we de
eenvoudige principes van Jezus, ‘Wie is mijn naaste?’ weer gaan
toepassen. En waarom passen we ze toe? Heel eenvoudig, omdat God in
Zijn grote liefde naar ons heeft omgezien. En we daarom Hem mogen
liefhebben met geheel ons hart, geheel onze ziel, geheel ons verstand
en met alle krachten en de naaste als onszelf. Wat gij niet wilt dat
u geschiedt, doe dat ook de ander niet!
En de
Here Jezus kwam voor de gebrokenen van hart, om de gevangenen vrij te
zetten, hij kwam voor de armen en de nooddruftigen. En als Hij komt
om te oordelen dan is Zijn centrale vraag: ‘Wat heb je voor de
minste van mijn broederen gedaan? Heb je hem gevoed, heb je hem
getroost, heb je hem water gegeven, heb je hem opgezocht in de
gevangenis?’ Enzovoort. Allemaal dingen die we van nature niet
doen en zeker niet volhouden. Maar zeker uit het leven gegrepen. We
begrijpen het allemaal. En als we dan zien dat de wereld omkomt door
armoede. En als we ellende voor de kinderen zien. Dan slaat de schrik
je om het hart, omdat je geen beweging ziet. Wat een armoede, en wij,
wat en rijkdom. Zouden dat dan onze naasten niet zijn? We zien het
toch voor onze ogen. We zien onze welvaart toenemen en we zien steeds
meer arme kinderen. Wij zijn te geroerd om er fundamenteel iets
aan te doen. We hoeven er zelf niet minder van te worden, maar we
moeten de bijbelse principes toepassen om de armen te helpen.
Niet om hen alleen maar te geven, maar om hen te helpen op de weg om
meer zelf te kunnen doen en hun situatie te verbeteren. Dan kan er in
korte tijd enorm veel gebeuren. Daar kunnen we ons voor inzetten.
Dat kan en moet een wereldwijde beweging worden. Daar moeten we ons
radicaal voor veranderen. Dat heeft alles te maken met het oordeel
van Jezus. Het gaat er ook niet om dat we ons ineens inzetten om het
oordeel te ontlopen. Want het geheim van het oordeel is, dat we het
doen omdat het ons normale patroon van leven is. We zien het als
normaal, dat we onze naaste helpen. Dat doen we als vanzelf. Want dat
deed Jezus ook.
En we
zeggen dat we een volgeling van Hem zijn. Nou, dan doen we toch alles
om de naaste, de arme, te helpen. En dat kunnen we op ontzettend veel
manieren doen. We moeten zijn omstandigheden verbeteren. We moeten
vanuit onze rijkdom gaan helpen. En dan gaan er wonderen
gebeuren. Maar we zitten zo vast in onze eigen systemen dat we niet
eens meer zien hoe we moeten helpen. We denken dan eerst aan
onze eigen belangen. We willen onze eigen welvaart vasthouden en dan
misschien nog van onze welvaart een fooi geven om de andere te
helpen. Maar het geheim is dat de radicale liefde van Jezus ons in
beweging zet en we als leger van de liefde onze naaste gaan helpen.
En als we wereldwijd kijken, dan sta je versteld van de grote
hoeveelheid mensen die bereid zijn om te helpen. Dan sta je versteld
van hoeveel mensen er àl helpen. En hoeveel er al gebeurt en hoe er
dichtbij een fundamentele oplossing is. Wij hebben in ons rijke
westen ook, vanuit de onderlinge verbondenheid en de
christelijke naastenliefde, een systeem opgebouwd waarbij de zwakke
niet achterblijft. Of althans, een redelijk deel van de welvaart kan
meemaken. We hebben dan de zwakke gesubsidieerd, dat kan door lagere
belastingen en dat kan door subsidies op eten. De subsidies aan
de agrarische sector zijn in het westen zo groot dat we ons brood nog
redelijk kunnen betalen. Maar het systeem wereldwijd is
gebaseerd op de liberalisatie van de handel en de financiële
machinerie die via de effectenbeurzen wereldwijd de liberalisatie
zijn gang laat gaan. En dat betekent dat er voor de armen in die
landen geen plaats is om subsidie te ontvangen; om ook een stukje van
de cake te kunnen krijgen. Alleen als hij kans ziet om in de
maalstroom van het financiële overleven van de sterkste, gedomineerd
door het westerse denken over economie, kan meemaken, dan is er een
mogelijkheid om vooruit te komen. En dat gebeurt natuurlijk ook. Er
is wereldwijd ook een enorme ontwikkeling.
En er
gebeurt ook veel. Het is niet zo dat alles wat gebeurt, niet
bijdraagt, maar fundamenteel blijven er miljoenen en miljoenen mensen
achter omdat we vanuit de barmhartigheid van Jezus, onze naaste
slechts zien als een slachtoffer op de laatste plaats. En daar ligt
het verschil. Zijn we werkelijk bereid om hen als onze naaste te
zien? Of blijven we in ons vergenoegzaam westers denken hangen in een
structuur waar we veel hebben bereikt en vanuit die bereikte positie
een kleine aalmoes geven om daar te helen waar het ons uitkomt? Als
we het hebben over ons christelijk westen, dan moeten we ons systeem
van denken radicaal richten op de hulp aan hen die achtergebleven
zijn. Dat betekent, dat we geven om te delen. Dan worden we er zelf
ook beter van. Want samen groeien we dan in liefde en gemeenschap en
ontwikkeling. En iedereen die zich ontwikkelt, is een bijdrage aan
het welzijn van de ander en zo aan de gehele wereld. Want een
explosieve kracht is verborgen in het geheim van de liefde van Jezus.
Het is de tegenstander, die ons wil doen geloven dat er toch
geen redden aan is en dat we maar moeten proberen zo min mogelijk
mensen te laten geboren worden om te kunnen overleven. Dat is een
wrede manier van denken. Dat helpt niemand, dat lijdt alleen maar tot
een doodscultuur, waarin het egoïsme toeneemt.
Wat een
ontdekkende, ontwapende gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. We
moeten, net als Jezus bedoelt, om ons heen kijken en onze naaste
helpen. Dan heb je leven en leven in eeuwigheid. Zo niet, dan wacht
ons het oordeel, omdat we net al de priester en de Leviet voorbijgaan
aan die half doodliggende mens die het slachtoffer is van een
aanval op het leven door de armoede, terwijl wij al het gereedschap
hebben om een oplossing te geven.
Het is
een zegen als we drastische initiatieven nemen om vanuit ons rijk
gezegende christendom radicale stappen te nemen om te gaan helpen
daar waar de nood hoog is. Het heeft een katalyserende en multiplier
effect. Eenmaal begonnen, is het niet te stoppen, want de wet van
Gods liefde drijft het aan. Glorie voor Zijn Naam! Here, geef ons
moed en kracht om op die weg voort te gaan. Er is hoop. Heerlijk
toch?
6 november [2]
11:1 |
En het geschiedde, terwijl Hij ergens in gebed was, dat een van zijn discipelen, toen Hij ophield, tot Hem zeide: Here, leer ons bidden, zoals ook Johannes zijn discipelen geleerd heeft. |
11:2 |
Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zegt: Vader, uw naam worde geheiligd; uw Koninkrijk kome; |
11:3 |
geef ons elke dag ons dagelijks brood; |
11:4 |
en vergeef ons onze zonden, want ook wijzelf vergeven een ieder, die ons iets schuldig is; en leid ons niet in verzoeking. |
11:5 |
En Hij zeide tot hen: Wie van u zal een vriend hebben,… |
11:7 |
Val mij niet lastig,… |
11:8 |
…om zijn onbeschaamdheid zou hij opstaan en hem geven, zoveel hij nodig heeft. |
11:9 |
Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden. |
11:10 |
Want een ieder, die bidt, ontvangt en wie zoekt, vindt en wie klopt, hen zal opengedaan worden. |
11:11 |
Is er soms een vader onder u, die, als zijn zoon hem om een vis vraagt, hem voor een vis een slang zal geven? |
11:13 |
Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden? |
11:14 |
En Hij was bezig een boze geest uit te drijven en deze was stom. |
11:15 |
Door Beëlzebul, de overste der boze geesten, drijft Hij de geesten uit. |
11:17 |
Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder,… |
11:18 |
Indien ook de satan tegen zichzelf verdeeld is, hoe zal zijn koninkrijk kunnen standhouden? Want gij zegt, dat Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf. |
11:19 |
Indien Ik door Beëlzebul de boze geesten uitdrijf, door wie doen uw zonen het dan? |
11:20 |
Maar indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen. |
11:23 |
Wie met Mij niet is, die is tegen Mij… |
11:24 |
Zodra de onreine geest van de mens is uitgevaren, gaat hij door dorre plaatsen om rust te zoeken, en als hij die niet vindt, zegt hij: Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitgevaren. |
11:26 |
…en zij komen binnen en wonen daar. En het wordt met die mens in het einde erger dan in het begin. |
11:28 |
Zeker, zalig, die het woord Gods horen en het bewaren. |
Opnieuw
lezen we hier dat Jezus in gebed was. Hoe vaak zijn we dat nu al niet
tegen gekomen? Het behoorde tot het normale patroon van het leven van
Jezus. Hij kon niet zonder. Hij leefde in een nauwe relatie met Zijn
Vader. Hoe belangrijk is het dan voor ons? En dan vragen zijn
discipelen Hem om hen te leren bidden. En dan leert Hij hen het
overbekende ‘Onze Vader’. Het gaat daar over de komst van het
Koninkrijk. Het gaat daar om een gebed voor het dagelijkse brood.
Want kennelijk is dat niet vanzelfsprekend. Het gaat daar over het
vergeven van zonden. Het gaat om niet in verzoeking te raken.
Het gaat
ook om vrienden die elkaar niet in de steek laten, maar tot in het
diepst van de nacht beschikbaar zijn om elkaar brood te geven. Je
zult toch nooit je vriend laten zakken als die om een brood vraagt?
Je zult altijd klaar staan voor je naaste? Dat is het normale
christelijke leven. Je staat in voor elkaar. Je staat voor elkaar
klaar. Dat is leven. Dat is gemeenschap. Dat is zoals God ook voor
ons klaar wil staan. En dan, als je bidt, dan zal je gegeven worden.
Want zal God je in de steek laten? Neen! Want een vader geeft zijn
kind geen slang als hij om een brood vraagt. En als wij slechte
mensen dit al vanzelfsprekend vinden, hoeveel te meer zal dan je
hemelse Vader geven wat je nodig hebt? Dat spreekt toch vanzelf? Hij
zal dan de Heilige Geest geven aan hen die daarom vragen. Heerlijk
toch? Dat is een fantastische zekerheid. Het is een rustgevende
gedachte dat we altijd op Hem kunnen vertrouwen. We kunnen alles aan
Hem voorleggen. We zullen nooit uit Zijn hand vallen. Want Hij is
onze Vader. Onze Vader die in de hemelen zijt. Daar gaat het om.
Blijf erbij!
We
moeten nog veel meer vertrouwen op de wonderbare gemeenschap met God.
We zijn geborgen in Hem. En door het gebed hebben we die bijzondere
gemeenschap met Hem. Daar kunnen we elkaar herkennen in Christus.
Heerlijk! Daar komen de boze geesten weer. Jezus drijft een
stomme boze geest uit en de man begint te spreken. Sommigen zeggen:
Door de overste der boze geesten, Beëlzebul, drijft hij de boze
geesten uit. Vreselijk! Wat een beschuldiging. Ja, iedereen
sprak erover. Waar komt de kracht vandaan? Want overal waar Jezus
kwam, daar werden zieken genezen en boze geesten uitgedreven. Dat was
de normaalste zaak van de wereld. Maar de mensen waren door de
kerkleiders al voldoende ingepeperd dat deze Jezus door boze geesten
bezeten was. Dat het niet de goede geesten van de dogma’s van de
synagogen waren. Dat kon niet. Want anders zou Jezus niet dit en zou
Jezus niet dat doen. Neen, Hij is door de boze geesten zelf bezeten.
Dat is een beschuldiging die zijn weerga niet kent. Daar kan niet
veel goeds op volgen. Jezus stelt het zelf aan de kaak. Hoe kan een
huis dat tegen zichzelf verdeeld is standhouden? Dan valt het rijk
in. Het gaat te gronde. Maar Ik drijf door de vinger Gods boze
geesten uit en dan is het Koninkrijk Gods over jullie gekomen. En
jullie doen er goed aan daar acht op te slaan. En doe je het niet,
dan zullen de boze geesten terugkomen en nog andere geesten
meenemen en weer bezit nemen van de huizen waar ze uit verdreven
zijn, maar door de onbekeerlijkheid van de mensen dan toch weer
terugkeren en nu met nog meer kracht dan daarvoor. En het einde zal
erger zijn dan het begin. Daar moet je niet te licht over denken. En
zo is het ook. Als we de kracht van God verloochenen en de boze
geesten toelaten dan nemen ze steeds meer in bezit. Dan vallen er
steeds meer slachtoffers, want de agressiviteit van de boze
geesten kent geen grenzen. Ze zullen steeds meer terrein in bezit
nemen, naarmate het ongeloof toeneemt.
Dit is
een ernstige waarschuwing tegen de mensen die het geloof aan hun
laars lappen. Die de Here Jezus niet serieus nemen. Die er een
eigenmachtige godsdienst op na denken te kunnen houden. Dan gaat
het niet goed. En wie niet mèt Jezus is, die is tegen Hem en wie
niet mèt Jezus bijeen brengt, die verstrooit.
Een
vrouw uit de schare prijst Hem en zegt: ’Zalig de schoot, die U
heeft gedragen…’, maar Jezus zegt: ‘Zalig, die het woord
Gods horen en het bewaren’. Daar gaat het om. Het gaat om het
Woord van God. En dat moeten we bewaren. Dat is bestendig tegen de
aanvallen van de boze geesten. Want het is oorlog. Het gaat om de
grote strijd tegen de duivel. Die probeert ons te pakken te nemen. En
hoe kunnen we ons daar tegen wapenen? Heel eenvoudig, om bij het
Woord van God te blijven en het te bewaren. Want overal waar Jezus
komt, daar gaan de boze geesten op de vlucht en daar worden we
bijeenvergaderd. Daar gaat het goed. Glorie voor Zijn Naam!
Heerlijk toch om zo verder te mogen gaan? Wat een zegen om daarin te
mogen staan. Wat een zegen dat God ons beschermt. Wat een zegen dat
Hij ons nooit in de steek laat. Dat hij altijd het beste voor ons
weet. Daaruit te mogen leven maakt je alleen maar enthousiast. God is
groot!
7 november [2]
11:29 |
Dit geslacht is een boos geslacht. Het begeert een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona. |
11:30 |
…zo zal ook de Zoon des mensen het zijn voor dit geslacht. |
11:31 |
…want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier. |
11:32 |
De mannen van Ninevé zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona, en zie, meer dan Jona is hier. |
11:33 |
…opdat wie binnentreden het licht zien. |
11:34 |
De lamp van het lichaam is uw oog. …maar wanneer het slecht is, is ook uw lichaam duister. |
11:36 |
…evenals wanneer de lamp u met haar schijnsel verlicht. |
11:38 |
…verwonderde zich, toen hij zag, dat Hij Zich vóór het eten niet eerst wies. |
11:39 |
…maar van binnen zijt gij vol roof en slechtheid. |
11:42 |
…want gij geeft tienden… en gij gaat voorbij aan het oordeel en de liefde Gods. Dit moest men doen en het andere niet nalaten. |
11:44 |
Wee u, want gij zijt als de onzichtbare graven: de mensen, die eroverheen lopen, weten het niet. |
11:45 |
…beledigt Gij ook òns. |
11:46 |
Wee ook u,… en zelf raakt gij die lasten niet met één uwer vingers aan. |
11:47 |
…maar uw vaderen hebben hen gedood. |
11:50 |
…opdat van dit geslacht afgeëist worde het bloed van al de profeten,… |
11:51 |
…van het bloed van Abel tot het bloed van Zacharia,… |
11:52 |
Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden. |
11:53 |
…Hem heftig aan te vallen… |
11:54 |
Hem een strik spannende om Hem te vangen… |
De
mensen willen een teken. Maar wat willen ze nu eigenlijk? Ze zien
toch allemaal tekenen? Ze krijgen geen ander teken dan dat van Jona.
En op het woord van Jona bekeerden de Ninevieten zich. Nou, nou, dat
is nog al wat. ‘En zie, meer dan Jona is hier.’ Waarom bekeren
jullie je niet? Wat willen jullie dan nog meer als een teken? Het
staat toch bol van de tekenen? Heerlijk! Wat een evangelie, elke dag
opnieuw. Jona is een ver verhaal voor hen, maar het is een teken. Een
teken voor de mensen. Het is dus ongeloof om nu ook nog een extra
teken te ontvangen. Ze zijn helemaal in de war. En net als Salomo. Ze
kwamen van de hele wereld om de wijsheid van Salomo te zien. Maar
meer dan Salomo is hier. Ze krijgen geen teken. Want Jezus de Messias
is het teken. De lamp van het lichaam is het oog. Je zet geen lamp
onder de korenmaat. Je zet het op de standaard. Dan kun je het zien.
Zo moet ook je oog licht zijn. Is dat niet het geval, dan ben je zelf
ook duisternis. Zorg dus dat het licht is in je en hoe is het licht?
Dat is heel eenvoudig. Dicht bij Jezus blijven. Hij is het Licht der
wereld. Als je Hem volgt, zul je nooit in de duisternis wandelen,
maar het licht des levens hebben. En als je lichaam geheel licht is,
dan schijn je ook licht uit. En daar gaat het om. Verspreid het licht
des levens! De lamp op de standaard, opdat de mensen uw goede werken
zien en uw Vader in de hemelen verheerlijken.
Oei, dan
komt er een zeer confronterend stuk. Als Jezus ergens een hekel aan
heeft dan is het wel aan de schijnheilige kerkelijke leiders die
niets anders doen, dan om het volk te knechten en op te letten of ze
niet met een of ander wetje over de schreef gaan. En als hij Jezus
uitgenodigd heeft dan is hij verbolgen dat Hij zich niet eerst
wast. En dan valt Jezus uit en zegt: ‘Jullie letten op de
buitenkant, maar hoe is het gesteld met jullie binnenkant? Van binnen
zijn jullie vol roof en slechtheid. Je geeft de tienden maar je doet
er verder niets aan. Jullie gaan voorbij aan het oordeel en de
liefde. Jullie zijn gesteld op de ereplaatsen in de synagogen, maar
jullie leggen de mensen lasten op die niet van God zijn’. De
wetgeleerden die er ook zijn, zeggen: ‘Maar nu beledigt Gij ons
ook’. En dan volgt het: ‘Wee u, jullie hebben de profeten gedood
en jullie bouwen nu hun grafsteden. God zond de profeten, maar jullie
vaderen hebben hen gedood, om dat zij niet wilden horen’. En zo is
het ook vandaag. ‘De waarheid is onder jullie, maar jullie willen
er niet aan. Je doet niets anders dan om een reden te vinden Mij te
pakken en te vervolgen. Het bloed van al de profeten kleeft nog aan
jullie handen. Wee u, schiftgeleerden jullie hebben de sleutel van de
kennis weggenomen, zelf zijt gij niet binnengegaan en jullie beletten
ook hen, die proberen binnen te gaan.’ Wat een arrogantie van de
leiders van het volk. Ze hebben een eigenwillige godsdienst gemaakt.
Ze leggen wet op wet op. Ze hebben de sleutel der blijdschap, de
vreugde van het evangelie weggenomen. Daar gaan ze nu fel tegen te
keer. Daar veegt Hij de vloer mee aan. Wat zullen de leiders van het
volk kwaad zijn geweest. Ze zullen nu alles doen om Hem uit de weg te
ruimen. Ze willen niets met Hem te maken hebben. Wat denkt Hij wel?
Nu weten ze zeker dat ze Hem uit de weg moeten ruimen. Het zijn ook
harde woorden en dat geldt ook voor vandaag. Want God wil de
blijdschap van het reddende evangelie uitdelen en Hij wil niet dat er
een geknecht evangelie overkomt. Geen wet op wet, maar genade op
genade. Dat gold voor toen, maar dat geldt ook voor nu. Glorie voor
Zijn Naam!
8 november [2]
12:1 |
Toen intussen duizenden mensen waren bijeengekomen, zodat zij elkander verdrongen, begon Hij te spreken, in de eerste plaats tot zijn discipelen: Wacht u voor de zuurdesem, dat is de huichelarij, der Farizeeën. |
12:2 |
Er is niets bedekt, of het zal geopenbaard worden, en verborgen, of het zal bekend worden. |
12:3 |
Daarom, al wat gij in het donker gesproken hebt, zal in het licht gehoord worden en wat gij aan het oor gezegd hebt, in de binnenkamer, zal van de daken gepredikt worden. |
12:4 |
Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. |
12:5 |
Ik zal u tonen, wie gij vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem! |
12:6 |
…en niet één van die is vergeten voor God. |
12:7 |
Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat vele mussen te boven. |
12:8 |
Ik zeg u: Een ieder, die Mij belijden zal voor de mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods; |
12:10 |
…maar wie tegen de Heilige Geest zal lasteren, het zal hem niet vergeven worden. |
12:11 |
…maakt u niet bezorgd, hoe of wat gij ter verdediging moet spreken. |
12:12 |
Want de Heilige Geest zal u op het eigen ogenblik leren, wat gij zeggen moet. |
Het komt
er wel op aan. Het wordt nu menens. Het gaat hard tegen hard. Wacht u
voor de zuurdesem van de Farizeeën. Dat zijn de huichelaars. Er is
niets bedekt of het zal geopenbaard worden. Ze kunnen wel denken dat
ze al die werken van de duisternis in het geheim kunnen doen, maar
het zal allemaal bekend worden. Niets blijft verborgen voor God. Het
zal allemaal aan het licht komen. Dus maak je niet bezorgd over die
werken van de duisternis die ook jou kunnen benauwen. Want het lijkt
heel wat, maar het stelt niets voor. God zal alles ontmaskeren. En
vreest niet voor de mensen. Ze kunnen je doden maar, dan kunnen ze
niets meer doen. Al je haren van je hoofd zijn geteld. ‘Gij gaat
vele mussen te boven.’ Vrees niet! De mensen kunnen wel je lichaam
doden maar je niet het Koninkrijk van God ontnemen. En een ieder die
Mij belijdt voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden
voor de engelen Gods. Wat een heerlijke gedachte. Je kunt soms wel in
de druk staan als er zoveel tegenstand is tegen je belijdenis voor de
mensen. Maar denk dan aan Jezus Die jou zal belijden voor de engelen
Gods. Hij zal je verhogen. Hij zal je niet in de steek laten. Je
bent veilig bij God. Maar wee je gebeente als je tégen God bent, dan
zal er ook tegen je worden getuigd in de hemel. Het is allemaal
zwart-wit. Het is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Het is
confronterend. Het is niet zo maar iets. Jezus wenst dat de
confrontatie begonnen is. Hij is op weg naar zijn lijden en sterven.
En Hij windt er geen doekjes om. De tegenstand is groot. Ze proberen
Hem het zwijgen op te leggen. Maar Jezus preekt door. Het Woord
gaat door. En het Woord gaat de eeuwen door. En spreek niet tegen de
Heilige Geest. Want dat word je niet vergeven.
De
mensen kunnen je voor de synagoge brengen, maar maak je niet bezorgd,
wat je zult spreken, want de Heilige Geest zal je op het eigen
ogenblik leren, wat je zeggen moet. Wat een belofte. We hoeven ons
dus nooit bezorgd te maken, wat we moeten zeggen. We kunnen vol
vrijmoedigheid de tegenstand en de toekomst tegemoet gaan. Want zelfs
in de moeilijkste ogenblikken zal de Heilige Geest je te binnen
brengen wat je moet spreken. Dat is een geweldige, rustgevende
gedachte. Want als je er aan denkt dan kun je het benauwd krijgen.
Want hoe kun je optornen tegen zoveel haat en tegenstand? Dat kun je
niet. Je bent volkomen afhankelijk van de hulp en de bescherming van
God en die belooft Hij dan ook. Want al de engelen Gods zijn met je.
En niets kan je scheiden van de liefde van God. Wat een heerlijke
gedachte. Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer! Wat een stuk. We
kunnen er niet genoeg van krijgen. Dank U wel Heer, voor zoveel
kracht om uit te putten en ons voor te bereiden op de tijd waarin het
nog moeilijker kan worden. Glorie voor Zijn Naam!
9 november [2]
12:13 |
…dat hij de erfenis met mij dele. |
12:15 |
Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht,… |
12:17 |
…want ik heb geen ruimte om mijn vruchten te bergen. |
12:18 |
…en grotere bouwen… |
12:19 |
…houd rust, eet, drink en wees vrolijk. |
12:20 |
…in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist… |
12:21 |
Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God. |
12:22 |
Weest niet bezorgd over uw leven,… |
12:23 |
Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. |
12:24 |
…en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven! |
12:25 |
Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen? |
12:27 |
…dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze. |
12:28 |
…hoeveel te meer u, kleingelovigen? |
12:30 |
Doch uw Vader weet, dat gij deze dingen behoeft. |
12:31 |
Maar zoekt zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden. |
12:32 |
Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven. |
12:33 |
…een schat, die nooit opraakt, in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot ze schaadt. |
12:34 |
Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. |
Indrukwekkende
stukken. Wat kunnen we toch bezig zijn met de dingen van deze aarde.
Wat kunnen we schatten verzamelen. We stapelen steeds meer op. We
willen het steeds beter krijgen. En we willen steeds grotere schuren
bouwen. Want hoe meer we hebben hoe veiliger we ons voelen. Je
moet toch wel zorgen dat je je schaapjes op het droge hebt. Wat
zitten we vast aan al deze dingen. We bestaan er van. Maar je geld,
dat geeft je niet je leven. Je kunt het niet meenemen. En pas op, God
kan komen en je leven nemen. Dan heb je er niets aan. Zet je leven
niet op je schatten. Wees rijk in God! Want daar kom je het rijkste
mee uit. Dat geeft je het eeuwige leven. Een les die we ook op
onszelf moeten toepassen. Waar je hart zit, daar gaat het om. En
dan komt het o zo bekende stuk over de bezorgdheid. Maak je niet
bezorgd, want het leven is meer dan het voedsel, is meer dan de
kleding. Kijk naar de vogels. De hemelse vader voedt hen. En wij gaan
ze veel meer te boven. Wat kunnen we ons toch druk maken over aardse
zaken. En je kunt er niets aan doen. Het gaat erom dat we ons richten
op de liefde en de zorg van de HERE God. Onze Vader die in de hemelen
is, Die weet dat wij al deze dingen nodig hebben. We moeten ons dus
op Hem richten. Want het heeft Hem behaagd ons het Koninkrijk te
geven. En daar gaat het om. Daarom moeten we onze bezittingen
verkopen en het de armen geven. We moeten onze reserves niet oppotten
maar het beschikbaar stellen aan hen die we er mee kunnen
helpen. Daar gaat het om. Wat een prachtig principe. Dat is het
principe van God.
En wat
er ook gebeurt, de HERE laat ons nooit in de steek. We moeten onze
schat in de hemelen verzamelen, daar kan geen dief komen, daar kan
het niet aangetast worden, daar is het veilig. Glorie voor Zijn Naam!
Want waar uw schat is daar zal ook uw hart zijn. Als we onze schat in
de hemel hebben, dan is ook ons hart daar. En dat is de beste plek.
Van daaruit kan onze Hemelse Vader ons en de rest van de wereld ook
het beste helpen. Heerlijk wat een evangelie. Zit ons hart bij onze
aardse goederen en geneugten, dan kan Hij ons ook niet helpen, want
dan zitten we ons zelf en Hem in de weg. Want het gaat om het
Koninkrijk Gods, dat Hij ons gegeven heeft en waar we ons naar uit
moeten strekken. Heerlijk, wat een blijde gedachte, wat een grootse
toekomst. Het is heerlijk. Glorie voor Zijn Naam! Daar kunnen we een
samenleving op bouwen. Deze principes geven de grootste geestelijke
en ook materiële groei, want Gods zorg, is de basis van dat leven.
God wil delen vanuit Zijn liefde en almacht. Glorie voor Zijn Naam!
10 november [2]
12:35 |
Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. |
12:37 |
Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. …en hen aan tafel nodigen,… |
12:38 |
…en hen zó aantreft, zalig zijn zij. |
12:40 |
Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen. |
12:43 |
Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden. |
12:45 |
…en te eten, en te drinken en dronken te zijn,… |
12:46 |
…en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen. |
12:48 |
Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd. |
12:51 |
Meent gij, dat Ik gekomen ben om vrede op aarde te brengen? Neen, zeg Ik u, veeleer verdeeldheid. |
12:54 |
…zegt gij dadelijk: Er komt regen,… |
12:55 |
Er zal hitte komen,… |
12:56 |
Huichelaars, het aanzien van aarde en hemel weet gij te onderkennen, waarom onderkent gij deze tijd niet? |
12:58 |
…geef u dan onderweg moeite om van hem af te komen;… |
12:59 |
…vóórdat gij ook de laatste duit betaald hebt. |
Ja, waar
je schat is daar zal ook je hart zijn. Hoe worden we niet steeds
getrokken naar de aardse dingen? Maar het gaat erom dat we ons
schatten verzamelen in de hemel. En daarom zijn we ook zo vaak
bezorgd. Want we denken dat we het hier op aarde allemaal moeten
regelen en als we het hier niet op orde hebben, het dan niet goed
komt. Maar we moeten veel meer onze blik op God gericht houden. Hij
weet wat we nodig hebben. Hij weet wat het beste voor ons is. Hij zal
ons nooit in de steek laten. Daarom zegt Jezus, dat we altijd
waakzaam moeten zijn en Zijn komst moeten verwachten. Hij komt
immers. Hij zal Zijn rijk van recht en gerechtigheid grondvesten. En
daarvoor leven we. Dat verwachten we. En daarom moeten we waakzaam
zijn. Ons niet in de war laten brengen. Daarom moeten we altijd
bereid zijn. Want hij komt op een dag en een uur dat we het niet
verwachten. Hij komt als een dief in de nacht. Wees dan bereid! Wacht
op de bruidegom, alsof hij elk moment kan komen. Doe je dat niet, dan
zul je door de zorgen van het leven weer in beslag genomen worden en
dan heb je je huis niet op orde als Hij komt. Het kan zelfs zo zijn
dat je helemaal niet meer in de verwachting leeft en er maar weer op
los leeft en niet meer de liefde toepast, maar anderen uitbuit en je
dienstknecht ontslaat en uitbuit, zoals het hier staat. Daarom moeten
we weten dat Hij komt en moeten we altijd bereid zijn. En dat geldt
des te meer voor mensen die weten van Zijn komst. Die gehoord hebben
om daaruit te leven, doe je het dan niet dan sta je schuldiger. Want
als je veel ontvangen hebt dan zal er ook veel van je gevraagd
worden. Want als je veel is toevertrouwd, dan ben je ook
verantwoordelijk hoe je er mee omgaat. Ga je er dan niet goed mee om,
dan wordt dat van jouw hand geëist. Dan ben jij mede schuldig dat de
andere niet opgeroepen is om de Heer te verwachten. Ezechiël 3 en 33
komen dan heel scherp naar voren. Als jij weet van waar de vijand
komt en je hebt dan niet heel hard geroepen, dan ben jij schuldig aan
de dood van de ander. En hier gaat het om de geestelijke dood. Wat
een boodschap. Laten we dan getrouwe en dienstbare slaven zijn die
weet hebben wat de Heer van ons vraagt om werkende te zijn om alles
in gereedheid te brengen voor Zijn komst. Wat een heerlijke opdracht.
Want als je het gaat ontdekken, dan wil je ook niet anders, want je
bent bezig om de wil van God te doen. En de wil van God doen betekent
alleen maar een ruime toegang tot het eeuwige leven en losgemaakt te
worden van dit aardse leven en onze schat in de hemelen te hebben.
Glorie voor Zijn Naam!
De komst
van Jezus is niet een komst om vrede te brengen op aarde. Het is de
grote strijd tussen God en de satan. ‘Vuur ben Ik komen werpen op
de aarde’, staat er. Jezus moet gedoopt worden met een doop, die
Hem door de dood leidt om te sterven voor de verzoening van de zonden
van deze wereld. Dat is een harde confrontatie met de dood, de zonde,
het onheil, om het heil te brengen aan de wereld. Glorie voor de Naam
van Jezus! Wat een zegen. Wat een liefde. Wat een genade. Want één
ding is zeker: Als het heil van ons af moet hangen dan komt er niets
van terecht. Want wij allen zijn zondaars en derven de heerlijkheid
Gods. Was het wel zo, dan stond het er wel wat beter met de wereld
voor. Maar dat is niet het geval. En daarom: Overal waar Jezus komt,
daar ontstaat verdeeldheid. Tussen vaders en moeders, ouders en
kinderen, broers en zusters, stammen en volken. Daarom is het
belangrijk om te letten op de tekenen der tijden. Als je een wolk
ziet, dan weet je dat er regen komt. Je kunt de tekenen
onderscheiden, maar als het gaat om te onderscheiden wat er nu
werkelijk aan de hand is in deze tijd, dan weiger je om het te zien.
Dat is huichelachtig. En oordeel zelf wat recht is. Je ziet het toch
voor je ogen. Het heil, de Messias, precies zoals Hij voorspelt is,
is onder jullie. En toch ga je er aan voorbij. Pas toch op! Maak
vrede met Hem voordat het te laat is. Als je met Hem blijft rechten,
dan kom je bedrogen uit. Maak vrede met Hem terwijl je onderweg bent,
want dat is de wil van God. Dat zet je op de eeuwige weg van het
heil. Glorie voor Zijn Naam!
11 november [2]
13:1 |
…met het bericht over de Galileeërs, wier bloed Pilatus met hun offers vermengd had. |
13:2 |
Meent gij, dat deze Galileeërs groter zondaars waren… |
13:3 |
Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. |
13:4 |
Of meent gij, dat die achttien, op wie de toren bij Silóam viel die erdoor gedood werden, schuldiger waren dan alle andere mensen, die in Jeruzalem wonen? |
13:5 |
Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. |
13:6 |
…en vond er geen. |
13:7 |
Hak hem om! Waarom zou hij de grond nutteloos beslaan? |
13:8 |
Heer, laat hem nog dit jaar staan,… |
13:9 |
…maar anders, dan moet gij hem omhakken. |
13.11 |
…en zich in het geheel niet kon oprichten. |
13:12 |
Vrouw, gij zijt verlost van uw zwakheid;… |
13:14 |
Zes dagen zijn er, waarop gewerkt moet worden, komt dàn om u te laten genezen en niet op de sabbatdag. |
13:15 |
…en leidt hem weg om hem te laten drinken? |
13:16 |
…welke de satan, zie, achttien jaar gebonden had, niet losgemaakt worden van deze band op de sabbatdag? |
13:17 |
…en de gehele schare verheugde zich over al de heerlijke dingen, die door Hem geschiedden. |
Ja, er
gebeuren allerlei dingen in de wereld. Hoeveel mensen sterven er niet
door rampen en door ziekten en wat dan ook. Hier zijn Galileeërs
gedood door Pilatus. Wie zijn grotere zondaars? Zij of wij? Waar gaat
het om? En Jezus is direct en scherp. Als jullie je niet bekeren, kom
je allen evenzo om. Want het gaat erom, dat je je bekeert voor het
Koninkrijk van God, doe je dat niet, dan kom je in het eeuwige vuur
terecht. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Het gaat
om je bekering. Het gaat er niet om wat je hier op deze wereld
overkomt. Het belangrijkste is dat je je op tijd bekeert tot de Here
God. Bekeer je dan! En iedereen wist van de ramp van de val van de
toren van Silóam. Daar waren achttien mensen bij omgekomen. En dan
is opnieuw de vraag: Zijn zij schuldiger dan andere mensen die in
Jeruzalem wonen? Neen, zeg Ik u, maar, als gij u niet bekeert, zult
gij allen evenzo omkomen. Het gaat om onze bekering. We moeten er
temidden van alle geweld en alle verwarring, steeds maar weer op
aandringen dat de mensen zich bekeren. Het gaat om de bekering. Al
het andere is niet belangrijk. Bekeert u, dat is de centrale
boodschap die we hebben te brengen. Temidden van een wereld die
verloren gaat in schuld. Heerlijk om daar mee bezig te zijn.
Heerlijk, om daar steeds maar weer op aan te dringen. Want dan blijf
je scherp op de snede. Dat moest de Here Jezus ook, want de
tegenstanders waren alom aanwezig om Hem van de mensen af te houden
en van het centrale thema van Zijn boodschap. Hij kwam om
verdeeldheid te brengen. Want als er iemand tot bekering komt dan
zijn er vele anderen die daar tegen in gaan. Hoe velen hebben dat in
eigen familie niet ervaren? Maar altijd is de boodschap van bekering
een confronterende boodschap. Want het is altijd de bedoeling dat je
je omkeert, afkeert van waar je mee bezig was.
En dan
volgt de vijgenboom die geen vrucht voortbrengt. Dat is nu al drie
jaar het geval. Is er nog hoop? Hak deze boom om, want we hebben er
niets aan. Maar dan zegt de wijngaardenier: ‘Nog een jaar, Heer. Ik
zal extra mijn best doen. Als hij dan vrucht voortbrengt, dan is het
goed, maar als hij geen vrucht voortbrengt, dan hak ik hem om’. Het
gaat dus ook om het voortbrengen van vruchten. Aan de vruchten kent
men de boom.
En dan
is het weer hetzelfde. Jezus geneest iemand op de sabbat. En dat kan
natuurlijk niet. Want als je genezen wilt, dan zijn er zes dagen
waarop je kunt werken en komen om genezen te worden. Dit kan niet
Jezus. Het lijkt wel of U het expres doet. U weet toch ook, dat we op
sabbat niet werken? Doe je het er nu om om ons te pesten? Maar Jezus
draait de boel om. Als hun vee moet drinken dan slaan ze de sabbat
ook niet over. En deze vrouw was gebonden, achttien jaar door de
satan. Moest zij dan niet losgemaakt worden op de sabbat om van deze
satan af te komen? Wij zouden vandaag blijven zeggen: ‘Dat is
natuurlijk zo, maar moet dat dan per se op de sabbat? Dat slaat toch
nergens op. Maar daar gaat het nu juist om. De dogma van de sabbat is
belangrijker dan de genezende kracht van Jezus, we draaien de zaak
om. We draaien de boel om. We plaatsen niet eerst de liefde van Jezus
centraal maar ons wetticisme. Daar zitten we vol van. En dat is
gevaarlijk. Daar moeten we ons steeds weer van bekeren. De verhalen
in Lucas zijn keer op keer mokerslagen van liefde om ons te doen
ontwaken vanuit ons kortzichtig gedoe over allerlei zaken. We hebben
overal een mening over. We denken het allemaal te weten, maar keer op
keer gaat het erom of we ons willen bekeren en ons willen richten
op het komende Koninkrijk van God, van recht en gerechtigheid. Van
liefde en vrede. Als we ons denken en doen daarop richten, dan worden
we behoed voor al het vleselijke, kleinzielige gedoe waarin we elkaar
als mensen de les lezen. Wat een bevrijdende werking gaat er uit van
dit reddende evangelie. Maar ook wat een kracht van de boze die
steeds opnieuw probeert ons in zijn macht te krijgen en te houden.
12 november [2]
13:19 |
Het is gelijk aan een mosterdzaadje, dat iemand nam en in zijn tuin zaaide, en het groeide en werd een boom, en de vogelen des hemels nestelden in zijn takken. |
13:21 |
Het is gelijk aan een zuurdesem, welke een vrouw nam en in drie maten meel deed, totdat het geheel doorzuurd was. |
13:23 |
Here, zijn het weinigen, die behouden worden? |
13:24 |
Strijdt om in te gaan door de enge poort,… doch het niet kunnen. |
13:25 |
…en de deur gesloten heeft,… Here, doe ons open,… Ik weet niet, vanwaar gij zijt. |
13:26 |
Wij hebben voor uw ogen… |
13:27 |
…gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid. |
13:28 |
Daar zal het geween zijn en het tandengeknars,… maar uzelf buitengeworpen. |
13:29 |
En zij zullen komen van oost en west en van noord en zuid en zullen aanliggen in het Koninkrijk Gods. |
13:30 |
…er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn. |
13:31 |
Ga heen en vertrek van hier, want Herodes wil u doden. |
13:32 |
Gaat heen en zegt tot die vos:… |
13:33 |
…want het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt. |
13:34 |
Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild. |
13:35 |
Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Maar Ik zeg u, gij zult Mij niet meer zien tot het ogenblik komt, dat gij zegt: Gezegend Hij die komt in de naam des Heren! |
Gelijk
aan een mosterdzaadje. Iemand stopte het in de grond en het groeide
uit tot een grote boom. De vogelen des hemels kunnen erin nestelen.
Het is een explosieve boom. Een grote boom. Er komt geen einde aan.
Het is heel klein, maar het omvat alles. Het doortrekt alles. Het
scheidt vaneen wat niet van God is. Het baant zich een weg. Je denkt
dat het niets voorstelt, maar het stelt alles voor. Het is alles. Het
is alles waar we ons naar mogen uitstrekken. Het is het Koninkrijk
van God zoals het van de beginne bedoeld is. Heerlijk! Wat een
gedachte. Er is niets mis mee. Of je kunt het vergelijken met een
klein stukje zuurdesem, een stukje gist. Een klein stukje doortrekt
het geheel. Het gehele deeg wordt er van doortrokken. En daar gaat
het om. Het doortrekt alles. Het Koninkrijk van God baant Zich een
weg. Het doortrekt alles. Het zal alles aan zich onderwerpen. En er
is niets tegen bestand. Het is een grote strijd en soms lijk het
erop, dat de tegenstander aan de winnende hand is, maar niets is
minder waar. God zit op de troon. Zijn plan staat vast. Hij laat
alles onder Zijn voeten. Hij regeert het grote wereldgebeuren. En
Messias Jezus is onderdeel van dat grote plan. Hij lijdt en sterft
aan het kruis van Golgotha, om voor onze zonden te lijden en te
sterven, om ze te verzoenen, want er was geen andere weg, waardoor
wij behouden konden worden. Maar dan staat Hij op en vaart ten hemel
om aan de rechterhand van Zijn Vader gezeten, Zich voor te bereiden
om terug te komen om Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid te
grondvesten. Wat een evangelie! Wat een genade! Wat een liefde voor
een wereld verloren in schuld! Daar word je enthousiast van, daar wil
je ook bij behoren. Glorie voor Zijn Naam!
En dan
komt de vraag of er velen behouden zullen worden. Want het lijkt toch
ook niet zo’n gemakkelijke weg. En dat is ook zo. De uitnodiging
staat open voor iedereen. Maar strijd, om in te gaan door de enge
poort. Want je moet er wel voor strijden, want de boze zit aan alle
kanten te loeren om je te pakken te krijgen. Dus strijd om in te
gaan, want eng is de poort. Velen proberen het, maar struikelen
onderweg omdat ze de prijs niet willen betalen die aan bekering
beantwoordt. Het is een radicale keuze en afsnijding voor alles wat
bij de wereld behoort. En als dan de heer des huizes is opgestaan en
de deur gesloten heeft; ja, dan beginnen ze te roepen. ‘Doe open!’
Maar de deur gaat niet meer open. Dan roepen ze dat ze ook onder het
gehoor van Jezus hebben gestaan. Maar Jezus zegt: ‘Ga weg van Mij,
huichelaars. Ik heb u niet gekend’. Dus het is wel een ernstige
boodschap. Want het komt er wel erg op aan. Weg van Mij! Dat betekent
de hel. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Dan zul je de
heiligen in de hemel zien bij God in het Koninkrijk van God en jij
zult branden in de hel. Dat vinden heel veel mensen gemeen. Maar het
is de zaak van de wereld, om niet op dat ogenblik te wachten, maar je
nu te bekeren, zolang de deur nog niet gesloten is. Want ieder
weet dat het zo ook niet kan voortgaan. De wereld schudt en de wereld
lijdt. Het is een aaneenrijging van ellende en rampen. Daar zijn we
toch niet voor geschapen? Dat voelt iedereen. En daarom is de oproep:
‘Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Gelooft het evangelie, het reddende evangelie van Jezus Christus’.
Heerlijk toch. Wat een liefde. Wat een blijdschap. Het kan niet stuk
Glorie voor Zijn Naam! Dank u wel HERE!
En het
gaat er ook niet om of je de eerste of de laatste bent. Het gaat
erom, dat je er ook bij hoort. Bekeer je dan voordat het te laat is!
Want Hij komt om te oordelen, de levenden en de doden. Het zal
gebeuren. Glorie voor Zijn Naam! Dank u Heer, voor zoveel liefde en
geduld. Kom HERE Jezus, kom in mijn hart. Nu! Dank U Heer voor zoveel
genade. Iedereen mag komen.
En dan
komen de Farizeeën en zeggen: ‘Ga weg, want Herodes probeert U te
doden’. ‘Zegt tot die vos: ‘Zie, Ik drijf boze geesten uit en
volbreng genezingen’. Dat is duidelijke taal. Herodes denkt
dat hij Jezus in zijn macht heeft. Maar het omgekeerde is waar. Het
is een vos. Het is een machthebber die in de duisternis leeft. Hij
vermoordde Johannes vanwege de ontucht met de vrouw van zijn broer.
Wat een vreselijk mens. Maar de profeet Jezus doet zijn werk en op de
derde dag is Hij gereed. Want het is niet goed, dat een profeet
buiten Jeruzalem sterft. Wat een profetische boodschap.
En dan
klinkt de diepe zorg, het diepe verdriet over een stad die door God
Zelf is uitgekozen om eeuwig te wonen, voor alle zonde die eeuw in
eeuw uit door het volk dat Hij Zelf heeft uitverkoren, gedaan is.
‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u
gezonden zijn, hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen,
gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet
gewild. Zie uw huis wordt aan u overgelaten.’ Wat een profetie.
Wat een oordeel. Want Messias Jezus is gekruisigd. Messias Jezus is
gestorven in Jeruzalem. Hij is veroordeeld. Hij is afgewezen
door Zijn Eigen volk. Hij is geschaard in de rij van de profeten die
vermoord zijn. En als dan ook deze Profeet Die de Messias is, gedood
wordt, dan is het oordeel vast. Het wordt aan zichzelf overgelaten.
En in zeventig jaar wordt Jeruzalem ingenomen en verwoest en tot
vandaag zijn ze over heel de wereld verspreid en wordt er strijd
geleverd om Jeruzalem. Jeruzalem aan zichzelf overgelaten, omdat ze
hun eigen Messias hebben gedood en afgewezen. Wat een oordeel. Wat
een tragedie. Dat wat zo geweldig had kunnen zijn, dat is afgebroken
tot op de bodem. En wat er ook wordt gedaan om er wat van te maken,
het lijkt alsof het bij je handen afbreekt en of het steeds
moeilijker wordt om tot een oplossing te komen. En met de belofte,
maar ook de dreiging in de woorden: ‘Maar, Ik zeg u, gij zult Mij
niet meer zien tot het ogenblik komt, dat gij zegt: ‘Gezegend Hij,
Die komt in de Naam des HEREN’.’ Dat is profetie. Dat zal dus ook
gebeuren. Dat zullen ze dus zeggen. Wanneer zal dat zijn? En wat moet
er gebeuren dat ze dat gaan zeggen? Dan moet er wel heel wat
gebeuren. En dat zal ook zijn als het oordeel komt. Dat zal zijn als
Hij met al Zijn engelen zal verschijnen en Zich zal vestigen in
Jeruzalem, daar staan hun profeten toch ook vol van, en dat weten ze
toch allemaal? Waarom hebben ze zich daar dan niet op gericht? Dat
komt er van als je niet dicht bij het Woord blijft en er allerlei
eigen dogma’s over heen bedenkt. Dan kom je verkeerd uit en dan
gaat het mis. Dan zie je de werkelijkheid niet meer. Wat een
vreselijke zaak. Het gaat zo niet goed. We moeten dicht bij de bijbel
blijven. De profeten lezen. De woorden van Messias Jezus indrinken en
er naar gaan leven. Want die dag komt, dat ook wij met ons allen van
Zijn Eigen volk zullen zeggen: Gezegend Hij, die komt in de Naam des
HEREN!
13 november [2]
14:1 |
…dat zij nauwkeurig acht op Hem sloegen. |
14:3 |
Is het geoorloofd op de sabbat te genezen of niet? |
14:4 |
…en Hij genas hem en liet hem gaan. |
14:5 |
…wie zal hem er dan niet terstond uittrekken (ook) op de sabbatdag? |
14:7 |
…hoe zij de eerste plaatsen uitkozen,… |
14:9 |
…en dan zoudt gij tot uw schande de laatste plaats moeten gaan innemen. |
14:10 |
Vriend, kom meer naar voren. |
14:11 |
Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. |
14:13 |
Maar wanneer gij een gastmaal aanricht, nodig dan bedelaars, misvormden, lammen en blinden. |
14:14 |
En gij zult zalig zijn, omdat zij niets hebben om u terug te betalen. Want het zal u terugbetaald worden bij de opstanding der rechtvaardigen. |
Wat voor
een toestand hebben we in dit bijbelgedeelte nu weer? Wat was er toch
een nadruk op de wetticistische regels in de eredienst. Het was gebod
op gebod. Je mocht niet dit en je mocht niet dat. Nu is er al weer
een genezing op de sabbat. En de Farizeeën letten op Hem of Hij ook
nu opnieuw wat zou doen wat volgens hen de wet verbood. En ja hoor.
Er is een waterzuchtig mens. En dan stelt Jezus de vraag of men op de
sabbat iemand mag genezen of niet? En dan zeggen ze dat dat niet mag.
Want ze voelen aan dat er iets gaat gebeuren. En dan geneest Jezus
deze mens. En dan weten ze zeker dat Jezus tegen de wet inging en dus
het de hoogste tijd wordt dat ze hem uit de weg ruimen. En Jezus
zegt: ‘Zij laten toch ook niet iemand die in de put valt liggen? Ze
halen hem of haar er toch ook uit op de sabbat? En is het dan ook
niet geoorloofd om deze waterzuchtige uit de put van zijn ellende te
trekken?’ En ze weten niets meer te zeggen.
En dan
komt er het aloude probleem op de proppen. Iedereen probeert de
eerste plaats te pakken te krijgen. En daar gaat Jezus fel tegen
te keer. Hij geeft de gelijkenis met de strekking dat je je door de
gastheer hogerop moet laten roepen. Dan verdien je de plaats die je
toekomt. Neem toch niet altijd de voornaamste plaats in. Het gaat om
de eer van God en niet om de eer van jezelf. Want wie zichzelf
verhoogt, zal vernederd worden en wie zichzelf vernedert, zal
verhoogd worden. Het is een eenvoudig principe dat we ons steeds weer
voor ogen moeten houden. Het gaat om de eer van God en die moeten we
hoog houden. Laten we ons bescheiden opstellen. God zit op de troon.
En als je een maaltijd aanricht, nodig dan niet de mensen uit waarvan
je weet dat ze je ook terug zullen betalen. Naar nodig de bedelaars
en de armen, de nooddruftigen, want zij weten dat ze je niet terug
kunnen betalen. En dat je dit doet, dat zal niet ongemerkt
voorbijgaan in de hemelen. En daar zal het je terugbetaald worden.
Glorie voor Zijn Naam! Dank U, Heer voor al Uw liefde en geduld. De
Heer is groot. Wat een lessen. Hoe echt ook. Ook voor vandaag. Het is
geen oude boodschap. Het is de boodschap van ons hart. Het is de
boodschap van heil. Het is de boodschap van dienen. Het is de
boodschap van explosieve groei en liefde. Het is het antwoord op alle
vragen. Glorie voor Zijn Naam!
Al deze
verhalen zijn uit het leven gegrepen. Het is allemaal zo dicht bij
ons. Het zijn geen oude verhalen, uit een voorbij verleden. Er is
geen actueler boek dan de bijbel. We kunnen er ons elke keer helemaal
in herkennen. Geen wonder, want God heeft ons gemaakt. En Hij
weet hoe Hij ons weer wil hebben. Hij weet als geen ander hoe de
tegenstander, de duivel, de antigod, alles zal doen om ons op het
verkeerde been te zetten. We doen vaak veel te ingewikkeld over
de bijbel. We kijken er te hoog tegen aan. We moeten het als
handboek leren gebruiken. En het naast ons hebben, elke keer als
we vragen hebben. Voor alles is een antwoord. Het gaat erom dat
we ons dienstbaar moeten opstellen en vanuit de liefde van God moeten
leven. Dan gaat het goed, en dan komen we ook stukken verder. Als we
het over groei en ontwikkeling hebben, dan is de beste groei de groei
in de genade en de kennis van God. Daar bouwen we het paradijs
mee. Dat brengt mensen in beweging. Daar kunnen we de toekomst mee
in. En daar kunnen we ook de mensen mee bereiken. Dat is heerlijk. En
daar worden we enthousiast van. Want het gaat er om dat we God
liefhebben met geheel ons hart en geheel onze ziel en geheel ons
verstand en uit alle krachten en dat we onze naaste liefhebben als
onszelf. Daar kunnen we elke keer weer opnieuw mee beginnen, het is
nooit te laat om dat steeds weer als uitgangspunt te nemen. En het
geheim is, dat Hij ook altijd weer bereid is om iedereen die weer
opnieuw begint, alle hulp te geven die nodig is. Wat een geduld, wat
een genade. Here, dank U wel! Here, we loven en prijzen Uw Naam.
Here, dank U wel voor zoveel geduld met een arme zondaar als ik.
14 november [2]
14:15 |
Toen iemand van de disgenoten dat hoorde, zeide hij tot Hem: Zalig wie brood eten zal in het Koninkrijk Gods. |
14:17 |
Komt, want het is nu gereed. |
14:18 |
Ik heb een akker gekocht… |
14:19 |
Ik heb vijf span ossen gekocht… |
14:20 |
Ik heb een vrouw getrouwd… |
14:21 |
Ga aanstonds de straten en stegen der stad in en breng de bedelaars en misvormden en blinden en lammen hier. |
14:22 |
Heer, wat Gij hebt opgedragen, is geschied en nog is er plaats. |
14:23 |
En de heer zeide tot de slaaf: Ga de wegen en de paden op en dwing hen binnen te komen, want mijn huis moet vol worden. |
14:24 |
Want ik zeg u: Niemand van die mannen, welke genodigd waren, zal van mijn maaltijd proeven. |
14:26 |
Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn. |
14:27 |
Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn. |
14:28 |
Want wie van u, die een toren wil bouwen, zet zich niet eerst neder om de kosten te berekenen, of hij het werk zal kunnen volbrengen? |
14:30 |
Die man begon te bouwen, maar hij kon het niet voltooien. |
14:31 |
…of hij in staat is met tien duizend man iemand te ontmoeten, die met twintig duizend tegen hem optrekt? |
14:33 |
Zo zal dus niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, mijn discipel kunnen zijn. |
14:34 |
Het zout is wel goed, maar wanneer zelfs het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het smakelijk gemaakt worden? |
14:35 |
Noch voor het land, noch voor de mesthoop is het geschikt: men werpt het weg. Wie oren heeft om te horen, die hore. |
Zo is
het. Je wilt niet graag vernederd worden. En je zult je zelf ook niet
gauw vernederen. En toch is het zo. Wie zichzelf vernedert zal
verhoogd worden, als je je inzet voor de armen en de blinden, de
misdeelden en niet mee doet om hoger op te komen met de gevestigde
orde. Als je tegendraads hen helpt, die de samenleving uitspuugt, dan
doe je wat God van je vraagt. Het omgekeerde zit in ons bloed. Wij
willen ook hoger op. Steeds hoger. En soms zelfs wel ten koste van de
andere. Maar Jezus wijst de andere weg. Hij is Zelf de andere weg. Ze
kunnen Hem niet klein krijgen. Wat is dat voor afwijkende, vreemde
mentaliteit? En dan geeft Jezus de gelijkenis van de man die een
grote maaltijd aanrichtte. En hij nodigde zijn vrienden uit.
Maar ze konden niet komen. Ze hadden allemaal een eigen gerichte
smoes, die nergens op sloeg, maar waar ze de gastheer mee voor het
hoofd stootten. Uit het leven gegrepen. We hebben zo vaak en zo
veel noten op onze zang. Er is zoveel aan de hand, dat we voor de
HERE Zelf nog nauwelijks tijd hebben. Dat gaat niet goed. Daar ga je
de mist mee in. En dan is de heer boos. En hij zegt tot zijn slaaf:
‘Ga de straten en wegen op en nodig de blinden en de armen, de
eenzamen en de misdeelden uit’. En daar zie je ze komen. Niet
de hooghartigen, maar al de mensen die dachten dat ze in ogen van de
HERE nobody’s waren. Verbaast gaan ze in. Zij? Ja, zij. Hoe is het
mogelijk? Dat is toch wel tegen het zere been van de wel
georganiseerde leidslieden, die alles in regels en procedures
vastleggen. Dat kan niet goed zijn. Daar moeten we een stokje voor
steken. En dat doen ze dan ook. Weg met Hem. Binnen drie jaar was Hij
ook uit de weggeruimd.
En als
er dan nog plaats is, dan moet de knecht ze dwingen om in te gaan,
want zijn huis moet vol worden. Maar van die eerste mannen zal
niemand van zijn maaltijd proeven. Wat hebben de geestelijke
leidslieden een verantwoordelijke taak. Wat laden ze een
verantwoordelijkheid op zich als ze niet radicaal het woord van
bevrijding brengen. Het is nu de tijd. God is goed! Loof de HEER!
En dan
komt de radicale boodschap, dat hij of zij die Jezus wil volgen, Hem
ook op de eerste plaats moeten zetten. Het is belangrijk om geen
voorwaarden daaraan te binden. Laat je door niets en niemand
weerhouden om de stem van Jezus te volgen. Daarmee ga je tegen de
georganiseerde kerkelijkheid in. Want het vraagt een radicale
overgave. Alles is voor Hem, wat er ook gebeurt. Dat is een
radicaliteit die we nogal zijn kwijt geraakt. Maar daar gaat het wel
om. Maar je moet ook weten waar je aan begint. Je berekent de kosten.
En die zijn hoog. Want je moet wel het bouwwerk af kunnen maken. Het
moeten geen eendagsvliegen zijn. Het gaat om de eer van God. Je moet
wel weten waar je aan begint. Wat het je helemaal kost. En welke
koning zit niet eerst neer om de strategie van de aanval te bespreken
en te bedenken. Zo is het ook met het deelnemen aan het Koninkrijk
van God. Je kunt alleen maar discipel van Jezus zijn als je je
onvoorwaardelijk overgeeft en onderwerpt aan Hem. Dat is een nieuwe
lijn. En als het zout krachteloos is geworden, dan kun je het beter
weggooien, want het leidt niet meer tot ontwikkeling van de
contacten.
17 november [2]
15:1 |
Al de tollenaars nu en de zondaars plachten tot Hem te komen om naar Hem te horen. |
15:2 |
Deze ontvangt zondaars en eet met hen. |
15:4 |
…en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt? |
15:6 |
…want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was. |
15:7 |
…blijdschap … in de hemel… over één zondaar, die zich bekeert, meer dan over… rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben. |
15:9 |
…want ik heb de schelling gevonden, die ik verloren had. |
15:10 |
Alzo is er, zeg Ik u, blijdschap bij de engelen Gods over één zondaar, die zich bekeert. |
15:11 |
Iemand had twee zonen. |
15:12 |
En hij verdeelde het bezit onder hen. |
15:13 |
…maakte de jongste zoon alles te gelde… |
15:14 |
…kwam er een zware hongersnood over dat land… |
15:15 |
…om zijn varkens te hoeden. |
15:16 |
…doch niemand gaf ze hem. |
15:17 |
Toen kwam hij tot zichzelf… |
15:18 |
Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u,… |
15:20 |
…zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. |
15:22 |
…en schoenen aan zijn voeten. |
15:24 |
…want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. |
15:28 |
Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. |
15:29 |
…maar mij hebt gij nooit een geitebokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. |
15:30 |
Doch nu die zoon van u gekomen is,… |
15:31 |
Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe. |
15:32 |
Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden. |
Jezus
ontvangt zondaars en eet met hen. Dat was een verwijt. Dat doe je
niet. Je bemoeit je niet met dat soort mensen. En hebben we zelf die
houding ook niet vaak? Wat moeten we met al die mensen die aan de
zelfkant van het leven leven? Die in de duisternis wandelen? Waar je
niets mee kunt beginnen? Daar moet je je verre van houden. Ze doen
het immers zelf. Daar is geen goed garen mee te spinnen. Hoe vaak
hebben ze de zaak al niet bedrogen? Mijn geduld raakt op. Neen, je
moet het niet te bont maken. Te gek. En dan houdt Jezus weer niet op
om ze bij de les te houden. Als iemand honderd schapen heeft en één
is verloren, dan laat hij ze toch in de steek en gaat op zoek naar
dat ene schaap. Dat spreekt toch vanzelf? Daar denken jullie toch net
zo over? En als hij het gevonden heeft dan maakt hij een groot feest
voor dat ene schaap dat hij gevonden heeft. En de weduwe, die tien
schellingen had en er één verloor? Die gaat op zoek naar dat ene,
en als ze het gevonden heeft, dan roept ze iedereen om met hen haar
blijdschap te delen, dat ze die ene schelling heeft teruggevonden.
Het gaat toch niet aan om die ene zondaar maar de zondaar te laten en
je met de rechtvaardigen alleen te bemoeien? Waarom zijn jullie dan
zo boos dat ik me met tollenaars en zondaars ophoud? Zij hebben toch
een geneesheer nodig? Alzo is er blijdschap bij de engelen Gods over
een zondaar, die zich bekeert. Als we ons dat veel meer eigen maken,
dan worden we ook met ontferming bewogen over de zondaars, de mensen
die de Here Jezus nog niet kennen. Dan gaan we uit naar de heggen en
de steggen. Dan nodigen we hen uit voor het bruiloftsmaal van het
Lam. Wat een feest als ze allemaal ingaan en aan tafel komen. We
zullen versteld staan over wie we daar zullen ontmoeten. Glorie voor
Zijn Naam!
De
wereldberoemde gelijkenis van de verloren zoon volgt dan. Een vader
had twee zonen. De ene verbraste alles. Hij eiste zijn deel al vast
op. Hij eindigde bij de varkenstroggen waarvan hij zelfs de schillen
niet mocht eten. Dan komt hij tot bezinning. Hij gaat terug naar zijn
vader. Vol besef van zonde en ongerechtigheid. ‘Vader, ik heb
gezondigd tegen de hemel en tegen u. Ik ben niet meer waard uw zoon
te zijn.’ De vader wordt met innerlijke ontferming bewogen en staat
reeds op de uitkijk. Hij sluit hem in zijn armen. Hij kleedt hem. Hij
was dood en is weer levend geworden, hij was verloren maar is
gevonden. Zouden we dan geen groot feest maken? Ja, natuurlijk. Want
er kan toch geen groter feest zijn dan dat een verlorene weer
gevonden is en terugkeert in vaders huis? De andere zoon hoort
wat er gebeurd is en weigert binnen te komen. Dat kan hij niet
verkroppen. De vader gaat hem tegemoet en dringt er bij hem op aan.
Maar hij is boos. Ik heb nog nooit iets van u gekregen om feest
te vieren met mijn vrienden. En ik ben u altijd gehoorzaam geweest.
En deze heeft al uw geld er doorgebracht met slechte vrouwen. Wat
denkt hij wel? Hoe kunt u nu zo’n feest aanrichten? De vader met,
ontferming bewogen, zegt: ‘Maar kind, gij zijt altijd bij mij en al
het mijne is het uwe. Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want
uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en
is gevonden’. Het is een ernstige vermaning aan al degenen die
al bij de vader zijn en die niet kunnen verdragen dat verlorenen
gevonden worden en dan zo maar deel mogen nemen aan de maaltijd
van de Heer. We moeten ook heel bedachtzaam zijn, om dicht bij Jezus
te leven en ook met ontferming bewogen te zijn over hen die verloren
zijn.
De
gelijkenis van de verloren zoon. Dan denken we aan de zoon die alles
verbrast heeft, maar eigenlijk is de andere zoon de verloren zoon. We
kunnen denken dat wij de rechtvaardige, de vrome zijn. Dat dachten de
Farizeeën en de schriftgeleerden ook, maar niets is minder waar. Zij
waren de huichelaars, de onrechtvaardigen, de witgepleisterde graven.
Ze hebben altijd de wet en de veroordeling bij zich, maar ze weten
niet wat ontferming en bewogenheid is. Ze hebben de leer, maar niet
het leven. De vader heeft het begrepen. En hij wil wel het herstel
tussen zijn beide zonen. Alles wordt weer goed. We kunnen het
doortrekken naar Israël en de volken. We kunnen het doortrekken naar
het herstel van alle dingen. Het is een prachtig verhaal. En
Rembrandt heeft op onvoorstelbaar scherpe manier dit schilderij
geschilderd. Daar kan ik de hele avond wel over door vertellen, dat
is een schilderij dat we altijd weer willen zien. Glorie voor Uw
Naam! Prijs de Heer!
18 november [2]
16:1 |
Er was een rijk man, die een rentmeester had. |
16:2 |
Wat hoor ik daar van u? |
16:3 |
Spitten kan ik niet, voor bedelen schaam ik mij. |
16:6 |
…ga vlug zitten en schrijf vijftig. |
16:7 |
…schrijf tachtig. |
16:8 |
…dat hij met overleg gehandeld had, want de kinderen dezer wereld gaan ten aanzien van hun geslacht met veel meer overleg te werk dan de kinderen des lichts. |
16:9 |
En Ik zeg u: Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon, opdat, wanneer deze u ontvalt, men u opneme in de eeuwige tenten. |
16:10 |
Wie in zeer weinig getrouw is, is ook in veel getrouw. En wie in zeer weinig onrechtvaardig is, is ook in veel onrechtvaardig. |
16:11 |
Indien gij dus niet getrouw geweest zijt ten aanzien van de onrechtvaardige Mammon, wie zal u dan het ware goed toevertrouwen? |
16:12 |
En indien gij niet getrouw geweest zijt ten aanzien van het goed van een ander, wie zal u het onze geven? |
16:13 |
Geen slaaf kan twee heren dienen,… gij kunt niet God dienen èn Mammon. |
16:14 |
…en zij hoonden Hem. |
16:15 |
…maar God kent uw harten. Want wat hoog is bij mensen, is een gruwel voor God. |
16:16 |
…sinds die tijd wordt het evangelie gepredikt van het Koninkrijk Gods… |
16:17 |
Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet één tittel zou vallen. |
16:18 |
Een ieder, die zijn vrouw wegzendt, en een andere trouwt, pleegt echtbreuk; en wie een vrouw, die door haar man weggezonden is, trouwt, pleegt echtbreuk. |
Ja, dan
zit je wel in de puree. Je hebt het goed van je baas er door
geschaad. Nu moet je je verantwoorden. Je weet niet wat te doen. Waar
kom je terecht? Je zult eindigen in de goot. Want wat moet je anders
doen als je nergens geschikt voor bent? Dan gaat hij naar de
schuldenaars van zijn heer. En hij houdt hun een afkoopregeling voor.
Schrijf tachtig, schrijf vijftig, En dan komt hij met deze oplossing
bij zijn heer. En de heer prijst de onrechtvaardige rentmeester,
omdat hij met overleg te werk is gegaan. Hij redt zich zo uit de
penibele situatie. Dus maak je vrienden met de onrechtvaardige
Mammon. Ik snap het wel niet helemaal maar denk, dat het wel zó zal
zijn in relatie met de volgende verzen. Als je in weinig getrouw bent
geweest, zul je ook in veel getrouw zijn. Maar ben je in weinig
ontrouw, dan ben je ook in veel ontrouw. Als je dus met de
onrechtvaardige Mammon ontrouw bent geweest, hoe kun je dan
vertrouwen gegeven worden? En als je niet getrouw bent geweest met
het goed van een ander, wie zal u het onze geven? Ja, dat kan ook
niet. Je kunt geen twee heren dienen. Dat gaat altijd mis. Je kunt
niet God dienen èn de Mammon. Daarom moet je een keus voor God
maken. En dat horen de Farizeeën. Ze honen Hem. Want zij zijn
geldzuchtig, dus ze kunnen de woorden van Jezus niet horen. Jezus
heeft dat door en zegt: ‘Gij wilt voor rechtvaardig doorgaan, maar
God kent uw harten’. En wat hoog is bij de mensen is een gruwel
voor God. Want God kent het hart. Daar gaat het om.
De wet
en de profeten gaan tot Johannes. Sinds dan wordt het evangelie van
het Koninkrijk gepredikt. En daar valt ook de hele wet onder. En die
wet is duidelijk. Wie een vrouw trouwt van iemand die zijn vrouw
heeft weggezonden pleegt echtbreuk. En wie zijn vrouw wegzendt
en een ander trouwt, pleegt echtbreuk. Het staat hier zo maar
tussenin. Het lijkt willekeurig, maar toch heel duidelijk in de
context, want ook in de prediking van het Koninkrijk Gods komt het er
erg op aan hoe we met elkaar omgaan. De Joden hadden er een weg op
gevonden om toch te kunnen scheiden. Maar Jezus steekt er een stokje
voor. Het gaat om de wet en de profeten. De wet is vervuld in
Christus, maar de wet wordt niet opgeheven. Geen tittel of jota
(helemaal niets). Want in het Koninkrijk Gods staat centraal de
boodschap van de oproep tot bekering. En daar moeten we ons voor
inzetten.
Al deze
gelijkenissen zijn uit het leven gegrepen. Ook dat de kinderen van de
wereld vaak met meer overleg te werk gaan dan de kinderen des lichts.
We moeten wijs zijn en de situatie goed in ogenschouw nemen. We
moeten in de voetstappen van Jezus gaan. Getrouw en rechtvaardig
zijn, dan kan God ons gebruiken om steeds verder in Zijn Koninkrijk
te raken. Wat een heerlijke marsroute, en wat een verwarring bij de
geestelijke leidslieden. Glorie voor Uw Naam!
19 november [2]
16:19 |
…en elke dag een schitterend feest hield. |
16:20 |
En er was een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren, nedergelegd bij zijn voorportaal,… |
16:22 |
Het geschiedde, dat de arme man stierf en door de engelen gedragen werd in Abrahams schoot. |
16:23 |
Ook de rijke stierf en hij werd begraven. …zijn ogen opsloeg onder de pijnigingen,… |
16:24 |
…zend Lazarus, opdat hij de top van zijn vinger in water dope en mijn tong verkoele,… |
16:26 |
…er is tussen ons en u een onoverkomelijke kloof,… |
16:28 |
Laat hij hen dan ernstig waarschuwen,… |
16:29 |
Zij hebben Mozes en de profeten, naar hen moeten zij luisteren. |
16:31 |
Doch hij zeide tot hem: Indien zij naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen zij ook, indien iemand uit de doden opstaat, zich niet laten gezeggen. |
Een
overbekend verhaal. De rijke man en de arme Lazarus. Er is gefeest in
het paleis. En elke dag wordt de arme voor de poort neergelegd. Vol
met zweren en hij verlangde van de kruimels van de tafel van de
rijken te eten. En dan sterft hij. En hij wordt door Abraham gedragen
in zijn schoot. De rijke ziet dat en dan ontdekt hij de werkelijke
werkelijkheid. Je kunt wel in weelde op deze aarde zijn, en doen
alsof je de eeuwigheid hebt, en de boel de boel laten, maar dan kom
je toch verkeerd uit. Want het gaat erom: ‘Wat heb je tijdens je
leven gedaan voor de minste van Mij?’ En als je daarvoor niets
gedaan hebt, dan kom je niet in de schoot van Abraham terecht. Dan
kom je in de hel. Dan is de hemelpoort voor je gesloten. En dan kun
je van alles roepen en dan kun je wel willen dat je broers
gewaarschuwd worden, maar het gebeurt niet. Want zij hebben toch
Abraham en de profeten? En als ze naar die niet luisteren, dan zullen
ze ook niet naar iemand die uit de hemel komt luisteren. Want het
stond immers allemaal al geschreven? Na de dood is er een
onoverbrugbare kloof. Het gaat erom, wat heb je met je leven gedaan.
Daar gaat het om. God wil ons oproepen om ernst te maken met Zijn
geboden tijdens ons leven. En die geboden zijn niet zwaar. Ze
zijn om ze te houden Je moet gewoon doen wat er staat. En dan gaat
Gods hart uit naar hen die misdeeld zijn. Hij is bij de armen van
Geest. Hij is bij de vervolgden. Daar waar mensen mijden om Zijns
Naams wil, daar zal Hij helpen en uitredden. Want het gaat er niet om
dat je tijdens dit leven op een voetstuk geplaatst wordt, maar of je
de wil van de Vader gedaan hebt. Het is een schrijnend verhaal. Het
is zo uit het leven gegrepen dat we er met man en macht naar moeten
streven om zo te leven als God dat vraagt. En dat begint bij ons
zelf. Dat is het begin. Daar moeten we niet mee marchanderen. Daar
moeten we niet te snel over heen stappen. Dat moeten we meteen doen.
En daar moeten we dus een radicale keus maken. We kunnen blijven
meehuilen met de wolven in het bos. Maar we kunnen er ook de beuk in
slaan. We kunnen ook radicaal van koers veranderen. We kunnen het
voorbeeld geven. En dat begint in het klein. Dat moet een keus zijn.
Wat zijn
we door Jezus op onze vingers getikt in dit verhaal. Zeker wij hier
in het westen. Want wat hebben we er een potje van gemaakt. Het is
toch vreselijk. Drie kwart van de wereld lijdt armoede omdat wij
het zo goed hebben. Daar moet toch verandering in komen. Wij hebben
toch gezondigd. En de derde wereld ook. Want zij zijn in heidendom
ondergegaan. Zij moeten zich bekeren. Daar moet het evangelie komen.
Maar wij hebben alles naar ons toegehaald. Wij zijn in de
welvaartsroes ten onder gegaan. Here help ons! Here redt ons! Waar
moeten we heen? Het gaat zo niet goed. Help ons! Want uw oordeel
staat vast. Hebben we de hongerige te eten gegeven? Hebben we ons
vernederd? Hebben we Gods gave aanvaard? Hebben we uit dankbaarheid
Zijn geboden gehouden? Hebben we ons bekeerd? Luisteren wij naar
Mozes en de profeten? Zo neen. Dan wacht ons ook het oordeel.
Wat is
het evangelie direct en recht door zee. Daar kunnen we wat mee doen.
Daar moeten we ons aan spiegelen. En doen we dat, dan hebben we rust
en vrede. Dan gaat het goed. Dan willen we niet anders. Dan gaan we
aan de slag. Dan jutten we elkaar op. Dan gaat het goed. HERE, help
ons! Here, help mij! Wat is er nog veel te doen. En wat is het
heerlijk om in Uw Woord je te vermeien. Er is grote vreugde in
de hemel over één zondaar die zich bekeert. Here, ik zwijg stil,
want er is nog zoveel tekort aan mij. Zet mij op de weg van Uzelf.
Geef mij wijsheid om nieuwe wegen in te slaan. Uw Woord is de
waarheid. Here, dank U wel!
20 november [2]
17:1 |
Het is onmogelijk, dat er geen verleidingen komen, maar wee hem, door wie zij komen! |
17:2 |
Het zou beter voor hem zijn, als een molensteen om zijn hals gedaan was en hij in de zee was geworpen, dan dat hij één van deze kleinen tot zonde verleidde. |
17:3 |
Ziet toe op uzelf! |
17:4 |
Ik heb berouw, zult gij het hem vergeven. |
17:5 |
Here: Geef ons meer geloof. |
17:6 |
Indien gij een geloof hadt als een mosterdzaad, gij zoudt tot deze moerbeiboom zeggen: Word ontworteld en in de zee geplant, en hij zou u gehoorzamen. |
17:8 |
Maak mijn maaltijd gereed,… en daarna kunt gij eten en drinken? |
17:9 |
Zal hij de slaaf soms danken, omdat hij deed wat hem bevolen was? |
17:10 |
…wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen. |
17:12 |
…kwamen Hem tien melaatse mannen tegemoet, die op een afstand bleven staan. |
17:13 |
Jezus, Meester, heb medelijden met ons! |
17:14 |
…terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden. |
17:16 |
…om Hem te danken. En dit was een Samaritaan. |
17:18 |
…om terug te keren en God eer te geven, dan deze vreemdeling? |
17:19 |
En Hij zeide tot hem: Sta op, ga heen, uw geloof heeft u behouden. |
Dat is
wel heel zeker. Er komen verleidingen. Daar kun je zeker van zijn.
Want de duivel zal alles proberen om het werk van God te verstoren.
Er heerst zonde in de wereld. We zien het kwaad alom om ons heen. En
het leeft ook in òns. Maar wee degenen door wie de verleidingen
komen. Dat is een duidelijke waarschuwing om op onze hoede te zijn.
Jezus is heel concreet. Het ware beter dat een molensteen om zijn
hals gedaan was en hij in de zee geworpen was. Weg met hem! Want
iemand die deze kleinen verleidt, die verdient niet beter. Het gaat
hier over de kinderen, de zwakken.Vreselijke mensen zijn dat die zich
daar mee bezig houden. De discipelen zeggen dit horende: ‘Here,
geef ons meer geloof’. Dat is je ook voor te stellen. Want we
hebben wel extra Gods bescherming nodig om niet in verleiding te
raken. En het antwoord is weer heel ontmaskerend. Je hebt niet méér
geloof nodig. Je moet alleen gelóven, met een geloof, zo groot
als een mosterdzaad. Daar had Jezus het ook over toen hij uitlegde
wat het Koninkrijk der hemelen is: Gelijk een mosterdzaad dat
uitgroeit tot een grote boom. En dat is ons geloof, want als we dat
hadden dan zouden we tegen deze boom zeggen, ontwortel u en word in
de zee geplant! En het zou gebeuren. Het geloof vermag alle dingen.
Niets is er tegen bestand. God is groot! God is groot!
En
daarom moeten we heel gehoorzaam Jezus volgen. Doen wat Hij zegt. Als
we dat doen, dan komen we goed uit. Dan raken we niet in de war. Dan
doen we gewoon wat van ons gevraagd wordt. Net als de knecht van de
heer. Hij weet wat hem te doen staat. Hij verwacht van de heer geen
bijzondere dingen. Hij doet gewoon wat hij behoort te doen. En dat
geldt ook voor ons, we gaan gewoon doen wat Hij zegt. En dat is
groot. Dat geeft rust. Dat geeft richting. Dat brengt ons niet in de
war. Dat doet ons ook ontmaskeren waar de dreiging van de verleiding
zit. Daar doe je gewoon niet aan mee. Wat een geruststelling!
Wat een geloofszekerheid! Wat een richting!
En dan
de tien melaatsen. ‘Meester, ontferm u over ons!’ En dan gaan ze
naar de priester. En onderweg daar naar toe worden ze genezen. Wat
een wonder. Dat is toch niet te geloven? En dan komt er één terug
om Hem te bedanken voor het grote wonder. De anderen ziet Jezus niet
meer terug. Deze man komt om God de eer te geven. En het was nog wel
een vreemdeling, een Samaritaan. De vreemdeling komt God eer
bewijzen, maar de eigen mensen vinden dat niet nodig. Dat zegt ook
heel wat. Dat is een ernstige waarschuwing en een oproep om ernst te
maken om God te loven en te prijzen voor alle wonderen die Hij in ons
leven doet. Jezus stelt de schijnheiligheid en het geaccepteerd zijn
van de eigen mens aan de kaak. En hoe vaak vinden wij het ook
allemaal wel goed? We moeten heel dicht bij Jezus leven om heel dicht
hem te loven en te prijzen. God is groot! Dank U Here Jezus voor alle
liefde en alle zorg die U hebt voor ons. Houd ons dicht bij U! Laat
ons geloof als van een mosterdzaad zijn om grote dingen van u te
verwachten. Het grootste is dat we mogen geloven dat u ons uit
de duisternis tot het licht getrokken hebt. Want wie zijn wij? Dat is
uw grote genade. Daar kunnen we heel ons leven op teren. Glorie voor
Uw Naam!
21 november [2]
17:20 |
…wanneer het Koninkrijk Gods komen zou,… Het Koninkrijk Gods komt niet zó, dat het te berekenen is; |
17:21 |
ook zal men niet zeggen: zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u. |
17:23 |
Zie, daar is het; zie, hier is het! Gaat er niet heen, en loopt het niet na. |
17:24 |
Want gelijk de bliksem flitst en van de ene kant des hemels tot de andere kant licht, zó zal de Zoon des mensen wezen op zijn dag. |
17:25 |
Maar eerst moet Hij veel lijden en verworpen worden door dit geslacht. |
17:27 |
…zij aten, en zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging… |
17:29 |
Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging,… |
17:31 |
…hij kere niet terug. |
17:33 |
…maar ieder, die het verliezen zal, die zal het vernieuwen. |
17:34 |
…de een zal aangenomen, de andere achtergelaten worden. |
17:37 |
Waar, Here? ... Waar het lichaam is, daar zullen ook de gieren zich verzamelen. |
Dat wil
natuurlijk iedereen. Wanneer komt het Koninkrijk van God. Het is niet
te berekenen. Het is onder u. En er zullen dagen komen dat je het wel
zou willen. En er zullen mensen zijn die zullen zeggen: ‘Zie hier
is het en zie daar is het’. Maar ga er niet heen. Ga er niet
achteraan. Want gelijk de bliksem van de ene kant naar de andere
licht, zo komt de dag van de Zoon des mensen. Maar het zal door
strijd heen gaan. Want de Zoon des mensen zal eerst veel moeten
lijden en sterven en verworpen worden. Want de verzoening van de
zonden is nog niet tot stand gekomen. En dat is voorwaarde. Dat zal
gaan gebeuren. Dat is de enige weg voor de komst van het Koninkrijk
van God.
En het
zal zijn als in de dagen van Noach en in de dagen van Lot. Ze eten en
ze drinken. En ze houden nergens rekening mee. Ze doen maar wat ze
willen. En dan is het te laat. Dan komt het oordeel en dan is het te
laat. Dan gaan de deuren niet meer open. En dan wordt Sodom en
Gomorra verwoest. En zie ook niet om. Probeer niet je leven te
redden. Kijk niet om zoals de vrouw van Lot. Probeer niet je huis te
redden. Maar richt je meteen op het Koninkrijk dat dan aangebroken
is. Dan zul je je leven vernieuwen en behouden. Wie zijn leven zal
willen behouden, die zal het verliezen, maar die zijn leven zal
willen verliezen, die zal het behouden. Wat een toekomst. Wat
ook een oproep. We moeten dus onze blik gericht houden op het komen
van dat Koninkrijk van God. En dan is het Koninkrijk van God al onder
ons. Dat zien we. Dat willen we ook. Daar willen we nu al in leven,
daar willen we ons nu al restloos aan overgeven. En dan is het
Koninkrijk al in ons. Want Jezus leeft in ons. Daar zet je geen klok
bij, dat is de genade die overvloedig in ons wordt en die steeds meer
ons leven vult en ons blij maakt en ons helpt om dat Koninkrijk Gods
blijvend te verwachten. En dan zullen we ook ontdekken, dat er twee
in een bed liggen, en de een wordt aangenomen en de ander
achtergelaten.
Het gaat
erom dat we ons richten op Jezus. Hij wil ons het eeuwige leven
geven. Heerlijk om in die blikrichting ons leven in te richten.
Glorie voor Zijn Naam!
22 november [2]
18:1 |
Hij sprak een gelijkenis tot hen met het oog daarop, dat zij altijd moesten bidden en niet verslappen. |
18:2 |
…die zich om God niet bekommerde… |
18:5 |
…toch zal ik, omdat deze weduwe het mij moeilijk maakt, haar recht verschaffen;… |
18:7 |
Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen,… |
18:8 |
Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? |
18:9 |
…die van zichzelf vertrouwden, dat zij rechtvaardig waren en al de anderen verachtten,… |
18:10 |
…de één was een Farizeeër, de ander een tollenaar. |
18:11 |
O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze tollenaar; |
18:12 |
ik vast tweemaal per week, ik geef tienden van al mijn inkomsten. |
18:13 |
O God, wees mij, zondaar, genadig! |
18:14 |
Want een ieder, die zichzelf verhoogt, zal vernederd worden, doch wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden. |
We
moeten nooit verslappen en we moeten altijd bidden. Kennelijk
verslappen we zo maar en stoppen we met bidden. Maar we moeten
altijd bidden. Want het is veilig om dicht bij Jezus te blijven en
niet onze gedachten en onze daden en met heel ons wezen slachtoffer
te worden van de vijand, die altijd op de loer ligt om ons van Jezus
af te trekken. We hebben de kracht en het offer en de bescherming van
Jezus nodig om staande te blijven in de geestelijke strijd. Dat is
niet een vroom gedoe. Maar dat is uit het leven gegrepen. Want we
weten allemaal hoe snel de verkeerde gedachten en daden ons in de weg
zitten. Of soms helemaal niet in de weg zitten, maar gewoon onderdeel
zijn van ons doen en laten. Wat een ellende kunnen we elkaar
veroorzaken om onze karakters maar hun gang te laten gaan. Jezus zei:
‘Pas op! Blijf dicht bij Mij! Luister naar mijn woord! Ik weet hoe
licht de zonde je in de weg zit’. Daar moet je altijd tegen
strijden. En weet je daar waar Jezus in je gedachten is, daar heeft
de zonde geen plaats. Dat is een heerlijke gedachte. En het werkt,
omdat het waar is. Dat is de kracht van Jezus in ons zwakke
menselijke leven. Daarom moeten we bidden en niet verslappen. Het is
een medicijn in ons leven. Het is de bescherming. Het is de
geestelijke wapenrusting. Heerlijk! Wat een zegen!
En de
mensen snapten er toen niet veel van. Die dachten dat ze hun eigen
gang wel konden gaan. Daarom moest Jezus steeds maar weer met
verhalen komen om het hun duidelijk te maken. Maar het was toch zo
duidelijk in de schriften die ze hadden? Het is de universele
boodschap van God. Daar kan toch niemand tegenop? Dat is toch
waarheid? Dat is toch de HERE God Zelf in heel Zijn openbaring van
het begin der wereld af? Ja, dat is ook zo. Maar kennelijk zijn we
steeds weer in staat om er een eigen verhaal van te maken. We maken
wetjes en regels die we aan anderen opleggen. Waar we de rechtheid in
de leer aan afmeten. Dat was toen ook zo. Daarom vertelde Jezus deze
gelijkenis van de rechter die zich om God en niemand bekommerde maar
toch recht sprak voor de aanhoudende weduwe om maar niet in het
gezicht geslagen te worden. Hoe kun je dan denken dat God Zelf Zich
niet zou bekommeren om de uitverkorenen die dag en nacht roepen
om hun recht? Natuurlijk. Als een onrechtvaardige rechter het al
doet, dan toch zeker God de Vader. Dat staat vast. Dat is zeker. Daar
hoeven we niet aan te twijfelen. Maar we moeten beseffen dat we dan
ook in Hem moeten geloven; op Hem moeten vertrouwen. Ons wel om Hem
moeten bekommeren.
Maar de
angstaanjagende, onthutsende, beschamende vraag die Jezus stelt is:
‘Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan nog het geloof
vinden op aarde?’ Daarom moeten we altijd bidden en niet
verslappen. Want als we dat doen dan verslappen we en dan zakt het
geloof weg. Hoe ervaren we dat niet in ons leven. Ieder kan dat uit
eigen ervaring zien en voelen.
23 november [2]
18:15 |
Zij brachten ook hun kleine kinderen tot Hem, opdat Hij ze zou aanraken. …bestraften zij hen. |
18:16 |
Laat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet; want voor zodanigen is het Koninkrijk Gods. |
18:17 |
Voorwaar, Ik zeg u: Wie het Koninkrijk Gods niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. |
18:18 |
En een hooggeplaatst man vroeg Hem en zeide: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? |
18:21 |
Dat alles heb ik van jongs af in acht genomen. |
18:22 |
…verkoop alles wat gij bezit, en verdeel het onder de armen,... |
18:23 |
…want hij was zeer rijk. |
18:24 |
Hoe moeilijk kunnen zij, die geld hebben, in het Koninkrijk Gods ingaan. |
18:26 |
Maar wie kan dan behouden worden? |
18:27 |
Hij zeide tot hen: Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. |
18:29 |
…prijsgegeven om het Koninkrijk Gods, |
18:30 |
of hij zal vele malen meer ontvangen in deze tijd en in de toekomende eeuw het eeuwige leven. |
Regelmatig
duwen we de kinderen naar achteren. Wacht jij eens even! Jij bent
altijd haantje de voorste. Neen, niet Jezus aanraken. Kijk die
moeders nu eens. Daar dringen ze naar voren opdat Jezus hun kinderen
aanraakt. Wat denken ze wel? De discipelen ergeren zich eraan en
duwen de vrouwen weg. Maar Jezus ziet het en zegt: ‘Laat de
kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet’. Dat is andere taal.
Die vrouwen zochten het heil voor hun kinderen. En dat moeten we niet
verhinderen. Dat moeten we juist steunen. Want kinderen zijn
onbevangen en ontvangen graag de waarheid die ze horen. Want
voor zodanigen is het Koninkrijk Gods.
Het gaat
om het kinderlijk ontvangen van het Koninkrijk Gods. En daar slaan we
de spijker op z’n kop. Als we groter worden, dan raken we de
onbevangenheid kwijt. Dan beginnen we te redeneren. En dan gaan
onze eigen gedachten heersen over het kinderlijk geloven en
accepteren wat God zegt. En dat zien we hier. Wie het Koninkrijk Gods
niet ontvangt als een kind, zal het voorzeker niet binnengaan. Er
zijn nogal zware consequenties verbonden aan deze oproep. We
moeten het kinderlijk ontvangen. We moeten ons eigen denken en onze
eigen bedenkingen aan de kant zetten. We moeten onbevangen
aanvaarden en geloven wat God zegt. En dat is genoeg om
levensveranderend te werken. Om Gods kracht in jouw zwakheid,
zich te laten volbrengen. Dan heb je toegang. Dat is voor ons
westerse mensen erg moeilijk. We zijn zo in de war geraakt, omdat we
alles willen beredeneren. We kunnen nog nauwelijks aanvaarden
dat God boven ons denken en doen staat. We willen alles begrijpen. We
willen niets kinderlijks ontvangen. Dat vinden we kinderlijk en dat
is nog verstandig. We moeten ons verstand gebruiken. Maar ons
verstand gebruiken is om het kinderlijk te aanvaarden. Want we kunnen
het met ons verstand niet doorzien. We kunnen met ons verstand
doorzien dat we het niet verstandelijk kunnen begrijpen. En dan
willen we toch doorgaan om het toch met ons verstand te willen
doorzien. En dat is dom. Dat moeten we niet doen. Dat is
onverstandig. Dan verliezen we het kinderlijke. En dan gaat het
verkeerd. En we willen toch het Koninkrijk Gods binnengaan? We weten
toch wat er aan verbonden is? We moeten afleren om het niet
kinderlijk te willen zien.
Weer een
verhaal uit het leven gegrepen. We kunnen er erg veel van leren. We
hebben aan één verhaal genoeg om er de rest van de dag mee te leren
leven. Wat zijn we toch weerbarstig in ons leren. Wat is de zonde, de
tegenwerkende kracht, toch sterk in ons leven. Dat is dom. Dat is
vernietigend. Wat is de vernietigende kracht in ons leven toch
sterk. Wat hebben we toch Gods genade en liefde nodig om het
kinderlijk te blijven ontvangen. O God, help ons om het kinderlijk te
blijven zien en ontvangen. Dank U wel, dat U het steeds maar weer
opnieuw aan ons verstand peutert, om het kinderlijk te willen zien.
Maar het
verhaal gaat verder. Dokter Lucas heeft het allemaal goed gehoord.
Hij wil het opschrijven, voor allen die wel eens willen weten wie
deze Jezus is. En door het te lezen en te herlezen, zullen we het
steeds beter gaan begrijpen, wat de boodschap van deze Jezus
was. We zullen gaan ontdekken, dat het niet anders is dan dat Hij de
Messias is, Die in de schriften geprofeteerd is. Heerlijk. Wat een
geweldige rijkdom. Wat een genade. Wat een vrede. Wat een rust. Eruit
leven en eruit putten om die kracht in onze zwakheid steeds opnieuw
te gaan ontdekken.
Jezus
sprak over het ontvangen van het Koninkrijk Gods. En dat kwam een
hooggeplaatste man vragen. Goede Meester, wat moet ik doen om het
eeuwige leven te ontvangen? Vreemd. Wist hij dat dan niet? Hij had
toch ook de Schriften? Jezus zegt: ‘U kent toch de wet, en dat moet
je doen’. En de man zegt: ‘Ja Jezus, dat heb ik van kindsaf
gedaan’. Dat is erg goed. Maar een ding mis je nog. ‘Verkoop
alles wat je hebt en geef het aan de armen.’ En dan wordt de man
bedroefd, want hij bezat vele goederen. Ja, je kunt alles doen wat
God van je vraagt, maar als je nog maar met één ding aan het aardse
leven vastzit, dan ben je nog nergens. Want het gaat erom dat je je
kinderlijk overgeeft met alles wat je hebt aan Messias Jezus om
het eeuwige leven kinderlijk te ontvangen.
Jezus
kijkt hem aan en zegt dat het welhaast onmogelijk is dat een rijke
het Koninkrijk Gods binnengaat. Als je veel geld hebt dan zit daar al
heel snel je hart aan vast. En dat is levensgevaarlijk. De zucht naar
geld is de wortel van alle kwaad. Dat is gevaarlijk. Dat is moeilijk.
God wil dat we ons helemaal aan hem overgeven. En dan kan Hij doen
wat goed voor ons is. Want een vader heeft altijd het beste voor met
zijn kinderen. Maar wie kan dan wel het Koninkrijk Gods beërven als
het zo moeilijk is? Daar geeft Jezus geen antwoord op. Want dat
is het geheim, maar ook de rijkdom van de genade van God. Vanuit ons
mensen geredeneerd, lijkt het onmogelijk. Want we komen ook inderdaad
steeds van alles tekort in ons leven. Maar wat bij mensen onmogelijk
is is bij God mogelijk. En dat is genade. Dat is de aanhoudende
liefde van God. Die niet wil dat sommigen verloren gaan, maar dat
allen behouden worden. God is goed! Wat een heerlijke, bevrijdende
gedachte. Je kunt alle geboden onderhouden en denken dat je goed zit,
maar Jezus wil je bevrijden van alles waaraan je vastzit om je los te
maken om de genade te ontvangen en door Hem gezegend te worden. Die
zegen is het ontvangen van het Koninkrijk in de eerste plaats en het
overige zal Hij je bovendien geven. Vanuit de zekerheid van dat
Koninkrijk, kun je alles wat Hij je meedeelt uit Zijn vaderlijke hand
ontvangen. Dat kan veel geld zijn, dat kan ook een moeilijk leven
zijn, maar in vrede met God, want niets kan je scheiden van de
overweldigende liefde van God. Dat geheim te ontdekken, zal je door
het leven heen leiden, want je kunt veel hebben en het Koninkrijk
missen, dan heb je helemaal niets. Dat principe ontdekken is grote
rijkdom. Heerlijk om zo met God te mogen leven. Dank u wel Here! Je
wordt er steeds enthousiaster van.
En dan
komt Petrus om het nog eens even te testen. Hij en de anderen hebben
alles weggegeven om Jezus’ wil. En het antwoord is duidelijk en
direct. Alles wat je hebt gedaan uit liefde voor Jezus dat zul je
terugontvangen vele malen meer in deze tijd en in de toekomende tijd:
Het eeuwige leven. Je zult het ervaren in je leven. Je ontvangt vele
malen meer terug. Je kunt op dit moment denken, dat je alles hebt,
zoals, bijvoorbeeld veel geld, maar je kunt het niet loslaten voor
God, dan ben je gevangen in je eigen dingen en heb je niet ontdekt
hoe geweldig het is om te leven in de overstelpende vrijheid en
grootsheid en levensblijheid van het geborgen zijn in de Macht en de
Kracht en de eeuwigheid van God. Heerlijk toch!
Wat is
het toch een voorrecht om te mogen weten dat er een groot loon is
verbonden aan het volgen van Jezus. Je geeft dan eigenlijk niets
prijs, maar je ontvangt er een enorme rijkdom mee. Een rijkdom die
veel groter is dan al het geld van de wereld samen. Wat zijn we toch
vaak stom om steeds maar weer onze oren te luisteren te leggen bij de
verkeerde kant. Terug naar af. Blijven bidden en volharden en nooit
opgeven. Want de overwinning is zeker. Het eeuwige leven om niet.
24 november [2]
18:31 |
Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is, zal aan de zoon des mensen volbracht worden. |
18:32 |
Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden, |
18:33 |
en zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan. |
18:34 |
En zij begrepen niets van deze dingen en dit woord bleef hun duister en zij wisten niet, waarvan gesproken werd. |
18:35 |
…dat een blinde aan de weg zat te bedelen. |
18:36 |
…vroeg hij, wat dit was. |
18:37 |
…dat Jezus, de Nazoreeër voorbijkwam. |
18:38 |
Jezus, Zoon van David, heb medelijden met mij! |
18:41 |
Wat wilt gij, dat Ik u doen zal? … Here, dat ik ziende worde! |
18:42 |
Word ziende; uw geloof heeft u behouden. |
Ze zijn op weg naar Jeruzalem. Op weg naar het grote feest. Het Paasfeest. En Jezus zegt nog eens wat er gaat gebeuren. Maar ze begrijpen er niets van. Ze hebben het niet door. Wat denken ze dan wel? Zijn ze ook nog steeds gevangen in de Messias-gedachte waarbij de Messias zal opstaan en aan hen zal worden overgeleverd om te sterven en gekruisigd te worden? Dat is toch wel te veel gevraagd. Dat was te gek. Dat moet voor Jezus wel heel zwaar geweest zijn. Hij was toch drie jaar met ze opgetrokken. Ze hadden het toch wel kunnen begrijpen? Hadden ze dan nog niet door dat het gaat om een lijdende Knecht des Heren, die de zonde der wereld op Zich neemt? Zonde moet toch verzoend worden. God stuurt Zijn Zoon om de weg vrij te maken die geblokkeerd is door de zondeval en de duivel. Hadden ze de verzoeking in de woestijn dan niet begrepen? Het ging toch over leven en dood, God en de duivel? Hoeveel boze geesten had Jezus al niet uitgedreven? Ze hadden dat ook zelf gedaan. En nog begrepen ze het niet. Wat een eenzame weg moet Jezus gaan. Hoe moeten wij ons niet in het stof neerbuigen om ons voor Hem te verootmoedigen? Dat Hij heel deze weg is willen gaan voor mij, voor u. God, dank u wel voor zoveel liefde!
25 november [2]
19:2 |
…een man, Zachéüs geheten, die oppertollenaar was, en hij was rijk. |
19:3 |
…want hij was klein van gestalte. |
19:4 |
…en klom in een wilde vijgenboom… |
19:5 |
Zachéüs, kom vlug naar beneden, want heden moet Ik in uw huis vertoeven. |
19:7 |
…morden zij allen en zeiden: Hij is bij een zondig man binnengegaan… |
19:8 |
…vergoed ik het viervoudig. |
19:9 |
Heden is aan dit huis redding geschonken, omdat ook deze een zoon van Abraham is. |
19:10 |
Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden. |
19:11 |
…omdat Hij dicht bij Jeruzalem was en zij meenden, dat het Koninkrijk Gods terstond openbaar zou worden. |
19:12 |
…om voor zich de koninklijke waardigheid in ontvangst te nemen... |
19:14 |
Wij willen niet, dat deze koning over ons wordt. |
19:16 |
Heer, uw pond heeft tien ponden winst gemaakt. |
19:17 |
…heb gezag over tien steden. |
19:18 |
Uw pond, heer, heeft vijf ponden opgebracht. |
19:19 |
En gij, wees heer over vijf steden. |
19:21 |
…omdat gij een streng mens zijt;… |
19:23 |
Dan zou ik het bij mijn komst met rente opgevraagd hebben. |
19:25 |
Heer, hij heeft al tien ponden... |
19:26 |
…aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden,… |
19:27 |
…brengt hen hier en slacht ze voor mijn ogen. |
Dat kan
natuurlijk niet. Daar heb je het weer. Jezus op bezoek bij de
zondaars en de slechte mensen. Wat hadden ze een hekel aan de
tollenaars. Het waren landverraders, maar ook gemene dieven. En je
kon er niets tegen doen. Ze konden je vragen wat ze wilden. Je moest
hun post passeren en dan was het betalen. Hier, op weg van Jericho
naar Jeruzalem. Iedereen haatte die plaats. Daar zat Zachéüs, de
oppertollenaar. Nee, niet zo maar een tollenaar, maar een
oppertollenaar. En hij was rijk. Wat wil je. Als je onbeperkt de
mensen kunt afzetten. De Romeinen luisterden toch niet naar je. Die
waren allang blij als Zachéüs het hun toekomende deel afdroeg. En
dat hij hen daarbij bedroog, daar hadden zij niets mee te maken. En
hoeveel hij de zaak belazerde, dat was hen worst. Wat een corrupte
wereld.
En deze
Zachéüs wist best hoe hij gehaat was. Hij was ook nog een kleine
opdonder. Klein van gestalte. En dan zó gemeen. Het straalde van
zijn houding en zijn postuur af. Hij wilde ook wel eens die
Jezus zien, maar hij moest niet denken dat de mensen voor hem aan de
kant gingen. Wel voor de Farizeeën en de schriftgeleerden, die
stonden altijd vooraan. Maar hij liep vooruit en klom in een boom.
Ziet u het voor u, die rijke arrogante tollenaar die in een boom
klimt om de wonderdoener Jezus te zien? Hij hoefde Hem alleen maar te
zien. Hij had al zoveel van Hem gehoord. Hij wilde Hem nu wel eens
echt zien.
En dan
gebeurt het onvoorstelbare. ‘Zachéüs, kom uit de boom!’ Wat een
vertoning, de kleine, gehate Zachéüs denkt dat hij verborgen in de
boom de hele zaak kan zien, maar nu moet hij er ten aanschouwen van
de hele schare uitklimmen en voor Jezus staan. ‘Zachéüs, kom uit
de boom, want heden moet ik in uw huis zijn.’ De ene verbazing na
de andere. Wat, hoor ik het goed? Zegt Jezus dat Hij in het huis van
Zachéüs moet zijn?. Dat kan toch niet waar zijn? Je gaat toch niet
in het huis van een zondaar? En toch zeker niet bij zo’n vreselijke
landverrader als Zachéüs, de tollenaar. En Jezus gaat in zijn huis.
Zachéüs ontvangt Hem met blijdschap. En begint te roepen, dat hij
alles zal teruggeven en het viervoudige vergoeden. Onder de indruk
van de liefde en de aandacht en de genade van Jezus kan hij niet
anders dan zeggen zich te bekeren en weg te vluchten van de
zonde waarin hij gedompeld was. Jezus had nog niets gezegd. Jezus
hoeft ook niets te zeggen. Het is duidelijk. Iedereen voelt aan wat
wel en wat niet bij Jezus hoort. Dat hoef je niemand uit te leggen.
Dat is de kracht en het grote geheim. Waar liefde is, daar is
blijdschap en onderscheiding. En dan is het antwoord ook heel
kort en ontmaskerend en ontwapenend. Heden is aan dit huis
redding geschonken. Daar waar de liefde van Jezus doordringt en
overgaat in daden van gehoorzaamheid en dankbaarheid, daar wordt heil
uitgedeeld, daar heerst vrede, daar is liefde, daar worden nieuwe
dingen geboren. Wat een heil. Wat een redding. Wat een verhaal, uit
het leven gegrepen. Een verloren zoon van Abraham is redding
geschonken. Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te
zoeken en te redden. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk! Wat een
evangelie. Als het zelfs geldt voor deze Zachéüs, dan geldt het
toch voor iedereen? Wat een genade. Wat een redding. Redding voor
iedereen. Want het kan alleen maar enkel uit genade. Niets komt van
ons zelf. We komen onder de kracht en de almacht van Jezus Die ons al
liefgehad heeft alvorens wij er waren en die ons wil opnemen in de
armen van Zijn liefde om ons te ontrukken aan de machten van de
duisternis, die alles zullen doen om ons in hun klauwen vast te
houden. Glorie voor de Naam van Jezus!
Het
verhaal gaat verder met de gelijkenis van de tien ponden. Een man
ging weg om zijn koninklijke waardigheid binnen te halen. Maar ze
sturen hem een bericht achterna en zeggen dat ze hem niet als koning
hoeven. Zijn knechten heeft hij ponden gegeven voor de tijd dat hij
weg is. En dan komt hij terug en ontdekt dat degene die tien ponden
had, er tien heeft bij gekregen. En dan krijgt hij tien steden. Goede
en getrouwe dienstknecht. En net zo met degene, die er vijf had
gekregen. Hij krijgt heerschappij over vijf steden. En dan die een
pond had. Hij heeft het weggeborgen want hij wist dat de heer een
streng heer was die wegneemt wat hij niet heeft uitgezet en maait wat
hij niet gezaaid heeft. En dan is dit een ontrouwe dienstknecht. Als
hij dan zo bang was om het kwijt te raken, had hij het tenminste
kunnen belenen, want dan was er nog rente op gekomen. Nu heeft hij
niets. En die er al tien had krijgt die ene erbij. Maar hij had er al
tien. Is dat eerlijk? Maar het antwoord is: ‘Wie heeft, die zal
gegeven worden en die niet heeft zal ontnomen worden ook al dat hij
heeft. We moeten woekeren met de talenten die Hij ons gegeven heeft.
Hij is komende om de koninklijke waardigheid te openbaren. Hij is nu
gezeten aan de rechterhand Gods. Maar Hij zal komen in al Zijn
heerlijkheid. Dan moeten we gereed zijn. Hem verwachten.
Maar zij
die Hem afgewezen hebben, die worden in de poel des vuurs geworpen.
Daar wordt korte metten mee gemaakt. Radicaal. Dat is ook onze
opdracht vandaag. De waarheid en de liefde van God verkondigen.
Daar gaat het om. Zijn er anderen, dan moeten we het ontmaskeren. Dat
is onze taak. Glorie voor Zijn Naam!
26 november [2]
19:28 |
…ging Hij hun voor om op te gaan naar Jeruzalem. |
19:30 |
…zult gij daar een veulen vastgebonden vinden, waarop nog nooit iemand gezeten heeft;… |
19:31 |
De Here heeft het nodig. |
19:36 |
…spreidden zij hun klederen op de weg. |
19:38 |
Gezegend Hij, die komt, de Koning, in de naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen! |
19:39 |
En enige der Farizeeën uit de schare zeiden tot Hem: Meester, bestraf uw discipelen. |
19:40 |
Ik zeg u, indien dezen zwegen, zouden de stenen roepen. |
19:41 |
…weende Hij over haar,… |
19:42 |
en zeide: Och, of gij ook op dezen dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen voor uw ogen. |
19:43 |
Want er zullen dagen over u komen, waarin uw vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van alle zijden in het nauw brengen, |
19:44 |
en zij zullen u en uw kinderen in u vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag. |
19:45 |
En Hij ging de tempel binnen en begon de kooplieden uit te drijven, |
19:46 |
en Hij zeide tot hen: Er staat geschreven: En mijn huis zal een bedehuis zijn, maar gij hebt het tot een rovershol gemaakt. |
19:47 |
En Hij leerde dagelijks in de tempel. De overpriesters en schriftgeleerden, evenals de voornaamsten van het volk, zochten gelegenheid Hem om te brengen, maar zij vonden niets dat zij zouden kunnen doen, want al het volk hing aan zijn lippen. |
Profetische
woorden. Profetische gebeurtenissen. Een veulen waarop nog nooit
iemand gezeten had. Breng het bij Jezus. Wat voor een beeld moet dat
oproepen? Als de eigenaar vraagt, waarom je het nodig hebt, zeg dan:
‘De Here heeft het nodig’. En als ze dan terugkomen dan spreiden
ze hun klederen uit. De Here Jezus zit op een veulen. Ze denken
meteen aan de psalm die zegt: ‘Gezegend Hij, Die komt, de Koning,
in de Naam des Heren; in de hemel vrede en ere in de hoogste
hemelen’. Dat is een Messiaanse verwachting. Ja, de Messias is
gekomen. Nu zal de geweldige intocht in Jeruzalem beginnen. Het wordt
steeds enthousiaster. Ze spreiden hun klederen uit en ze trekken
palmtakken van de bomen. Ze maken een kleed waarover de Messias
de stad in kan trekken. Wat een beeld. Dat is profetie. Zo zal het
gaan. Dat is voorspeld. En die verwachting leeft. Nu zal de Messias
komen om met geweld de Romeinen uit het land te jagen. Wat een feest.
Zie je nu wel? Het is toch waar. Dat verwachten ze en nu gebeurt
het. Waarom moet Jezus nu toch hun verwachting weer in de war
brengen? Hij wist toch wat hun verwachting was? Ze verwachten
helemaal geen lijdende Messias. En hoe Hij het hen ook gezegd had. Ze
begrepen het niet. Wat een tragiek. Hoe sterk kan een bepaalde mening
zijn doorgedrongen in de dogmatiek van een kerk? Je kunt je haast
niet voorstellen dat het anders kan. En toch is het anders. Jezus
staat steeds haaks op het denken van de kerkelijke
hoogwaardigheidsbekleders. Dat is toch te gek. Daarom wilden de
kerkelijke leiders van hun tijd Hem ook zo spoedig mogelijk uit de
weg ruimen.
De
Farizeeën zien dit schouwspel ook aan en die zeggen: ‘Meester,
bestraf uw discipelen’. Dat kan toch niet. Dat is toch
Godslastering? Het voordoen alsof de Messias al komt. Dat kan niet.
Want deze vreemde leraar uit Nazareth uit Galilea, dat kan de Messias
niet zijn. Kan er uit Galilea iets goeds komen? Nee natuurlijk. Dat
kan niet. Dat zal niet. Daar zullen ze een stokje voor steken. Maar
Jezus antwoordt: ‘Ik zeg u, indien dezen zwegen, zouden de stenen
roepen’. Wat een spanning. Wat een geweldige tegenstelling. Wat een
confrontatie. Jezus weet dat Zijn ure is gekomen. Hij staat in een
geweldige confrontatie met Zijn tijd. Het is verschrikkelijk hoe
sterk de spanning stijgt. De mensen zullen het wel niet allemaal
geweten hebben. En de discipelen zullen de spanning wel gevoeld
hebben, maar het is alsof er nu een last van hen afvalt en zijn met
zo grote vreugde alles vergeten van de dreiging die er steeds maar
was met de kerkelijke leiders, dat ze nu door het dolle heen zijn en
zo met Jezus enthousiast Jeruzalem binnentrekken. En Jezus, Die het
allemaal wist, weende toen zij dichterbij Jeruzalem kwamen. Wat een
klemmende woorden. Vol van profetie. Vol van daadkracht. Vol van
oproep. Vol van waarschuwing. Vol van toekomst. We moeten die woorden
letterlijk overnemen en in ons geheugen en in ons leven griffen.
Want ze zijn zo actueel vandaag. Vers 42: ‘Och, of gij ook dezen
dag verstondt wat tot uw vrede dient; maar thans is het verborgen
voor uw ogen’. Want er zullen dagen over u komen, waarin uw
vijanden een bolwerk tegen u zullen opwerpen en u omsingelen en u van
alle zijden in het nauw brengen, en zij zullen u en uw kinderen in u
vertreden en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij
de tijd niet hebt opgemerkt, dat God naar u omzag.
Wat een
tragiek. God zendt de Messias. God heeft het goede met hen voor. Maar
zij vertreden de woorden ten leven. Zij willen volharden in hun
zonden. Terwijl God kwam om Zijn volk te bevrijden, hebben zij het
volk geknecht met hun eigenzinnige godsdienst. Het was een harde
boodschap. Het was de tragiek van het volk. Ze hebben God verlaten.
Ze laten God in de steek. Ze denken Mozes en de profeten te hebben.
Maar ze hebben God aan de kant gezet. Jezus doorziet het. En Hij ziet
in de toekomst. En wat is er niet gebeurd? De stad is verwoest.
Ze zijn weggevlucht. Het land heeft verwoest gelegen. Ze hebben keer
op keer vervolging ondervonden. Door de eeuwen heen. Van de
christenen en van de moslims. Het is vreselijk. Wat een tragiek. En
de Messias kwam om hen te redden. Maar het gaat door oordeel heen.
Hoe belangrijk is het niet om keer op keer maar weer te gaan inzien
dat we dicht moeten leven bij het Woord van God? Wat maken we er toch
vaak een potje van. Ook in deze tijd. We kunnen niet anders om daar
uit komen, door heel dicht bij het Woord van God te blijven. En dat
is krachtig en brengt tot leven. Want het is niet genoeg te herhalen.
Het Woord lees jij niet, maar het Woord leest jou. Want het is de
openbaring van God. En die God wil ons helpen om te ontdekken waar
het op aan komt. Het gaat om het levende woord van God. Heerlijk
toch, om dat steeds maar weer te ontdekken. Dan word je
vuurbestendig. Dan laat je je niet heen en weer slingeren. Dan
zeg je heel eenvoudig: ‘Wat staat er geschreven?’ Glorie voor
Zijn Naam!
En als
Jezus dan van het ezelsveulen af stapt, gaat Hij de tempel in. En dan
komt de harde confrontatie. Hij begint er de kooplieden uit te
drijven. Nou, dan heb je echt de poppen aan het dansen. Want als je
begint de kooplieden uit te drijven, dan kom je aan de portemonnee en
dan heb je problemen. En dat gebeurde ook. Hij zegt: ‘Er staat
geschreven: En mijn huis zal een bedehuis zijn, maar gij hebt het tot
een rovershol gemaakt…’. Dat is profetie van de bovenste plank.
Dat moet je opzoeken. Ook weer zo’n tekst om aan je muur te hangen.
Moeten we ook veel meer doen. Dat staat in Jessaja 56 vers 7 en
Jeremia 7:11. Daar gaat het over de tempelprediking. Dat waren
scherpe woorden van Jeremia. Ze hadden er maar een potje van gemaakt.
Daar komt het oordeel op. Ze zijn ook in ballingschap gegaan. Ze zijn
ook verstrooid onder de volken. God komt met Zijn oordeel. En de
Joden die nu in Israël zijn, dat is maar een heel klein deel van
alle Joden over de hele wereld verspreid. Ze hebben weer een
tempeldienst. Maar ze hebben het tot een rovershol gemaakt. En het
zou een bedehuis zijn voor alle volken. Wat een tragiek. De kerk is
een handelscentrum geworden. De armen hebben ze laten zitten. De
inkomsten voor de tempel tot op het tempelplein. Hoe halen ze het in
hun hoofd. Vreselijk. Wat kan een kerk verworden en verdogmatiseren.
Vreselijk. Wat een zonde. En Jezus leert de leer van de bevrijding.
De leer van de gezaghebbende bevrijder in de tempel. Maar de
kerkelijke leiders zijn er nu helemaal van overtuigd dat ze Hem uit
de weg moeten ruimen. Maar ze konden ook niets vinden wat ze
tegen Hem zouden kunnen inbrengen, want het volk hing aan Zijn
lippen. Ze voelden dat hier Iemand sprak die tot hun hart sprak. Hij
gaf woorden van eeuwig leven. Hij vertroostte hen. Hij was toch ook
gekomen om verbrokenen van hart te troosten. Het was een geweldige
prediking. Een prediking in de spanning van de tijd.
Het was
uit het leven gegrepen. Ook voor vandaag. Want we hebben er maar een
potje van gemaakt. We zijn ook afgeweken van het eenvoudige Woord van
God. Want er heerst ook een gruwelijke ramp in deze wereld. Waar is
de liefde voor de arme? Waar is de liefde voor de weduwe en de wees?
Het is verschrikkelijk. Hoe durven we nog voor God bestaan? En wat
hebben we de liefde van God ingepakt in een uitverkiezingsleer die de
vreugde knevelt en een vergeestelijkingstheologie van de profetie die
Jezus berooft van Zijn Eigen profetie. Het is verschrikkelijk. Daar
kun je toch eigenlijk niet bij leven. Hier worden we er weer met onze
neus opgedrukt hoe belangrijk het is om Gods Woord eerst te nemen. O
Here, help ons. O Here, dank U wel, dat U ons er vanmorgen weer zo
duidelijk bij bepaalt.
27 november [2]
20:1 |
…en het evangelie verkondigde,… |
20:2 |
Zeg ons, krachtens welke bevoegdheid… |
20:4 |
De doop van Johannes, was die uit de hemel of uit de mensen? |
20:6 |
…dat Johannes een profeet was. |
20:8 |
Dan zeg Ik u ook niet,… |
20:9 |
…ging geruime tijd buitenslands. |
20:10 |
Maar de pachters sloegen hem… |
20:11 |
Zij sloegen ook die,… |
20:12 |
Zij verwondden ook die… |
20:13 |
Ik zal mijn geliefde zoon zenden; die zullen zij wel ontzien. |
20:14 |
Dit is de erfgenaam: laten wij hem doden,… |
20:15 |
…en doodden hem. |
20:16 |
…en die pachters ombrengen en de wijngaard aan anderen geven. … Dat nooit! |
20:17 |
De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden? |
20:18 |
Een ieder, die op die steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, dien zal hij vermorzelen. |
20:19 |
En de schriftgeleerden en de overpriesters trachtten op hetzelfde ogenblik de hand aan Hem te slaan, maar zij vreesden het volk. Want zij begrepen, dat Hij deze gelijkenis met het oog op hen gesproken had. |
Neen, ze
bekeerden zich niet. Duidelijker kon Jezus het niet zeggen. Ze
hebben de profeten al die jaren daarvoor gedood. En wat zijn ze
door de eeuwen niet afgevallen van God. En wat hebben ze niet
gerebelleerd. Vreselijk. Wat kleeft er een zonde aan het volk. Dat
weten de mensen ook. Maar de geestelijke leidslieden zeggen:
‘Wij hebben Mozes en de profeten, wij zijn goed, wij zijn zo niet’.
Maar hier zendt de eigenaar uiteindelijk zijn eigen zoon. En wat
gebeurt er? Die doden ze. Want dat is de erfgenaam. En dan kunnen ze
de wijngaard in bezit nemen. Wat moeten we daar mee aan? ‘Dat kan
niet’, roepen ze, ‘dat is te gek’. En dan citeert Jezus de
tekst uit Psalm 118:22. De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden.
Dat is een hoeksteen geworden. En ieder, die op deze steen valt, zal
verpletterd worden en die steen zal je vermorzelen. Pas dus op
wat je met die steen doet. Je kunt die steen wel afkeuren maar het is
de hoeksteen geworden. Het is de steen waar het hele bouwwerk op
rust. Het is de belangrijkste steen. Het is de Messias. De Zoon van
God kwam Zelf. God zag dat er geen andere weg was om de zonden van
het volk te verzoenen dan door Zijn Eigen Zoon te zenden. Om te
lijden en te sterven op het kruis van Golgotha.
Maar zij
hebben die hoeksteen geweigerd. Ze hebben zich er tegen verzet. En
dat is hen duur komen te staan. Daar hebben ze zich dodelijk aan
verwond. En dat is nog zo. Wie deze hoeksteen afwijst, die zal zich
deerlijk verwonden. Want er is maar één weg waardoor wij behouden
kunnen worden en dat is door het bloed van de Here Jezus. Hij is de
Hoeksteen. Wat een profetie. Wat een werkelijkheid. Hier worden de
psalmen aangehaald om de brug te slaan tussen het verleden en het
heden en zo ook de toekomst. Want het paradijs zal hersteld worden.
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde gaan komen. Dat staat vast en
zeker. Daar hoeven we niet aan te twijfelen. Dat is zeker. Heerlijk.
Wat een toekomst. Wat een zekerheid. Glorie voor Zijn Naam! De
geestelijke leidslieden begrepen waar het over ging. Ze begrepen dat
Jezus hèn bedoelde. Maar zij waren er van overtuigd dat deze
nieuwlichter de Messias niet kon zijn. Zij beraadslaagden hoe ze Hem
konden ombrengen. Weg met deze valse Messias. Weer zo’n iemand die
het niet kan zijn. Want de Messias die zij verwachtten was de Messias
die met macht en majesteit zou komen om de Romeinen uit het land te
verjagen en Zijn troon zou vestigen in Jeruzalem. Weg met Jezus! Het
wordt nu toch wel heel duidelijk. Het volk mag dan wel aan Zijn
lippen hangen, maar Hij is een bedreiging voor het volk. Weg met Hem!
Ze waren daarvoor ook al door Jezus te kijk gezet. Ze vroegen Hem
naar Zijn bevoegdheid. En daar komt de tegenvraag of de doop van
Johannes uit de hemel was of uit de mensen. Daar durven ze niet op te
antwoorden. Want ze willen zeggen uit de mensen, maar dan krijgen ze
de mensen tegen zich die geloofden dat Johannes een profeet was. Dus
ze zeggen dat ze het niet weten. Wat een huichelaars. Wat een
bangeriken. Ze hebben een grote mond. Ze willen Jezus met alle geweld
pakken, maar als het er op aankomt dan durven ze niet. Ze zijn bang
voor het volk. Zijn dat nu de leidslieden waar je de kerk op moet
bouwen? Zijn dat nu de mensen die de waarheid hoog moeten houden?
Het is schandalig. Het is verschrikkelijk. Wat moeten ze daar mee?
Dwars door alles heen leren we hier de les. Alleen Gods Woord is de
waarheid. We moeten het Woord lezen en herlezen. Het in ons hart
laten doordringen. We moeten niet mee gaan met welke wind van
leer ook. Het gaat om de eer van God. En iedereen die daaraan te kort
doet, die zal zich deerlijk verwonden. Het is heerlijk om ernst
te maken met het Woord van God. Want je krijgt daardoor richting in
je leven. Je ziet het dan weer zitten. Want de werkelijkheid is dat
iedereen die wel bouwt op deze hoeksteen, deze rots, die zal goed
uitkomen. Die bouwt immers zijn huis niet op het zand, maar op de
rots. En dat is heerlijk. Wat een toekomst. Wat een zegen. Wat een
bescherming. Wat een vrede. Wat een toekomst. Daar wil toch
iedereen bij horen. Glorie voor Zijn Naam!
28 november [2]
20:20 |
…zonden zij spionnen uit,… |
20:22 |
…is het ons geoorloofd de keizer belasting te betalen of niet? |
20:24 |
Van de keizer. |
20:25 |
Geeft dan de keizer wat des keizers is, en Gode wat Gods is. |
20:29 |
Nu waren er zeven broeders. |
20:31 |
…en zij stierven zonder kinderen na te laten. |
20:33 |
…van wie van hen zal zij in de opstanding de vrouw zijn? |
20:36 |
Want zij kunnen niet meer sterven; immers, zij zijn aan de engelen gelijk en zij zijn kinderen Gods, omdat zij kinderen der opstanding zijn. |
20:37 |
…de God van Abraham, en de God van Izak en de God van Jakob. |
20:38 |
Hij is niet een God van doden, maar van levenden,… |
20:39 |
Meester, Gij hebt goed gesproken. |
Het
begint er nu wel om te spannen. Jezus moet uit de weg geruimd worden.
Ze sturen spionnen, gehuld als vrome mannen. En die proberen
strikvragen te stellen. Wat een verbeelding. Want net alsof Jezus dat
niet allemaal doorziet. Jezus doorziet ons helemaal. We kunnen wel
denken een beetje kiekeboe voor Hem te spelen, maar dat is
belachelijk. Hij doorziet ons. En wij moeten niet doen alsof we ons
voor hem kunnen verbergen. En dat denken we maar al te vaak. Hoe vaak
spelen we niet een spelletje met Jezus. Dat is zo kinderlijk. Dat is
zo naïef. Dat is zo dom. Want hij zàg het al voordat we er aan
dachten.
En dan
vragen ze Hem of je aan de keizer belasting mag betalen. Het
antwoord had “nee” moeten zijn, want dan hadden ze een reden
om hem aan te klagen. Wat een huichelaars. Want zelf betaalden ze de
keizer. Ze hadden niet het lef om daar tegen in te gaan. Hij vraagt
om hem een keizersmunt te laten zien. Prompt komt die op de proppen.
Die hebben ze zelf in hun zak. En het antwoord is ontwapenend. ‘Geef
de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.’ De aanval is
mislukt. Ze hebben Hem niet kunnen pakken, Je kunt nu een hele preek
houden wat je moet doen in oorlogstijd. Maar de essentie is: ‘Geef
Gode wat Gods is’. Je kunt wel bezet zijn door de bezetter of door
wie dan ook, maar verloochen nooit God. Laat je daar niet door in de
war brengen. God is niet te compromitteren. God beschermt de Zijnen
dwars door tegenstand heen. En als ze je je geloof willen
verhinderen, dan doe je daar niet aan mee. Je blijft Gode geven wat
Gods is. En als ze je dan lastig willen vallen, dan doen ze dat maar.
En dat kan heel lastig zijn. Daar staat de bijbel en de geschiedenis
bol van, maar je bent onaantastbaar. Ze kunnen je alles afnemen, maar
nooit je geloof. Dat is de strekking. Het gaat om de eer van God.
En dan
komen de Sadduceeën. Zij hebben ook wat gevonden. Zij geloven niet
in de opstanding. Waar ze dat vandaan halen is ook niet duidelijk.
Maar ze hebben het goed bedacht. De man sterft en zijn zeven broers
sterven ook en dan blijft de vrouw over die ook sterft. Wat moeten we
in de hemel. Van wie is ze nu eigenlijk de vrouw? Ja, daar loop je
mee vast. Maar Jezus trekt het boven de menselijke maat uit. Zij die
de opstanding der doden meemaken en in het Koninkrijk van God binnen
gaan, zijn gelijk aan de engelen. Daar sterf je niet meer. Daar leef
je eeuwig. Daar is geen sprake van huwen en sterven. Daar is eeuwig
leven, zoals het bedoeld is in het paradijs. Wat weer een domme
vraag. Jullie moeten wat hoger denken en niet je aardse vragen
proberen in te passen in het hemels denken. Begrijp je het niet? Nou,
een ding is zeker, zoals het leven nu is zo is het niet bedoeld. De
mens wordt geboren om te sterven. En we hebben goede regels gemaakt
zoals in het onderhavige geval, dat de vrouw als vrouw genomen wordt
door de broer, maar dat is alleen maar omdat we in een onvolkomen
schepping leven. Om de rechten van de broer en de erfgenamen te
beschermen. Maar in de hemel gelden de hemelse regels.
En
tenslotte, als Mozes bij de braamstruik staat en hij hoort God
spreken als God van Abraham, Izak en Jakob, is dat toch wel het
overtuigende bewijs dat het gaat om een God van leven en niet van
doden. God is God. En als jullie dan niet in een opstanding geloven,
dan moet je ook niet aankomen met de vraag die je had over de
opstanding. Want daar geloof je toch niet in. Neen, dat slaat nergens
op. Dat is huichelachtig. Daar moet je je buiten houden. En de
schriftgeleerden, die de tegenstanders waren van de Sadduceeën,
zeggen: ‘Meester, U hebt goed gesproken’. Ja, ze zijn blij dat de
Sadduceeën een tik krijgen, maar ze staan er ook bij om Jezus te
pakken en Hem over te leveren. Wat een hypocriete situatie daar. En
Jezus ontmaskert al hun denken door aan te halen de woorden die David
spreekt over zijn Here, terwijl de Messias toch de Zoon van David
genoemd wordt. Het is alsof Jezus hen wil bepalen bij de goddelijke
ordening. Het klopt allemaal, maar we moeten het zien in hemels
perspectief waar de verhoudingen vanuit God worden gezien. Natuurlijk
is Jezus de Zoon van David want dat is profetie. Maar het is profetie
vanuit hemels perspectief. God spreekt. En dan ziet David de Messias
natuurlijk als zijn Here. Dat spreekt vanzelf. Dat is geen
tegenstelling, maar dat is een bevestiging. Wij moeten leren om
te leven en te denken vanuit hemels perspectief. We zitten zo
vaak anders te denken en te piekeren, terwijl God ons aanbiedt
om het vanuit hemels perspectief te zien. Dat is toch heerlijk. Daar
gaat het toch om. Glorie voor Zijn Naam!
29 november [2]
20:41 |
Hoe kan men zeggen, dat de Christus een zoon van David is? |
20:42 |
De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, |
20:43 |
totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten. |
20:44 |
David noemt Hem dus Here; hoe kan Hij dan zijn zoon zijn? |
20:46 |
Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn… |
20:47 |
…dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen. |
21:3 |
Waarlijk, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft meer dan allen daarin geworpen. |
21:4 |
Want deze allen hebben van hun overvloed… maar zij heeft van haar armoede haar ganse levensonderhoud er in geworpen. |
En de
confronterende waarheid wordt dan ook weer met verve naar voren
gebracht. Wacht je voor de schriftgeleerden die niet het woord van
barmhartigheid en gezag brengen maar hun eigen woord van een
systeem waarbij de mensen geknecht worden. En wat werden ze geknecht.
Hun oordeel is zwaar, want ze hebben niet gedaan wat hun opdracht
was. Ze hebben daar gestaan om Jezus te pakken om Hem over te leveren
aan de stadhouder.
Nota
bene, de gehate Romeinen. Daar waren ze toe in staat en dat hebben ze
ook gedaan. Als je deze gedachten er op na houdt over Messias Jezus
dan zit je wel verkeerd. Dan gaat het niet goed. Dan gaat het
verkeerd. Nou, nou. Dat klinkt niet mis wat Jezus doet. Voor de
schijn lange gebeden; de huizen van de weduwen opeten; lange gewaden,
enz. Wat zullen ze kwaad geweest zijn toen ze dit allemaal hoorden.
Dat was voor hen de absolute bevestiging dat ze deze Jezus uit de weg
moesten ruimen. Want Hij knaagt aan de poten van hun stoel. En als
dat gebeurt dat zijn wij als mensen in staat om alles van stal te
halen om dat te voorkomen. Wie staat zie toe, dat hij niet valle.
Dicht bij Jezus blijven is de enige bescherming tegen ons menselijk
vernuft om van Jezus af te vallen. Want wie zijn wij als wij al deze
verhalen horen? Wij moeten dicht bij het Woord blijven en ons
permanent onderzoeken of er bij ons zelf geen menselijk denken is die
ons van Jezus aftrekt. Glorie voor Zijn Naam! Het kan niet stuk. Dank
U wel voor deze ontwapenende, ontmaskerende verhalen, die ons recht
op onze voeten zetten.
En dan
ook de daad bij het woord voegen. Het zit hem overal in. Jezus slaat
Zijn ogen op en ziet de Farizeeër met een grote zwaai opzichtig geld
in de offerkist gooien. En dan ziet hij de kleine weduwe die,
stiekem, onopvallend, ook een kleine bedrage in de kist gooit. Jezus
ontmaskert het ook en zegt: ‘Ja, het is niet moeilijk om van je
overvloed iets te geven. Het doet je geen pijn. Het kost je niets. Je
doet het maar. Maar die arme weduwe, die gaf van haar armoede en die
gaf alles wat ze had. Dat kostte haar pijn’. En daar komt weer een
waarheid naar voren. Hoe staat het met ons geven. Als we denken aan
de wereldwijde armoede. Dan maken we er met z’n allen ook niets
van. Vreselijk! Wat hebben we ervan gemaakt? We staan schuldig,
we staan schuldig. De wereld gaat ten onder in armoede en wij doen er
nauwelijks iets aan. Moeten we grondig over doorpraten, want dat kan
ook niet zo blijven.
30 november [2]
21:6 |
…er zullen dagen komen, waarin geen steen op de anderen zal gelaten worden, die niet zal worden weggebroken. |
21:7 |
En wat is het teken dat deze dingen zullen gebeuren? |
21:8 |
Ziet toe, dat gij u niet laat verleiden. … Gaat hen niet achterna. |
21:9 |
En wanneer gij hoort van oorlogen en onlusten, laat u niet beangstigen. Want die dingen moeten eerst geschieden, maar dat is nog niet terstond het einde. |
21:11 |
…en grote tekenen van de hemel. |
21:12 |
…en u vervolgen,… om mijns naams wil. |
21:14 |
Neemt u daarom in uw hart voor, niet vooraf te bedenken, hoe gij u zult verdedigen. |
21:15 |
Want Ik zal u mond en wijsheid geven,… |
21:19 |
…door uw volharding zult gij uw leven verkrijgen. |
21:20 |
…weet dan, dat zijn verwoesting nabij is. |
21:22 |
…want dit zijn de dagen van vergelding, waarin alles wat geschreven is, in vervulling gaat. |
21:24 |
…en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden, totdat de tijden der heidenen zullen vervuld zijn. |
21:25 |
…vanwege het bulderen van zee en branding,… |
21:26 |
Want de machten der hemelen zullen wankelen. |
21:27 |
En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. |
21:28 |
Wanneer deze dingen beginnen te gescheiden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt. |
21:29 |
Let op de vijgenboom en op al de bomen. |
21:30 |
…dat de zomer reeds nabij is. |
21:31 |
…weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. |
21:32 |
…dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt. |
21:33 |
De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbij gaan. |
21:34 |
…en die dag niet plotseling over u kome, als een strik. |
21:36 |
Waakt te allen tijde, biddende, dat gij in staat moogt wezen te ontkomen aan alles wat geschieden zal, en gesteld te worden voor het aangezicht van de Zoon des mensen. |
Het zal
nu echt niet lang meer duren. De spanning neemt toe. En Jezus gaat op
naar Jeruzalem, naar het Pascha. Duizenden mensen zijn op reis naar
Jeruzalem. Het is het grote feest. Het feest van de uittocht uit
Egypte. Het is een prachtig feest. De mensen zijn opgetogen. Ze zijn
trots en blij als ze van ver de blinkende tempel zien. Een prachtige
stad. Een prachtige tempel. Om trots op te zijn. Dan zegt Jezus dat
geen steen op de andere gespaard zal worden en Jeruzalem door de
heidenen vertrapt zal worden. Wat een oordeel. Dat staat toch wel
haaks op de verwachting die men had. Want zou op dit Pascha de
Messias komen Die Zijn machtig Koninkrijk zal gaan vestigen? Wat een
tragiek. De Messias zo dicht bij, en ze zien het niet. In plaats
van een glorieuze overwinning, zal er van de prachtige tempel en de
muur en de stad geen steen op de andere blijven. Wat kan het verkeerd
gaan als je je blikrichting verkeerd hebt. En wat ìs de blikrichting
verkeerd. Messias Jezus is van het toneel verdwenen. Weg met Hem
en de orthodoxe Jood ziet Messais Jezus als Degene Die hem door de
eeuwen heen de dood heeft in gejaagd. Voor een Jood is het kruis
gelijk aan een zwaard. En hoe waar is dit ook niet? Want het is
verschrikkelijk wat in de Naam van Jezus tegen de Joden is
gedaan. Want de christen heeft Jezus beroofd van Zijn Eigen profetie.
Want de beloften voor het uitverkoren volk en het uitverkoren land
zouden met Jezus zijn overgegaan op de Christenen uit de volken. De
vervangingstheologie. Vergeestelijking viert hoogtij. En daardoor is
de kerk het spoor bijster geraakt. Want waar moet je dan naar kijken?
Terwijl Jezus weent om de verblinding bij Zijn Eigen volk moet Hij
zeer wenen over het ongeloof in de profetie bij de gelovigen uit de
volken. Het is de hoogste tijd dat we de profetie de profetie laten
en ons richten op de vervulling van de profetie. Hier wordt
profetie uitgesproken. Want het is in het jaar 70 geweest dat de
tempel verwoest werd en het volk verstrooid. Het is waar dat
Palestina, eeuw na eeuw, een woestenij was. En het is pas sinds 1948
dat er van terugkeer sprake is onder grote tegenstand van de naburige
volken. De haat is enorm. Het is spannend in het Midden Oosten. En
het is ook zo dat het gaat om de stad van God: Jeruzalem. Daar wil
God wonen. En daar is de vervulling van de profetie op gericht. Daar
zal de grote eindstrijd zich afspelen. Niks vergeestelijken. Zo staat
het er en zo zal het gebeuren. Als de profetie ten aanzien van de
komst van de Messias letterlijk genomen wordt dan moet zeker de
profetie ten aanzien van de wederkomst letterlijk genomen worden.
Jeruzalem is Jeruzalem en niet de kerk, zoals in de kanttekeningen
bij de Statenvertaling keer op keer wordt gesuggereerd. De kerk is
wel geënt op de wortel. En daarom ook deelgenoot van het heil, maar
geen vervanger. Het zijn de twee die één geworden is. Het is de
universele eenheid van Gods gemeente. Jood en heiden. Een. Er zal
heel wat gebeuren. Volk zal opstaan tegen volk, rampen zullen komen.
Mensen zullen roepen: ‘Het is zover’. Valse Messianen zullen
opstaan. Maar het gaat erom dicht bij het Woord van God te blijven
temidden van al deze verwarring en temidden van al deze dwaalleer. En
dat Woord dat hebben we. En dat Woord is zeer vast. Gods Woord is de
waarheid. ‘Maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.’
We kunnen allerlei theorieën opzetten, hoe het allemaal zal gaan
gebeuren. Een ding is zeker, het zal gebeuren. En wij moeten waakzaam
zijn. Als de vijgenboom gaat bloeien, dan weten we dat de zomer nabij
is. Zo is het ook hier. Let op de tekenen der tijden. Waakt, biddende
te allen tijde, dat de dag je niet overkomt als een dief in de nacht.
Je kunt het zien aankomen. Je kunt de tekenen zien. Maar blijf
nuchter, dicht bij Jezus. Hij zal je leiden. Groot is Zijn Naam!
Volk zal
opstaan tegen volk. En wat hebben er niet een volken tegen elkaar
opgestaan. Wat een oorlogen door de geschiedenissen heen. En wat een
spanning hebben we niet meegemaakt de laatse jaren met de
nucleaire dreiging. En wat een spanning nu in het Midden Oosten. En
welke volgende oorlog zal uitbreken? We zijn er nog niet. Maar
dit moet allemaal eerst gebeuren. En dan zal men ook de hand aan je
slaan. Wat zijn de Joden niet vervolgd. En wat worden de volgelingen
van Koning Jezus niet vervolgd. Alles wat van God is moet weg. De
duivel zal alles in het werk stellen om het getuigenis van Jezus
monddood te maken. Maar vrees niet als het gaat gebeuren, wat je zult
moeten zeggen, want God Zelf zal je de woorden in de mond leggen. En
ze kunnen je wel van het leven beroven, maar beroven van het eeuwige
leven kan niemand en daar gaat het om. Zij verliezen hun leven, maar
jij behoudt het leven. Want door volharding zul je het leven juist
verkrijgen. Wat een troost. Want het kan er soms om spannen. Het kan
tekeergaan. Het kan ook stormen om je heen. En hoe heeft het niet
gestormd om christenen en Joden heen. Op hoeveel plaatsen in de
wereld woedt nu de storm? Het zijn de Christenen die vervolgd worden.
Wat een broeders en een zusters die vervolgd worden. Daar moeten we
niet van opkijken, dat gaat gebeuren. Maar we moeten ons van te voren
wapenen en ons sterk maken door te volharden in Zijn Woord. En wat is
het Woord levend en krachtig. Het zal je staande houden, want tegen
God kan niemand op. God is toch sterker. En dat moeten we elkaar
inprenten en in scherpen. En dicht bij het Woord blijven, want alles
zal vergaan, maar de woorden van God zullen nooit vergaan. Geen haar
van je hoofd zal verloren gaan zonder dat uw hemelse Vader dat weet.
Nou, als dat dan het geval is, dan hoeven we ook niets te vrezen, dan
zal het allemaal goed komen. Glorie voor Uw Naam! Prijs de Heer!
En
Jeruzalem zal vergaan. Wie kan zich voorstellen dat Jeruzalem door
legerkampen omsingeld wordt? Dat kan toch niet? De stad van God.
Dat zal toch de Messias die we verwachten voorkomen? Maar nee. Als je
het ziet gebeuren, vlucht dan naar de bergen. Want er zullen
velen sterven en er zal geen steen op de andere blijven. Jeruzalem
zal worden verwoest. Daarover weende de Here Jezus toen de anderen
Hem vol trots op de tempel wezen. Wat ook een tragiek. De Messias
kwam voor Zijn volk. God heeft Zijn beloften gegeven. God zal
ook als Koning heersen vanuit Jeruzalem. Het zal ook gebeuren. Maar
de Messias kwam en het volk heeft Hem afgewezen. De leiders moesten
Hem niet. En Jezus weent over de stad. Hij wordt met Hosanna
binnengehaald, maar Hij weet dat ze het niet zien, dat Hij de
Messias is. Weg met Hem! Kruisig Hem! Hij is een verleider van het
volk. Tot op vandaag. De haat tegen alles wat met die valse Messias
te maken heeft is ongeëvenaard. Alle Joden hebben recht op terugkeer
naar het land. Maar Joden die Messias Jezus als hun Messias zien,
hebben dat recht niet. De orthodoxie is fel gekant tegen alles wat
Messias belijdende is, Jood en geen Jood. Wat een dubbele tragiek. En
wat zal het een tragiek zijn in het laatst der dagen. Want ook
vandaag is Israël geen Messias belijdende staat. Het is een
seculiere staat, met een klein percentage orthodoxe Joden. Het is een
tragiek. Geen wonder dat Jezus deze toekomstige situatie schildert in
dramatische trekken. Jezus spreekt hier in de eerste plaats tegen
Zijn volksgenoten en daaroverheen ook tot degenen die ingelijfd geënt
zijn uit de heidenen op de stam. Wat zal er een strijd geleverd
worden om Jeruzalem. En er zal grote nood en toorn zijn over het
volk. En ze zullen worden weggevoerd en onder de heidenen verspreid
worden. En Jeruzalem zal door de heidenen vertrapt worden. En
hoe is het niet bewaarheid? Het is gebeurd. Eeuwenlang is het een
woestenij geweest. Er gebeurde niets. En alles wat nog aan Jood
herinnerde werd door de eeuwen heen ook nog vervolgd. Want dat
waren de mensen die de Messias hadden vermoord. We denken aan de
kruistochten. We denken aan de vervolgingen in Europa. Joden waren
tweederangs burgers. Wat een tragiek, wat ook een schuld rust erop de
gelovigen uit de volken. Want God straft Zijn volk, dat is duidelijk,
maar wee degene die denkt er nog een schepje bovenop te doen. Zij
zullen zich deerlijk verwonden. Zacharia is daar heel duidelijk over.
Die
grote dag gaat komen. Maar dat gaat gepaard en daar gaat aan vooraf,
dat er grote dingen gaan gebeuren. De natuur waggelt en grote
natuurrampen vinden plaats. De mensen weten niet waar ze het moeten
zoeken. Dan weer hier en dan weer daar natuurrampen. Het bulderen der
zee en de branding. We weten daar alles van in ons land. Denk aan de
watersnoodramp. Denk aan de regenval. Denk aan de zondvloed. Het
hoeft maar even extra te regenen of we kunnen het al niet meer aan.
En als dat alles gebeurt en de mens op zijn plaats wordt gezet, en de
macht van de duivel definitief wordt gebroken, dan komt de Zoon des
mensen op een wolk met grote macht en heerlijkheid. Dat zal wat zijn.
Temidden van de grote strijd zal Hij Zelf komen om een einde te maken
aan de strijd en de heerschappij van de duivel. En als dan al die
grote dingen gaan gebeuren en je zelf misschien ook in angst en beven
bent en je zelf ook vervolgd wordt, dan moet je niet in de put en in
de war raken, maar dan moet je je hoofd opheffen, want je verlossing
is nabij. Want God laat je nooit in de steek. Alles zal voorbij gaan,
maar het Woord van God zal nooit voorbij gaan. Glorie voor Zijn Naam!
Prijs de Heer! Prijs de Heer! Wat een zegen. Wat een voorrecht. Prijs
de Heer!
De
gelijkenis is prachtig. Als de vijgenboom gaat bloeien, dan weet je
dat de zomer nabij is. Ja, natuurlijk. Dat begrijpt iedereen. Nou, zo
is het ook met de komst van het Koninkrijk van God. Als je al deze
dingen ziet gebeuren, dan weet je dat het Koninkrijk van God nabij
is. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen
geenszins voorbijgaan. Het zal geschieden. En het Koninkrijk van
God zal worden gegrondvest; het eeuwige Rijk van recht en
gerechtigheid, waarvoor iedereen is uitgenodigd. Maar doe het met
haast. Want er komt een einde aan deze wereld. En dan is het te laat.
En je kunt niet zeggen dat je het niet geweten hebt. Want het staat
allemaal beschreven. En er is geen profetie die niet uitkomt. Want
Gods Woord is de waarheid. Het zal zeker gebeuren. Zoals alles
gebeurd is wat geprofeteerd is. Dus speel geen spelletje. Het is een
hoogst ernstige zaak. En dit geslacht zal geenszins voorbij gaan eer
het geschiedt. Je kunt dit op korte termijn zien en je kunt het op
lange termijn zien. Op korte termijn is in het jaar zeventig
Jeruzalem verwoest. En het is gebeurd. Het is verschrikkelijk
geweest. En op langere termijn is het volk verstrooid en Jeruzalem is
vertrapt door de heidenen en gaat het nog gebeuren. Daarom moet
je nu waakzaam zijn. Pas op dat je je niet af laat leiden door roes
en dronkenschap of wat dan ook. Scherp en helder blijven, want die
dag komt, als een dief in de nacht. En dronken kun je dan niet zijn.
Pas op. Speel geen spelletje met de ernst van God. Hij komt over
allen op het rond der aard.
Waakt
dan, te allen tijde biddende, dat je in staat bent te ontkomen aan
alles wat geschieden zal. Want het worden spannende tijden. Je zult
sterk in je schoenen moeten staan. Je moet heel dicht bij Jezus
blijven en niet links en niet rechts gaan. Glorie voor Zijn Naam!
Want allemaal zullen we gesteld worden voor het aangezicht van God.
Hij zal ons ontvangen als we dicht bij Hem gebleven zijn en gedaan
hebben wat Hij ons heeft gezegd. Glorie voor Zijn Naam! Wat een
heerlijk perspectief. En wat een vertroosting om te weten dat als we
dicht bij Hem blijven, dat wij dan door deze tijden heen gedragen
zullen worden. Dan zal Hij ons opnemen in Zijn eeuwige tenten en ons
verwelkomen met vreugde. Goed gedaan, gij trouwe dienstknecht.
Jij hebt gedaan voor de minste van Mij zoals Ik dat verwacht heb. Wat
een evangelie. Scherp op de snede. Het volk hing aan Zijn lippen.
Overdag was Hij in de tempel en ’s nachts bij Zijn Vader in gebed
op de Olijfberg. Het gaat er nu echt om spannen, want de kerkelijke
leiders beraadslagen hoe ze deze raddraaier het snelst en zonder
problemen uit de weg kunnen ruimen. Jezus ziet in de geest wat er
allemaal gaat gebeuren. Hij weent van binnen over zoveel ongeloof.
Hij weent vandaag, over allen die zich verharden en deze boodschap
van zoveel aanbod van heil en eeuwig leven in de wind slaan.
Laten we
samenkomen en het Woord propageren. En er op uit gaan om het
evangelie te brengen. Glorie voor Zijn Naam!
1 december [2]
22:1 |
Het feest nu der ongezuurde broden, dat Pascha genoemd wordt, naderde. |
22:2 |
…hoe zij Hem uit de weg konden ruimen, want zij waren bang voor het volk. |
2:3 |
En de satan voer in Judas, genaamd Iskariot, die tot het getal der twaalven behoorde. |
22:5 |
…en kwamen overeen hem geld te geven. |
22:6 |
…om Hem, buiten de schare om, aan hen over te leveren. |
22:8 |
Gaat heen, maakt het Pascha voor ons gereed,… |
22:10 |
…die een kruik water draagt. |
22:11 |
Waar is het vertrek,… |
22:12 |
En hij zal u een grote bovenzaal wijzen,… maakt het daar gereed. |
22:15 |
Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. |
22:16 |
Want, Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. |
22:18 |
…voordat het Koninkrijk Gods gekomen is. |
22:20 |
Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt. |
22:21 |
…is met Mij aan de tafel. |
22:22 |
…doch wee die mens, door wie Hij verraden wordt! |
22:23 |
…wie van hen het wel kon zijn, die dat zou doen. |
Wat een
tragiek. Hij kwam om voor Zijn volk verlossing te brengen. Hij bracht
een boodschap van bevrijding. Van vertroosting. Het volk hing aan
Zijn lippen. Hij deed niets anders dan de Schrift openen. En wat
gebeurde er? Ze deden niets anders dan proberen Hem uit de weg te
ruimen. Hij had het er ook wel naar gemaakt. Want ze begrepen heel
goed dat deze profeet het op hen gemunt had. Hij ontmaskerde hun
wetjes en geboden. Ze hadden een hele dogmatiek opgebouwd waaronder
het volk gebukt ging. En dat werd ontzenuwd en nog wel ten
aanschouwen van het volk. Dat was ook verschrikkelijk. Dat was ook
ontluisterend voor al die hoge heren, die in lange gewaden lange
gebeden uitspraken en hooghartig rondliepen alsof zij het volk en de
wijsheid in pacht hadden. Daar kon je ook problemen op verwachten.
Want dat namen ze niet.
Maar het
is in en in triest, dat de Messias, hun Messias, waar ze toch zo naar
verwachtten, zo aan Zijn einde moest komen. Wat een tragiek dat ze
hun eigen Messias kruisigden. Wat kun je een verkeerde blikrichting
krijgen met de Bijbel in de hand. Ze hadden het kunnen weten als ze
er hun eigen verhalen niet bijgemaakt hadden. Hoe belangrijk is het
dan ook niet om steeds maar weer opnieuw dicht bij het Woord te
blijven. We zitten zo maar verkeerd. We moeten dan ook steeds opnieuw
het Woord lezen en vertrouwen en op ons laten inwerken. Dat is
ontzettend belangrijk.
En daar
zitten ze te beraadslagen hoe ze Hem uit de weg kunnen ruimen. Maar
ze zijn bang voor het volk. Je moet niet het volk tegen je krijgen.
Dus we moeten Hem wel op een moment gevangen nemen buiten het volk
om. En daar gaat Judas. Wat een wonder. Wat een geschenk. Eén van
hen. En ze geven hem geld. En hij is het daar mee eens. De satan
vaart in hem. Dat is ook een teken. De satan kan in je varen. En die
ligt altijd op de loer. God is er en Die wil je beschermen en vullen
met Zijn liefde. Maar als je de boze een voet geeft dan ben je zo
maar op het verkeerde spoor. Het is een gevecht in ieders leven. En
daar moeten we niet te lichtzinnig over denken. Het is ontzettend
belangrijk om te zien en te erkennen dat we midden in een geestelijke
strijd zitten. Er wordt een permanente aanval op ons uitgevoerd. We
moeten in het kamp van de vijand, van de duivel, van de
godloochenaar, van de mensenmoordenaar, van de beginne
terechtkomen. En God stuurt Zijn Zoon om te lijden en te sterven aan
het kruis om onze zonden te verzoenen. Want we zijn allen in zonde
ontvangen en geboren. We zijn allen onder de zonde gekomen in het
paradijs bij de zondeval. Het is verschrikkelijk. Daar begon de slang
al van te sissen. Daar begon hij de mens al te verleiden en er is
niets veranderd. Hij probeert nog steeds alle mensen te verleiden. En
dat gaat steeds maar door. Het is een constante aanval. Maar God zij
dank. Het kruis heeft gestaan. Er is redding, maar door vuur heen.
Wat een tragiek om door je eigen mensen verraden te worden. Daar
word je toch niet vrolijk van? Wat een tragiek. Wat een ellende. Wat
een vreselijke toestand. O God, help me toch, om niet te vallen in de
handen van dat loeder, dat probeert de wereld kapot te maken. Want
één ding is zeker. De satan heeft het slechte met ons voor. Hij wil
ons kapot maken. Hij wil ons stuk maken. O HERE, red ons! Help ons!
Bescherm ons!
De
afspraak is gemaakt. Judas zal proberen hem buiten de schare om, over
te leveren.
Ga naar
de stad en daar zul je een man tegenkomen met een kruik op z’n
hoofd en vraag hem waar de Meester het Pascha gereed kan maken. En
dat gebeurt. Jezus doorziet alles. Hij kan voor- en achteruit kijken.
Hij kijkt dwars door je heen. Hij weet alles. Aan Hem zijn alle
wetten onderworpen. Voor Hem is niets te wonderlijk. Hij stuurt ze op
pad. En het gebeurt zoals Hij heeft gezegd. Wat een geweldige
gedachte om te weten dat Hij je altijd voor gaat. Hij laat je nooit
in de steek. Hij leidt je leven. Hij weet wat goed voor je is. Hij
weet al wanneer de vijand probeert je te laten struikelen. En dan
vangt Hij je op. Wat een zegen. Wat een genade. Wat een belofte. Wij
zien het niet. Want wij kunnen nog niet eens een stap vooruit kijken.
Maar Hij weet van de voetangels en klemmen. Hij wil je vasthouden.
Hij wil je helpen. Hij wil je overeind houden. Hij schraagt je. Want
een bevrijdende, ontmaskerende gedachte. Je hoeft het zelf niet meer
te doen. Hij wil altijd bij je zijn. Een heerlijke gedachte. Glorie
voor Zijn Naam!
2 december [2]
22:24 |
…onenigheid… |
22:26 |
…en de leider als de dienaar. |
22:27 |
…Ik ben in uw midden als dienaar. |
22:29 |
…Ik beschik u het Koninkrijk,… |
22:30 |
En gij zult zitten op tronen om de twaalf stammen Israëls te richten. |
22:32 |
…maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. …versterk dan uw broederen. |
22:34 |
…eer gij driemaal zult geloochend hebben, dat gij Mij kent. |
22:36 |
…en kope een zwaard. |
22:37 |
En Hij is onder de misdadigers gerekend. Want wat over Mij geschreven is, komt tot een einde. |
22:38 |
Het is voldoende. |
22:40 |
Bidt, dat gij niet in verzoeking komt. |
22:42 |
…knielde neder en bad deze woorden: Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede! |
22:43 |
En Hem verscheen een engel uit de hemel om Hem kracht te geven. |
22:45 |
…en Hij vond hen slapende van droefheid. |
22:46 |
Staat op, bidt, dat gij niet in verzoeking komt. |
Op het
uur ‘u’ moeten ze nog uitmaken wie de meeste is. Hebben ze er dan
nog niets van begrepen? Het schijnt van niet. Wat een tragiek. En
weer moet Jezus hen bij de les trekken. De leider moet als de dienaar
worden. Ik ben uw aller dienaar. En dat is de waarheid, waar we ons
aan moeten spiegelen. We zijn geroepen om te dienen. En hoe meer
verantwoordelijkheid je hebt hoe meer je geroepen bent om te dienen.
Het gaat niet om heersen. Het gaat niet om de eerste. Het gaat erom
of je dienend wilt zijn. Zo zijn de minderen meer heersend omdat ze
dienend willen zijn. Maar jullie zijn Mij trouw gebleven en Ik
beschik u het Koninkrijk. Jullie zullen met Mij aanzitten op tronen.
En jullie zullen de twaalf stammen van Israël richten. Wat horen we
nu? De discipelen zullen aanliggen en de twaalf stammen van Israël
richten? Maar zijn die er dan nog? Waar zijn die dan? En hoe komt het
dat Jezus daar zo ineens over spreekt? Het is vervulling van
profetie. Want God heeft een volk uitverkoren. En een volk van twaalf
stammen. En dat volk zal in al zijn stammen terugkeren naar het
uitverkoren land. Het kan lang duren, het kan kort duren, maar het
zal gebeuren, want wat God zegt dat zal gebeuren. En de twaalf
discipelen krijgen een belangrijke taak om de twaalf stammen van
Israël te richten. Dus ze zullen allemaal openbaar worden. Hoe zal
dat gebeuren? Dat is Gods zaak. Maar ze zijn er. Ze zijn
verstrooid onder de volkeren in de ballingschap. Van de tien stammen
is nooit iemand teruggekeerd en van de twee stammen een beperkt
aantal. Overal in het grote rijk van toen woonden de Joden. En die
wonen er nog. Dat moeten er inmiddels miljoenen en miljoenen
zijn. Velen zullen het misschien zelf niet eens meer weten, maar het
zal ze weer geopenbaard worden. God Zelf zal het ze bekend maken en
hen naar Israël trekken om zich te vestigen in het beloofde land.
Wat een profetie. Wie durft er te twijfelen aan de woorden die de
Here Jezus hier uit. En wij maar weer aan het vergeestelijken, daar
deugt niets van. Dat is een leugen. Wat God zegt, dat gaat gebeuren.
En kom niet aan het Woord van God. Hoe durven we? En de westerse
kerken zijn nog vergeven van het gif van de vergeestelijking, de
vervangingstheologie al zouden de beloften voor Israël zijn
overgegaan op de kerk. Ja, natuurlijk, de gelovigen uit de heidenen
zijn geënt op de stam. Het is één geworden, maar dat betekent niet
dat de beloften voor land en volk van Israël zijn vervallen. Niets
daarvan. Dat zie je hier maar weer eens. En er zal zeker een geleerde
zijn die weer een smoes heeft om er een draai aan te geven, maar die
moeten we de mond snoeren en alleen maar zeggen: ‘Er staat
geschreven’. Basta!
Wat
Jezus daarna zegt, gaat heel diep. Ik heb voor u gebeden dat uw
geloof niet zou bezwijken. Hij bidt voor ons met onuitsprekelijke
verzuchtingen. Want wij weten niet wat wij naar behoren zullen
bidden. Maar God weet het. Hij zal het niet laten gaan. Hij wil ons
helpen. Hij weet wat we nodig hebben. Hij ondersteunt ons. Wat is het
diep dat Jezus op dit uur in Zijn leven begaan is met ons geloof. Hij
wil niet dat wij bezwijken, maar staande blijven. En Petrus zal wel
weer een handje helpen. Maar daar gaat het niet om. Het is
heldhaftig. Het is goed om naast Jezus te willen staan. Maar
werkelijkheid is dat niemand Jezus kan helpen. Hij moet die weg
alleen gaan. En de tragiek is dat op het hoogtepunt van Zijn lijden.
Zijn trouwe dienaar Petrus die Hem drie keer verloochent om zijn vege
lijf te redden. En dat was nu die Petrus die zei met Jezus de dood in
te willen gaan. En daar staan we dan. Waar staan wij? Een grote mond
als het allemaal een beetje gaat, maar waar staan we als het moeilijk
wordt? Staan we dan pal voor Koning Jezus? Vertrouwen we op Zijn
bescherming? Laten we ons niet verleiden? Raken we niet in
verzoeking? Jezus weet, hoe machtig de sluwe satan is, de verleider.
Hij moet er zelf aan te pas komen om voor ons te bidden opdat wij
niet in verzoeking komen. En bereid je voor op wat komen gaat. Toen
Ik jullie uitzond, had je niets gemist, maar nu wordt de Zoon des
mensen onder de misdadigers gerekend. En zijn jullie bereid die weg
ook te gaan? Want daarin sta je pal voor de waarheid. De strijd wordt
niet met aardse wapenen gestreden. En toch denken ze dat. Het zit
vooraan in hun hoofd om hun Messias te verdedigen. En dan zeggen ze:
‘We hebben twee zwaarden’. En het ontwapende antwoord is: ‘Het
is voldoende’.
Het
wordt spannend. Jezus gaat naar de Olijfberg om te bidden. En het
gebed is vurig. Maar het antwoord is: ‘Niet Mijn wil maar de Uwe
geschiede’. Wat een onvoorwaardelijke overgave. Hoe moeilijk had
zelfs de Messias het ermee? Het komt ook zo ontzettend op je af.
Maar een engel wordt gezonden om hem krachtig bij te staan. Wat een
genade. Wat een Vader in de hemel die op de moeilijkste momenten van
je leven een engel stuurt. Wat een beeld. Wat een vertroosting. Zo
zal het met ons allen gaan. ‘Als we in de verdrukking zijn, wees
dan niet bevreesd’, zo zei Jezus eerder, ‘Want Ik zal je de
woorden in de mond leggen’. Glorie voor Zijn Naam! En wat hebben
mensen door de eeuwen heen voor hete vuren gestaan. Wat is er
geleden. En wat heeft God Zijn enige Zoon gestuurd. Ze zijn er
altijd. Ook vandaag. Ook in onze omstandigheden van het leven.
Ga er gewoon in staan. Geloof het gewoon! En je zult het zien. Ons
leven zit vol van wonderen. Als we er maar oog voor willen hebben.
Denk vanuit God, dan heb je de goede denkrichting. Dan ontvang je
absoluut de kracht om staande te blijven in het strijdperk van dit
leven. Daar getuigt de bijbel van en daar getuigt de hele wereld van.
De angst slaat toe in het leven van Jezus. Hij ervaart de dood. Zijn
zweet wordt bloeddruppel. En dan gaat Hij Zijn discipelen opzoeken en
die zijn in slaap gevallen van verdriet. Want ze ervaren het
verdriet en het lijden van Jezus. En ze kunnen niet eens wakker
blijven. Wat een tragiek. Hij heeft het ontzettend moeilijk en zij
slapen. Hij herhaalt opnieuw: ‘Staat op en bidt, dat gij niet in
verzoeking komt’. Want de duivel heeft Jezus allerlei dingen
ingefluisterd. Hij kan er van af. Maar Jezus volhardt: ‘Niet Mijn
wil geschiede, maar de Uwe’. En zo is heel ons leven. Niet mijn
wil, maar de Uwe. Dus pas op, dat je niet in verzoeking raakt.
Want dat trekt je af van de radicale koers met Jezus. En Jezus wil je
juist midden in de strijd, als je je werkelijk in Zijn beschermende
armen legt, helpen in het diepst van de strijd. Glorie voor Zijn
Naam! Jezus leeft!
3 december [2]
22:47 |
…en hij naderde Jezus om Hem te kussen. |
22:48 |
…verraadt gij de Zoon des mensen met een kus? |
22:49 |
…Here, willen wij met het zwaard erop slaan? |
22:51 |
Laat het hierbij. En Hij raakte het oor aan en genas hem. |
22:53 |
...hebt gij geen hand naar Mij uitgestoken. Maar dit is uw ure en de macht der duisternis. |
22:56 |
Ook die was bij Hem! |
22:57 |
Vrouw, ik ken Hem niet! |
22:58 |
Ook gij behoort tot hen! ...Mens, ik niet! |
22:59 |
Inderdaad, ook die man was bij Hem,… |
22:60 |
Mens, ik weet niet, wat gij zegt! En terstond,… kraaide een haan. |
22:61 |
En de Here keerde Zich om en zag Petrus aan. |
22:62 |
En hij ging naar buiten en weende bitter. |
22:64 |
Profeteer, wie is het, die U geslagen heeft? |
22:67 |
…gij zoudt het toch niet geloven;… |
22:69 |
Van nu aan zal de Zoon des mensen zijn gezeten aan de rechterhand Gods. |
22:70 |
Zijt Gij dan de Zoon van God? …Gij zegt zelf, dat Ik het ben. |
22:71 |
Wat hebben wij verder voor getuigenis nodig? Zelf hebben wij het immers uit zijn mond gehoord. |
‘Verraad
gij de Zoon des mensen met een kus?’ Dat is toch wel heel erg.
Verraadt gij de Zoon des mensen met een kus? Vlak daarvoor nog
met Jezus aan de Paasmaaltijd maar, even daarna, verrader. Wat een
contrast. Judas wist als geen ander dat Jezus zich ‘s nachts
terugtrok in de hof van Gethsémané. Dat was dus een prachtige
gelegenheid om Hem buiten het volk aan te houden. Maar in het donker
moet je je niet vergissen. Dus spraken ze af, dat degene die Judas
een kus zou geven, Jezus was. En zo gebeurt het. ‘Verraadt gij de
Zoon des mensen met een kus?’, is de indringende en diepe vraag van
Jezus aan Judas. Wat een laaghartige manier. Hoe durft hij het? Je
moet toch wel diep gevallen zijn dat dit gebeurt. Wat zullen de
discipelen verbouwereerd zijn; een van hen zou Jezus verraden. Maar
wie is het Here. Judas is het. Hij was weggegaan. Hij was niet
meegegaan. Zouden ze het begrepen hebben? Zouden ze doorgehad hebben
dat hij de verrader was, die nu zijn plan uitvoerde? Ze zullen
het hier met grote schrik gezien hebben. Wat een lawaai. En daar
kwamen ze met stokken en touwen. Ze hadden het gemunt op Jezus. Dan
is er tumult: ‘Here, willen wij met het zwaard er op slaan?’ En
dan is het al gebeurd. De slaaf wordt een oor afgeslagen. En Jezus
antwoordt en zegt: ‘Laat het hierbij’. Ze hadden zwaarden en nog
steeds geloven ze dat ze te vuur en te zwaard Jezus moeten
verdedigen. Wat denken die overpriesters wel? Ze denken toch niet dat
ze Jezus gemakkelijk in handen krijgen? Neen, dat niet. Ze slaan er
op los. En meteen raak. Jezus pakt het oor op en zet het weer aan het
hoofd en de slaaf is genezen. Wonderen temidden van de grootste
strijd. De strijd op leven en dood. Wonderen waren ze gewend. Wat een
wonder. Wat een scherpe aanwijzing en een scherpe afwijzing. Het
Koninkrijk van God komt met kracht. Het Koninkrijk van God komt door
het Woord. Het gaat door strijd heen, omdat de boze tekeer gaat
als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden. Maar
Jezus is liefde en aanbod van genade. Liefde vraagt een hart van
ootmoed en bewogenheid met hen die jouw kwaad aan doen. Wat een
veroverende liefde van Jezus. We kunnen daarvan leren. We mogen
uitgaan om het woord der waarheid met kracht te proclameren. We mogen
Hem volgen zoals Hij de wegen en de velden langs trok. Hij predikte
het evangelie van het Koninkrijk der hemelen, dat nabij gekomen is.
Bekeer U en geloof het evangelie! De tijd is nabij. Je moet je wel
wegdraaien van je zonden. Het woord moet het doen. Kijk maar. Het
werkt.
En dan
zegt Hij: ‘Overdag was Ik bij u in de tempel in het openbaar, maar
jullie durfden mij niet gevangen te nemen’. Maar dit is uw ure
en de macht der duisternis. De duivel denkt dat hij de overwinning
heeft behaald. Wat een feest. Maar de werkelijkheid is dat Hij de
dood heeft overwonnen. Hij gaat ter helle. Hij gaat de duisternis in.
Wat moet dat diep en zwaar zijn. Maar te midden van al het
geweld zegt Hij: ‘Niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede’ Wat een
geloof. Wat een overgave. Wat een voorbeeld. Hoe ver zijn wij daar
vaak niet van af. En toch is dat de weg van de overwinning. Want ons
leven is geborgen in Christus, in God. Niets kan ons dan overkomen.
We zijn zeker van Hem. Hij neemt ons op in Zijn eeuwig Koninkrijk.
Wij behoren Hem toe. En dan kan niets ons scheiden van de liefde van
Christus. Dat moeten we ons eigen maken, daar moeten we ons in
oefenen. Daar moeten we in volharden. Dat is eeuwige zekerheid.
Heerlijk toch. Wie wil dat niet hebben?
Ze
brengen Hem naar het huis van de hogepriester. Waar moeten ze Hem zo
vroeg ook anders heenbrengen. Ze hebben vast gewaakt om te zien hoe
het afliep. Want het is allemaal heel spannend. Zal het lukken? En
zal het allemaal voordat het dag is geklaard zijn? En ja hoor, ze
horen de stoet al aankomen. En in de binnenplaats van het huis van
Kajafas wordt Jezus voorgeleid. Petrus is ook binnengeslopen. Hij wil
het niet missen. Hij is binnen en hij kan Jezus zien. Zijn hart bonkt
in zijn keel. Hij schrikt als iemand zegt dat hij ook bij Jezus
hoorde. O, heden. Ze hebben hem herkend. Nu zit je in de problemen,
want ze kunnen hem nu ook wel gevangen nemen En zo gaat het nog twee
keer. Drie keer totaal, dat ze hem herkend hebben. En dan kraait de
haan in de vroege morgenuren. Jezus draait zich om en ziet Petrus
aan. Wat zal dat een blik geweest zijn. Daar kun je een boek over
schrijven. Dat is een onvoorstelbaar gebeuren. Petrus en de blik
van Jezus. Er is een diepe ontferming maar ook vermaning.
Teleurstelling, maar ook weer liefde. Verbolgenheid, verdriet, over
zoveel onbegrip en zoveel verlatenheid. In het diepst van het lijden
verloochent ook nog Zijn meest actieve apostel zijn leermeester.
En Hij had het nog wel voorspeld. ‘Nee, natuurlijk niet’, zegt
Petrus. Ik zal dit en ik zal dat. Laten we een toontje lager zingen.
Laten we het van Jezus verwachten. Laten we het kalmer aan doen.
Laten we achter Jezus gaan schuilen en het van Hem verwachten in
plaats van dat we het zelf allemaal wel eens even zullen doen. Dat is
levensgevaarlijk. Dat moeten we niet doen. Glorie voor Zijn Naam!
Prijs de Heer! Jezus leeft! Petrus herinnert het zich ook en hij gaat
weg. Hij zit in de val en hij weende bitter. Hoe kan dat ooit weer
goed komen? Hoe heb ik dat ooit kunnen doen? Daar is geen vergeving
voor. Weer een discipel die het er bij laat zitten. Wat een tragiek.
Wat een ellende. Eerst Judas en nu Petrus. Hij is toch geen haar
beter. En dat is ook het beeld van ons. Wij zijn ook geen haar beter.
Hoe vaak verloochenen wij Jezus niet? O Heer, help ons. O Here, wij
hebben gezondigd. Help ons en houdt ons op het rechte pad. Want we
zitten zo maar verkeerd. Wat een genade dat U ons altijd weer bij de
hand neemt en ons weer verder leidt. Glorie voor Uw Naam!
Natuurlijk
spotten ze met Hem. Ze gooien een kleed over Hem heen en zeggen:
‘Zeg ons wie je bespot en geslagen heeft’. Ze spreken lasterlijke
taal tegen Hem. Hoe durven ze. Wat een gevaarlijk spel. Ze hebben te
maken met de Allerhoogste. Daar komen problemen van. Als je spot met
de Allerhoogste, dan moet je wel weten wat je doet. Je speelt met
vuur. Je haalt zelf het oordeel over je. Moet je ook maar niet
spotten. Dom om dat te doen. Vreselijk dom. Hier gebeurt het. Ook ons
tot waarschuwing. We mogen de Here, onze God, niet verzoeken. Moeten
we dan ook niet doen. Here zet een wacht voor onze lippen. Here help
ons.
De dag
breekt aan en de Raad van de oudsten komt bijeen. Ze komen meteen op
de kern af: ‘Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons dan.’ Maar
Jezus doorziet hen en zegt: ‘Al zeide Ik het u, gij zoudt het
toch niet geloven. Jullie zullen dan zeggen: ‘Zie je wel’,
en Mij beschuldigen’. Dan komt het alles overstijgende
antwoord: ‘Van nu aan zult Gij de Zoon des mensen zijn, gezeten aan
de rechterhand der kracht Gods’. Dat is hemelse taal. Dat is de
werkelijkheid. Dat is gebeurd. En daar zien wij dan ook naar
uit. Hij komt terug om te oordelen, de levenden en de doden. Wat een
toekomst. Bij die Messias willen we horen. Niet uit de pas lopen.
Zij
vragen: ‘Zijt Gij de Zoon van God?’ Hij antwoordde: ‘Gij zegt
zelf dat Ik het ben’. Nou, dan weten ze het zeker. Hij is des doods
schuldig. Hij is een godslasteraar. De Zoon van God. Wat krijgen we
nu? God heeft geen zonen. Dat kan nooit kloppen. We verwachten alleen
maar een Messias Die komt maar geen Zoon van God. En daar gaan ze
tekeer. Wat voor bewijs hebben we nu nog nodig? Niets toch! Hij zegt
het zelf. Hij is een godslasteraar. Hij is des doods schuldig. Er
heerst een opgewonden stemming. Ze hebben het bewijs boven tafel,
want je moet natuurlijk wel een beschuldiging hebben voordat je
iemand uit de weg ruimt. En die hebben ze nu. Wat een feest.
4 december [2]
23:1 |
…en leidde Hem voor Pilatus. |
23:2 |
…doordat Hij verbiedt de keizer belasting te betalen, en van Zichzelf zegt, dat Hij de Christus, de Koning is. |
23:3 |
Zijt Gij de Koning der Joden? … Gij zegt het. |
23:4 |
Ik vind niets strafbaars in deze mens. |
23:6 |
…of die man een Galileeër was, |
23:7 |
…zond hij Hem door naar Herodes,… |
23:8 |
…zeer verheugd. …en hij hoopte een of ander teken door Hem te zien geschieden. |
23:9 |
…maar Hij antwoordde hem niets. |
23:11 |
…en hij deed Hem een schitterend kleed om… |
23:12 |
En Herodes en Pilatus werden op diezelfde dag met elkander bevriend;… |
23:15 |
En zie, er is niets door Hem bedreven, dat de dood verdient. |
23:16 |
Ik zal Hem dus geselen en dan loslaten. |
23:18 |
Maar zij schreeuwden als één man, zeggende: Weg met Hem, laat ons Barabbas los! |
23:21 |
Kruisig Hem, kruisig Hem! |
23:23 |
…dat Hij gekruisigd zou worden,… |
23:24 |
En Pilatus besliste, dat aan hun eis moest worden voldaan. |
23:25 |
…doch Jezus gaf hij over aan hun wil. |
23:26 |
…een zekere Simon van Cyrene,… |
23:27 |
…en over Hem weeklaagden. |
23:28 |
…maar weent over uzelf en over uw kinderen, |
23:29 |
want zie, er komen dagen, waarop men zeggen zal: Zalig de onvruchtbaren, en de schoot, die niet heeft gebaard, en de borsten die niet hebben gezoogd. |
23:30 |
Dan zal men beginnen te zeggen tot de bergen: Valt op ons, en tot de heuvelen: Bedekt ons. |
23:31 |
Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden? |
23:32 |
Er werden ook nog twee misdadigers weggeleid, om met Hem te worden terechtgesteld. |
Wat een
schijnheiligheid. Wat een hypocrisie. Ze hadden een grote hekel aan
de Romeinen, maar als ze Jezus uit de weg kunnen ruimen, dan zijn ze
tot alles bereid. Ze moeten wel naar Pilatus en dat zal hen hevig
hebben gekrenkt. Ze durven geen stap te zetten, want ze weten dat ze
dan in problemen komen. De Romeinen weten ook van hun
Messiasverwachting. Ze weten van de hardnekkigheid van dit volk.
Ze hebben ook niet voor niets een sterke bezetting bij de tempel.
Want daar zal de opstand gebeuren. Zeker op het Paasfeest, hèt grote
feest. Het feest van de uittocht uit Egypte door een sterke hand van
de Here. Zo is ook de verwachting dat de Here hen uitleidt uit de
bezetting door de Romeinen. Pilatus hoort hen aan. Een man die zegt
de keizer geen belasting te betalen. Wat kinderachtig. Dat was ook
helemaal niet waar. Wat gemeen. Wat laag bij de grond. Wat kunnen
mensen zich verlagen als ze een ander onderuit willen halen. Wat zit
de mens gemeen in elkaar. Het is onvoorstelbaar. Wat een
tragiek. Die grote hoge heren worden ineens heel kleine mensjes.
Vreselijk. Wat een mensen. Wat gemeen. En dat allemaal rondom onze
Messias Jezus. Je kunt je er kwaad over maken. Wat denken ze wel?
Zijn ze nu helemaal gek geworden? Dat nemen we toch niet? De les is
dat we er zelf van moeten leren om dicht bij Jezus te blijven en
nooit de mentaliteit van deze hoge heren er op na moeten houden om
een ander te vernederen en vals te beschuldigen. En wat zit de roddel
en de beschuldiging altijd dichtbij. We zijn altijd geneigd om ten
kost van een ander onszelf ter verhogen. Moet niet! Mag niet!
Stoppen!
Maar ze
beschuldigen Hem ook omdat Hij zegt dat Hij de Christus, de Koning
is. Ze zeggen dus dat Hij zegt dat Hij de Messias is. Omdat zij dat
niet geloven is het dus een valse Messias, die mag Pilatus wel uit de
weg ruimen. Natuurlijk niet de Messias Die zij de echte Messias
vinden. Dat is heel andere koek. Die moet juist komen om hen te
bevrijden om zich als Koning in Jeruzalem op de troon van Zijn vader
David te gaan zitten. Maar deze, dit is een valse Messias, daar
moet Pilatus bij helpen om Hem uit de weg te ruimen. Pilatus vraagt:
‘Zijt Gij de Koning der Joden?’ Het antwoord is: ‘Gij zegt
het’. En dan wil Pilatus Hem loslaten. Wat is er in Pilatus
omgegaan, dat hij niet verder vroeg en niet bang was dat dit echt de
Messias was? Jezus antwoordde hem toch: ‘Gij zegt het’. Zou het
de verschijning van Jezus zijn? De overrompelende liefde? De
zachtheid? Het geheel niet kwaadaardige karakter? Hier stond geen
man, bewapend en zwaar bepakt om vijand Romeinen een kopje kleiner te
maken. Hier stond Iemand, Die iedereen wilde genezen. Die de vrede
aankondigde, Die blijdschap bracht en liefde. En Die de
schijnheiligheid ontmaskerde. Maar de Joden nemen het niet. En
ze beschuldigen hem nog meer. En als Pilatus hoort dat Jezus uit
Galilea komt, het gebied van Herodus, stuurt hij Hem door naar
Herodus. ‘En die ontvangt Hem met vreugde’, staat er. Hij had er
van gehoord. Maar hij had Hem nooit gezien. En nu staat Hij voor hem.
Hij wilde ook graag wel eens een teken zien. Maar Jezus antwoordde
hem niet. Dat is een teleurstelling. Ze bespotten Hem. Ze doen Hem
een mooie jas aan en Hij wordt teruggestuurd naar Pilatus. Die wil
Hem echt loslaten. Hij vindt niets in Hem dat de dood vraagt. Maar
dat nemen ze niet. Hij moet weg. En dan schreeuwen ze: ‘Weg met
Hem, weg met Hem!’ Ziet u het voor u? Jezus tussen dood en leven.
Wat er ook gebeurt, Hij moet dood. Weg! Weg! Weg! We hebben teveel
last van Hem. Hij moet dood. En ook al is Hij niet des doods
schuldig, hij moet dood. En ze kiezen voor de doodslager Barabbas, om
vrij gelaten te worden, want het was gebruikelijk om iemand op het
feest vrij te laten.
Dat is
je toch niet voor te stellen? Wat kan de haat toeslaan. Wat kan dan
in een mens opkomen? Alle redelijkheid is dan verdwenen. Het wordt
een soort lynchgevoel. Alles is geoorloofd om Hem uit de weg te
ruimen. Het is verschrikkelijk. Kan dat in een mens huizen?
Zitten we zo in elkaar? Het is verschrikkelijk. Wat een ellende.
Wat een zonde. Wat een vuiligheid huist er in een mens. Wat een
zondeval. Wat een onmogelijkheid om hier ooit zelf uit te komen. Wat
ook een bevestiging dat alleen God Zelf daar een einde aan kan maken.
Hij moet het zelf oplossen, want wij maken er met z’n allen
helemaal niets van. Het is verschrikkelijk. Het is verschrikkelijk.
Je wordt bang van je zelf als je er aan denkt. Het zal toch niet waar
zijn dat zoiets ook ooit in mij zal kunnen gaan huishouden? We moeten
wel heel dicht bij Jezus blijven, want als we even bij Hem weglopen
dan slaat de vijand toe. Wat een loeder! Wat inderdaad een
mensenmoordenaar van de beginne. Hij gaat inderdaad rond als een
briesende leeuw. Hij heeft bezit genomen van deze schreeuwende
leidslieden van het volk. Weg met Hem! Weg met Hem! Krusig Hem!
Krusig Hem! Je hoort het door de straten gillen. Ze lopen op Pilatus
aan. Pilatus ziet het schouwspel aan en ervaart dat het wel menens is
met die opgehitste menigte. Daar is niets tegen te doen. Hij besluit
om toe te geven aan deze volkswoede en geeft toestemming om Hem ter
dood te veroordelen. De man die zijn handen in onschuld waste is nu
niet onschuldig meer. Hij heeft de hoogste macht en hij laat Hem
zonder proces de dood in gaan. Dat was helemaal tegen de wetten
in het Romeinse rijk. Als Pilatus het na komt, dan beroept hij zich
op de keizer. Dat recht bezat hij als Romein. Maar Jezus had op z’n
minst toch ook een echt proces kunnen krijgen? Nee, moeten krijgen.
Te gek. Dat zou vandaag alleen nog maar in een land met dictatuur
kunnen gebeuren. Maar, er was geen mensenrechtengroep, die zich voor
Jezus sterk maakte. Trouwens, zou dat vandaag wel zo zijn, met zoveel
miljoenen Christenen die in landen wonen waar vervolging heerst?
Ze
voeren de daad bij het woord. Het lijkt wel of ze het kruis al klaar
hadden liggen. Snel, snel, snel. Want het feest komt. Het moet
allemaal voor het Pascha gebeurd zijn. Weg ermee! En daar gaat Jezus,
met het kruis. Het gaat kennelijk niet snel genoeg want Simon van
Cyrene wordt van de straat geplukt om het kruis te dragen. Het was
een hele optocht, want steeds meer mensen voegden zich bij de stoet.
En de vrouwen weeklaagden en sloegen zich op de borst. Jezus, de
Grote Wonderdoener, Die toch alleen maar goed deed, aan Wiens lippen
ze hingen, werd gekruisigd. Maar Jezus keert zich om en zegt zeer
indringende woorden. Profetische woorden. Want Hij keek dwars door
deze weg heen. Hij zag het profetisch perspectief. Hij zag de tragiek
van een volk, dat zo dicht bij zijn Messias was en er toch geheel aan
voorbij ging. Wat een tragiek. Hij wijst op de vreselijke dingen die
komende zijn. Zalig de onvruchtbaren en de borsten die niet hebben
gezoogd. Want er komt een tijd. En die tijd kwam in het jaar
zeventig. Wat een doden zijn er gevallen. Wat een ellende. Ja, je
wilde wel vluchten. Want de dood heerst overal. Vreselijk. En
daarover heen, in het perspectief van de voleinding aller dingen, dan
zal men zeggen vanwege de oordelen Gods die over de wereld gaan:
‘Bergen valt op ons en heuvelen bedek ons’. Want dan zal Hij met
al Zijn engelen komen en Zijn eeuwig Koninkrijk van recht en
gerechtigheid grondvesten. Dat is het definitieve einde. De val van
Babylon. En dat zal in een uur gebeuren. We zien het voor ons. Wat
een tragiek. Wat een profetie. Het grote Babylon zal vallen. En de
wereldse machthebbers zullen weggevaagd worden, te beginnen in
Israël. Dan zal Hij komen met macht en majesteit en de hele wereld
zal moeten erkennen dat Hij God is en Hij Zelf zal Zijn wet in hun
binnenste leggen opdat alle Joden zullen erkennen dat Hij God is en
dat Zijn Zoon de Messias is. Wat een dag! Wat een dag! Wat een dag
zal dat zijn!
En het
oordeel komt. ‘Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat
zal met het dorre geschieden?’ Het is een toenemende trap van
oordeel en verafgoding. Het gaat van kwaad tot erger. En God
neemt het niet. Hij straft om hen te bekeren. Hij roept op en blijft
oproepen. Dat houdt niet op. Maar het is wel de hoogste tijd. God
roept. God wil ieder meenemen in Zijn eeuwig Koninkrijk en natuurlijk
vooral Zijn Eigen uitverkoren volk. Dat zal wat zijn. Dan zullen we
het zien. En we zien het nu al door de tekenen der tijden. De
woestijn gaat bloeien. De verlossing komt, door zware strijd heen.
Glorie voor Zijn Naam! Wij gaan met God en we zijn geborgen in
Christus, in God. Prijs de Heer! Daar word je enthousiast van. Dat
helpt je om te volharden. En volharding is nodig, vooral volhardend
in gebed.
5 december [2]
23:34 |
Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. |
23:35 |
En het volk stond er bij en zag toe. … Anderen heeft Hij gered, laat Hij nu Zichzelf redden, indien Hij de Christus Gods is, de uitverkorene! |
23:37 |
Indien Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf! |
23:38 |
Dit is de Koning der Joden. |
23:39 |
Zijt Gij niet de Christus? Red Uzelf en ons! |
23:40 |
Vreest zelfs gij God niet,… |
23:42 |
Jezus, gedenk mijner, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt. |
23:43 |
…heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. |
23:44 |
…en er kwam duisternis over het gehele land tot het negende uur, want de zon werd verduisterd. |
23:45 |
En het voorhangsel in de tempel scheurde middendoor. |
23:46 |
Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. |
23:47 |
Inderdaad deze mens was rechtvaardig! |
23:48 |
…en sloegen zich op de borst. |
23:49 |
…van verre,… |
23:50 |
…een goed en rechtvaardig man –… |
23:51 |
…die het Koninkrijk Gods verwachtte,… |
23:52 |
…en vroeg hem om het lichaam van Jezus. |
23:53 |
…en legde Hem in een rotsgraf,… |
23:54 |
En het was de dag der voorbereiding en de sabbat brak aan. |
23:55 |
…en zij bezagen het graf en hoe zijn lichaam gelegd werd; |
23:56 |
en toen zij teruggekeerd waren, maakten zij specerijen en mirre gereed. |
Ze gaan
buiten de stad naar de plaats Schedel. Daar worden kennelijk de
mensen gekruisigd. En daar wordt Hij gekruisigd en ook de twee
misdadigers. Nu hangt Hij daar. En Hij zegt: ‘Vader, vergeeft het
hen, want zij weten niet wat zij doen’. Wat doen ze eigenlijk. Ze
denken een valse Messias te kruisigen, maar zij kruisigen de Redder
van de wereld. Zij vervullen wat nodig is om de verlossing te
brengen. De Zoon van God Die de zonden der wereld wegneemt. Want waar
zonde is, moet geboet worden. Daar wordt geleden om ons. Wat een
diepte. Wat een genade. Hoe is het mogelijk? Wie kan zoiets bedenken?
Het is van een onvoorstelbare liefde voor de mensen dat God naar de
aarde kwam om te lijden en te sterven. Het is het bewijs dat de
duivel regeert op deze aarde. Hij probeert steeds de mens te
verleiden en van het rechte spoor af te trekken. De zonde zit diep in
onze vezels. En we kunnen het wel willen ontkennen, maar het is
gewoon zo. ‘Als ik het goede wil doen’, zegt Paulus, ‘dan is
het kwade mij nabij’. En zo is het. Daar zitten we allemaal vol
van. We kunnen het wel ontkennen, maar dat is een smoes en dat weten
we ook allemaal. En wat een ellende kunnen we elkaar aandoen.
Daar word je niet goed van. Maar Gode zij dank, door Jezus Christus
Die ons liefgehad heeft, met een grote liefde.
Ze weten
inderdaad niet wat ze doen. En Jezus vraagt vergeving aan de Vader.
Wat een liefde. Terwijl je daar hangt, dan nog bewogen zijn met de
mensen die je het aan doen. Vader vergeef het hun! Dat is ultieme
liefde. ‘Heb je vijanden lief’, zegt de bijbel. Wat een liefde.
Grote liefde. God is liefde.
Maar,
mensen om het kruis, denken nog steeds dat ze een goede daad verricht
hebben. Ze spotten met Hem. Het volk stond erbij en keek toe. Uit het
leven gegrepen. Wij staan erbij en kijken toe. We steken geen hand
uit de mouw. We zijn apathisch. We laten Gods water over Gods akker
lopen. We doen niets. We zijn te bang om iets te doen want ze zouden
jou ook eens iets mogen doen. Terwijl wij degenen zijn die de handen
uit de mouwen moeten steken, doen we niets. We staan erbij en kijken
toe. Net alsof zij die niets doen het moeten gaan doen. Neen, wij
moeten het Woord proclameren. Wij moeten het rondbazuinen, want God
is goed. Prijs de Heer! En de oversten spotten en zeggen: ‘Hij
redde iedereen, laat Hij nu Zichzelf redden’. Wat gemeen. Want
Jezus heeft de mensen genezen. Hij heeft ze vertroost. Hij zette ze
in de vrijheid. Maar die oversten wilden dat niet, want Hij kwam
op hun terrein en ze hadden hun straatje net keurig geharkt. Ja, en
als je daar dan overheen loopt, dan heb je problemen. Dat nemen ze
niet. Dat nemen wij ook niet. Kom niet aan onze heilige huisjes, want
dan is Leiden in last. Zo zitten we in elkaar. We laten ons
nauwelijks corrigeren. Daarvoor hebben we een groot pantser
aangetrokken. Vreselijk! Wat zijn we toch voor mensen.? Here,
red ons! En zij maar een beetje met de Redder der wereld spotten. Dat
komt ze duur te staan.
Ze weten
precies waar het over gaat. Als Hij de Christus Gods is, de
Uitverkorene, dan kan Hij Zichzelf toch redden? Het is de
Christus Gods, de Uitverkorene! Maar jullie hebben Jesaja 53
overgeslagen, waar het gaat over een lijdende knecht des Heren. Hij
geeft Zijn leven voor jullie zonden. Daarom hangt Hij daar. En jullie
zien het niet, want je wilde geen lijdende Zichzelf opofferende
Messias. Je wilde een verheerlijkte Messias, die ook komt, maar niet
anders dan door Zijn verzoenend lijden heen. En nu zullen jullie door
heel veel lijden heen moeten, want de duivel zal zijn terrein niet
gemakkelijk opgeven. En ook de soldaten spotten met Hem: ‘Red
Uzelf, indien Gij de Koning der Joden zijt’. Want bij het kruis
hing het bord: ‘Dit is de Koning der Joden’. Het was een bord om
aan te duiden wat voor vreemde man hier hing: ‘Dit is de Koning der
Joden’. Nou, daar is niet veel van te zien. Het lijkt eerder een
misdadiger. En koning? Dat had Hij wel gewild, want ze verwachten
immers een Koning die de Romeinen zou verdrijven. Maar daar is een
stokje voor gestoken. Het hangt daar als een soort bespotting.
Heimelijk wachtten de leidslieden op deze Koning, maar niet die Jezus
Die daar nu hangt. Wat een tragiek. En ook de misdadigers doen mee.
De een zegt: ‘Red uzelf en ons!’ De ander zegt: ‘Here, gedenk
mijner als U in het Koninkrijk bent’. En Jezus neemt Hem op in Zijn
Koninkrijk. De ander heult mee met de vijanden, maar deze ontdekt dat
er meer aan de hand is. Hij hangt daar vanwege zonde. Hij heeft het
verdiend. Maar hij ontdekt de ontfermende liefde van Jezus. Glorie
voor Zijn Naam! Wat een zegen. Wat een genade. Wat een toekomst. Het
gaat om het omdraaien van je hart naar Jezus toe. Dat is een moment
dat God in je hart legt. En dat wil Hij bij iedereen doen. Keer je
om. Jezus roept. Kom onder het beslag van het kruis. De verzoening.
Waar je ook zit. Hij roept en laat je niet meer los. Jezus redt.
Glorie voor Zijn Naam! Wat geweldig om te weten dat je dan heden met
Hem in het paradijs bent. En wie wil daar niet zijn? Jezus herstelt
alle dingen. Het wordt weer zoals het was. Glorie voor Zijn Naam!
De hemel
spreekt als er drie uren grote duisternis komt. Zo maar. Drie uren
donker. Zonsverduistering, maar er is toch helemaal geen
zonsverduistering? Ja, de elementen zijn in de hand van God. God
spreekt en het gebeurt. God geeft de duisternis van de dood over het
land. Wat een schrik. We worden als nietige mensenkinderen
krachtdadig op onze plaats gezet. Glorie voor Zijn Naam! Jezus leeft!
Jezus gaf de geest zeggende: ‘Vader in Uw handen beveel Ik Mijn
geest. Het is gebeurd. De dood is ingetreden. Drie dagen en drie
nachten in de hel. Dat is je toch niet voor te stellen?
Vreselijk! Wat een vreselijke straf. Daar is toch het geween en het
tandengeknars, daar is toch het vuur. Daar hadden wij moeten zijn.
En daar is Hij. Vreselijk! God, help ons!
De
hoofdman is onder de indruk: ‘Deze is waarlijk rechtvaardig’. En
de mensen sloegen zich op de borst. Wat een tragiek. Ze
begrijpen niet wat ze doen. Ze vellen hun eigen oordeel. Want
Jeruzalem zal vallen. En er zal veel lijden zijn. En de bekenden
stonden van verre. Ze hebben het allemaal gezien. Ze gaan bedroefd
weg. Ook de vrouwen. En Jozef van Arimathéa, een rechtvaardig
mens, die niet had ingestemd, vraagt om het lichaam van Jezus, om het
te begraven in een nieuw graf.En het was de dag der voorbereiding en
de sabbat brak aan. Het waren heilige dagen. En dan bezig zijn met
een dode? Dat was onrein. Dat was een daad van liefde en
gehoorzaamheid tegen de regels in. Jezus werd begraven. Voor het
feest. Het was gelukt om Hem voor het grote feest, het paasfeest, uit
de weg te ruimen. Wat een geruststellende gedachte voor de
leidslieden van het volk. Ze kunnen rustig paasfeest vieren. Hè, hè.
De klus is geklaard. De vrouwen gingen ook mee en ze bezagen het graf
en hoe Zijn lichaam gelegd was. En ze maakten specerijen en mirre
gereed. Het is gebeurd. Wat een verdriet. Het is voorbij. Was dit nu
alles? Wie van hen had verwacht dat het verhaal niet af was. Waren ze
er zeker van dat er een opstanding uit de doden zou komen, drie
dagen hierna? Waarschijnlijk niet. Want ze waren allemaal in diepe
rouw en verdriet. Hoe is dit nu mogelijk? Ze hadden toch echt
verwacht dat dit de Messias was. En nu dit. Hoe moet het nu verder?
6 december [2]
23:56 |
En op de sabbat rustten zij naar het gebod,… |
24:1 |
…vroeg in de morgenstond… naar het graf. |
24:2 |
Zij vonden de steen van het graf afgewenteld,… |
24:3 |
…vonden zij het lichaam van de Here Jezus niet. |
24:4 |
…twee mannen in een blinkend gewaad bij haar stonden. |
24:5 |
Wat zoekt gij de levende bij de doden? |
24:7 |
…dat de Zoon des mensen moest overgeleverd worden… en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan. |
24:9 |
…boodschapten zij dit alles aan de elven en al de anderen. |
24:11 |
En deze woorden schenen hun zotteklap en zij geloofden haar niet. |
Natuurlijk
rust je op de sabbat. Dan ga je niet naar het graf. Want je mocht
niet dit en je mocht niet dat. En het was feest. Neen, daar deed je
niet aan mee. Niets verkeerds doen, want de kerkpolitie is er als de
kippen bij om je te snappen en dan waait er wat. En je geliefde
kan dan wel gestolen zijn en gekruisigd en je wilt met al je
specerijen naar het graf, maar je kunt het niet op sabbat doen.
Wat wilden ze dan eigenlijk met die specerijen? Die leg je toch
meteen in het graf. Dat doe je niet een dag later. Dan mag je toch
wel het gebod van de sabbat schenden. Dat is toch overmacht. Maar
neen, ze doen het niet. Maar zondagmorgen vroeg, als de sabbat
voorbij is, dan gaan ze gauw.
Wat een
schrik; het graf is leeg. En als ze binnen zien, dan zien ze de
windsels netjes opgerold liggen. Wat een schrik. Plots staan daar
twee mannen in witte gewaden. Ze buigen zich neer. ‘Wat zoekt gij,
de levende bij de doden?’ Hij is opgestaan. Hij is hier niet. Hij
is opgestaan? Wat zijn dat voor woorden? Nooit van gehoord. Hoe kan
dat nou? Hoe komen ze erbij. En hun geheugen moet worden opgefrist.
Herinnert gij u niet dat toen Jezus nog bij jullie was, dat Hij sprak
over overgeleverd worden, over gekruisigd worden en over de
opstanding na drie dagen? Ja, dat herinneren ze zich nu wel. Maar
daar hebben ze eigenlijk niet in geloofd. Dat stond zo ver van hen
af. Dat kon toch niet waar zijn? Hun Messias overgeleverd aan de
vijanden. En Hij kon alles doen. Hij genas, hij deed de grootste
wonderen. Neen, daar zou Hij Zelf dan wel een stokje voor steken.
Maar nu was het dus toch echt gebeurd. Ze gaan het de elven vertellen
en al de anderen. Maar dat lijkt hen zotteklap. Dat kan niet waar
zijn. Ze geloven het niet. Wat een tragiek. Jezus kondigt Zijn lijden
aan. Herhaalde malen. Heel Zijn rondwandeling is gericht op het Lam
dat ter slachting geleid wordt. Vervulling van profetie. Maar hun
blikrichting is totaal anders. Zij zitten in het schema van de kerk
in die dagen. Geen lijdende Christus, maar een zegevierende Christus.
Geen gekruisigde, maar een Koning op de troon van Zijn vader David.
Wat zitten ze vast in een vals dogma. Hoe komen ze daar ooit uit?
Wat een
tragiek dat ze oog in oog met het kruis nog niet zien dat de
opstanding komt. En zelfs al is het graf leeg, ze nog niet
geloven dat het waar is. Vreselijk. Wat een tragiek. Wat een
vreselijke zonde. Wat een tragiek. Het is als uit het leven gegrepen.
Ze kunnen er niet om heen. Ze moeten het wel geloven. De elven zitten
bijeen. Ze weten niet wat te doen. Ze zijn allen gevlucht. Ze hebben
Jezus aan hun folteraars overgelaten. Ze hebben hun gezichten niet
laten zien. Er stonden vrouwen bij het graf en enkele discipelen.
Vreselijk. Zou Petrus erbij geweest zijn? Ik denk het niet. Hij was
vol schuld over de verloochening van Jezus. Hij ziet nog het beeld
van hoe Jezus hem aankeek, nadat de haan driemaal gekraaid had. Dat
zijn wij. We hebben een grote mond, maar als het er op aan komt laten
we Jezus in de steek. Dat mag niet zo zijn. God is goed. God trekt
ons naar Zich toe. God gaf Zijn Zoon. Want, al zo lief heeft God de
wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een
ieder die in Hem gelooft niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe.
Dat is liefde. Onvoorwaardelijke liefde. Dat mogen wij ook aan Hem
geven. Here help ons. Here, kom ons ongeloof te hulp. Here, help ons!
Dank U wel. Hoe kunnen vrouwen nu met zo’n boodschap komen. Ze
hadden zich al afgevraagd, wat voor zin het had om zo laat nog met
specerijen naar het graf te gaan. Waarom moest dat? Ze waren toch te
laat. En nu dit. Ja, het zijn vrouwen. Dat kun je verwachten.
Emotioneel. Tegen gezond verstand in. Niet te peilen. Dus zotteklap.
Dat kan niet. Een steen weg gewenteld. Wie zal dat gedaan moeten
hebben? En de windsels opgerold. Dat kan toch helemaal niet? En twee
mannen. Dat is ook vreemd. Jullie zullen je je het wel verbeeld
hebben. Neen. Kom tot bezinning en word nuchter.
Zo
zitten we in elkaar. Ik zie al een kerkenraad bij elkaar zitten. En
zo’n bericht komt binnen. Je ziet ze al schichtig kijken. De een
durft voor de andere niet te zeggen: ‘Wat is dat nu?’ Dat niet in
ons denken en in ons regeren van deze kerk. Daar moeten we
voorzichtig mee zijn. Zeker weer zo’n vreemde nieuwlichter. Dan
zegt de voorzitter dat hij het bericht maar voor kennisgeving
aanneemt. Het is te gek voor woorden. We moeten rustig blijven en
nuchter. Ons niet in de war laten brengen. Neen, daar doen we niet
aan mee. Die verschijningen, dat was van vroeger. Daar moeten we
voorzichtig mee zijn. O Here God, zo zitten we in elkaar. Schud ons
wakker! Laat ons zien waar we verkeerd zitten. Help ons om bevrijd te
worden. Help ons. Het gaat zo niet goed. Er is altijd weer opwekking
nodig om verlost te worden. Dank U Here voor dit Woord.
7 december [2]
24:14 |
…en zij spraken met elkander over al wat voorgevallen was. |
24:15 |
…dat Jezus zelf bij hen kwam en met hen medeging. |
24:16 |
Maar hun ogen waren bevangen, zodat zij Hem niet herkenden. |
24:18 |
Zijt Gij de enige vreemdeling in Jeruzalem,… |
24:19 |
Wat dan? |
24:20 |
…en hoe Hem onze overpriesters en oversten overgegeven hebben om Hem ter dood te veroordelen en Hem gekruisigd hebben. |
24:21 |
Wij echter leefden in de hoop, dat Hij het was, die Israël verlossen zou. |
24:23 |
…en hadden zijn lichaam niet gevonden… dat zij ook een verschijning van engelen gezien hadden, die zeiden, dat Hij leeft. |
24:24 |
…maar Hém hebben zij niet gezien. |
24:25 |
O onverstandigen en tragen van hart, dat gij niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! |
24:27 |
En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had. |
24:31 |
En hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem; en Hij verdween uit hun midden. |
24:32 |
…en ons de Schriften opende? |
24:34 |
De Here is waarlijk opgewekt en is aan Simon verschenen. |
24:35 |
En zij verhaalden wat onderweg gebeurd was en hoe Hij door hen herkend was bij het breken van het brood. |
Stel,
dat wij daar gelopen hadden. Hoe zouden wij ons gevoeld hebben, na
alles wat er in Jeruzalem gebeurd was? Het was het einde van een
droom. Ze waren opgegaan naar het Pascha om het feest te vieren, maar
nu zijn ze op weg naar huis, bedroefd omdat hun verwachte Messias een
gruwelijke dood is gestorven aan het kruis. Door hun eigen
leidslieden gedood. Vreselijk! En dat terwijl ze zo sterk geloofden
dat Hij het zijn zou Die Israël zou verlossen. Want zij verwachtten
een Messias die hen zou verlossen. Zij verwachtten een Messias Die
Zijn troon zou vestigen in Jeruzalem en dan voor eeuwig zou regeren.
Alle nog vervulde profetieën zouden meteen van toepassing zijn op
deze Messias. Dat was een zware klap. Ze hadden nog nooit gehoord van
een lijdende Messias. Ze kenden Jesaja 53 misschien wel maar dat had
betrekking op Israël zelf. Leed het land niet onder de bezetter? En
zou daar door de verwachte Messias niet een einde aan gemaakt
worden? Dat was hun uitleg en de overpriesters en de Farizeeën
beklemtoonden deze uitleg. Want de gehate Romeinen, die konden ze wel
wegkijken. Maar voorlopig was er geen denken aan om deze machtige
Romeinen het land uit te gooien. Nee, ze hadden deze valse Messias
uit de weggeruimd met behulp van deze gehate Romeinen. Hoe konden ze
anders? Ze maken van de nood een deugd. Ze schuwen geen weg om deze
valse Messias uit de weg te ruimen.
Nu zijn
de twee op weg naar huis. Naar Emmaüs, ruim tien kilometer van
Jeruzalem. Het zal zondagmiddag tegen de avond zijn. Ze konden er
niet over ophouden. En opeens komt er iemand naast hen en die hoort
de gesprekken aan. ‘Wat zijn dit voor gesprekken die gij al
wandelende voert?’ Ze kijken Hem verbaast aan. Maar bent u dan de
enige vreemdeling in de stad, dat gij niet weet wat er gebeurd is?
Dat is vreemd. De hele stad was in rep en roer. Iedereen sprak
erover. Iedereen was erdoor ontdaan. Ze hadden nog nooit zo’n
paasfeest gehad. En deze man doet of zijn neus bloedt. Ze vinden het
maar vreemd. ‘Wat dan?’ vraagt Hij ook nog. En ze vertellen het
Hem. Want: ‘Wij echter, leefden in de hoop, dat Hij het was, die
Israël verlossen zou’. Maar neen hoor. Die hoop is de bodem
ingeslagen. En zo was dat de hoop die heel veel mensen hadden. We
hebben er geen idee van hoe diep die hoop en verwachting de basis is
van het volgen van Jezus. Hij is de Profeet. Hij is Het. Hij zal hen
verlossen. En vol verwachting volgen ze Hem, wachtende op het moment
dat er iets zal geschieden en Hij de macht zal grijpen. Want die
gehate Romeinen moeten uit het land. En de profetie spreekt toch
overal over een zegevierende Messias. Lees de profeten maar na. En
die zegevierende teksten, die zijn overvloedig. Honderden malen. Je
kunt er niet omheen. En over een lijdende Christus, daar hadden ze
nog nooit van gehoord. En zo zie je maar, dat je helemaal kunt zijn
bevangen van een bepaalde theologie, die geheel naast de waarheid
ligt. Dat is gevaarlijk. We moeten steeds weer het Woord aan het
woord laten. En dan zal het Woord ook tot ons spreken. Moeten we dan
geen boeken lezen. Ja, dat is goed, maar zolang we de bijbel nog niet
eigen gemaakt hebben, dan is het verstandig om heel veel in de bijbel
te lezen en steeds maar weer te toetsen. Dit gesprek is daarvan het
overtuigende bewijs. Want ze hadden het kunnen weten. Ze hebben
toch Mozes en de profeten? En daar gingen ze toch prat op? Nou dan!
Ja, ze vertellen ook nog van de vrouwen die naar het graf gegaan zijn
en zeggen dat het lichaam van Jezus niet in het graf is en dat ze
engelen gezien hebben, die zeggen dat Hij opgestaan is. Enkelen zijn
toen ook zelf wezen kijken en inderdaad er was geen lichaam in het
graf.
Dan
neemt de Man het woord. Ze weten nog steeds niet dat de Man de Here
Jezus is. Want hun ogen waren zwaar om te zien. En Jezus begint met
de ontwapenende en de droeve woorden. Wat zal er een diepgang hebben
gelegen in de woorden: ‘O, onverstandigen en tragen van hart, dat
gij niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!’ En daar heb
je het opnieuw. Het waren toch hun eigen geschriften die erover
spraken. En wat doet de Man? Hij legt vanaf Mozes uit, dat de
Christus moest lijden om in Zijn Heerlijkheid in te gaan.
Ik zou
wel graag deze uitleg op papier willen hebben. Want het zullen
fantastische doorzichten geweest zijn. Prachtige verhalen. Wat
zullen ze vaak gedacht hebben: ‘O ja, natuurlijk, dat we dat
nooit gezien hebben?’ En dan kwamen ze steeds dieper onder de
indruk. Wat een wonder. Wat een genade. Zit het zo? Wat een
openbaring. En ze gaan het ontdekken doordat de Schriften voor
hen geopend worden. Zo was het toen en zo is het nog vandaag. De
schriften openen. Het gaat gebeuren. Het is fantastisch. Glorie voor
Zijn Naam! God is goed! En dan komen ze bij hun huis aan. Ze dringen
erop aan dat Jezus blijft eten, want het is al laat. En Hij doet het
en Hij breekt het brood. En dan vallen de schellen van hun ogen en ze
zien dat de Man Jezus is. Wat zal dat een diepe reactie van emotie
gegeven hebben. Jezus! Hoe is het mogelijk? Hij leeft! Hij leeft! Ze
springen op van vreugde. Ze vergeten alles. Jezus verdwijnt uit hun
midden. Zijn missie voor hen is volbracht. Ze gaan terug naar
Jeruzalem. Ook al is het al donker. En ook al is de weg gevaarlijk.
Ze bedenken zich niet één keer en gaan op weg. Dit moeten de
anderen weten. Hij leeft! Ook daar roepen de elven en de anderen. De
Heer is waarlijk opgestaan en is aan Simon verschenen. Dan
verhalen ze ook wat hen is overkomen en dat ze Hem herkend hadden.
Jezus openbaart Zichzelf op Zijn Eigen manier. Wat een tragiek,
dat het op deze manier moest. Ze waren niet door het Woord ervan
overtuigd dat Hij zou opstaan. Ze leefden ook in de teleurstelling
van, het is voorbij. En ze hadden het kunnen weten. Was Hij niet alle
dagen bij hen geweest? Had Hij hen niet alles verteld? Had Hij niet
steeds alleen maar vanuit de profeten gesproken? Hoe was Hij Zelf
niet de vervulling van de profetie? Wat lag er een dogmatische deken
over hen heen. Wat een tragiek. Wat een toestand. Wat een
ellende. Here, wat kan de dogmatiek? Wat kan de gekleurde bril toch
veel bederven. Wat is uw tegenstander toch machtig. De werken
van de duisternis gaan nog steeds door. Wat een tragiek. Wat een
ellende. Wat een droefheid in de stem van Jezus. En toch dit uit het
leven gegrepen verhaal, van deze twee mensen uit Emmaüs, is een
oproep voor ons allemaal om serieus de bijbel te lezen en te
herlezen. Want daar ontdek je de Weg, de Waarheid en het Leven. Daar
ontvang je je houvast in het leven. Want de Bijbel lees je niet, de
Bijbel leest jou en zijn openbaring en genade komt naar jou toe.
Glorie voor Zijn Naam! Prijs de Heer!
8 december [2]
24:36 |
En terwijl zij hierover spraken, stond Hij zelf in hun midden; |
24:37 |
en zij werden ontzet en verschrikt en meenden een geest te aanschouwen. |
24:39 |
…betast Mij en ziet, dat een geest geen vlees en beenderen heeft,… |
24:43 |
En Hij nam het en at het voor hun ogen. |
24:44 |
…dat alles wat over Mij geschreven staat in de wet van Mozes en de profeten en de psalmen moet vervuld worden. |
24:45 |
Toen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen. |
24:47 |
…en dat in zijn naam moest gepredikt worden bekering tot vergeving der zonden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem. |
24:49 |
En zie, ik doe de belofte mijns Vaders op u komen. |
24:50 |
…en Hij hief de handen omhoog en zegende hen. |
24:51 |
En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. |
24:53 |
…voortdurend in de tempel, lovende God. |
Ze
hebben het er nog over. En dan verschijnt Jezus Zelf en dan zijn ze
ontzet en menen ze een geest te zien. Dat is toch al te gek? Ze
hebben het net over Jezus die aan de Emmaüsgangers en aan Simon
verschenen is. Ze zijn er vol van. En nu komt Hij Zelf in hun midden
en in plaats dat ze meteen denken: ‘O, dat is Jezus’, zijn ze
ontzet en denken een geest te zien. Dat is toch verschrikkelijk.
Wat een ongeloof. Wat staan ze ver van de werkelijkheid af. Het is
vreselijk. En Jezus zegt: ‘Hoe kan dat nou?’ Ziet Mijn handen en
Mijn voeten. En Hij toont hen de wonden. Ik ben geen geest. En ze
geloofden het nog niet van blijdschap en dan vraagt hij om iets te
eten en dan eet Hij iets en dan is het pas goed. Ze geloven het. Hè,
hè. Wat een teleurstelling voor Jezus, dat Hij Zich zó moest
bewijzen.
En dan
zegt Hij opnieuw dat het allemaal beschreven is in de boeken van
Mozes en bij de profeten en in de psalmen. Dat hij moest lijden en
opstaan en de zonden verzoenen. Dat Hij de lijdende en verheerlijkte
Messias is. En dat alles vervuld zal worden wat geschreven staat. En
dat Hij nu verheerlijkt gaat worden. Ze begrijpen het niet. Hun
verstand moet geopend worden, zodat zij de Schriften begrijpen. En zo
is het vandaag ook. De Schriften zijn ons gegeven om geopenbaard
te worden. God spreekt tot ons door Zijn Woord en door Zijn Geest. We
moeten het lezen en we moeten ons laten leren door het Woord van God
en door Zijn Geest. Het zijn geen dode letters. Het is het
levendmakend Woord van God. Glorie voor Zijn Naam! Heerlijk. Wat een
evangelie. Prijs de Heer! En Hij belooft de belofte van de Vader. Hij
zal de Heilige Geest doen neerdalen zodat Hij altijd bij hen zal
kunnen zijn. Wonen in hun hart. Wat willen we nog meer? Jezus is in
de hemel, maar Hij woont in ons hart. We zijn geborgen door Hem in
Christus, in God.
Wat een
geweldige vrede gevende gedachte. Het is een werkelijkheid waaruit we
mogen leven. Hij is opgestaan. Hij is opgevaren en Hij komt terug
zoals Hij opgevaren is. En dan strekt Hij Zijn handen uit en zegent
hen en dan scheidt Hij van hen. Hij vaart op naar de hemel. En ze
kijken naar boven en een wolk onttrekt Hem aan hun ogen. En dan
zeggen de engelen: ‘Wat staat gij daar. Hij komt net zo terug als
Hij gegaan is.’ En dan hebben ze nog gevraagd of Jezus in deze tijd
het Koninkrijk zal herstellen. Ze zitten nog steeds vast in de aardse
oplossing. En het antwoord is even concreet als ontwapenend. Het is
niet aan jullie om de tijden van de Vader te kennen. En zo is het.
God volvoert Zijn plan. Hij zal Zijn Koninkrijk van recht en
gerechtigheid oprichten en dat zal gebeuren overeenkomstig de
profetieën. Want de profetie ten aanzien van de komst van de Here
Jezus, is volgens de Schriften, maar ook die van de wederkomst en het
herstel van alle dingen.
Daarom
is het zaak, dat we de Schriften lezen en de profetie bestuderen en
de krant naast de bijbel leggen. We ontwaren dan het patroon van de
profetie en de vervulling in de tijd. Het zijn de tijden die in de
hand van de Vader zijn, maar we moeten en we mogen wel de vervulling
van de profetie verwachten en er waakzaam naar leven. Als we de
dingen zien gebeuren die over de eindtijd beschreven zijn, dan
moeten we daarin het naderende Koninkrijk zien. ‘Want als de
vijgenboom gaat bloeien, dan weten we dat de zomer nabij is’, zegt
Jezus. Zo is het ook met de komst van de Zoon des mensen. We leven in
geweldige tijden. We zien aan alle kanten de contouren van het
naderende eeuwige rijk van recht en gerechtigheid. Maar het gaat door
strijd heen. Maar het staat vast. En als zij dan begrepen hebben hoe
het zit, dan wordt hun hart met blijdschap vervuld en dan gaan ze
elke dag lovende naar de tempel.
De
mensen denken: ‘Hoe kan dat nou?’ Ze zijn net hun Messias, hun
Leider kwijtgeraakt en in plaats van rouw en depressie is er vreugde
en blijdschap en ze kunnen er niet over ophouden. Ze hebben het over
een opgestane Heer. Zouden ze Jezus dan nog niet weggewerkt hebben?
Krijgen ze er opnieuw last mee? De geestelijke leidslieden zien het
met lede ogen aan. Vreemd. Zou het dan toch waar zijn zoals het
gerucht gaat, dat Hij opgestaan is en dat velen Hem die veertig dagen
ook hebben gezien? Ze zullen het zien.