Johannes 1:1-34

12 maart [1]

1:1

In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.

1:2

Dit was in den beginne bij God.

1:3

Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is.

1:4

In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen;

1:5

en het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.

1:9

Het waarachtige licht, dat ieder mens verlicht, was komende in de wereld.

1:12

Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven;

1:13

die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans, doch uit God geboren zijn.

1:14

Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid.

1:17

de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen.

1:23

Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht den weg des Heren, gelijk de profeet Jesaja gesproken heeft.

1:29

Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.

1:34

En ik heb gezien en getuigd, dat deze de Zoon van God is.

Wat een prachtig stuk. Het is een indrukwekkend stuk. God sprak en het was er. God sprak: Er zij licht, en er was licht, lezen we in Genesis. En hier her­haalt Johannes het. In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Alles dat geworden is, is geworden door het Woord van God. In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in een duistere plaats en de duisternis heeft het niet gegrepen. Het is een logische ontwikkeling. Er is duisternis maar God maakt het licht. De duisternis probeert het licht weg te duwen, maar het lukt niet. Hij kwam tot de zijnen. Zijn uitverkoren volk. Maar ze hebben Hem niet aangenomen. Ze hebben Hem afgewezen. Ze hebben Hem gekruisigd. Doch allen die Hem aan­genomen heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te zijn. Wat een autori­teit!

Het Woord is vlees geworden. Het heeft onder ons gewoond. De genade en de waarheid zijn door Jezus gekomen. God heeft Hem doen kennen door Jezus Christus. Geweldig. Deze woorden moet je nog eens lezen en nog eens lezen. Je wordt er warm van. Je wordt er enthousiast van. Je begint de zaak in juiste proporties te zien. Het Woord is vlees geworden. Het heeft onder ons ge­woond. Glorie voor zijn Naam! Halleluja!

Johannes was de voorloper. Het wordt in Jesaja 40 geprofeteerd: Ik ben de stem van een die roept in de woestijn: Maakt recht de weg des Heren… In Jesaja 40 staat volledig: Hoor, iemand roept: Bereidt in de woestijn de weg des HEREN, effent in de wildernis een baan voor onze God. Maar waarom doopt gij dan als gij de Christus niet zijt…? Johannes getuigde over Hem Die na hem komt. Die meer is dan hij. Die groot is. Van wie getuigd was dat: op wie gij de Geest ziet nederdalen en op Hem blijven, deze is het, die met de heilige Geest doopt.

Zie je de Farizeeën komen? Zij verwachtten een Messias. Zij hadden er zo hun eigen gedachten bij ontwikkeld. Hij moest een machtige Koning zijn, die hen kon verlossen uit de macht van de Romeinen. Hij zou komen met macht en majesteit. En hoe vaak wordt dat ook inderdaad in de profeten vermeld? Het was ook geen wonder dat ze zo’n Messias verwachtten. Een lijdende knecht des Heren, was niet in hun gedachten opgekomen. Hoewel daar ook over ge­sproken wordt. Hoe duidelijk bijvoorbeeld in Jesaja 53. Toch wilden ze daar niet aan. Daarom stuurden ze hun knechten erop uit, als er weer iemand op stond, die zei dat hij de Messias was. Maar Johannes ontkent dat hij de Mes­sias is. Het enige dat hij doet is verwijzen naar Jesaja 40. Maar waarom doop je dan? En hij zegt, dat Hij Die na hem komt, de Messias is. Hij op Wie de Heilige Geest daalt. Hij is het die met de Heilige Geest doopt. Het is een prachtige geschiedenis.

Hij komt maar ze hebben Hem niet aangenomen. Wat een tragiek. Maar ieder die Hem aangenomen heeft, heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden. Er is kracht in het bloed van Jezus. Er is kracht die boven en buiten onze kracht uitgaat als het gaat om de Naam van Jezus. Het is geweldig om te zien hoe God de wereld regeert en hoe Hij ons beschermt en onderhoudt, zelfs midden in de strijd. Er is strijd, want het licht kwam in de duisternis. En de duisternis doet er alles aan om het licht weg te krijgen. Maar het zal niet luk­ken. Johannes kwam om de weg te bereiden, om recht te maken de weg des Heren. Fantastische profetieën. We moeten de profeten veel meer lezen. Voor­al ook nu, nu de komst van de Messias aanstaande is. Waarom hebben we door de eeuwen heen de profetieën laten liggen, die gaan over de wederkomst van de Messias? Daar speelt zijn eigen volk een centrale rol in. We moeten dan ook haast maken om die profetie te lezen. Het is de hoogste tijd.

Here God, dank U wel dat U onze ogen opent om te zien waar het op aan komt. Dank U voor uw Woord, want hoe zouden we kunnen leven zonder uw Woord. Uw Woord is de waarheid.

Johannes 1:35-2:12

13 maart [1]

1:36

Zie, het lam Gods!

1:42

Wij hebben gevonden de Messias, wat betekent: Christus.

1:43

gij zult heten Cefas, wat vertaald wordt met Petrus.

1:46

Wij hebben Hem gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft en de profeten, Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazareth.

1:48

Kom en zie.

1:51

Gij zult grotere dingen zien dan deze.

1:52

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg ulieden, gij zult den hemel open zien en de engelen Gods opstijgen en nederdalen op de Zoon des mensen.

2:4

Mijn ure is nog niet gekomen.

2:5

Wat Hij u ook zegt, doet dat!

2:10

gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard.

2:11

en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.

Zie, het Lam Gods! Daar gaat Jezus. Zie het Lam Gods. Wat een profetie. De Messias is gekomen. Johannes’ taak is volbracht. Hij moet wassen, ik moet minder worden. Ik ben de heraut. Ik ben de aankondiger. En zie daar is Hij. Het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Het Lam, Dat geslacht zal worden op het kruis van Golgotha. En de twee discipelen van Johannes volgden Hem. Ze zagen waar Hij verblijf hield en ze volgden Hem. De vossen hebben holen, de vogelen des hemels hebben een nest, maar de Zoon des men­sen heeft geen plaats waar Hij zijn hoofd kan neerleggen. Ze weten dat Hij de Messias is, waarvan Mozes en de profeten gesproken hebben. Nathanaël zegt het goed. Kan uit Nazareth iets goeds komen? Waar ligt het ook weer? In het noorden. Het is een afgelegen dorp. Neen, daar kan niets goeds vandaan ko­men. Neen, en zeker niet een Messias, Die moet toch minstens uit Jeruzalem komen of uit Bethlehem. Daar hadden de schriftgeleerden toch met Herodes over gesproken. Daar hadden ze toch alle jongetjes tot twee jaar vermoord? Stel je voor, dat daar de Messias eens onder zat. En omdat Jezus Nathanaël aanspreekt, zonder dat Hij hem kent, erkent Nathanaël dat Hij de Zoon van God is. Het is geloof op een wonder. Maar Jezus zegt: Gij zult grotere dingen zien dan deze. Je zult de engelen zien nederdalen uit de hemel op de Zoon des mensen. Grote dingen gaan gebeuren. Maar zie het in het juiste perspectief. In het perspectief van de profetie en niet in het perspectief wat de kerkleiders er van gemaakt hebben. Want dan kom je verkeerd uit. Let goed op, dat je het juiste zicht houdt. En zo komt de ene discipel na de andere.

Het eerste wonder; water in wijn, is het begin. Maria weet dat ze een bijzonde­re Zoon heeft. Als de wijn op is, stuurt ze de leider naar Hem toe. Maar Hij zegt tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet geko­men. Maria loopt op de zaak vooruit. Zij denkt de situatie naar haar hand te kunnen zetten. Gevaarlijk. Waar bemoeit zij zich mee? Doe wat Hij jullie zegt, zegt ze nog tegen de bedienden. En dan wordt het water in wijn veran­derd. En de wijn is de lekkerste wijn. Het feest kan doorgaan. Maar het is een wonder vanuit ongeloof. Vanuit een wonder om een wonder. Het is de ure nog niet. Het is het begin van vele tekenen en wonderen. Want overal waar Jezus komt, daar gebeuren tekenen en wonderen. Zijn discipelen geloven in Hem. De vraag blijft steeds doorklinken: Geloven jullie nou omdat ik wonderen doe? Of geloven jullie in de Naam van Jezus, de Messias? Dat is steeds weer de kernvraag.

We hebben geen Messias wonderdoener en daarom geloven we in Hem. Neen, we geloven in Hem omdat Hij het Lam Gods is, Dat de zonde der wereld weg­neemt. Het Lam dat ter slachting geleid is. Het Lam, Dat de zonden van de wereld op Zich genomen heeft. Het gaat om de Messias, de Zoon van God. Dat moeten we dan ook prediken en proclameren. God heeft zijn Zoon in de wereld gezonden, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Daar gaat het om. Glorie voor zijn Naam! Halleluja. Dat is de proclamatie. Daar word je blij van, want het is waar. Het Woord is in de duistere wereld van de zonde gekomen. En wij gaan daar allemaal onder ge­bukt. Maar God zij dank, door Jezus Christus zijn wij verlost van deze zonde. Wij zijn verzoend op het kruis van Golgotha. Daarom gaan we ook niet meer gebukt, maar dragen we ons kruis met Jezus, want zijn last is licht en zijn juk is zacht. Het is de werkelijkheid van alle dag. Het is de waarheid die je vrij­maakt. De genade, de waarheid, zijn door Messias Jezus gekomen.

Johannes 2:13-3:21

14 maart [1]

2:13

En het Pascha der Joden was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem.

2:15

En hij maakte een zweep van touw en dreef allen uit de tempel,…

2:16

maakt het huis mijns Vaders niet tot een verkoophuis.

2:17

De ijver voor uw huis zal Mij verteren.

2:19

Breekt deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen.

2:24

maar Jezus zelf vertrouwde Zichzelf hun niet toe,…

2:25

want Hij wist zelf, wat in de mens was.

3:3

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien.

3:5

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan.

3:8

zó is een ieder, de uit de Geest geboren is.

3:12

hoe zult gij geloven, wanneer Ik u van het hemelse spreek?

3:13

En niemand is opgevaren naar de hemel, dan die uit de hemel nedergedaald is, de Zoon des mensen.

3:14

zó moet ook de Zoon des mensen verhoogd worden,

3:15

opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe.

3:16

Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.

3:17

Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde.

3:18

Wie in hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in den naam van den eniggeboren Zoon van God.

3:19

Dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is en de mensen de duisternis liever gehad hebben dan het licht, want hun werken waren boos.

3:20

Want een ieder, die kwaad bedrijft, haat het licht, en gaat niet tot het licht, opdat zijn werken niet aan de dag komen; maar wie de waarheid doet, gaat tot het licht, opdat van zijn werken blijke, dat zij in God verricht zijn.

Dat begint al goed. Wat hebben ze gedaan? De tempel is heilig. Het is de plaats waar God woont. En wat is er gebeurd? Ze hebben, om het makkelijk te maken offerdieren te kopen, de veemarkt op het tempelplein geconcentreerd. Het is er een drukte van belang. Er gaat heel wat geld over de toonbank. Jezus heeft het gezien elke keer als Hij met zijn ouders optrok naar Jeruzalem tij­dens het Paasfeest. Het stinkt er naar vee. Er is een geschreeuw van de markt­kooplieden. Ze hebben er een verkoophuis van gemaakt. Dat was niet de be­doeling. Ze hebben er een rovershol van gemaakt, terwijl het een bedehuis zou moeten zijn. Dan wordt Hij met innerlijke boosheid vervuld en hij maakt een zweep en jaagt ze er allemaal uit. Wat een toestand. Dat gaat toch niet. Wie denk je wel dat je bent, dat je zo met geweld de boel eruit kunt slaan. Daar hebben we toch de tempelpolitie voor. Daar moet je een rechtszaak over be­ginnen. Want wie zegt dat je gelijk hebt? Wat een arrogantie. Wat een ver­beelding. Je hoort ze tekeergaan. Je hoort ze schelden, want als je aan het geld van mensen komt, dan breekt de hel los. Het is de ijver voor het huis van zijn Vader, die Hem in beweging brengt. De discipelen staan er verwonderd, ver­bijsterd en verdwaasd naar te kijken. Ze hebben niet meegedaan. Want zoveel opstand tegen de leidslieden van het volk, was hen te veel. Wat zal dat een consternatie gegeven hebben. Het zal als een lopend vuurtje door de stad zijn gegaan.

Ze vragen Hem: Welk teken toont Gij ons, dat Gij dit moogt doen? En dan komt het geweldige antwoord, waar heel de verzoening in is vastgelegd: Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen. Dat was vol­slagen wartaal voor hen. Daar begrepen ze helemaal niets van. Dat leek op­nieuw heiligschennis. Maar Johannes, die dit boek veel later schrijft, heeft ook pas naderhand begrepen dat Hij hier sprak van de tempel van zijn lichaam, dat op het kruis van Golgotha geslacht werd en na drie dagen uit het graf opstond, zodat onze zonden verzoend zijn in kruis en opstanding van de Here Jezus. De tempeldienst voorbij en het offer van Jezus centraal. Alleen de Zoon van God kan de zonde van de wereld verzoenen. Hij moest het doen. De genade is ge­komen. Glorie voor zijn Naam!

Jezus doet vele wonderen en tekenen en velen geloofden in Hem. Maar Hij vertrouwde Zichzelf hen niet toe, want hij wist wat er in de mens was. Hij wist dat ze Hem zouden wegduwen als Hij werkelijk kwam met de oproep tot bekering en verootmoediging. Dat zouden ze niet kunnen opbrengen.

Nicodemus, de schriftgeleerde, komt in de nacht bij Hem. Neen, overdag is veel te gevaarlijk, want dan zouden zijn collega’s zeggen: Kijk nou eens, hij behoort ook al tot die sekte van opruiers. Dan zegt Jezus tegen hem: …tenzij iemand weer geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Je moet uit water en Geest geboren zijn. Net als de wind. Hij is er maar, je weet niet waar hij vandaan komt. Nicodemus begrijpt het niet. Maar Nicodemus, Ik spreek nu over het aardse en nog niet eens van het hemelse. Hoe zul je dat hemelse ooit willen aannemen als je het aardse nog niet eens aanneemt. Het gaat over het Koninkrijk van God en dat komt van boven. Geloof dat! De Zoon van God is gekomen om verhoogd te worden zoals de slang door Mozes in de woestijn. Als de Zoon verhoogd wordt, dan is er verzoening. Dat is een geheimenis. Ge­loof je in een lijdende Knecht des Heren, Nicodemus? Nicodemus is totaal in de war. Wat moet hij hiermee? Want alzo lief heeft God de wereld gehad. Jezus kwam om de zonden te verzoenen. Als je Hem aanneemt als je Redder en Verlosser, dan zijn je zonden vergeven. Messias Jezus kwam om te behou­den, niet om te veroordelen. Maar dan moet je wel geloven. En dat geloof ont­vang je van Hem.

Het oordeel is dat het licht kwam, maar de mensen hadden de duisternis liever dan het licht. Want hun werken waren boos. Daarom moet je naar het licht gaan, daar is de waarheid en daar is het leven. Daar is het Koninkrijk van God. Daar gaat het om. Lees dit stuk nog eens. En nog eens. Maak het je eigen. Het is zo eerlijk en openbarend. Je moet het gewoon toepassen op jezelf. Het is niet, dat jij een bepaalde waarheid moet gaan uitvinden of bedenken. Neen, je moet gewoon in deze waarheid gaan staan; het is de meest logische waarheid die bestaat. Want licht is licht en duisternis is duisternis. Dat weten we alle­maal. Dat hoef je elkaar niet uit te leggen. Daarom: Ga naar het licht! Dan ga je bij de duisternis vandaan en daar kunnen we nu op dit moment voor onszelf van alles voor invullen. Daar hoeven we niet zover over na te denken. Dan zie je het principe bij jezelf in de praktijk in werking. Ook dat de duisternis steeds weer op de loer ligt, dat weten we ook maar al te goed. We moeten opnieuw geboren worden. Nicodemus zat vast in zijn theologie, maar wij worden vrijgemaakt door het licht en leven en het offer van Messias Jezus. Glorie voor zijn Naam! Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe!

Johannes 3:22-4:42

15 maart [1]

3:26

die doopt en allen gaan tot Hem.

3:29

verblijdt zich met blijdschap over de stem van den bruidegom.

3:30

Hij moet wassen, ik moet minder worden.

3:36

Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.

4:10

en Hij zou u levend water hebben gegeven.

4:14

maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven.

4:21

Geloof Mij, vrouw, de ure komt, dat gij noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden.

4:24

God is geest en wie Hem aanbidden, moeten aanbidden in geest en in waarheid.

4:26

Ik, die met u spreekt, ben het.

4:35

beschouwt de velden, dat zij wit zijn om te oogsten.

4:38

anderen hebben gearbeid en gij hebt de vrucht van hun arbeid geplukt.

4:42

dat deze waarlijk de Heiland der wereld is.

Hij moet wassen, ik moet minder worden. Dat zegt Johannes, die de Here Jezus laat voorgaan. Hij is van God gekomen en hij spreekt de waarheid en wie Hem volgt heeft eeuwig leven. Johannes is de voorloper. Hij kondigde aan. En nu, zie de Mens. Jezus, de Zoon van God. De mensen maken daar problemen over. Johannes, er komen steeds minder mensen bij jou. Dat moet je wel vervelend vinden. Dat gaat zo in het leven. De een gunt de ander het licht in de ogen niet. Afgunst en nijd. Maar bij Johannes geen zweem daarvan. Hij komt uit de hemel en ik maak pas op de plaats, ik ben de vriend van de bruidegom die voor zijn bruid gekomen is.

Jezus gaat door Samaria. Daar ontspint zich dit gesprek met een Samaritaanse vrouw. Joden gaan niet om met Samaritanen. Wat nou? Daar zit een verhaal in. Jezus vraagt te drinken. Dan onspint zich dit gesprek met deze publieke vrouw, die al veel mannen gehad heeft. Die kan niet deugen. Ze durft ook wel te vragen. Ze heeft toch niets te verliezen. Jezus kijkt dwars door haar heen. Het water dat ik geef zal je nooit meer dorstig maken maar het zal in je op­springen als een fontein tot het eeuwige leven. Wat een verhaal. Dan legt Jezus haar verleden bloot. Zo gaat het ook met ons. We kunnen wel denken, dat we van alles voor Hem kunnen verbergen, maar hij confronteert ons er­mee. En dat is levensreddend. Anders zouden we ons hele leven er mee rond kunnen lopen en dat is levensgevaarlijk. Ze gaat naar de stad en vertelt het rond.

De discipelen komen terug en snappen er niets van. Wat doet Jezus nu weer buitengewoons. Ze hebben speciaal eten gehaald en Jezus eet niet. Vreemd. Hij zegt, om het nog eens te benadrukken, dat zijn spijze is de wil van zijn Vader te doen. En zijn Vader wil mensen redden, zoals ook deze Samaritaanse vrouw. De velden zijn wit om te oogsten, zien jullie dat dan niet? Doe toch eens je ogen open. Zit niet almaar te hakketakken over wat wel en wat niet mag. Ga de boer op. Ga, want de zaaier heeft gezaaid en nu kan de maaier de oogst binnenhalen. De een zaait, de ander maait. Zo is het leven, We hebben elkaar nodig. Er komt geloof in de stad Sichar. Ze erkennen dat Jezus waarlijk de Heiland der wereld is. Nou, nou. En dat dan wel bij de Samaritanen. Dat kan toch nooit goed zijn? Daar zal ook wel het nodige over gezegd zijn. De discipelen zullen daar ook moeite mee gehad hebben. Waarom moest het nu net weer tegendraads zijn? Het lijkt erop of Jezus het er om doet.

We moeten steeds weer ontdekken, dat het gaat om het eeuwige leven, om de fontein van het leven. Daar moet alles voor wijken. Daar past geen getheologi­seer en gedogmatiseer in. Daar past de van-hart-tot-hart-relatie van de Heer met zijn kinderen bij. En daar moeten we steeds weer naar terug. We hebben er zo maar weer een systeem van gemaakt, terwijl het gaat om God en de mens. In genade. Dicht bij de mensen blijven.

Johannes 4:43-5:18

16 maart [1]

4:50

Ga heen, uw zoon leeft!

4:53

Uw zoon leeft, en hij werd zelf gelovig en zijn gehele huis.

5:7

ik heb geen mens om mij, zodra er beweging komt in het water, in het bad te werpen;…

5:8

Sta op, neem uw matras op en wandel.

5:10

Nu was het sabbat op die dag.

5:16

En daarom wilden de Joden Jezus vervolgen, omdat Hij deze dingen op de sabbat deed.

5:17

Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook.

5:18

te doden,… maar ook God zijn eigen Vader noemde…

De hoveling gelooft. Uw zoon is genezen. Na de wijn, nu ook deze genezing. Heel het dorp spreekt ervan. En wie heeft ooit gehoord, dat een hoveling te biecht gaat bij een Jood? En nu gelooft hij ook nog dat deze Jood de Messias is. Dat is toch onbegrijpelijk. En daarom is het te geloven. We moeten in won­deren en tekenen geloven. Niets is onmogelijk bij God.

Vervolgens de gebeurtenis van het water en de man die al achtendertig jaar niet in het water kon komen, want altijd gingen anderen voor. Het is toch vre­selijk. Wat een lijden. Wat een wachten. Wat een pijnlijke ervaring. Is er dan al die achtendertig jaren niemand geweest die gedacht heeft: Kom laat ik nu deze man een kans geven? Neen. Hij heeft niemand om hem naar het water te dragen. Hij heeft er al in berust. Het zal wel nooit anders worden. En dan die vraag. Wilt gij gezond worden? Neem uw matras op en wandel, hoort hij zeg­gen. En hij gelooft het en doet het. Maar, o, heden, het is sabbat vandaag. En ja hoor, de kerkelijke scherpslijpers komen al en zeggen: Weet je niet dat je geen matras op sabbat mag dragen. Dat kan niet. Dat is heel ernstig. En wat de man ook vertelt, dat mag niet. Nu willen ze Jezus nog meer vervolgen, omdat Hij, volgens hen, tegen de wet in gaat en dingen op sabbat doet. En het boven­dien ook nog in verband brengt met zijn Vader, Die ook op sabbat zou wer­ken. Dan is het helemaal te gek. Hij noemt Zich ook nog de Zoon van zijn Va­der. Dat is heiligschennis. Daar moet de dood op volgen. Dan gaan ze aan de slag om Hem te pakken. Ze zijn overal om op te letten of ze Hem kunnen do­den.

Vreselijk toch? Wat zijn ook wij vaak op uiterlijkheden lettende scherpslij­pers. Als een ander uit ons zogenaamde gareel loopt, dan zijn we er al als de kippen bij, om zout op slakken te leggen. Dat is vreselijk. Daar zit het christe­lijke leven vol van. Daar moeten we ons voor eens en voor altijd van bekeren. Wat heeft er een ellende in de geschiedenis van de kerk plaatsgevonden. Maar ook nu lezen we het weer, als een oproep om ons ervan te bekeren. Bekeert u en gelooft het evangelie. Hij is gekomen om vrijheid te verkondigen.

Johannes 5:19-6:15

17 maart [1]

5:20

en Hij zal Hem grotere werken tonen dan deze, opdat gij u verwondert.

5:21

Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij wil.

5:24

heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven.

5:29

en zij zullen uitgaan, wie het goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel.

5:38

want die Hij gezonden heeft, gelooft gij niet.

5:39

Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen,

5:40

en toch wilt gij niet tot Mij komen om leven te hebben.

5:45

uw aanklager is Mozes, op wie gij uw hoop gevestigd hebt.

5:46

Want indien gij Mozes geloofdet, zoudt gij ook Mij geloven, want hij heeft van Mij geschreven.

6:3

En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen.

6:11

Jezus dan nam de broden, dankte en verdeelde ze onder hen, die daar zaten, evenzo van de vissen, zoveel zij wensten.

6:15

en Hem met geweld meevoeren om Hem koning te maken, trok Hij Zich weder terug in het gebergte, geheel alleen.

6:20

Ik ben het, weest miet bevreesd.

Jezus geeft een getuigenis over Zichzelf. Hij benadrukt de eenheid met de Va­der. Hij kan niets uit Zichzelf doen. Alles wat de Vader Hem zegt, dat doet Hij. Hij is uit de Vader. De Vader en de Zoon, zijn één. Wie de Vader eert, eert de Zoon en andersom ook en dan heb je het eeuwige leven. Hij heeft de macht over dood en leven. Zijn stem zal klinken en de graven zullen geopend worden en zij die naar zijn stem gehoord hebben, zullen opstaan ten eeuwige leven en niet in het oordeel vallen. Want je bent al overgegaan van de dood in het leven. Daarom klinkt de oproep om Hem te volgen. Want Hij heeft macht om het eeuwige leven te geven. Jezus is de Zoon van God. En jullie moeten luisteren naar wat Hij zegt en doet. Grotere dingen, dan wat je tot nu toe ge­zien hebt, gebeuren.

Jullie onderzoeken de Schriften. Om eeuwig leven te hebben, goed. Ik klaag jullie niet aan. Maar Mozes, die spreekt over de Messias, geloven jullie niet. Hoe zullen jullie dan ooit Mij geloven? Dat is de tragiek van jullie hardnek­kigheid. Daarom is het belangrijk dat we de Schriften geloven. Net als de Jo­den niet geloofden in de profetie van de komst van de Messias, hebben wij de profetieën over de wederkomst en wat er met land en volk van God gebeuren gaat, vergeestelijkt. We geloven het niet, al eeuwen lang niet. Daarom zijn we het spoor bijster geraakt. En dat is heel gevaarlijk. Daar moeten wij ons van bekeren. Om het in Jezus woorden te zeggen: Indien jullie die woorden van Mij over wat er gaat gebeuren niet geloven, dan kunnen jullie ook geen stand­houden in de tijd die gaat komen. Daarom is absolute gehoorzaamheid aan het Woord van God voorwaarde om staande te blijven. Dus, geloven in wat er staat. En je bekeren van de leugen van de vervangingstheologie. Doen en met grote spoed! Voordat het te laat is. Wij willen toch allemaal staande blijven in de laatste strijd? Dan moeten we wel het Woord kennen en zeker het profeti­sche woord, dat schijnt als een lamp in de nacht om ons door de wereldpoli­tieke ontwikkelingen te loodsen.

Dan lezen we over de spijziging van de vijfduizend. Wat een wonder. De vrij­zinnige theologen vegen hier de vloer mee aan. Het is een verhaal en geen feit. Er zijn nog een paar mensen die geloven dat het echt waar is. Zielig. Wij we­ten wel beter. Jezus ziet een grote schare. Hij stelt zijn discipelen op de proef. En dan worden ze allemaal gevoed. Hij dankte en brak het brood; er kwam geen einde aan. De mensen geloven dat Hij waarlijk de profeet is die in de we­reld zou komen. En dan moet Jezus Zich verbergen. Want hun verwachting is dat Hij de Koning is Die hen zal bevrijden van de Romeinen, de bezettende macht. Maar dat gebeurt niet. Wat een tragiek. Ze begrijpen Jesaja 53 niet, dat het eerst gaat om een lijdende knecht des Heren. Het is de bevestiging dat de Farizeeën hen niets vertelden over de profetie. Ook zij hebben de hele boel vergeestelijkt. Vreselijk. Wat een ellende. Wat een tragiek. Wat een tragiek.

Jezus trekt Zich terug in het gebergte, geheel alleen. Wat een lijden aan zijn lijden. Niet begrepen. Wat een ongeloof. Wat een tegenstroom. Altijd maar opboksen. Altijd maar vechten. De boze gaat tekeer. Dat gaat almaar door. Wij moeten daarom heel dicht bij Jezus en zijn Woord schuilen. Anders raken we voortdurend in de war. Er gebeurt zoveel, maar Jezus is de veilige haven.

Johannes 6:16-66

18 maart [1]

6:17

En het was reeds donker geworden en Jezus was nog niet tot hen gekomen,…

6:19

zagen zij Jezus over de zee gaan en dicht bij het schip komen, en zij werden bevreesd.

6:20

Ik ben het, weest niet bevreesd.

6:21

en terstond bereikte het schip het land, waar zij heengingen.

6:24

en kwamen te Kapernaüm om Jezus te zoeken.

6:27

Werkt, niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal;…

6:29

Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft.

6:32

maar mijn Vader geeft u het ware brood uit den hemel; want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft.

6:35

Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren, en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten.

6:40

Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die den Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik hem zal hem opwekken ten jongsten dage.

6:44

Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

6:47

Wie gelooft, heeft eeuwig leven.

6:48

Ik ben het brood des levens.

6:51

Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.

6:54

Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

6:58

wie dit brood eet, zal in eeuwigheid leven.

6:60

Deze rede is hard, wie kan haar aanhoren?

6:63

De Geest is het, die levend maakt,…

6:66

Van toen af keerden velen van zijn discipelen terug en gingen niet langer met Hem mede.

Er komt een hele preek uit die wonderbare spijziging. Ze gaan achter Jezus aan. Hoe zit dat nu? Het scheepje is weggevaren, zonder Jezus en toch is Hij in Kapernaüm, dat kan toch niet? Ze gaan terug naar de plaats van de spijzi­ging. Dan ook maar met schepen naar Kapernaüm. Ze willen dat nog wel eens meemaken. Ook de discipelen zijn bang als ze Jezus vlak bij hun schip op het water zien lopen. Ik ben het, weest niet bevreesd. Hoe kun je nu bang zijn voor Jezus. En terstond is het schip aan het land. Maar het stormde toch? Weer een wonder. Ze zijn er al. God beheerst de elementen. Hij kan er dwars door heen gaan. O, Here God, wat een wonder. Wat een almacht. Laten we toch alstublieft ons eigen denken ondergeschikt maken aan uw almacht. Dan zijn we tot veel meer in staat. U geeft alle kracht. Het kan stormen op het meer van je leven, je kunt bang worden, maar Hij is er altijd. Hij komt zelfs over de golven aanlopen. Wees niet bang, geloof alleen.

Hierna leert Jezus verder over het brood. Ja, de HERE God gaf het manna in de woestijn. Niet Mozes. Maar Jezus geeft het ware brood des levens. Hij is het brood des levens. Wie dat eet, heeft het eeuwige leven. Hij zal nooit meer hongeren en dorsten. Hij zal leven en eeuwig leven. Jezus kwam van God om de wil van zijn Vader te doen. Hij kwam om leven en overvloed te geven. Hij kwam om de zonden te verzoenen. Om zijn leven af te leggen en weer op te nemen. Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke. Het is niet Jezus, de zoon van de timmerman, maar het is de Zoon van God. De Vader trekt en de Zoon voert uit. Hij trekt ons. Het gaat om ge­loof. En wie gelooft, heeft eeuwig leven. Wanneer je gelooft, zul je het niet over je lippen krijgen, dat je het zelf uitgevonden hebt. Je zult alleen maar je knieën buigen en God danken dat Hij dat geloof in je hart gelegd heeft. Het kan alleen maar van God komen. En dat aanbod geldt voor iedereen. Je moet je hart openstellen. God klopt aan de deur van je hart. Het ligt niet aan Hem; Hij wil binnenkomen. We moeten die stemmen van twijfel en ongeloof en eigengereidheid en ons eigen karakter en wat er al niet meer in de weg staat, ondergeschikt maken aan de wil van God. En dat kan. Want als ik tot geloof gekomen mag zijn, dan kan iedereen het, niemand uitgezonderd. Luister dus naar zijn stem.

Dit is een prachtig hoofdstuk om tot geloof te komen. Je moet er niet overheen lezen. Je moet het met je hart lezen. Het gaat om God, Die zijn liefde wil uit­storten in het leven van iedereen om eeuwig leven te geven. Hier sterven we, maar het gaat om eeuwig leven. We moeten zijn bloed drinken en zijn vlees eten. We moeten één met Hem worden, zoals Hij één is met de Vader. Hij legt zijn leven af, opdat wij eeuwig leven hebben. En Hij wekt ons op ten jongste dage. Daar gaat het om. Dat is nieuw voor de hoorders in de synagoge van Ka­pernaüm. Dat gaat tegen de gevestigde leer in. Daar krijgen ze moeilijkheden mee. Deze rede is hard, roepen ze dan ook. Jezus merkt het en zegt: De Geest is het, die levend maakt. Het gaat om God, Die dit leven geeft. Niemand kan tot Hem komen, dan dat de Vader hem trekke. Het gaat van God uit. Dat is het ware brood. Zij bekeken alles door de bril van de religie van de schriftgeleer­den. Zij hadden Mozes en de profeten. Maar deze leer is van Jezus, de Zoon van Jozef, de timmerman uit Nazareth. Zou die iets nieuws kunnen brengen? En opnieuw is er de afwijzing van de Messias. Jezus wist wie Hem zou afval­len. Ze zochten immers om Hem te doden. Wat een tragiek. Zo dicht bij het heil en dan toch ondergaan. Verschrikkelijk! En de conclusie is dan ook, dat velen van zijn discipelen terug gaan en niet langer met Hem meegaan. De grond wordt te heet onder hun voeten. Bang voor hun baan, voor hun positie. Bang voor de consequentie. Vooral niet uit je religieus systeem vallen.

Hoe staat het met ons? Gaan we onvoorwaardelijk met Jezus mee? De Here zegene ons. Hij leeft! Prijs de Heer! Hij is het brood. We hebben geen honger en geen dorst meer, tot in eeuwigheid. Prijs de Heer!

Johannes 6:67-7:36

19 maart [1]

6:67

Gij wilt toch ook niet weggaan?

6:68

Gij hebt woorden van eeuwig leven;…

6:71

En een van u is een duivel.

7:4

maakt, dat Gij bekend wordt aan de wereld.

7:7

maar Mij haat zij, omdat Ik van haar getuig, dat haar werken boos zijn.

7:16

Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft;…

7:23

zijt gij dan op Mij vertoornd, omdat Ik op sabbat een gehele mens gezond gemaakt heb?

7:27

doch wanneer de Christus komt, weet niemand, vanwaar Hij is.

7:29

Ik ken Hem, want Ik kom van Hem en Hij heeft Mij gezonden.

7:30

Zij trachtten Hem dan te grijpen, maar niemand sloeg de hand aan Hem, want zijn ure was nog niet gekomen.

7:36

Wat is dit voor een woord, dat Hij gesproken heeft: Gij zult Mij zoeken en niet vinden, en: Waar Ik ben, kunt gij niet komen?

Jezus, Je moet Je niet terugtrekken. Je moet Je bekend maken aan de wereld. Je doet zulke wonderen, dat moeten alle mensen weten. Je moet Je niet verber­gen. Je moet de media gebruiken het rond te bazuinen. Dat zegt de wereld, dat zeggen de broeders van Jezus. Maar Jezus gaat pas later in het geheim naar het feest. Ze willen Hem doden, want Hij gooit het hele religieuze bouwwerk om­ver. Er is veel gepraat over Hem. Jezus neemt daar Zelf ook aan deel. Ze heb­ben het steeds maar over Mozes, die ze hebben; Mozes is hun leraar. En nu komt Jezus en wijkt daar van af. Hij geneest op sabbat. Dat heeft Mozes nu juist verboden. Maar Jezus zegt dat Mozes ook op de sabbat besnijdt, wat heb­ben we er dan van te zeggen dat Jezus op de sabbat de gehele mens geneest? Maar dat nemen ze natuurlijk niet. Dat is weer olie op het vuur. Zie je nu wel? Weg met deze nieuwlichter. En hoor nu eens, Hij zegt dat Hij van boven komt. Dat kan Hij nu wel zeggen, maar wat bedoelt Hij toch? We kennen toch zijn vader en zijn moeder? Maar als de Messias echt komt, dan weet niemand van­waar Hij komt. Dat was kennelijk de Messiasverwachting van toen, dat de Messias zo maar zou verschijnen. Neen, dan kan Jezus de zoon van de timer­man het niet zijn. Maar het volk denkt toch: Maar kan de Messias dan meer wonderen doen dan deze Jezus? De Farizeeën worden bang en willen Hem nu echt grijpen. Maar het gebeurt niet, want zijn ure is nog niet gekomen.

Het gaat allemaal volgens Gods plan en op Gods tijd. Dat gold toen en dat geldt nu. Daar moeten we goed rekening mee houden. Wij begrijpen het mis­schien wel niet allemaal, maar het gaat allemaal op Gods tijd. Dat maakt ons afhankelijk en geduldig en gehoorzaam. Jezus kondigt zijn dood aan, maar daar begrijpen ze helemaal niets van. Dat is teveel voor hen en dat blijft dan ook hier maar hangen. Waar Ik ben, kunt gij niet komen. Ja, maar waar gaat Hij dan heen? Naar de Griekse verstrooiing? Ze snappen er niets van. Snappen wij er iets van? De geestelijke leiders knarsen hun tanden. Ze zweren samen: Hij moet weg. Het kan niet lang meer duren.

Johannes 7:37-8:20

20 maart [1]

7:37

Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke!

7:38

Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.

7:46

Nooit heeft een mens zó gesproken, als deze mens spreekt!

7:49

Maar die schare, die de wet niet kent, vervloekt zijn zij!

7:52

Ga maar na en zie, dat uit Galilea geen profeet opstaat.

8:5

en in de wet heeft Mozes ons bevolen zulken te stenigen;…

8:6

opdat zij iets hadden om Hem aan te klagen.

8:7

Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar.

8:9

gingen zij één voor één weg,…

8:11

Ga heen, zondig van nu af niet meer!

8:12

Ik ben het licht der wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben.

8:18

Ik ben het, die van Mijzelf getuig, en ook de Vader, die Mij gezonden heeft, getuigt van Mij.

8:19

Noch Mij, noch mijn Vader kent gij: Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader kennen.

Indien iemand dorst heeft, hij kome tot Mij en drinke. Kom tot Jezus! Dat was de roep toen en dat is de roep nu. Kom tot Jezus! Als je dorst hebt, drink van Mij. Ik zal je te drinken geven. En als je Mij gelooft, stromen van levend wa­ter zullen uit je binnenste vloeien. Dat was revolutionaire taal die daar klonk. Wat wil die nieuwlichter wel? De mensen staan versteld over zijn woorden. Is Hij dan toch de Messias? Maar de Messias kan toch niet uit Nazareth komen? Maar zijn ze dan vergeten dat hij in Bethlehem geboren is? Ze laten Hem in de gaten houden, maar de spionerende dienaars zijn ook onder de indruk van zijn woorden. De Farizeeën raken in verwarring. Nicodemus komt weer ten tonele. Hij is in de nacht naar Jezus gegaan. En Hij zegt: Je moet toch weten wat Iemand zegt voordat je Hem veroordeelt? Ze beschuldigen Nicodemus of hij soms ook een volgeling is. Maar Nicodemus, doe niet zo dom, de Messias kan toch niet uit Nazareth komen? En zo zijn ze almaar bezig om Hem te pakken. Maar ze grijpen Hem niet, want zijn ure is nog niet gekomen. Ik denk dat Jo­hannes Nicodemus goed kent. Ik denk dat hij hier later veel met hem over gesproken heeft. In het begin was hij wel een geheime volgeling van Messias Jezus. Maar de agressie van de religieuze leiders is zo sterk dat ze Hem hoe dan ook, uit de weg willen ruimen. Hoe meer het volk onder de indruk is van zijn wonderen, hoe feller ze worden en hoe groter de spoed om Hem uit de weg te ruimen.

Om Hem maar te kunnen aanklagen, komen ze met allerlei zaken bij Jezus. Deze keer gebruiken ze daarvoor een overspelige vrouw. Ze hebben haar op heterdaad betrapt en hopen dat Jezus zal zeggen dat ze haar moeten stenigen. En als Hij dat zou zeggen, dan zullen ze hem aanklagen bij de Romeinen, want de Joden mochten zelf niet iemand stenigen of doden. Maar Jezus doorziet hun bedoeling. Hij bukt zich en schrijft met de vinger op de grond. Maar dan richt Hij Zich op en zegt: Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar. En ze dropen af. Want niemand is zonder zonde. Trouwens, ik vraag me steeds meer af, hoe hebben ze deze vrouw op heterdaad hebben kunnen betrappen? En waar is de man die het gedaan heeft? Houden ze die de hand boven het hoofd? En dan staat die vrouw alleen bij Jezus. Zij denkt, nu zal het wel gebeuren. Nu zal ik er wel van langs krijgen, maar dan zegt Jezus ontwapenend: Ga heen en zondig van nu af niet meer. Ik denk dat Jezus dat helemaal niet gezegd heeft, want volgens sommigen is dit vers er later aan toegevoegd omdat men vond dat het verhaal niet af was. Maar ik denk dat zij Jezus ziende, is weggegaan, onder de indruk, voor de rest van haar leven van de liefde van Jezus. Wat een machtig getuigenis.

En dan roept Jezus met luider stem: Ik ben het licht der wereld, wie Mij volgt zal nimmer in de duisternis wandelen. Maar hij zal het licht des levens heb­ben. De Farizeeën staan er weer direct bij. Ze zeggen: Gij getuigt van Uzelf, uw getuigenis is niet waar, want een getuigenis moet op minstens twee bron­nen gebaseerd worden. En dan ontspint zich een finale discussie. Jezus ziet de eenheid tussen de Vader en Hem. Dat kan helemaal niet. De Vader en deze Jezus één? Grotere godslastering kun je niet bedenken. Ik en de Vader zijn één. Mijn getuigenis is waar, omdat Ik en de Vader één zijn. Jullie kennen de Vader niet, want anders zou je Mij wel gekend hebben. Maar dat is wel het allerergste wat je tegen hen zeggen kunt. Dat is verschrikkelijk. Dat is God­schennis. Nu weten ze helemaal zeker dat ze Hem moeten grijpen, maar het lukt niet, want Zijn ure was nog niet gekomen.

Johannes 8: 21-59

21 maart [1]

8:21

en in uw zonde zult gij sterven;…

8:22

Hij zal toch geen zelfmoord plegen,…

8:23

Ik ben van boven; gij zijt van deze wereld,…

8:29

En die Mij gezonden heeft, is met Mij. Hij heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt.

8:31

Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij

8:32

en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.

8:36

Wanneer dan de Zoon u vrij gemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn.

8:43

Omdat gij mijn woord niet kunt horen.

8:44

Die was een mensenmoorder van den beginne en staat niet in de waarheid, want er is in hem geen waarheid. …want hij is een leugenaar en de vader der leugen.

8:48

Zeggen wij niet terecht, dat Gij een Samaritaan zijt en bezeten zijt?

8:51

Ik zeg u, indien iemand mijn woord bewaard heeft, hij zal de dood in eeuwigheid niet aanschouwen.

8:57

Gij zijt nog geen vijftig jaar en hebt Gij Abraham gezien?

8:58

Eer Abraham was, ben Ik.

8:59

maar Jezus verborg zich en verliet de tempel.

De Joden begrijpen er niets van. Hoe meer Jezus over Zichzelf openbaar maakt, hoe meer ze tot de conclusie komen, dat Hij bezeten is. Ik ben van bo­ven, jullie zijn van beneden. Ik kom van de Vader. Ik doe de dingen die van de Vader zijn. De dingen die van boven zijn. Als jullie in mijn Woord blijven, dan heb je de waarheid en de waarheid zal jullie vrijmaken. Het gaat erom dat je waarlijk in de Zoon blijft. Jullie trachten Mij te doden, maar als jullie wer­kelijk Abrahams nageslacht zoudt zijn, dan zouden jullie Mij eren. Want Abraham heeft naar deze dag verlangd. Hij heeft het gezien, want hij leefde in de verwachting van de profetie. Wij hebben Abraham tot vader zeggen jullie, maar dan zouden jullie Mij niet willen doden. Want meer dan Abraham is hier. Nu is het wel te gek. Ze zijn er nu echt van overtuigd dat Hij bezeten is. Het zijn twee werelden die met elkaar botsen. Het is non-communicatie. Zij denken vanuit het platte vlak. Zij hebben er geen begrip van en willen niet aannemen dat ze te maken hebben met hun Messias, de Zoon van God. Dat begrip stuit hen zo tegen de borst. God heeft geen Zoon. God is één. Als zij het Woord van God geloven, dan zullen zij in eeuwigheid de dood niet zien, zegt Jezus. Vanuit de geloofstaal prachtige woorden, maar voor iemand die je met argusogen volgt, is het wartaal, is het nonsens. Zo reageren ze dan ook. Het einde van het liedje is dat ze stenen pakken.

Jezus wist wel dat Hij dit met zijn woorden bereikte. Hij wist dat ze erop uit waren om Hem te doden. Hij wist dat ze Hem zouden afwijzen. Dat Hij moest lijden en sterven. Het is wel verschrikkelijk dat Hij voor dit volk komt en dat ze Hem, ondanks dat Hij niets dan goed doet, afwijzen en uit de weg willen ruimen. Nu grijpen ze al naar stenen om Hem te stenigen. Ze zijn zo boos, dat ze Hem meteen uit de weg willen ruimen. Maar Jezus trekt zich terug, ver­bergt Zich voor hen. Nu is het einde wel gekomen. Wij zouden, denk ik, zeg­gen, waarom moet je ook zo de confrontatie zoeken? Moet je niet zorgen dat je met de ander in gesprek blijft? Het is toch eigenlijk ook wel verschrikkelijk wat Jezus allemaal zegt. Hij lokt het ook Zelf uit. Maar de werkelijkheid van dit geredeneer is, dat Jezus de waarheid spreekt, die confronterend haaks staat op hun leugen. De waarheid zal je vrij maken. Het gaat dus om waarheid te­genover leugen. Daar past geen zwakke, afzwakkende, leuke taal bij. Dat is alleen maar de waarheid. En wie het horen wil, die kan het horen. Maar de waarheid komt altijd confronterend tegen de leugen. Als we geloven in de confronterende boodschap van de liefde van God, dan kan je ook niets tegen­houden om die boodschap te brengen aan een wereld verloren in schuld. Glo­rie voor zijn Naam!

Johannes 9:1-41

22 maart [1]

9:2

Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is?

9:3

maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden.

9:5

Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld.

9:7

Hij dan ging heen, wies zich en kwam ziende terug.

9:14

Nu was het sabbat op de dag,…

9:16

Deze mens komt niet van God, want Hij houdt de sabbat niet.

9:22

dat, indien iemand mocht belijden, dat Hij de Christus was, hij uit de synagoge zou worden gebannen.

9:28

Gij zijt een discipel van Hem, maar wij zijn discipelen van Mozes;…

9:33

Als deze niet van God was gekomen, Hij had niets kunnen doen.

9:34

En zij wierpen hem uit.

9:39

Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden.

9:41

maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde.

Dat is een hele uitleg. Daar zit geweldig veel in. Het is niet voor niets dat Jo­hannes dit voorval uitvoerig behandeld. Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is? Dat geloofden ze. Ziekte is een gevolg van de zonde. Dus er moet zonde zijn in deze man of in zijn familie. Dus zeg het maar. Wat een indruk is dat op de mensen. Iedereen die een afwijking had, was dus in de zonde. Werd dus aangezien als iemand die een zonde had ge­daan. Wat een beschuldiging. Jezus zegt het ontwapenend, dat dit niet het ge­val is. Deze man is blind geboren, opdat de werken van God in hem geopen­baard worden. En Jezus geneest hem. Wat een wonder. Jezus maakt slijk, smeert het op z’n ogen en zegt: Was het in het badwater van Siloam. De man kan zien. Wat een wonder. Daar zie je de hoogmogende schriftgeleerden al weer komen. En begint opnieuw een dispuut. Jezus genas weer op sabbat. Dat kan dus niet uit God zijn, want op sabbat doe je deze dingen niet. De wet van Mozes is daar heel duidelijk in. Weggeschreven, deze zondige nieuwlichter. De ouders van de genezen man zijn voorzichtig. Want ze willen niet het ge­vaar lopen uit de synagoge gegooid te worden. Want ieder die zich met Jezus ophield en zei dat Hij van God kwam, kon vertrekken. Maar de voormalige blinde gaat tegen de schriftgeleerden in. Hij zegt: Het kan toch niet anders dat Jezus van God komt, anders zou Hij toch niet mijn ogen kunnen openen. En dan zeggen ze: Gij zijt geheel in zonden geboren en wilt gij ons leren? Hij was toch de blindgeborene, de man die zondig was, anders was hij niet blindgebo­ren. Hij kan nu wel zien, maar hij was geheel in de zonde geboren. En hij zou nu de rechtvaardige, geestelijke leidslieden iets vertellen en leren? Ze gooien hem er uit. Weg met hem.

Jezus ontmoet hem en hij gelooft. Wat Jezus dan zegt dat is een woord dat we heel goed tot ons moeten nemen. Want daar ligt de beslissing voor iedereen. Dus ook voor ons. Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden. Kijk, daar heb je het. Er zijn zoveel religieuze mensen die denken dat ze de wijsheid in pacht hebben. En er zijn zoveel mensen die denken dat het niet voor hen is. Maar het geheim is, dat Jezus kwam om blinden ziende te maken. En al die mensen die hooghartig denken dat ze alles zien, die worden blind, die zijn blind. Dat is een geweldi­ge, openbarende en bevrijdende boodschap. Voor hen die nog niet zien. Maar ook voor hen die denken dat ze zien. Het enige wat we allemaal moeten doen, is ons overgeven aan koning Jezus. Want Hij is gekomen om zondaars te zoe­ken en hen het eeuwig leven te geven. Jezus, en Jezus alleen. Prijs de Heer!

Johannes 10:1-42

23 maart [1]

10:1

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie niet door de deur de schaapskooi binnenkomt, maar op een andere plaats inklimt, die is een dief en een rover;

10:2

maar wie door de deur binnenkomt, is de herder der schapen.

10:3

Voor hem doet de deurwachter open en de schapen horen naar zijn stem en hij roept zijn eigen schapen bij name en voert ze naar buiten.

10:4

Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen;

10:5

maar een vreemde zullen zij voorzeker niet volgen, doch zij zullen van hem weglopen, omdat zij de stem der vreemden niet kennen.

10:6

In dit beeld sprak Jezus tot hen, maar zij begrepen niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak.

10:7

Jezus zeide dan nogmaals: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen.

10:8

Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord.

10:9

Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden.

10:10

De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.

10:11

Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen;

10:12

maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen –

10:13

want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte.

10:14

Ik ben de goede herder en Ik ken de mijne en de mijne kennen Mij,

10:15

gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven in voor de schapen.

10:16

Nog andere schapen heb Ik, die niet van deze stal zijn;…

10:17

omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen.

10:18

dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen.

10:25

Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet;…

10:26

omdat gij niet tot mijn schapen behoort.

10:27

Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij,

10:28

en Ik geef hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker niet verloren gaan in eeuwigheid en niemand zal ze uit mijn hand roven.

10:36

Gij lastert, omdat Ik heb gezegd: Ik ben Gods Zoon?

10:38

opdat gij weten en erkennen moogt, dat de Vader in Mij is en Ik in de Vader.

10:41

maar al wat Johannes van deze zeide, was waar.

Het prachtige hoofdstuk over de Goede Herder. Helemaal waard om helemaal uit te schrijven en ook helemaal uit je hoofd te leren. Het is in dit land ook een uitermate aansprekend voorbeeld, want het waren allemaal herders en kudden. Iedereen wist precies waar Jezus het over had. Het beeld van de herder wordt ook heel veel in het oude testament gebruikt. Ezechiël 34 bijvoorbeeld. God is de goede herder. Er waren ook slechte herders, die de schapen niet weiden. Ik zal die herders, zegt God over hen. Hij zal Zelf het heft in handen nemen en de slechte herders wegjagen en zijn volk Zelf het beloofde land in brengen. Hij zal alles herstellen. Deze goede herder is een profetisch getuigenis van Jezus.

De mensen om Hem heen begrepen er niets van. Hij heeft het maar over zijn Vader. En dat Hij en de Vader één zijn. Wat hebben de Farizeeën en de schriftgeleerden er een harde leer van gemaakt. Zij waren niet de goede her­ders. Zij waren de huurlingen, dat zal je maar gezegd worden. Jij denkt dat je het goed doet en dan komt daar iemand die het omgekeerde zegt. Daarom is het ontzettend belangrijk dat we steeds weer ons richten op de woorden van God. Het gaat niet om een dogmatiek. Het gaat om de woorden van God Zelf. De waarheid zal je vrij maken. Het gaat om het volgen van Jezus en doen wat Hij zegt. Dat herhaalt Jezus ook telkens weer. Het lijkt wel of er voortdurend een waarschuwing uit moet gaan, dat we het Woord van God niet weer in een keurslijf stoppen, waar de mens dan onder gebukt gaat. Het Woord van God maakt vrij. Wat hebben wij er hier ook een potje van gemaakt. We hebben er ook knellende banden omheen gedaan. Dat is gevaarlijk. Daar moeten wij ons weer van bekeren, wat is er een sterk bevindelijk christendom, dat de blijheid en de verzoeningen en de vergeving heeft gebonden. Daar is ons lage landje aan de zee mee overgoten. Daar moeten we ons van bekeren, daar moeten we krachtig tegen in gaan. Daar redden we de mensen niet mee. Er moet een ver­nieuwing komen. Dank u Heer, voor uw geweldig Woord. Ik word er steeds enthousiaster van. Help Mij om het door te geven, te proclameren. Het is het mooiste wat je kunt doen.

Ik heb nog andere schapen, die niet van deze stal zijn. Dat zijn de tien stam­men in de verstrooiing. Dat zijn de gelovigen uit de heidenvolken. Dat zijn wij. Wat een geweldige verbreding. Dat is toch geweldig? Het gaat om het heil voor de volkeren. Hij herstelt de dingen voor de gehele wereld. Het para­dijs was er niet alleen voor de Joden, het uitverkoren volk, maar voor alle vol­keren, daar moet het weer naar terug. Heerlijk om in dat vooruitzicht te leven. Glorie voor zijn Naam! Here Jezus, kom spoedig. Dank U wel.

En dan beginnen ze weer opnieuw. Ze willen Jezus pakken, maar Hij open­baart Zichzelf. Hij is de Zoon van God, en Hij doet niets anders dan de werken die bij de Zoon van God horen. Maar de mensen willen Hem niet geloven. Ze vinden Hem godslasterlijk en ze zullen Hem ook uit de weg ruimen. Godslas­tering, dat is het ergste waar ze Hem van kunnen beschuldigen en straks ge­beurt dat ook. Hij noemt Zichzelf Gods Zoon. Hij is des doods schuldig. Maar zij horen dan ook niet tot zijn schapen. Maar zijn schapen horen en hebben eeuwig leven in Hem. En niemand kan ze uit zijn hand roven. Is dat geen ge­weldige zekerheid? Daarom moeten we ook dicht bij Jezus blijven. Hij is de goede Herder. Het gaat er niet om dat wij alles begrijpen, maar dat wij bij de goede Herder blijven. De goede Herder weet immers wat goed is voor zijn schapen? Daarom is het veilig bij Hem. Dicht bij Jezus blijven, met al je vra­gen en klagen. Ga maar rustig achter Hem aan. Dan komt alles goed. Klinkt dat te eenvoudig? Ja. Maar zo is het met de schapen ook, als ze de verkeerde kant op willen, dan klinkt de stem van de goede Herder. En de stem van de goede Herder klinkt door zijn Woord en door zijn Geest. Het kan niet stuk. Het zijn woorden van eeuwig leven.

Johannes 11:1-32

24 maart [1]

11:4

Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God er door verheerlijkt worde.

11:23

Uw broeder zal opstaan.

11:25

Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven,

11:26

en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat?

Hier opnieuw een verslag over ziekte, de ziekte van Lazarus, die ter ere van God is. Dat is een belangrijke mededeling. Er zijn zoveel zieken. Er is zoveel ziekte. Er gaan zoveel mensen dood. Wij zullen allemaal sterven. En waar gaat het dan om in het leven? Het gaat erom dat God geëerd wordt. Hoe kun je nu in ziekte God eren? Toch is dat heel goed mogelijk. We zien het hier ook weer. Mensen denken dat ziekte zonde is. En dat iemand die ziek is, zonde heeft gedaan en daarom ziek is. En daar gaan heel veel mensen onder gebukt. Er zijn ook mensen die zeggen dat als je niet genezen wordt, je niet genoeg geloof hebt. Ook dat is een drogreden. Wij kennen Gods gedachten niet. God wil verheerlijkt worden, ook in ziekte. Want God gaat boven ziekte uit. De dood en de ziekte zijn een gevolg van de zonde. Dat hoort bij het rijk van de duivel. Maar boven de macht van de duivel uit, gaat de eindeloze macht van Jezus. Hij is bij machte om dwars door ziekte en dood heen, zijn Naam te verheerlijken; we weten vandaag niet wat ons morgen overkomt. Maar we weten wel dat God almachtig is en over dood en leven heerst. Wij mogen ons daarin verlustigen en daarin schuilen. Daar gaat het om.

We zien dat in dit machtige verhaal van Lazarus. Het was een broer van Maria, die Jezus later met mirre zal zalven. Dat was ook al een daad die niet paste. Wie gaat nu met haar haren met zulke dure mirre de voeten van Jezus wassen? Daar had je toch heel wat eten voor de armen van kunnen kopen? Ze hadden er niets van begrepen. Want het ging om de eer van God. Jezus had deze familie lief. Maar toch blijft Hij nog twee dagen langer weg. En dan is Lazarus dood. Ja, als Hij erbij geweest was, dan was hij niet gestorven. Daar zijn Maria en Martha het wel over eens. Maar nu is het te laat. Al geloven ze in zijn kracht. En dan komt Jezus en ziet de wenende menigte. De discipelen hebben eerst nog geprobeerd om Jezus tegen te houden, want ze wisten dat de Joden probeerden Hem om te brengen. Nu toch nog gaan, dat is jezelf in moei­lijkheden brengen. Maar Thomas zegt: Laten we ook gaan om met Hem te sterven. Het is een gewaagde onderneming.

Jezus zegt: uw broeder is niet gestorven. Het is een ziekte niet tot de dood toe, want: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft gij dat? Daar gaat het om. Geloven we dat? Dat is het credo. Daar mogen we uit leven. Jezus is de opstanding en het leven. In Hem geloven is eeuwig leven, ook al sterven we. En dat moet in het sterven van Lazarus duidelijk gemaakt worden. Wat hebben we een machtige Heiland, Die nimmer de zijnen vergeet. Dank U Heer!

Johannes 11:33-57

25 maart [1]

11:33

werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd,…

11:37

niet kunnen maken, dat ook deze niet stierf?

11:38

Jezus dan, wederom bij Zichzelf verbolgen,…

11:40

dat gij, indien gij gelooft, de heerlijkheid Gods zien zult?

11:42

opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt.

11:44

Maakt hem los en laat hem heengaan.

11:50

dat het in uw belang is, dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat.

11:52

maar om ook de verstrooide kinderen Gods bijeen te vergaderen.

11:57

opdat zij Hem konden grijpen.

Jezus wordt verbolgen in de geest en diep ontroerd. Hij ziet alle Joden rouw­klagen. Ze zeggen ook: Waarom heeft Hij niet kunnen voorkomen dat hij stierf, net zoals Hij zovelen genezen heeft? Jezus is opnieuw verbolgen. Hij ziet het huichelachtige. Hij wil het ook nu nog een keer laten zien, opdat de mensen geloven dat Hij van God gezonden is. Hij gaat naar het graf en Laza­rus staat op. Het wonder is geschied. Niet te geloven. Zelfs de doden staan op. Wat een wonder, nu zullen toch wel alle mensen geloven dat Hij van de Vader komt.

Ja, velen geloofden, maar de overpriesters en de Farizeeën kregen het nu wel heet onder de voeten. Ze beraadslagen hoe ze Hem uit de weg kunnen ruimen. Kajafas profeteert en zegt: Het is beter dat één mens sterft, dan dat het hele volk verloren gaat. Hij moet sterven. Plaatsvervangend voor het gehele volk. Jezus moet gedood. Jezus weet het en Hij trekt Zich terug. Hij begeeft Zich niet meer openlijk onder de mensen. Dan wordt het Pascha. De mensen vragen zich af of Jezus nog zal komen. Ze vragen naar Hem. Maar Jezus verbergt Zich. Hij weet dat ze naar Hem zoeken. De religieuze lieden hebben zelfs een beloning op zijn hoofd gezet. Ze zijn wel heel agressief bezig om Jezus uit de weg te ruimen. Hij moet weg.

We denken ook aan al die christenen die vervolgd worden om het geloof. Zij hebben Jezus om bij te schuilen. Wat een ellende, als ook steeds weer op­nieuw, de haat tegen Jezus uitbreekt en er weer nieuwe oorden van gods­dienstvervolging komen. Daarom is het belangrijk dat we blijven proclameren en blijven doorgaan om vast te staan in het geloof. O Here, ontferm U over al die mensen die niet in de vrijheid mogen leven. Wat is er toch altijd een haat tegen U. Here help ons om met betoon van geest en kracht uw Woord en waar­heid te proclameren. Het wordt zo donker in de wereld. Wij mogen het licht blijven verspreiden. Jezus, U riep toch: Ik ben het licht der wereld, wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben.

Johannes 12:1-19

26 maart [1]

12:1

waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt.

12:3

en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren;…

12:5

en aan de armen gegeven?

12:6

maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam.

12:8

want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.

12:9

maar ook opdat zij Lazarus zouden zien,…

12:10

En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden,…

12:13

namen zij palmtakken, gingen uit Hem tegemoet, en riepen: Hosanna, gezegend Hij, die komt in de naam des Heren! en: De koning van Israël!

12:15

Wees niet bevreesd, dochter Sions, zie, uw Koning komt, gezeten op het veulen van een ezel.

12:16

dat dit met het oog op Hem geschreven was…

12:19

De Farizeeën dan zeiden tot elkander: Gij ziet voor uw ogen, dat gij niets bereikt; zie, de gehele wereld loopt Hem na.

Zie de gehele wereld loopt Hem na. Wat moeten we doen? Hoe kunnen we deze nieuwlichter uit de weg ruimen? Kan uit Nazareth iets goeds komen? Het is beter dat één mens sterft voor het volk en niet het gehele volk verloren gaat. We moeten Hem voor altijd het zwijgen opleggen. Doen we dat niet, dan zijn we onze baan kwijt. Dan komen de Romeinen en zullen ons ook uit de weg ruimen. Dan hebben we helemaal niets. En we moeten voorkomen dat er pro­blemen komen op het feest. De mensen waren geheel opgewonden. Want heb je het al gehoord van Lazarus? Die lag al drie dagen in het graf en die is opge­wekt. We hebben het uit de eerste hand. Moet je maar vragen aan die en die. Zij waren erbij. En Jezus riep gewoon: Lazarus, kom naar buiten! En toen kwam hij uit het graf en deed de windsels van zijn voeten en daar was hij. Zo­iets heb je nog nooit gehoord hè? Ja, het is heus waar. Nou, dat wil ik ook wel eens zien. Waar is Jezus? Wie weet waar Hij is? Als je weet waar Hij is, zeg het dan, dan komen wij ook. En de kerkelijke leidslieden zien het. Ze zijn er helemaal van in de war. Wat moeten ze doen? Ze kunnen beter ook Lazarus doden, want het hele volk loopt uit om Lazarus te zien.

Dan komt Jezus en wat doet Hij? Hij gaat uitgerekend bij Maria en Martha op bezoek. Kijk eens, daar is Hij aan tafel en Lazarus is er ook. Als de mensen dat horen, dan gaan ze in drommen naar Bethanië. Dat willen ze wel eens zien. Ondertussen neemt Maria een pot kostbare mirre en zalft de voeten van Jezus en droogt zijn voeten met haar haren af. Je ruikt het in het gehele huis. Judas, de verrader, maakt er aanmerkingen over. Dat is toch verkwisting? Die pot had toch verkocht kunnen worden en hoeveel geld hadden we dan niet aan de ar­men kunnen geven? Maar Jezus ziet de intense liefde van Maria en in haar de erkenning van Hem als haar Messias. Dat zij zich onvoorwaardelijk aan Hem overgeeft en zelfs het kostbaarste niet voor Hem verborgen houdt. Wat is be­langrijker? Schatten op aarde te hebben, maar de schat in de hemel te missen. Judas, de dief van de discipelen, wordt vermanend en veracht toegesproken. Ja, die armen heb je altijd bij je, hoewel je geen fluit om hen geeft, huichelaar, want je besteelt ze ook nog als het even kan, maar Mij heb je niet altijd bij je. Je haalt Mij alleen maar van stal als je Me nodig hebt. Trouwens Ik ga ook naar de Vader en dan zal Ik niet meer bij jullie zijn. Laat haar begaan en het bewaren voor de dag van mijn begrafenis.

Het is weer een aankondiging van zijn lijden. Want het Pascha is komende, hét grote Pascha is komende. Het Lam voor ons geslacht. Het bloed van Jezus aan onze deurposten, opdat wij gered zijn door het bloed van Jezus. Glorie voor zijn Naam! Heerlijk evangelie. Prijs de Here! Wat een evangelie daar aan die maaltijd met al die mensen eromheen, om het wereldwonder, Jezus, te zien en het wereldwonder Lazarus. Dat is een uniek tafereel. Dat wil iedereen wel eens zien. En velen geloven nu in Jezus. Dat moet toch wel de Messias zijn? En tegen ieder Pascha was de messiasverwachting heel sterk. Dat wisten de Romeinen ook en elk jaar lieten ze extra troepen aanrukken om in Jeruzalem waakzaam te zijn, opdat er geen oproer zou ontstaan, omdat de Joden hun Messias verwachtten. De leiders zijn vast besloten om Jezus te pakken en ook Lazarus te doden. Het kan niet langer zo. We moeten er iets aan doen. We moeten ze te pakken krijgen.

De volgende dag wordt het nog erger. Kijk nou eens? De mensen beginnen palmtakken van de bomen te rukken en die uit te spreiden op de weg waar Jezus langs komt. Hij gaat op naar Jeruzalem, zoals er zovelen uit heel het land doen in verband met het Pascha. Het is een drukte van belang. En ze roepen. Hoor nou toch eens! Nu is het hek helemaal van de dam: Hosanna, gezegend Hij, die komt in den naam des Heren! Vreselijk. Dat komt uit Psalm 118. Die spreekt over de messiasverwachting in het Jodendom. Kijk toch eens hoe het volk achter deze valse Messias aangaat. Hoe kunnen we het stoppen? Maar er is niets te stoppen, want het hele volk loopt uit en de één steekt de ander aan. Vreselijk. Het gaat helemaal verkeerd. En ze roepen: De koning van Israël. Daar komt ellende van. Want dat zullen de Romeinen niet pikken. Nu zullen ze wel komen om Jezus gevangen te nemen, maar er gebeurt niets. De tocht gaat verder. En dan vindt Jezus een jonge ezel en gaat erop zitten, zoals in Zacharia 9:9 profetisch staat.

Vervulling van de profetie. De kerkelijke leiders knarsetanden en weten nu dat Hijzelf de profetie naar zich toe haalt en Zich tot Messias laat uitroepen. Wat een arrogantie. Wat een verbeelding. Want er staat geschreven in Zacharia 9: Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong. De discipelen die ook onder de indruk van het spektakel zijn en dit hele schouwspel meemaken en zich ver­baasd afvragen wat er nu precies gebeurt, begrijpen pas later dat dit schrift­woord met het oog op Jezus geschreven is. Wat een tragiek. Nu zijn ze drie jaar dag en nacht bij Jezus geweest en nog komt het niet in hen op dat deze profetie een directe vervulling kreeg in hun Messias Jezus. Wat hebben ze er dan toch nog weinig van begrepen. Herkennen we ons daarin. Wat hebben we toch ook nog maar weinig begrepen van het Woord van God. Het staat er alle­maal wel, maar we laten de boel de boel. We lezen niet. We leven er een beet­je langs en laten ons de vreugde van het leven ontnemen. Want het leven in Christus is grote vreugde. God is goed, en nooit genoeg te prijzen.

De mensen waren onder de indruk van de tekenen en wonderen en wilden Hem tot Messias uitroepen. De Farizeeën zijn helemaal in de war. Ze hadden moeten ingrijpen. Ze hadden Hem moeten pakken. Ze hadden het moeten voorkomen. Nu is het te laat. Ze hebben niets bereikt. De gehele wereld loopt Hem na.

Zo zijn ook hele volksstammen vandaag bezig om Messias Jezus te ontkrach­ten. Om een karikatuur van Hem te maken. Om een andere Messias te ver­wachten. Om een andere God na te lopen. Om het zelf uit te zoeken. Om maar vooral voorbij te gaan aan de Bijbel als openbaring van het plan van God met deze wereld. Dat kan toch allemaal niet? God is goed. God geeft ons zijn Woord. Hij stuurt profeten, herders en leraren. Hij wil redden. En telkens zijn zijn tegenstanders er als de kippen bij om roet in het eten te gooien. Dit kan niet en dat mag niet. Maar God trekt zijn plan. Hij doet wat Hij beloofd heeft. Glorie voor zijn Naam! Prijs de Heer! Dank U, Here, voor al uw goede gaven. Dank U voor uw Woord. Want wat hier beschreven staat, is ook beschreven, opdat wij er uit leren niet die domme fout te begaan om achter wonderen aan te lopen en het vervolgens toch weer van onze eigen redeneringen te verwach­ten. Wie denken we wel dat we zijn? God is onze Schepper. Hij is de Schep­per van hemel en aarde. Hij herstelt alle dingen. En niets kan ons scheiden van de liefde van God. Glorie voor zijn Naam! Prijs de Heer! Wat een evangelie. Maar wat een evangelie dat een baan trekt, dwars door de duisternis en de zonde heen. Waar het evangelie licht, gaat de duisternis wijken. Dus zijn pro­clamatie doorgeven is het aller belangrijkste wat we moeten doen. Heerlijk evangelie. Glorie voor zijn Naam! Prijs de Heer! Ik kan er niet genoeg van krijgen. U ook niet?

Johannes 12:20-50

27 maart [1]

12:21

Heer, wij zouden Jezus wel willen zien.

12:23

De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen moet verheerlijkt worden.

12:24

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, indien de graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij op zichzelf; maar indien zij sterft, brengt zij veel vrucht voort.

12:25

Wie zijn leven liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven.

12:28

Vader, verheerlijk uw naam! … Ik heb Hem verheerlijkt, en Ik zal Hem nogmaals verheerlijken!

12:31

Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden;

12:32

en als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken.

12:36

Gelooft in het licht, zolang gij het licht hebt, opdat gij kinderen des lichts moogt zijn.

12:40

Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, dat zij niet met hun ogen zien, met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen geneze.

12:43

want zij waren gesteld op de eer der mensen, meer dan op de eer van God.

12:46

Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve.

12:47

want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden.

12:50

En Ik weet, dat zijn gebod eeuwig leven is.

De Here Jezus verkondigt zijn dood. Het Pascha is nabij. Zijn ure is gekomen. Hij roept zijn discipelen op om Hem te volgen. Waar Hij heengaat, daar zal Hij hen plaats bereiden. Als we Hem volgen, dan hebben we eeuwig leven. En wat wil je nog meer? Geprezen zij zijn Naam! Halleluja! Toen kwam een stem uit de hemel die zei: Ik heb Hem verheerlijkt, en Ik zal Hem nogmaals ver­heerlijken! God is erbij. Het is zijn plan. Het is zijn Zoon. En de Vader en de Zoon zijn één. Nu wordt de overste dezer wereld buiten geworpen. Hier ge­beuren grote dingen. Hij zal ons tot Zich trekken. Het licht is onder jullie, blijf in het licht. Wees kinderen van het licht. Het zijn allemaal korte maar krach­tige oproepen en aankondigingen. Het zijn woorden van heil en zegen.

Velen geloven niet in Hem. Het is de vervulling van wat Jesaja in hoofdstuk 53 heeft voorzegd. Zij konden niet geloven in een lijdende Messias. Het moest een zegevierende Messias zijn. Maar heimelijk geloofden ook een aantal leids­lieden. Vast en zeker ook Nicodemus, maar hij durfde er niet voor uit te ko­men. Want ze waren meer gesteld op de eer van mensen dan op de eer van God. Is dit herkenbaar?

En nogmaals herhaalt Jezus: Ik ben als een licht in de wereld gekomen, opdat een ieder, die in Mij gelooft, niet in de duisternis blijve. En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden. Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oor­deelt: het Woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage. Dat heb je dan aan jezelf te danken. Daarom bekeer je nu het nog dag is. Hij is je Verlosser.

Johannes 13:1-30

28 maart [1]

13:5

en begon de voeten der discipelen te wassen,…

13:8

Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid!

13:14

Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen;…

13:16

een slaaf staat niet boven zijn heer,…

13:18

Hij, die mijn brood eet, heeft zijn hiel tegen Mij opgeheven.

13:20

Wie ontvangt, die Ik zend, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft.

13:26

en gaf het aan Judas, den zoon van Simon Iskariot.

13:27

En na dit stuk brood, toen voer de satan in hem.

Het heeft wel een heel speciale bedoeling om vlak voor zijn lijden en sterven nog dit verslag van de voetwassing zo uitgebreid aan ons door te geven. Het is de maaltijd. De Paasmaaltijd. Ze willen allemaal gaan aanliggen. Hebben ze dan hun voeten niet gewassen? Zijn ze allemaal te beroerd geweest om het ritueel van de reiniging toe te passen? Dat was toch gebruikelijk. Ja, ze hadden deze zaal gekregen. En er was geen gastheer die zijn knechten roept om de gasten de voeten te wassen. Nu doet Jezus het. Want niemand had zich de minste willen betonen. En Jezus wast hun de voeten. Ook Petrus, maar die had zijn commentaar al weer klaar. Dan helemaal Jezus. Maar Petrus, nu ga je weer te ver, want als je je voeten gewassen hebt, dan ben je helemaal rein. Je kunt beter je afvragen, waarom heb jij niet de minste willen zijn? Je hebt wel vaak een grote mond en bent haantje de voorste, maar als het op dienen aan­komt, dan ben je haantje de laatste. Begrijpen jullie, Ik ben jullie Meester en een knecht staat niet boven zijn Heer. Doen jullie dus net als ik gedaan heb. Dan ben je mijn ware volgeling. En anders niet.

Mijn einde is nabij. Ik zal verraden worden door één van jullie. Het is vervul­ling van profetie, want hij die met mij eet, zal zijn hiel tegen mij opheffen. En dan zegt Hij het voluit. Ze schrikken. Maar ik toch niet? Dan zegt Jezus tegen zijn naaste discipelen, die aanliggen: aan wie Ik dit stuk brood geef, die is het. Jezus geeft het brood en de duivel vaart in Judas. Het is Judas. Hij zal Hem verraden. Wat een emotionele toestand. Jezus is er ook van onder de indruk. En Judas vertrekt om zijn werk te doen. Hij verraadt Jezus. Profetie wordt vervuld. Het gaat gebeuren, zoals de profeten hebben voorzegt. Jesaja 53 is een centraal hoofdstuk. Maar ze kunnen het niet geloven, want een zegevie­rende Messias was er zo ingeprent. Dat klinkt ook veel mooier dan een lijden­de Jezus. Wat een verwarring, daar aan het laatste avondmaal. Hij is het Lam dat de zonde der wereld wegneemt. Hij wordt geslacht als het echte Paaslam. Hij verzoent de zonde op het kruis van Golgotha. Hoeveel hebben zijn discipe­len ervan begrepen? Weinig, denk Ik. Ze wisten niet wat er ging gebeuren. Wij weten dat nu wel en moeten de Meester volgen.

Wij weten ook de komende profetie. Maar nu is de vraag, of we daar ook uit leven. Of laten we het er maar een beetje langslopen. Maar het is heilsgeschie­denis. Het gaat erom, om waakzaam te zijn en de Schriften naast de krant te leggen. Hij komt. Hij komt om de aarde te richten, de wereld in gerechtigheid. Het gaat gebeuren. We zien steeds scherper de contouren zich aftekenen. Glo­rie voor zijn Naam!

Johannes 13:31-14:14

29 maart [1]

13:31

Toen hij dan heengegaan was, zeide Jezus: Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt en God is in Hem verheerlijkt.

13:32

Als God in Hem verheerlijkt is, zal God ook Hem in Zich verheerlijken,…

13:34

Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt.

13:38

eer gij Mij driemaal verloochend hebt.

14:1

Uw hart worde niet ontroerd, gij gelooft in God, gelooft ook in Mij.

14:2

In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden;

14:3

en wanneer Ik heengegaan ben en u plaatsbereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.

14:4

En waar Ik heen ga, daarheen weet gij de weg.

14:6

Ik ben de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.

14:9

Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien;…

14:12

Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader;

14:13

en wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde.

14:14

Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen.

Wat een dichte nabijheid van de Vader bij de Zoon. Het gaat er nu echt om spannen. Judas is op verraderspad. Jezus weet wat er gaat gebeuren. En dan de zin: Als God in Hem verheerlijkt is! Wat een diepgang. God zal zich openba­ren in zijn Zoon. Hij zal zijn leven geven voor zijn vrienden. Hij wordt de ho­gepriester, die voor altijd verzoening doet voor onze zonden. Dit is een ver­heerlijking die boven kruis en opstanding uitstijgt. God wil wonen bij de men­sen. Dat is de grootste liefde en dat is het grote gebod: Heb elkander lief, zoals Ik u liefgehad heb. Dan ben je een echte discipel van Hem. Liefde is de ver­vulling van de wet. Dan zullen de Vader en de Zoon Zich ook verheerlijken in ons. Dan zijn we één met Hem!

Petrus weet het weer beter. Hij zal zijn leven inzetten voor Jezus. Ja hoor. Ontnuchterend hoort hij: Je zult Mij driemaal verloochend hebben voordat de haan kraait. Jezus kent ons hart. Daarin huist niet veel goeds. Laten we ons maar niet mooier voordoen dan we zijn. God is goed. O, Here kom mijn onge­loof te hulp.

In het huis van mijn Vader zijn vele woningen. Wij staan achter de opstan­ding. Wij leven in de verwachting van zijn wederkomst. Maar voor hen is het toch wel moeilijk te begrijpen. Jezus heeft het wel allemaal verteld, maar het gaat nu allemaal zo snel. Nu gaat het toch echt gebeuren. Jezus bereidt hen voor. Ik ga heen om u plaats te bereiden. Ik kom terug om u tot Mij te nemen. Thomas vraagt verder. Voor hem is het zo vaag en onduidelijk. Hij krijgt als antwoord: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader dan door Mij. Dat is duidelijke taal. Dat geldt ook voor ons vandaag. Daar moeten we ons aan houden. En daar kunnen we God ook aan houden. Als Hij het zegt, is het waar. We doen er goed aan om daar dan naar te leven met heel ons hart. En het geheim daarvoor is de liefde. Een nieuw gebod geef ik u dat gij elkander liefhebt. De liefde is de brug tussen alles. God wordt verheerlijkt, Jezus is in de Vader verheerlijkt. Dat is toch geweldig? Het gaat door lijden en dood heen, naar opstanding en eeuwig leven. Jezus wordt ver­heerlijkt. Dat is toch geweldig. Ik en de Vader zijn één, Phillipus. Heb je het dan nog niet begrepen? Wie mijn werken doet, grotere nog zal Hij doen als hij mijn goede werken bewaart. Wat je vraagt in mijn Naam, dat zal Ik ook doen. Wat een geweldige belofte. Daar word je toch enthousiast van? We moeten niet denken: O, dat zal wel niet voor mij zijn. Neen, het staat er als belofte. Wij moeten onvoorwaardelijk Hem geloven en ons verheugen in Hem met al ons lek en gebrek en dan zullen we zien dat waar is wat Hij belooft.

Johannes 14:15-15:8

30 maart [1]

14:15

Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren.

14:16

En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven om tot in eeuwigheid bij u te zijn,

14:17

de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen,…

14:23

en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen.

14:26

Die zal u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb.

14:27

Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u;…

14:31

maar de wereld moet weten, dat Ik de Vader liefheb en zó doe, als Mij de Vader geboden heeft.

15:1

Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de landman.

15:2

opdat zij meer vrucht drage.

15:4

blijft in Mij, gelijk Ik in u. …zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft.

15:5

Wie in Mij blijft,… die draagt veel vrucht,…

15:6

en zij worden verbrand.

15:7

vraagt wat gij maar wilt, en het zal u geworden.

15:8

Hierin is mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht draagt en gij zult mijn discipelen zijn.

Jezus belooft een andere Trooster. Die zal altijd bij ons blijven. Hij laat ons niet als wezen achter. De Vader en de Zoon maken inwoning in ons door de Heilige Geest. Hij woont in ons hart. Die Trooster zal ons te binnen brengen wat we moeten spreken. Hij wil ons leren de woorden van God. Hij geeft vre­de, Hij geeft kracht. Hij geeft volharding. Jezus gaat, maar Hij komt terug. Hij haast Zich om zo spoedig mogelijk terug te komen. Want Hij weet van alle ellende en verdrukking. En nu weten we het ook dat Hij terugkomt en nu moe­ten we uit Hem gaan leven. Elke dag van ons leven. Jezus komt. Hij bereidt onze plaats. Hij wil ons brengen waar Hij ook is. Het gaat gebeuren. Het duurt niet lang meer. We zien de tekenen der tijden. We moeten heel dicht bij het Woord blijven. Zijn geboden bewaren, Hem liefhebben, dan hebben we de Vader en de Zoon, door de Heilige Geest. Wat een feest.

De wereld kan dat niet zien. Zij kent de Vader niet en dus ook de Zoon niet en dus ook de Heilige Geest niet. Maar wij wel. Hij woont in ons. Wij zijn niet als wezen achtergelaten. Hij woont in ons hart. Hij komt terug na een korte tijd. Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u. Wat een vrede! Een eeuwige vrede. God is goed. Het is zijn liefde. Dat kan niet stuk. Heerlijk evangelie.

Dan volgt het bekende gedeelte over de ware wijnstok. Een beeld uit het leven van die tijd. Er waren veel wijnstokken en iedereen begreep direct wat Jezus hier bedoelde. We moeten in de wijnstok blijven. Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de Landman. Heerlijk! Toch? Als we in Hem blijven, dan dra­gen we veel vrucht. Blijf in zijn Woord! Lees je Bijbel, bid elke dag! Dan zal het ons ook gelukken. Dan gaan we uit en dan doen we wonderen in zijn kracht. Niets kan ons mislukken. Want Hij is met ons. Hij heeft het goede met ons voor. Hij geeft ons de overwinning. Hij leidt ons leven. Het zijn prachtige verzen. Doe je het niet, dan ben je een dode tak en die wordt verbrand, want die levert niets op. Luister dus naar Hem. Het Woord maakt ons rein en krach­tig. Blijf in Jezus! Wat een geheim, wat een kracht. Dat moeten we de mensen gaan geven. Dat moeten we overal proclameren, op de hoeken van de straten. Dat is het en niet anders. Glorie voor zijn Naam!

De keerzijde is vanzelfsprekend: buitengeworpen. En dat kunnen we niemand kwalijk nemen dan onszelf. Het was voor ons. Maar we zijn er aan voorbij geleefd. God is goed, maar we moeten niet met Hem spotten.

Johannes 15:9-27

31 maart [1]

15:9

Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in mijn liefde.

15:10

Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde.

15:12

Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad.

15:13

Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden.

15:14

Gij zijt mijn vrienden, indien gij doet, wat Ik u gebied.

15:17

Dit gebied Ik u, dat gij elkander liefhebt.

15:18

Indien de wereld u haat, weet dan, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft.

15:20

Een slaaf staat niet boven zijn heer. Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen;…

15:25

Maar het woord moet vervuld worden, dat in hun wet geschreven is: Zij hebben Mij zonder reden gehaat.

15:27

en gij moet ook getuigen, want gij zijt van het begin aan met Mij.

Ja, het wordt nog maar eens een keer herhaald. Het gaat om de liefde. De Va­der heeft de Zoon liefgehad, daarom: blijf in mijn liefde. Het gaat om de wil van de Vader. Jezus doet de wil van zijn Vader. Zijn Vader heeft de wereld zo lief, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, zoals ook Ik u heb liefgehad. Blijft in Mij, zoals Ik in de Va­der blijf. Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt. De Vader en de Zoon, die woning maken door de Heilige Geest. Wij zijn één met de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Het wordt steeds maar weer herhaald. Er is geen speld tussen te krijgen. De Here Jezus herhaalt maar steeds de eenheid met de Vader en zijn liefde voor ons. Hij komt ons halen. Hij roept ons keer op keer op om in zijn Woord te blijven, zijn geboden te gehoorzamen. Hij kan het niet vaak genoeg zeggen.

We moeten ook niet vreemd opkijken als we vervolgd en gehaat worden, want de wereld heeft Jezus gehaat en ze zullen ons ook haten. Maar blijf trouw! Hij zal ons de kracht geven. Hij heeft ons uitgekozen en Hij zal ook over ons wa­ken. Zij hebben geen verontschuldiging, want Hij heeft alles hen verteld wat de Vader Hem heeft overgegeven, maar zij willen niet horen. Zo halen zij de straf over zich. Ze doen het omdat ze zijn Woord afwijzen. Dan moet je het ook zelf maar weten. Jezus kwam om te redden, maar als je de redding afwijst, dan haal je zelf het ongeluk over je. Dat zul je weten ook. Soms, nu al in deze wereld, maar zeker als je voor Jezus moet verschijnen. Daarom zijn deze woorden ook woorden ten leven. Woorden van redding. Woorden om je om te draaien naar Jezus toe. En alle haat en ellende, die je nog bij je draagt, mag je afleggen aan de voeten van Jezus. Je kunt altijd weer opnieuw beginnen. Be­gin dan ook maar opnieuw.

Dank U, Jezus, voor deze woorden van eeuwig leven. De Trooster gaat komen en die zal van de Vader getuigen. Heerlijk toch om bij die Geest van God te schuilen? Dank U Jezus voor deze opbeurende woorden zo vlak voor uw lij­den en sterven. U gaf uw leven voor mij. Dat is het grootste wonder, dat kan gebeuren.

Johannes 16:1-15

3 april [1]

16:1

Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet ten val komt.

16:2

Men zal u uit de synagoge bannen; ja, de ure komt, dat een ieder, die u doodt, zal menen Gode een heilige dienst te bewijzen.

16:3

En dit zullen zij doen, omdat zij noch de Vader, noch Mij kennen.

16:4

Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer hun uur komt, gij u moogt herinneren, dat Ik ze u gezegd heb. Doch dit heb Ik u niet van het begin aan gezegd, omdat Ik bij u was.

16:7

Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen,…

16:8

En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel;

16:9

van zonde, omdat zij in Mij niet geloven;

16:10

van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot den Vader en gij Mij niet langer ziet;

16:11

van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.

16:13

doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid,… en de toekomst zal Hij u verkondigen.

Wat een bemoediging. Wat een waarheid. Wat een waarschuwing. Wat een strijd. Er heerst zonde in de wereld. En de Zoon van God moest komen om de zonde der wereld te verzoenen. Wat een strijd. Wat een tragiek. Wat een ge­volg van de zonde. Het had zo mooi kunnen zijn. Maar het is zo’n ellende ge­worden. God had alles mooi geschapen. En zie, het was zeer goed. Hij sprak het en het was er. Het Woord was bij God en het Woord was God. En toen kwam de duivel. De mensenmoorder van den beginne. En toen werd het zoals we het nu meemaken. De zonde heerst in de wereld. De schoonheid van de schepping springt er van alle kanten af. Maar de zonde probeert alles kapot te maken. Dat is niet een passieve kracht, dat is een zeer actieve kracht. Dat zie je overal. Als er even iets moois is, dan is er wel weer een ramp. Als je denkt: nu zijn alle problemen voorbij, dan is er wel weer het volgende probleem. En zo gaat het maar door. Het ene gaat, het andere komt. Maar God zit op de troon. De Bijbel is het boek der boeken. Je kunt er niet genoeg van krijgen. Het is ook geen boek, het is een levende openbaring. Je krijgt er kracht door. Want God spreekt. Niet alleen toen, maar ook vandaag. Want God is ook van­daag Dezelfde.

De vijand kan tekeer gaan. De misleidslieden denken dat ze God een heilige dienst bewijzen. De vervolgers. De godsdienstfanaten. Ik moet hierbij ook denken aan de Jodenvervolgingen. Het is toch vreselijk. Hoe hebben de kruis­vaarders met de kruisvlag in de hand niet de kinderen van Gods volk uitge­moord? Zij waren de zogenaamde Jezus-moordenaars. En dat gaf je het recht om de Joden achterelkaar uit te moorden. Tot vandaag aan de dag toe. Geen wonder dat een Jood zich niet veilig voelt. Geen wonder dat mijn vriend Sam niet kan geloven. Hij heeft samen met Truus, honderd steentjes op Westerbork liggen, van familieleden die allemaal weggevoerd zijn. Jezus zegt het hier, dat als het gebeurt, ze zullen weten dat Hij het gezegd heeft. De Joden hebben het niet geweten. Zij zagen hun Messias nog niet. Zij wachten nog steeds. Een dubbele tragiek. Hij kwam juist het eerst voor hen. Hij was beloofd door alle profeten. Het wachten was op Hem. Wat dan een tragiek, dat is de tragiek waarin ze zaten, dat ze Hem niet konden ontdekken en ontvangen. Het viel ook niet mee om in een lijdende Messias te moeten geloven, als je bezet bent door een geweldige macht, die dag en nacht toekeek op je religieus reilen en zeilen, daar hoog vanaf de Antonioburcht boven het Tempelplein. Om dan diep door het stof te moeten en een lijdende en te kruisigen Jezus te moeten erkennen. Dat is een haast onmogelijke taak. En toch. Sommigen zagen het. Zij voelden het aan. Maar het moest ook ver weg komen. Als je je hele leven anders gehoord hebt, dan moet het wel een Godsopenbaring zijn om het dan anders te gaan zien en dat is het ook. We zijn dus opnieuw gewaarschuwd. Als de vervolging komt. Herinner je je dan dat Jezus deze woorden gesproken heeft.

Maar de Trooster komt. De Heilige Geest. Jezus moest gaan, anders kon de Trooster, de Heilige Geest niet komen. En dat is een wereldwijde gebeurtenis. Hij wil altijd bij ons wonen. Overal in de hele wereld. Wat een genade, wat een liefde van God, dat Hij Zich wil manifesteren, heel concreet in een ieder van zijn mensenkinderen. De Heilige God, Die Zich naar ons toebuigt, niet alleen in zijn Zoon op deze wereld, maar nu zelfs heel persoonlijk, door zijn Heilige Geest die in ons woont.

Die Heilige Geest overtuigt van zonde, omdat ze niet in Hem geloven, van gerechtigheid omdat Hij heengaat tot de Vader en gij Mij niet langer ziet. Een beetje moeilijk te begrijpen. Van oordeel, omdat de overste dezer wereld ver­oordeeld is. Het oordeel op het kruis van Golgotha. Daar staan ze vlak voor. Dat is het laatste oordeel. En dan is de grote tegenstander geveld. Hij krijgt nog een tijd, maar het besluit, de verzoening, is tot stand gebracht. Deze Geest der waarheid zal je de weg wijzen tot de volle waarheid. Zo werkt het. Dat zullen we zien. Dat zien we. Je kunt er tegen aan blijven kijken, maar je kunt er ook instappen. En dan zie je dat het waar is. Het is waar, omdat het zo is. Het komt allemaal van de Vader. En de Vader heeft het goede voor met zijn kinderen. Zijn Zoon moest komen om de zonden te verzoenen. Hoe had ooit een mens die zonden kunnen verzoenen? En de Geest, uit de Vader, kwam om in ons hart te wonen. Dichter bij kon het niet. Dat is toch geweldig? Wat een zorgzame, liefdevolle, Vader. Wie zou zo’n Vader niet willen hebben? Glorie voor zijn Naam!

Johannes 16:16-33

4 april [1]

16:16

en nogmaals een korte tijd en gij zult Mij zien.

16:20

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zult schreien en weeklagen, maar de wereld zal zich verblijden; gij zult u bedroeven, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.

16:22

maar Ik zal u wederzien en uw hart zal zich verblijden, en niemand ontneemt u uw blijdschap.

16:23

Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, als gij de Vader om iets bidt, zal Hij het u geven in mijn naam.

16:24

Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in mijn naam; bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij.

16:27

want de Vader zelf heeft u lief, omdat gij Mij hebt liefgehad en geloofd hebt, dat Ik van God ben uitgegaan.

16:33

Dit heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen.

Daar word je toch enthousiast van? We kunnen het vreselijk moeilijk hebben. Wat is er een ellende in de wereld. Je hoeft de krant maar op te slaan en je hebt er al weer genoeg van. En wat kan er een ellende in de gezinnen zijn; in je leven. Je weet vandaag niet wat je kan overkomen. De dood en het ongeluk liggen overal op de loer. En we zien het voor onze ogen. Geen wonder dat Jezus, Die zijn leven gaf voor al deze ellende, zegt: Houdt goede moed. Je moet de moed ook wel houden, want anders ga je er onderdoor. Maar waar zou je de moed voor houden? Er komt immers toch geen verandering in. Hé, wacht even. Ik heb de wereld overwonnen, zegt Jezus. Dat is de reden om de moed niet op te geven. Om vol te houden. Om door te gaan. Om je blik op Jezus te vestigen. Niet je blik op oneindig en je verstand op nul. Nee, maar op Jezus

Want de Vader Zelf heeft ons lief, omdat wij Jezus hebben liefgehad en ge­loofd hebben dat Jezus van God is uitgegaan. Dat is voor veel mensen te moei­lijk. Ze kunnen daar niet bij. En dat is ook zo. Dat is van God uitgegaan. We kunnen toch wel zien dat het zo niet kan op deze wereld. Dat er een hoop el­lende is, ook al hebben we daar zelf misschien geen last van. We moeten ons daarom voor het goede in zetten. En daar geeft nu uitgerekend God de kracht voor. Want waar moet anders de kracht vandaan komen? Niet van de tegen­stander van God, die doet er alles aan om de boel in de war te gooien. Dat Hij kracht heeft, dat zien we om ons heen. Het gaat wel door strijd heen. Jezus komt, maar er zal nog veel strijd zijn. Het is echter voorbijgaande droefheid. Want de wereld van recht en gerechtigheid gloort. Het eeuwige Koninkrijk waaraan geen einde zal komen. Lees de profeten. Zie naar de tekenen der tijden. Je ziet het voor je ogen gebeuren. Maar dan moet je wel het Woord naast de krant leggen. En dan moet je wel het Woord kennen. Want anders heb je er nog niets aan. Dus lezen! Het Woord lezen. Moet je dan ook doen! Elke dag en altijd. Geen tijd? Flauwekul! Je hebt overal tijd voor. Dus zeker voor het Woord. Waarom doe je het niet? Dat is nu juist de truc van de duivel. Als hij je van het Woord afhoudt, dan neemt je kennis af en kan Gods Geest niet in je werken. Zo simpel is dat. En daar moet je je dus ook mee bezig houden.

Daarom moet je bidden in zijn Naam. Dan zal Hij het geven. God is een ver­hoorder van gebeden. Bidden in zijn Naam. Niet in ongeloof. Het-zal-wel-eens-kunnen-gebeuren. Neen, bidden in geloof. Daar zullen we ons dan op moeten toeleggen. Bidden in ongeloof. Daar heeft God een hekel aan. Hij wil vertrouwd worden. We mogen blij zijn dat het ook aan ons allemaal zo duide­lijk wordt uitgelegd. Daar moeten we ons aan houden. We moeten weten, dat wat er ook met ons gebeurt, hoe we ook door elkaar geschut worden in ons leven, we de moed niet hoeven te verliezen. Goede moed houden. In de wereld lijdt gij verdrukking, maar in Mij heb je vrede. Midden in die verdrukking. Wat een wonder. Maar het kan ook niet anders, want Jezus heeft de wereld overwonnen op het kruis van Golgotha. Prachtig! En daar kan niets tegen op. Houd dus goede moed: Ik heb de wereld overwonnen.

Johannes 17:1-26

5 april [1]

17:3

Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.

17:11

Heilige Vader, bewaar hen in uw naam, welke Gij Mij gegeven hebt, dat zij één zijn zoals Wij.

17:15

Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze.

17:17

Heilig hen in uw waarheid; uw woord is de waarheid.

17:21

opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.

17:22

En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven,…

17:26

en Ik heb hun uw naam bekend gemaakt en Ik zal hem bekend maken, opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt, in hen zij en Ik in hen.

De Here Jezus weet nu dat zijn uur gekomen is. Hij weet dat zijn lijden en sterven aanstaande is. Hij heft de ogen op en spreekt een gebed uit. Een een­heid met de Vader. Wat een eenheid. Hij bidt voor hen die aan Hem gegeven zijn. Hij wil dat er een volkomen eenheid bestaat tussen de Vader en tussen de Zoon en tussen hen die God aan Jezus gegeven hebt. Hij weet dat door de openbaring van Hem aan zijn kinderen er eeuwig leven is voor hen. Hij weet dat Hij gaat opdat de Trooster kan komen, maar Hij wil dat zij in Hem blijven en ook zullen zijn waar Hij is. Opdat zij één zijn. Opdat de wereld erkenne dat de HERE, God is.

Bewaar hen in mijn Naam. De verleidingen komen, daar heeft Jezus in het vo­rige hoofdstuk over gesproken, maar er is bescherming in de waarheid van God. Heilig hen in uw waarheid. Uw Woord is de waarheid. Het kan niet stuk. Het is de echte waarheid. God heeft zijn kinderen de heerlijkheid gegeven. En de wereld moet het zien, opdat zij erkennen dat God, God is. De wereld kent Hem niet. Maar zij kennen Hem en Hij bewaart hen. Hij bidt voor hen. Dat hun blijdschap volkomen is. Wat een geweldig gebed. Wat een zekerheid klinkt hier uit. Wat een liefde van Jezus voor Gods kinderen. Hij weet dat ze het moeilijk kunnen hebben, daarom bidt Hij voor hen. Hij weet dat alleen God hen in de ure der verzoeking kan bewaren. Hij wil niet dat zij verloren gaan aan de verleidingen. Daarom moeten we geheiligd zijn in de waarheid. Uw Woord is de waarheid. Wat moeten we dus doen? De woorden van God tot ons nemen. Zoals we nu ook doen in dit hogepriesterlijk gebed, zoals het genoemd wordt. God wil ons bewaren tegen de verleidingen van de wereld. Hij wil ons beschermen. En hoe doet Hij dat? Door Zichzelf aan ons te open­baren. Hij zond Jezus, Die zijn Naam bekend maakte. Hij zond de Heilige Geest, Die ons de volle waarheid doet kennen. Hij is de God, Die gekend kan worden uit zijn Woord en uit zijn werken. Hij is er en Hij zal er altijd zijn. Hij beschermt de zijnen. Indien we in Hem blijven, dan gaat het goed. Dan blijven we in de weg der waarheid. Daar hoeven we niet te ingewikkeld over te doen, daar moeten we gewoon uit leven. We moeten het doen en er niet over pieke­ren en er allerlei vragen bij stellen. We moeten gewoon dicht bij Jezus blijven. Dan gaat het goed. Dat zul je zien, want wat Hij zegt, dat doet Hij ook. Hij beschermt je juist midden in de moeilijkheden. Dank de Here God voor zo’n grote liefde. Hij gaf zelfs zijn leven, opdat wij altijd bij Hem mogen leven. Nu al en straks in zijn volkomen heerlijkheid, als we ook mogen zijn waar Hij is.

Johannes 18:1-27

6 april [1]

18:5

Wie zoekt gij? Zij antwoordden Hem: Jezus de Nazoreeër. Hij zeide tot hen: Ik ben het. En ook Judas, zijn verrader, stond bij hen.

18:9

Wie Gij Mij gegeven hebt, uit hen heb Ik niemand laten verloren gaan.

18:11

Jezus dan zeide tot Petrus: Steek het zwaard in de schede; de beker, die de Vader Mij gegeven heeft, zou Ik die niet drinken?

18:14

en Kajafas was het, die de Joden de raad had gegeven: Het is nuttig, dat één mens sterft ten behoeve van het volk.

18:17

Hij zeide, ik niet!

18:20

en in het verborgen heb Ik niets gesproken.

18:21

zie, dezen weten, wat Ik gezegd heb.

18:23

maar indien het goed was, waarom slaat gij Mij?

18:26

Hij ontkende het en zeide: Ik niet!

18:27

Petrus dan ontkende het wederom en terstond daarop kraaide een haan.

Judas weet ook waar Jezus de nacht gaat doorbrengen. Hij was er immers al­tijd bij? Dus was het niet zo moeilijk om Hem te vinden. Jezus vraagt: Wie zoekt Gij? Dat wist Hij wel. Hij antwoordt: Ik ben het. En ze deinsden achter­uit. De macht van God vaagt alle machten weg. Hoe machtig het ook lijkt. Met hoeveel stokken ze ook komen. Of met hoeveel afschrikwekkende wapens ze vandaag ook zijn volk belagen. Het is voor de Here een zucht. Dan nemen ze Hem gevangen. Petrus denkt nog even de profetie te beïnvloeden. Er was ge­schreven dat niemand anders dan Jezus zou verloren gaan. Alle discipelen mo­gen weg gaan. Maar Petrus denkt kracht bij te zetten en slaat het oor af van Malchus. Neen Petrus, je moet niet de boel in de war sturen, daar ga je weer in je eigen kracht. Het is de beker die God Mij te drinken geeft. Hoe zou Ik tegen de Vader ingaan? Petrus zit nog steeds in het aardse, platte vlak. Hij heeft zich nog niet overgegeven aan de wil van de Vader. Hij denkt met vleselijke wape­nen tekeer te kunnen gaan. Maar het is een geestelijke strijd, Petrus.

Dan wordt Jezus voorgeleid. Kajafas had gezegd dat het beter is dat één mens sterft ten behoeve van het volk. Dat is profetie. Dat is ook zo. Het was ook de enige mogelijkheid dat God zijn eigen Zoon zond, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Kajafas bedoelde het om­gekeerde, maar zonder het te weten verkondigde hij profetie, want er kan ook maar één mogelijkheid zijn om de zonde van het volk, van de wereld, te ver­zoenen namelijk door het offer van de Here Jezus. Ze willen Jezus ondervra­gen over zijn leer. Maar Hij antwoordt, dat ze alles kunnen weten, want Hij heeft niets in het verborgen gesproken. Ze slaan Hem in het gezicht, maar Hij zegt, dat als Hij niets verkeerds gezegd heeft, ze Hem ook niet hoeven te slaan.

Daar doorheen lezen we over Petrus. Ik ken Hem niet, zegt hij. Wat een ban­gerd. Wat een grote mond. Zo-even trok hij zijn zwaard, maar kort daarop ont­kent hij Jezus te kennen. Hoe is het je voor te stellen? Heldhaftig het ene mo­ment en lafhartig het volgende moment. Wat een tragiek. En dan kraait de haan. Zo is het ook met ons zo vaak gesteld; het ene moment doen we alsof we beste gelovigen zijn, maar het andere moment staan we met de mond vol tan­den, dan durven we niet. Daar zit het leven vol van. Daar zijn onze verlooche­ningen van Messias Jezus. Hoe vaak zwijgen we niet als we moeten spreken? O Heer, vergeef ons onze wankelmoedigheid. We doen wel heel vroom, maar zo vaak laten we het erbij zitten. We hoeven helemaal niet op Petrus neer te kijken. Wij zijn die Petrus. Wat bedroeven wij U. O, Here God, help ons! Help ons! Maak ons sterk! U gaf uw leven voor onze zwakheid. Maak ons sterk! Dank U wel.

Johannes 18:28-40

7 april [1]

18:28

doch zelf gingen zij het gerechtsgebouw niet binnen, om zich niet te verontreinigen, maar het Pascha te kunnen eten.

18:31

Het is ons niet geoorloofd iemand ter dood te brengen;…

18:33

Zijt Gij de Koning der Joden?

18:36

Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld;…

18:37

Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat Ik voor de waarheid zou getuigen; een ieder, die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem.

18:38

Ik vind geen schuld in Hem.

18:40

Zij schreeuwden dan wederom en zeiden: Hem niet, maar Barabbas! En Barabbas was een rover.

Wat een tragiek, als de mensen op het verkeerde been staan. Ze worden opge­hitst door de geestelijke (ver)leiders van het volk. Jezus gaat door met profe­tisch te spreken, maar het volk spreekt woedend en kiest voor een rover. Zo gaat het als het volk opgehitst wordt door leiders die de wet niet kennen. Ze denken dat ze de wet kennen maar ze kennen de wet niet. De wet brengt leven, maar zij knechten het volk met allerlei wetjes en geboden. En die Jezus, Die allerlei wetjes wegvaagt met zijn boodschap als gezaghebbende, Die loopt de geestelijke leiding in de weg. Hiertoe is Hij in de wereld gekomen, opdat Hij van de waarheid zou getuigen, zegt Jezus tegen Pilatus en ieder die uit de waarheid is, hoort naar mijn stem. En zo is het. Als we de stem van Jezus her­kennen, dan ontdekken we de waarheid. En de waarheid geeft leven en over­vloed. Pilatus vindt in Hem geen schuld. Hij is onschuldig. Maar hij beseft de grimmigheid van de zaak.

Wat een schijnheilige Joden. Wat een geestelijke hoogmoed. Wat een lafheid. Neen, ze gaan het gerechtsgebouw niet binnen, want ze willen het Pascha kun­nen eten. Ze willen zich niet verontreinigen. Ze blijven buiten staan en Jezus gaat naar binnen. Dat kan, want die man moet toch uit de weggeruimd worden. Pilatus probeert nog dat ze hun geestelijke verschillen zelf maar moeten oplos­sen. Maar daar willen ze niet van weten. De Romeinse wet verbiedt hen ie­mand ter dood te veroordelen. Dus waar zijn ze op uit? Hij moet ter dood ver­oordeeld worden. Ze zouden het zelf allang gedaan hebben, als ze daar de moed voor hadden. Maar ze hebben de gehate overheerser nodig om dat dood­vonnis zonder problemen te kunnen voltrekken. Dus, op naar Pilatus. En zo is het gegaan. Jezus voor de wereldlijke rechter. Voor de bezetter. Stel je eens voor. Nederland bezet door de Duitsers en dan de bezetter gebruiken om een Nederlander vermoord te krijgen. Dat is toch vreselijk? Hebben we daar wel eens over nagedacht? Daar krijg je het toch benauwd van. Vreselijk! Maar dat is hier gebeurd. O, HERE God, wat hebben wij toch een grote schuld op ons geladen. Wat een vreselijke weg moest U gaan. Wij hebben gezondigd. Wij hebben uw Naam gelasterd. Wij zijn des doods schuldig. Hoe kon het ook an­ders, dan dat U onze schuld op U nam. Want wij konden nooit en te nimmer de zonde wegnemen waarmee wij allemaal belast zijn. Er was alleen verzoe­ning mogelijk door het offer en het bloed van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Wat een genadige God. Wat een liefde, dat Hij zijn leven gaf voor ons, zijn vrienden. Dank U, HERE God. Help mij om U eeuwig dankbaar te zijn en in gehoorzaamheid U te volgen.

Johannes 19:1-16

8 april [1]

19:3

Gegroet, Koning der Joden! En zij gaven Hem slagen in het gelaat.

19:4

opdat gij weet, dat ik geen schuld in Hem vind.

19:6

Kruisigen, kruisigen!

19:7

Wij hebben een wet en naar die wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt!

19:11

Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware:…

19:15

Wij hebben geen koning, alleen den keizer!

19:16

Toen gaf hij Hem aan hen over om gekruisigd te worden.

Pilatus, Pilatus. Weg met Hem, hoort hij roepen. Weg met Hem, scandeert het op het plein. Het is een rumoer. Het is een opstootje. Opnieuw brengt Pilatus Jezus naar buiten. Ik vind geen schuld in Hem. Weg met Hem! Weg met Hem! Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt. Als Pilatus dat hoort, haalt hij Jezus weer naar binnen. Wat hoort hij nu? Hij vraagt: Waar zijt Gij vandaan? Maar Jezus antwoordt niet. Pilatus wil zijn macht laten blijken. Maar Jezus zegt: Gij zoudt geen macht tegen Mij hebben, indien het u niet van boven gegeven ware. Pilatus wil Hem loslaten, maar ze schreeuwen nog harder. Ze zeggen: Indien gij deze loslaat, zijt ge geen vriend van de keizer. Oei, dan staat je baantje op de tocht. Pas op Pilatus, want we zullen het wel doorbrieven. Wij hebben geen koning, wij hebben alleen de keizer. Pilatus, weg met Hem! Wat een huichelachtig gedrag. Als de vijand zijn zin wil hebben, dan zijn alle leu­gens geoorloofd. Dat gaat hier op. Ze huichelen alsof ze vriend met de bezet­ter zijn. Ze hebben geen koning, terwijl er een heel sterke Messiasverwachting was van een koning die de bezetter met geweld uit het land zou jagen. Dat wisten de Romeinen ook en daarom was er een sterke bezetting, altijd bij het tempelplein in een speciaal daarvoor gebouwde burcht, Antonia. Je kon maar nooit weten wanneer de Joodse opstand uitbrak.

Tenslotte weet Pilatus ook niet anders te doen dan Jezus aan de schriftgeleer­den en de overpriesters uit te leveren. Het zijn de geestelijke leiders van het volk die Messias Jezus hebben gedood. Het is verschrikkelijk om te zien hoe hier de religie, de dode godsdienst, het Leven van de kerk, de Zoon van God, heeft geknecht en kapot gemaakt. Het lijkt wel keer op keer te gebeuren. Het is toch vreselijk om te zien. Hoe is het mogelijk? Jezus kwam op aarde om goed te doen; Hij deed tekenen en wonderen. Hij deed niets dan goed. Maar binnen drie jaar hebben ze Hem uit de weg geruimd. Er was geen plaats voor de gezaghebbende woorden van Messias Jezus. Hij was een nieuwlichter. Hij paste niet in de verwachting van een zegevierende Messias. Hij was slachtof­fer van hun schriftvervalsing. Jesaja 53 bestond voor hen niet. Het was het lijdende Israël, waar juist de Messias een einde aan zou maken. Wat ook een moeilijkheid voor de mensen, om zich hiervan te bekeren. Want ze hadden het eeuwen zo gehoord. Wat een moeite ook vandaag voor velen om ons van de geestelijke Israëltheologie te bekeren, want we hebben het zo gehoord. We moeten door een heel dikke schil van dogmatiek en boeken en cultuur en tradi­tie heen om daar van af te komen. We worden dan als nieuwlichters aan de kant geschoven. En dat is ook heel begrijpelijk, want de dogma’s zijn zo hei­lig, dat er wel heel wat moet gebeuren voor we het lef hebben om het tegen het licht van het Woord te houden. Glorie voor Zijn Naam!

HERE, help ons vandaag, om uw Woord der waarheid te laten. De waarheid zal u vrij maken. Maar we hebben uw Woord in de leugen ondergedompeld en gedaan alsof de beloften op de kerk zijn overgegaan en we lijden daar nog elke dag onder. Open uw Woord. Help ons om eruit te komen Vergeef ons wat we hebben gedaan. Wij hebben Messias Jezus opnieuw gekruisigd, door Hem van zijn Eigen profetie te beroven.

Gelooft u het niet? Lees de profeten. Als je het ontdekt, wordt het evangelie nog veel rijker. Dan zie je pas de profetische vergezichten, dan wordt het steeds mooier. Maar het belangrijkste is, dat indien we zeggen bijbelgetrouw te zijn, we ook de Bijbel moeten naspreken. HERE help ons!

Johannes 19:17-37

9 april [1]

19:19

Jezus de Nazoreeër, de Koning der Joden.

19:22

Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven.

19:24

zodat het schriftwoord vervuld werd: Zij hebben mijn klederen onder elkander verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen.

19:27

Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zeide Hij tot de discipel: Zie, uw moeder.

19:28

Hierna zeide Jezus, daar Hij wist, dat alles reeds volbracht was, opdat de Schrift vervuld zou worden: Mij dorst!

19:30

zeide Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.

19:33

braken zij zijn benen niet,

19:34

maar een van de soldaten stak met een speer in zijn zijde…

19:36

Want dit is geschied, opdat het schriftwoord zou vervuld worden: Geen been van Hem zal verbrijzeld worden.

19:37

En weder zegt een ander schriftwoord: Zij zullen zien op Hem, die zij doorstoken hebben.

Wat een zorgvuldigheid om de Schriften te vervullen. Johannes doet zijn best om aan te tonen dat de Messias volgens de Schriften moest sterven. Het gaat er ook steeds om, dat we bij alles zorgen, dat we leven en gehoorzamen vol­gens de Schriften. We kunnen alleen maar over Jezus spreken als we het doen vanuit de Schriften. Hij is de Messias Die komen zou en ook in zijn lijden en sterven is Hij de Messias der Schriften. Er staat boven zijn kruis: De Koning der Joden. Wat ik geschreven heb, heb ik geschreven, zegt Pilatus. Want de Joden waren daar helemaal niet blij mee. Wat is er in Pilatus omgegaan toen hij dat opschrift erboven liet zetten? Wilde hij de Joden daarmee nog een duw geven? Hij was het er nog steeds niet mee eens dat ze Jezus wilden kruisigen. Wat is er in hem omgegaan? Hij had volgens een ander evangelie ook nog zijn vrouw tegen. De duivel zal er altijd alles aan doen om je zo te beïnvloeden, dat alles wordt ingezet om je de verkeerde kant op te laten gaan. Vaak van niet verdachte zijde, word je nog aangemoedigd om de verkeerde keuzes te maken. Daar moet je heel alert op zijn. Je moet steeds je gedachten bij het Woord houden en niet rechts of links gaan. Maar wat een profetie daar boven het kruis. Jezus, de Koning der Joden. Want Hij is de grote Koning. Daar aan het kruis is Hij de vernederde, maar al in zijn profetische opstandingskracht, de opgewekte, de grote Koning, Die zit aan ’s Vaders rechterhand. Heerlijk, wat een ironie van Pilatus, maar wat een goddelijke zeggingskracht. Wat ik ge­schreven heb, heb ik geschreven, daar zou je alleen al een boek over kunnen schrijven.

En dan worden zijn klederen verdeeld, verloot, zoals het schriftwoord heeft gezegd. Johannes, die dicht bij de Schrift leeft, wist het. Hij zag het gebeuren. Zo’n duur kleed, dat ga je niet scheuren. Dat houd je heel. Jezus liep dus rond met een heel duur kleed. Dat doe je toch niet als je de ander wilt helpen? Dan loop je er zelf toch niet heel duur bij. Voor Jezus was dat geen probleem. Hij hing niet aan zijn klederen of aan aardse goederen. Hij diende zijn Vader er­mee. Dat is op zich al weer een boodschap waar je een boek over kunt schrij­ven. En dan gaat het verder; zijn beenderen worden niet gebroken. Ook een Schriftwoord. Want het offerlam moest een perfect lam zijn. Niets mocht eraan gebroken zijn. Wat een vervulling van de Schriften. En Hij wordt door­stoken. En dat is weer uit Zacharia 12 vers 10: Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebe­den; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene. Wat een profetie. Als we de schriften kennen, de profeten lezen, dan vallen we van de ene ver­bazing in de andere. Tot in de details is de komst en het lijden en sterven van Messias Jezus geprofeteerd. Zou dan ook de wederkomst van Hem niet met net zoveel details zijn beschreven? Het wordt tijd dat we de profeten aan het woord laten.

Het is volbracht. Jezus wist, dat alles volbracht was. Hij wist waarom Hij zijn leven als Zoon van God moest geven. Wat een weg. Wat een diepe, grote, ge­nade. Daar komen we nooit uit. Waar zonde is, is straf. Dat is een eerlijke zaak. Daar moeten we voor boeten. Maar hoe kunnen we boeten voor de zon­de? God wist het. Hij neemt het initiatief. Hij overwint de satan. Dat kunnen wij nooit. Wij gaan daar onderdoor. Maar door het bloed van het kruis kunnen we de satan weerstaan. Dat is de kracht die we hebben ontvangen. En in die kracht moeten we elke keer opnieuw gaan staan. Niet verslappen. Hoe vaak wordt dat niet gezegd? Volharden! Kennelijk is de aanval groot. Volharden! Niet opgeven. Want de overwinning is behaald op het kruis van Golgotha. Glorie voor zijn Naam!

Johannes 19:38-42

10 april [1]

19:38

een discipel van Jezus, maar in het verborgen uit vrees voor de Joden,…

19:39

En ook kwam Nicodemus, die de eerste maal des nachts tot Hem gekomen was,…

19:41

een nieuw graf,…

19:42

daar dan legden ze Jezus neder wegens de Voorbereiding der Joden, omdat het graf dichtbij was.

Het was de voorbereiding van het feest. Dan mochten de Joden zich niet ver­ontreinigen. Hoe moest het nu met een dode? Die was toch onrein? Ze gingen het gerechtsgebouw van Pilatus niet binnen, want ze wilden zich niet veront­reinigen. Ze hadden hun hele huis al rein gemaakt. Dat is een heel ritueel. Al­les wat niet kosher is moet er uit. Er zou eens iets achter kunnen blijven. En nu is Jezus overleden. Jozef van Arimathea gaat in het geheim naar Pilatus en vraagt naar het lichaam. Ook Nicodemus komt in het geheim. Dit is de Fari­zeeër die ook in het geheim in de nacht bij Jezus kwam. Hoe kan ik opnieuw geboren worden, was zijn vraag. Johannes 3:16 is het antwoord. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon, gegeven heeft, op­dat een ieder die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Dat is toch geweldig om nog weer eens te citeren nu ze Jezus begraven wil­len? Dat moet allemaal in het geheim. Je zult eens problemen krijgen met de Joden. Jezus in het geheim begraven. Vlakbij, want het was de voorbereiding van het feest. Weg met Hem, in het graf en een steen ervoor. En snel naar huis, want het Pascha is aanstaande.

De hele wereld is bezig om Jezus buiten het feest te houden, terwijl Hij juist centraal staat op het feest. Hij is het Lam dat geslacht werd. Hij leidde de mensen uit het diensthuis van de zonde. Maar ze waren er allemaal aan voor­bijgegaan. Wat een tragiek. Je kunt met het feest bezig zijn en alle voorberei­dingen treffen en toch aan het feest voorbijgaan. Je kunt denken dat je de eredienst in ere houdt en toch het feest met voeten treden. Wat een tragiek. Maar het gaat gebeuren. Het gebeurt hier. En wat een tragiek. Twee grote, voorname mannen, die in het geheim volgelingen van Jezus zijn. Ze durven het niet in het openbaar, want dan krijgen ze problemen met de heersende me­ning. En ja hoor, dan maar in het geheim. Heeft ooit geweten dat Nicodemus daar bij was. Ja, misschien na zijn dood, want dit evangelie is later geschre­ven. Nicodemus was kennelijk een bekende van Johannes. Hoe kan anders Johannes het weten? Johannes had goede contacten in die kringen. Kennelijk was hij van veel op de hoogte. Zo is het ook vandaag. Er zullen heel wat men­sen zijn die het heimelijk eens zijn met de aanpak en het verzet tegen de ver­loedering van ons land, maar die daar openlijk niet vooruit durven komen. Dat is de grote tragiek. Daar moeten we hen toe oproepen om wel de moed te heb­ben om op te komen voor de waarheid. Want de boze ligt op de loer, om alles wat God wil, met voeten te treden.

Jezus is gestorven en Hij is begraven. Hoeveel mensen zouden geloofd hebben dat Hij ook inderdaad zou opstaan? Wat zijn de mensen, maar ook wij, toch vaak veraf van de waarheden die zo dichtbij zijn. Zo is het vandaag met de profetie. Wat zijn we daar ver van verwijderd met alle gevolgen van dien, dat we het vergezicht niet hebben op de dingen die gebeuren in profetisch per­spectief. Profeten lezen!

Johannes 20:1-18

11 april [1]

20:1

En op de eersten dag der week ging Maria van Magdala vroeg,…

20:5

hij ging echter niet naar binnen.

20:6

en hij ging het graf binnen…

20:7

maar de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet… doch opgerold,…

20:9

want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan.

20:12

en zij zag twee engelen zitten,…

20:14

keerde zij zich om en zag Jezus staan, maar zij wist niet, dat het Jezus was.

20:17

Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.

Een heel tafereel daar bij het graf. Een leeg graf. Neen, dat kan niet. God moet er Zelf aan te pas komen om de zaken uit de doeken te doen. Neen, Jezus is niet gestolen. Er staat dan zo bij: want zij kenden de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan. Dat zeggen Johannes en Petrus. Die hadden toch zo dicht bij Jezus geleefd? Het waren de vertrouwelingen van Jezus en toch wisten zij niet dat Hij zou opstaan. Wat moet dat toch steeds een droefenis voor Jezus zijn. Hij legt het ze uit. Hij wijst hen op de schriften. Hij vertelt van zijn opstanding. En nu is Hij opgestaan en dan zeggen ze, dat ze de Schrift nog niet kenden, dat Hij op zou staan. Jezus Zelf moet het hen weer uitleggen.

Het komt er in dit stuk niet op aan wat ze dachten en wat ze zagen en hoe ze zich voelden. Daar kunnen we met Pasen heel romantisch over doen. En dat mag allemaal wel. Want het is ook allemaal heel bijzonder, maar het gaat er om dat Jezus hen uitlegt in vers 17: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God. Dat is de boodschap. Jezus gaat naar de Vader. Onze Vader. Zijn God, onze God. Daar klinkt zo’n krachtige gemeenschap en eenheid uit. Het is een en dezelfde Vader. Onze Vader die in de hemelen zijt. Je kunt er zo het gebed dat Jezus ons heeft geleerd, achteraan bidden. Uw wil geschiede, uw Koninkrijk kome. Heerlijk! Wat een geweldige opdracht. Wat een zegen. Wat een kracht. Wat een verlossing. Want hoe konden wij ooit tot Jezus naderen als niet eerst onze zonden, maar die van de gehele wereld, ver­zoend zijn, op het kruis van Golgotha? Daarom klinkt de oproep. Volg Mij!

Heerlijk, daar zo in de graftuin, vlak bij de plaats van de kruisiging, bij dit open graf, vroeg in de morgen van de eerste dag der week. Het Pascha is gege­ten. De sabbat is voorbij. Stiekem naar het graf, want de mensen mogen het niet weten. En kijk nou eens, het graf is leeg. Wat een opstandingskracht. Jezus is opgestaan. De weg ligt open voor u en mij. Kom tot Jezus, kom tot uw Heiland, toef langer niet. Hij heeft onze straf op Zich genomen. Wie heeft er groter liefde dan Hij Die zijn leven inzet voor zijn vrienden? Dat heeft Jezus gedaan. Dat wil toch niemand missen, want Hij geeft ons de doorgang naar het eeuwige leven. Kom mee op reis, naar dat Koninkrijk. Keer je om! Bekeer je! Belijd je zonden en volg Mij!

Johannes 20:19-31

12 april [1]

20:19

de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden,… Vrede zij u!

20:20

toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde.

20:21

Vrede zij u! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.

20:22

blies Hij op hen en zeide tot hen: Ontvangt de heilige Geest.

20:26

terwijl de deuren gesloten waren,… Vrede zij u!

20:27

en wees niet ongelovig, maar gelovig.

20:28

Mijn Here en mijn God!

20:29

Zalig zij, die niet gezien hebben en toch geloven.

20:31

maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in zijn naam.

Vrede zij u! Vrede zij u! Vrede zij u! Daar gaat het om. Het is de vrede die de Here Jezus over ons proclameert. Het gaat om de vrede die we in Hem heb­ben. Ze hadden de deuren gesloten uit vrees voor de Joden. Ze verwachtten elk moment dat ze zouden komen om hen ook gevangen te nemen. En weten niet wàt met zichzelf te doen. Ze hadden gezien hoe agressief ze Jezus hadden gekruisigd. Wat kunnen de mensen agressief tekeergaan tegen Jezus. En wee je gebeente, wat ze dan kunnen doen tegen zijn volgelingen. Maar dan komt Jezus en zegt: Vrede zij u! Dat is wel het laatste wat ze ervaren. Hij blaast op hen en zegt: Ontvangt de Heilige Geest. Daar is kracht aan verbonden. Want daarmee krijg je de autoriteit van de Here. Dat doet je krachtig spreken voor de gerechtshoven en de groten der aarde. We moeten hen de mond snoeren in de naam van Jezus. Hij geeft de echte vrede en de rest is surrogaat, hoe ze ook zullen proberen je kapot te maken.

Het kunnen geloven van Thomas heeft een gevleugelde zegswijze opgeleverd: ongelovige Thomas. En zo is het. Eerst zien en dan geloven. Ook weer zo’n staande uitdrukking. En hoe herkennen we ons daar niet in, maar daar gaat het nu niet over. Daar moeten we ons van bekeren. Daar moeten we ons tegen ver­zetten. Zalig wie geloven en het niet gezien hebben. Het is immers niet waar, omdat wij het gezien hebben. Het is waar, hoe dan ook of we het nu gezien hebben of niet. En dat is toch ook duidelijk. Want waarom zou het pas waar zijn als we het zien. Er is zoveel dat we niet eens zien. We gaan al ziende vaak aan de waarheid voorbij. Stommelingen die we zijn. God wil ons veel meer aan tekenen en wonderen laten zien en we gaan daar blind en doof aan voor­bij. We moeten onze ogen en oren open doen en luisteren naar de stem van God, dan zullen we verbaasd staan, hoeveel tekenen en wonderen er dichtbij om ons heen gebeuren. En is niet het grootste wonder dat we nu samen dit op­schrijven en lezen? Want het geloof wordt ons door de kracht van de Heilige Geest gegeven, tot eer van God. Alle zegen komt immers van boven? Kijk dus maar omhoog. Daar kan niets anders dan zegen vandaan komen, voor een ieder die door genade in afhankelijkheid van Hem alles verwacht. Glorie voor zijn Naam!

Johannes 21:1-14

13 april [1]

21:1

en Hij openbaarde Zich aldus.

21:3

en in die nacht vingen zij niets.

21:5

Kinderen, hebt gij ook enige toespijs? … Neen.

21:6

Werpt uw net uit aan de rechterzijde van het schip en gij zult vinden. Zij wierpen het (net) uit en konden het niet meer trekken vanwege de menigte der vissen.

21:7

Het is de Here.

21:8

en zij sleepten het net met de vissen.

21:11

en hoewel er zovele waren, scheurde het net niet.

21:12

Komt en houdt de maaltijd … Want zij wisten, dat het de Here was.

21:13

Jezus kwam en Hij nam het brood en gaf het hun en evenzo de vis.

21:14

Dit was reeds de derde maal, dat Jezus na zijn opwekking uit de doden Zich aan zijn discipelen geopenbaard heeft.

Ik ga vissen. Dat is geen vreemd plan voor de vissers. Ze waren terug naar huis gegaan. Ze hadden hun beroep weer opgepakt. Hadden ze niet in Jeruza­lem moeten blijven om de verward achter gebleven gelovigen en volgelingen te helpen om door deze moeilijke tijd heen te komen? Of hadden ze het ook wel gezien? Hadden ze ook gedacht dat het nu toch echt wel voorbij was? Ge­loofden ze nog niet vast en zeker dat nu het echte werk van de verspreiding van het evangelie zou beginnen? Ze moesten toch in Jeruzalem wachten op de uitstorting van de Heilige Geest? Nu gaan ze vissen. Maar ze vangen niets. Dan zien ze een man staan. Die zegt: Gooi het net aan de andere kant. Ze doen het ook nog. Baat het niet, dan schaadt het ook niet. En wat gebeurt er? Een menigte van vissen. Honderd drieënvijftig om precies te zijn. Wat een wonder. Wie gooit er nu zijn net aan de andere kant. Ze vissen al hun hele leven en iedereen weet dat je het zo moet doen. En bovendien, waarom zou je het aan de andere kant doen? Daar zullen toch niet toevallig heel veel vissen zwem­men? Dat is onzin. Die verhaaltjes, daar trappen we niet in.

Waarom ze toch het net aan de andere kant gegooid hebben weten we niet. Misschien is het wel de impulsieve Petrus die het meteen deed. Hij was het immers die ging vissen? Ze slepen het net aan land. Het is niet te geloven. Ze voelen en weten dat het de Here is, maar ze durven het niet te vragen. Hij vroeg om toespijs, maar ook dat geeft Hij dan Zelf aan hen. Ze eten. Hij breekt het brood en eet de vis. Hij deelt het rond. Dat doet denken aan de wonderbare spijziging. Dat is ook een wonder. Toen werden de vissen en het brood verme­nigvuldigd. En nu gebeurt het weer.

Hij geeft de vissen niet op de gewone manier, maar pas als we het net aan de andere kant uitgooien. Daar zit een hele boodschap in. Daar moeten we van leren. We moeten niet de platgetreden theologische paden gaan, maar steeds weer creatief en in het voetspoor van Jezus de wegen van heil en verwonde­ring en wonderen gaan. Gooi het net maar aan de andere kant. Ook aan het begin van het optreden van Jezus hebben we het over een wonderbare vis­vangst. Nu het was toch zo, dat Jezus zei: Ik zal jullie vissers van mensen ma­ken? Er zijn heel veel vissen, maar we moeten het net aan de goede kant uit­gooien. Als we niet veel vis vangen dan moeten we het net aan de andere kant uitgooien. En bovenal ook geloven dat Hij het kan doen en niet wij. Hij geeft de bekering. Hij raakt de harten aan. Wij mogen en moeten proclameren. Tot­dat Hij komt. Dat is onze opdracht. Prijs de Heer!

Johannes 21:15-25

14 april [1]

21:15

hebt gij Mij waarlijk lief,…? … Ja Here, Gij weet, dat ik U liefheb. … Weid mijn lammeren.

21:16

hebt gij Mij waarlijk lief? … Ja Here, Gij weet het, dat ik U liefheb. … Hoed mijn schapen.

21:17

hebt gij Mij lief? …Gij weet alles. Gij weet, dat ik U liefheb. … Weid mijn schapen.

21:18

en een ander zal u omgorden en u brengen, waar gij niet wilt.

21:19

En dit zeide Hij om te kennen te geven, met welke dood hij God verheerlijken zou … Volg gij Mij.

21:22

Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan?

21:24

en wij weten, dat zijn getuigenis waar is.

21:25

Er zijn echter nog vele andere dingen, die Jezus gedaan heeft; indien deze één voor één beschreven werden, dan zou, naar ik meen, de wereld zelf de boeken, die geschreven werden, niet kunnen bevatten.

Petrus wordt op z’n plaats gezet. De plaats die Jezus hem in zijn Koninkrijk wil geven. Het is niet zo zeer dat hij in ere hersteld wordt, maar dat Jezus hem en ons allen een lesje geeft om op je plaats te blijven. Petrus was een haantje de voorste. Van alle discipelen is het waarschijnlijk Petrus van wie we het beste een karakterschets kunnen maken. Daarin zullen velen ook zichzelf her­kennen. Wij willen ook altijd voorop gaan. Het gaat er echter om dat we niet onszelf volgen, maar dat we Jezus volgen. Hij zegt ook herhaaldelijk hier: Volg Mij! Niet: Volg jezelf. Volg Mij! Hij vraagt het drie keer. En Petrus kan wel bedroefd worden, maar we hebben deze oproep elke dag nodig. Op je plaats Petrus! Op je plaats! Ik en u en wij. Volg Mij! Daar gaat het om. Dan kunnen we de anderen hoeden en weiden. Dan gaan we uit om anderen te ver­tellen van Die Jezus.

We moeten bereid zijn om Hem te volgen, ook daar waar we zelf liever niet heen zouden gaan. Dat kan heel moeilijk zijn soms. Petrus is de marteldood gestorven. Daar weet Johannes van. Hij heeft Petrus overleefd. Johannes voegt er nog aan toe dat als Petrus vraagt wat er met Johannes gebeurt, Jezus zegt: Petrus, Petrus, dat gaat je niets aan. Het gaat om jou. Volg Mij!’ Ik heb met Johannes mijn eigen weg. Johannes voegt er nog aan toe dat er mensen zijn die dachten dat Jezus zou terugkomen tijdens Johannes’ leven, maar hij maakt duidelijk, dat dat niet de bedoeling was van wat Jezus zei. Misschien waren daar in die tijd ook wel weer mensen door in de war geraakt. We zijn immers zo vaak in de war met onze eigen interpretaties. We moeten het altijd vanuit God zien. Wij moeten Hem volgen en niet onze eigen gedachten. Volg Mij! Dat mogen we wel boven ons bed hangen en op ons kantoor zetten, dat mogen we wel als een geluidsband bij ons dragen. Dan leren we misschien af om steeds weer onszelf of een ander te volgen. Glorie voor Die Naam! Hij komt. Hij belooft. Volg Mij, totdat Ik kom!