17 mei [1]
1:2 |
…ten tijde van Josia,… |
1:3 |
…van Jojakim,… van Zedekia,… tot de wegvoering van Jeruzalem… |
1:5 |
Eer Ik u vormde in de moederschoot, heb Ik u gekend, en eer gij voortkwaamt uit de baarmoeder, heb Ik u geheiligd; tot een profeet voor de volkeren heb Ik u gesteld. |
1:9 |
Zie, Ik leg mijn woorden in uw mond;… |
1:11 |
Ik zie een amandeltwijg. |
1:12 |
…want Ik waak over mijn woord om dat te doen. |
1:13 |
Ik zie een kokende pot,… |
1:14 |
Uit het Noorden zal het onheil losbreken over alle inwoners van het land;… |
1:16 |
…dan zal Ik mijn oordelen over hen uitspreken… |
1:17 |
…verschrik niet voor hen,… |
1:19 |
…al zullen zij tegen u strijden, zij zullen u niet overmogen, want Ik ben met u, luidt het woord des HEREN, om u te bevrijden. |
Jeremia.
De profeet van de ballingschap.
Door God geroepen. Eer Ik u vormde
in de baarmoeder heb Ik u gekend. God kent de mensen al voor dat ze
geboren zijn. Hij roept ze. Ze worden uit Hem geboren. God schept het
leven en wij komen daar dus niet aan. Het snijdt me door de ziel als
ik aan God denk en dan aan abortus. Dat kan toch helemaal niet. Wie
haalt het in z’n hoofd om een kind, door God geschapen, onder
het hart van de moeder weg te halen. Vreselijk! Als je daar aan denkt
en je denkt dan aan God, dan kan het toch niet anders dan dat God
gekrenkt, verdrietig, boos en verontwaardigd is. Wat denken de mensen
wel. Hij is hun Schepper. En zij rukken zijn kinderen uit de
baarmoeder weg. Dat kan toch niet! Dat kan toch niet! Dat kan toch
niet! We moeten dan ook niet vreemd opkijken als de oordelen van God
komen.
God heeft de wereld lief. Hij heeft zelfs zijn eigen
Zoon gegeven. Maar als we zijn liefde, die al begint in de
moederschoot, afwijzen, dan moeten we niet opkijken als de rampen
over de wereld rollen. Er zijn nu 50 miljoen abortussen per
jaar. Wat wil je dan? Dan heerst er toch een wereldoorlog in de
moederschoot, zoals moeder Theresa zei. We moeten ons met alle
kracht inzetten tegen abortus. Wie haalt het in z’n hoofd om
een kindje uit de moederschoot te rukken? Dat slaat toch nergens op.
Dat doen zelfs de dieren niet. Je bent beter af als je een dier bent.
We moeten ons daar radicaal tegen verzetten. Het niet dulden.
God
is duidelijk in de roeping van Jeremia. Kom niet aan de kinderen!
Want wie vermoord je met abortus? Het zou een profeet kunnen zijn. Je
kapt een door God gegeven mogelijkheid af. Vreselijk! God roept. En
dan heb je te gehoorzamen. Ik ben jong en kan niet spreken. Maar God
raakt Jeremia aan en hij spreekt. Het zijn de woorden van God, die je
moet spreken en niet je eigen woorden. Het is niet nodig dat je goed
kunt spreken. Je hoeft alleen maar door te geven wat God zegt. Daar
gaat het om.
En wat voor opdracht krijgt hij: Ik stel u heden
over de volken en de koninkrijken. Wat? Over volken en
koninkrijken? Dat is nogal wat. Een mens als Jeremia over volken en
koninkrijken? Ja, dat staat er. God denkt groot. Hij denkt in
begrippen van zijn Koninkrijk. God denkt niet klein. Met God spring
je over muren. Dan moet je niet te benauwd denken.
Dan ziet
Jeremia een amandeltwijg: Ik waak over mijn Woord, zegt de HERE. Wees
maar niet bang! De mensen kunnen het woord verkrachten en er tegen
tekeergaan. Maar God waakt Zelf over zijn Woord. Daar gaat het
om.
Wat zie je, Jeremia? Een kokende pot? Het gevaar komt van
het Noorden. Daar zullen de legers losbarsten en aanvallen. Want de
zonde is tot aan de hemel gestegen. Israël is andere goden
nagelopen en is al in ballingschap, maar Juda heeft niets geleerd. En
nu is het ook afgelopen. Als je ongehoorzaam bent en je gaat willens
en wetens tegen God in, dan moet je ook niet vreemd opkijken als je
gestraft wordt. Die waarschuwing mogen wij ook in onze zak
steken.
Dat is profetie. Het volk oproepen tot bekering. Maar
daar zijn ze niet van gediend. Dan gaan ze tegen je tekeer. Dan
willen ze niet naar je luisteren. Dan zullen ze je tegenspreken. En
kwaad van je spreken Maar daar moet je je niets van aantrekken. Want
je spreekt niet je eigen woorden. Je spreekt de woorden van God. Ze
kunnen van alles tegen je proberen. Maar Ik ben met je, zegt God.
Vrees niet! Ze kunnen niets tegen je doen. Glorie voor zijn Naam! Wat
een evangelie. Daar kunnen we weer mee vooruit.
We zijn al
voor de moederschoot door God uitgekozen om nu te leven met de
talenten die Hij ons geeft. We zijn geboren om voor Hem te leven in
blijdschap en eeuwige verwachting. De vijanden kunnen proberen
ons uit ons evenwicht te halen maar dat zal niet gelukken want we
zijn in Hem geborgen. En Hij waakt Zelf over zijn Woord. Dus wij
hoeven alleen maar te gehoorzamen en het uit te dragen in ons
eigen leven en het leven van onze kinderen en familie. Wat een
ontspanning. Het Woord staat er. We kunnen het lezen en indrinken.
Het is waar. Zijn Koninkrijk van recht en gerechtigheid wordt
gegrondvest. Glorie voor zijn Naam! Er is geen veiliger schuilplaats
dan bij Jezus. Dicht bij Hem blijven in de storm van de tijd. Dank U,
HERE!
18 mei [1]
2:3 |
…Israël was de HERE geheiligd, de eersteling zijner opbrengst;… |
2:5 |
Wat voor onrecht hebben uw vaderen in Mij gevonden, dat zij zich ver van Mij verwijderd hebben,… |
2:7 |
Ik bracht u toch in een vruchtbaar land… |
2:11 |
…heeft ooit een volk goden verruild? – en dat zijn toch geen goden! –… |
2:19 |
Laat uw boosheid u tuchtigen en uw afdwaling u kastijden;… |
2:25 |
Het baat niet, neen, want ik heb vreemden lief, hen zal ik achternalopen. |
2:27 |
…maar ten tijde van hun rampspoed zeggen zij: Sta op en verlos ons! |
2:32 |
Maar mijn volk heeft Mij vergeten,… |
2:34 |
Zelfs is in uw slippen het bloed gevonden van onschuldige armen,… |
2:37 |
…want de HERE verwerpt hen op wie gij vertrouwt,… |
3:1 |
Doch gij hebt ontucht gepleegd met vele minnaars –… |
3:3 |
Zo zijn dan de regenstromen ingehouden en is de late regen niet gekomen;… |
3:5 |
…maar gij doet het kwade en maakt u daarin sterk. |
Zijn
ze het dan vergeten? Israël was toch de eersteling? De HERE
geheiligd! God heeft hen toch door de woestijn geleid? Hij heeft hen
toch het beloofde land binnengeleid? Hem zouden ze toch dienen? Hij
heeft alles voor hen gedaan. Maar de priesters werden afvallig.
De herders gingen hun eigen goddeloze wegen. Zij wilden zich
niet meer met de Wet, met het Woord bezighouden. Zij gingen
andere goden achterna. Kijk toch eens over de grenzen: Heeft ooit een
volk z’n goden verruild? En dat zijn niet eens goden. En wat
doet het volk van God? Dat ruilt zijn God, de Eeuwige in, voor dat
wat van hout is. Dat is je toch niet voor te stellen? En toch nog
zeggen dat ze de HERE volgen. Waarna ze niet kunnen begrijpen waarom
de regen opgehouden is. En dat ze daarom naar Egypte en naar Assyrië
moeten om water te halen. Anders komen ze om van de dorst. Op elke
hoge heuvel worden de afgodsbeelden aanbeden. De Baälsdienst.
Wat een ontucht. Ze zijn er snel bij. Ze weten heel goed de slechte
wegen te vinden. En ze blijven erin volharden. Als het eenmaal
verkeerd is gegaan dan is het heel moeilijk om van die weg terug
te keren. Dan moet er een radicale bekering zijn. En dat valt niet
mee. Daar komt heel wat voor kijken.
Ja, en als het dan slecht
gaat en de rampspoed komt, dan willen ze wel roepen: Sta op en verlos
ons! Maar doen ze dan hun afgoden weg? Bekeren ze zich dan? Breken ze
de offerhoogten af? Neen! Ze volharden in hun zonde. Dan moet je ook
niet verwachten dat de HERE antwoordt. Dat is schijnheilig. Je moet
je bekeren. Je hebt toch zelf de HERE de rug toegekeerd. Dan kan de
HERE ook niet verlossen. Dan heeft de duivel bezit van je genomen. En
dan maar schijnheilig roepen dat je wel op de weg des HEREN bent.
Maar kijk nu eens naar het onschuldige bloed dat vergoten wordt. Je
gaat in eigen ontuchtige kracht verder.
Zou een bruid
haar man verlaten? Maar jullie verlaten Mij. Jullie denken kracht te
kunnen zoeken bij de afgoden en de machten van Egypte en Assyrië.
Maar het zal allemaal tevergeefs zijn. Want Ik ga met jullie in het
gericht. Ik neem het niet. Ik eis recht en gerechtigheid en geen
afgoderij. Zo zijn dan de regenstormen ingehouden en de late regen is
niet gekomen. Het is droog. Het gaat erom dat Ik jullie tuchtig,
opdat jullie je bekeren en jullie Mij weer Vader noemen en weer bij
Mij willen schuilen. Het is een oproep tot bekering. Maar dan moet je
het ook wel doen. Je kunt een keuze maken. En Ik wil je daar ook bij
helpen. Het is niet te moeilijk. Want Ik ben er altijd om je weer in
ontferming aan te nemen. Maar, wat kies je? Blijf je bij je
zonde, dan moet je niet Mij de schuld geven.
Het is een stuk
uit het leven gegrepen. Het is helemaal waar. De HERE wacht, met
ontferming bewogen, op de terugkeer van de zondaars. Hij wil
verlossen en niet verdelgen. Hoe heeft Hij zijn volk niet gezegend en
door de woestijn geleid? Daar moeten we bij blijven. Hij heeft ons
uit de woestijn van de dood gehaald naar het eeuwige leven door het
bloed van de HERE Jezus. Daar moeten we bij blijven. Dan moeten
we niet de verkeerde kant op gaan. Hoe dat ook aan ons trekt. Want
van alle kanten loert de boze op ons. Maar, Gode zij dank! Hij blijft
roepen en aan ons trekken. En allen die bij Hem schuilen, zijn
veilig. Vast en zeker! Die oproep klinkt uit dit stuk. Waarom gaan
jullie toch bij Mij weg? Het is toch goed bij Mij? Dat weet je toch?
Heerlijk, om dat te weten. We gaan met Hem verder en willen niet het
kwade volgen.
19 mei [1]
3:6 |
Hebt gij gezien, wat Afkerigheid, Israël, gedaan heeft? |
3:7 |
Keer weder tot Mij; maar zij keerde niet weder; en dit zag haar zuster, Trouweloze, Juda. |
3:10 |
En boven dit alles bekeerde haar zuster, Trouweloze, Juda, zich niet tot Mij… |
3:14 |
Keert weder, afkerige kinderen,… |
3:15 |
…en Ik zal u herders naar mijn hart geven, die u zullen weiden met kennis en verstand. |
3:16 |
…dan zal men niet meer spreken over de ark van het verbond… |
3:17 |
…en alle volken zullen zich daarheen verzamelen om de naam des HEREN te Jeruzalem,… |
3:18 |
In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan, en zij zullen tezamen uit het Noorderland komen naar het land dat Ik aan uw vaderen ten erfdeel gegeven heb. |
3:22 |
“Keert weder, afkerige kinderen, Ik zal uw afdwalingen genezen.” “Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HERE, onze God. |
3:25 |
…want wij hebben tegen de HERE, onzen God, gezondigd,…” |
4:1 |
Indien gij u bekeert, Israël, luidt het woord des HEREN, dan moogt gij tot Mij wederkeren,… |
4:4 |
besnijdt u voor de HERE en doet weg de voorhuid van uw hart,… |
Afkerigheid
Israël en Trouweloze Juda. Israël en Juda hebben de HERE
verlaten. God had hen zo gezegend. God had hen zo gewaarschuwd.
Maar zij verlaten God en aanbidden de afgoden onder elke groene boom.
Het moet de HERE een gruwel zijn geweest. Waar blijft hun dank en eer
aan hun God. Hij heeft hen toch nooit in de steek gelaten en nu dit.
Maar toch, God kan hen niet vergeten. Hij heeft hen uitverkoren en
heeft hen het land als een erfdeel gegeven. Hij blijft met een
rest – met één hier en één daar –
doorgaan. Hij laat hen naar Jeruzalem komen. Hij is genadig en
lankmoedig. Hij wil niet dat zijn uitverkoren volk verloren
gaat.
De HERE herhaalt de belofte dat in Sion zijn troon zal
staan. Dat eens alle volken naar Jeruzalem zullen komen. En dat het
volk, dat verstrooid is, zal terugkeren. Juda en Israël zullen
elkaar zien en beide uit het Noorderland terugkeren. De HERE God
blijft roepen: Keert weder, afkerige kinderen, Ik zal uw afdwalingen
genezen. En als het volk tot erkenning komt dat ze gezondigd
hebben, dat ze God vergeten hebben, dat ze tot Hem moeten terugkeren,
dan hóórt de HERE God. Als zij hun zonden belijden, dan
hoeven ze niet meer bang te zijn. Dan zal God voor hen zorgen. Als
zij Hem aanroepen, dan zal God hen zegenen en hen doen terugkeren.
Dan zal het vreugde zijn.
De oproep blijft klinken: Doet weg
de voorhuid van uw hart en bekeert u tot de HERE, opdat zijn
gramschap van u wijke en Hij zich ontferme! God wil het goede voor de
mensen. Hij blijft het heil aanbieden. Hij heeft zelfs zijn eigen
Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven, opdat wij eeuwig
leven zouden hebben. Daarom moeten we dat aanbod van genade
aanvaarden en ons haasten om ons onder zijn leiding te willen laten
gezeggen het goede wat Hij met ons voor heeft. Het is vrede in ons
hart als we die waarheid gaan ontdekken. Wat een ellende heeft
Israël niet over zich gehaald door zich voor andere goden te
buigen en de weg van de HERE God te verlaten. Dat is ons allemaal ten
voorbeeld opgeschreven.
20 mei [1]
4:6 |
Want onheil breng Ik uit het Noorden… |
4:8 |
…want de brandende toorn des HEREN keert zich niet van ons af. |
4:12 |
…nu ga Ik zelf oordelen over hen uitspreken. |
4:14 |
Reinig uw hart van boosheid, Jeruzalem, opdat gij behouden wordt;… |
4:22 |
…wijs zijn zij om kwaad te doen, maar van goed doen weten zij niet. |
4:27 |
Want zo zegt de HERE: Een woestenij zal het ganse land worden, al zal Ik niet voorgoed afrekenen;… |
4:31 |
Wee mij, want ik bezwijk voor moordenaars! |
Nou,
nou! Dat is niet mis. Er komt een groot leger uit het Noorden. En het
komt met geweldige kracht het volk vernietigen en het land
verwoesten. Ze weten niet waar ze het moeten zoeken. Er komt geen
einde aan. Dood en verderf. Het land wordt één
woestenij. Wat is de duisternis groot. En waarom? Ze roepen het uit.
Maar ze hebben de HERE verlaten. Ze hebben gezondigd. Ze hebben
andere goden achterna gelopen. Op elke groene heuvel staat wel een
afgodsbeeld. Het is de HERE een gruwel. Wat denken ze wel? Dat de
HERE dat ongestraft laat? Ze halen zelf het onheil over zich. En dan
maar klagen over de dood en het verderf dat hen treft. God kondigt
Zelf het oordeel aan. Ze weten het van te voren. Als je God verlaat,
dan komt het oordeel. Dan ga je van het licht naar de duisternis. Dan
kom je in het oordeel. Dan kom je verkeerd uit. Dan moet je niet
klagen over alles wat je overkomt, want dat heb je zelf over je
gehaald. God laat zijn eer niet wegroven. Hij laat ook hier weer zien
dat Hij zijn uitverkoren volk niet met rust laat. Daartoe kastijdt
Hij het. Er heerst een grote ramp. Maar niet helemaal zal Hij hen
vernietigen, want er zal een rest overblijven en dat moet ook wel
want Gods beloften aan Abraham blijven eeuwig waar. De Messias, de
Verlosser, zal uit dit volk komen. Dus het kan niet helemaal
uitgeroeid worden.
En zo is het ook vandaag. God volvoert zijn
plan door zijn volk Israël heen. Immers, van Jeruzalem zal de
wet uitgaan en alle volkeren zullen elk jaar naar Jeruzalem
optrekken. Ze zullen weten dat de HERE God is. We moeten daarom
ook dicht bij Gods woord blijven. Niet links en niet rechts gaan.
Maar Gods woord lezen en eruit leven. Wat er ook door dogma’s
en tradities op gelegd zijn, die moeten we afschudden en heel
eenvoudig blijven bij wat er staat. Wat dat ook voor consequenties
heeft. Het is geweldig om je te verlustigen in het Woord van
God. Het is eigenlijk zo simpel. Het is zo simpel dat je het gevaar
loopt eraan voorbij te gaan. Daarom moeten we het indrinken en dicht
bij Jezus blijven. We moeten ons hart op Hem richten. Dan zal Hij ons
vullen met zijn kracht. Met zijn liefde. Dat zullen we als een wonder
ervaren. Het is de kracht van God, die ons vult met onvoorstelbare en
onvoorwaardelijke liefde tegenover God en de mensen. We kunnen
niet anders dan Hem volgen. Doen we het niet, dan gaat het zo maar
mis. Dan hebben we zo maar God verlaten. Want de tegenstander van God
doet alles om ons de afgoden van ons eigen ik te laten volgen. God
neemt dat niet. Hij roept en blijft ons oproepen om dicht bij Hem te
blijven. Om onze afgoden te verbranden en ons eigen ik in te leveren
om dicht bij de Bron van het leven te blijven. Daar is haast bij. Hij
is de overwinnaar over zonde en dood. We weten onze marsroute.
Blijf in het leger van Jezus en je bent op de overwinningstocht.
21 mei [1]
5:3 |
…zij hebben geweigerd zich te bekeren. |
5:7 |
Waarom zou Ik u vergeven? |
5:8 |
Geile, rondzwervende hengsten zijn het, zij hinniken ieder naar de vrouw van zijn naaste. |
5:10 |
…doch rekent niet voorgoed af;… |
5:17 |
…verslinden zal het uw zonen en uw dochters,… |
5:18 |
Doch, ook in die dagen, luidt het woord des HEREN, zal Ik niet voorgoed met u afrekenen. |
5:19 |
…zo zult gij vreemden dienen in een land dat het uwe niet is. |
5:28 |
…het recht der armen richten zij niet. |
5:31 |
…de profeten profeteren vals en de priesters verschaffen zich gewin nevens hen, en mijn volk heeft het gaarne zo. Maar wat zult gij doen, als het op een einde loopt? |
Wat
een toestand. Het is je toch niet voor te stellen. Wat een opsomming
van zonde en ergerlijke dingen. De satan gaat rond. Hij heeft het
volk helemaal in de greep. En wat een scherpe taal wordt gebruikt om
het aan te duiden. Geile rondzwervende hengsten zijn het, zij
hinniken ieder naar de vrouw van zijn naaste! Dat moet je vandaag
eens zeggen. Dan heb je de poppen aan het dansen. Je moet het
vooral netjes houden. Maar dat hele gezinnen, huwelijken en jonge
mensen naar de knoppen gaan door de zonde van de seks, dat is
kennelijk niet erg genoeg om het scherp aan de kaak te
stellen.
De straf komt gewis. Er komt een volk van verre die
hen in bezit zal nemen en hen in ballingschap zal voeren. Ze kunnen
tekeergaan en om hulp roepen maar Gods oordeel staat vast. Pas als er
radicale bekering komt, dan zal God luisteren. Maar, zo niet,
dan hebben ze het aan zichzelf te danken dat het oordeel komt. God
wil het oordeel niet. Hij wil alleen maar gehoorzaamheid. Hij wil
alleen maar liefde en vrede voor de mensen. Maar dan moeten we wel
zijn geboden onderhouden. En zijn geboden zijn niet zwaar. Ze zijn
juist licht om te onderhouden. Maar de boze, die de boel wil
vernielen, die ligt steeds op de loer om de mensen de verkeerde kant
op te trekken.
Het oordeel komt en het zal zwaar zijn. Het
wordt omschreven op allerlei manieren. Maar ook in dit stuk staat
weer de belofte. Niet heel het volk zal verloren gaan. Een rest zal
worden behouden, want de beloften aan Abraham zijn eeuwigdurend. Door
dit uitverkoren volk zal de Messias verzoening brengen. Dus de straf
kan zwaar zijn, maar Gods plan gaat door. Desnoods via één
man. Desnoods via enkelen. Gods plan verloopt op een wonderlijke
wijze. Een wijze, die we zelf niet kunnen bedenken, maar het plan
wordt uitgevoerd. Daar kunnen we de hele Bijbel door getuige van zijn
en ook nu vandaag zien we in profetisch perspectief de plannen van
God tot uitvoer komen. Daarom is het van groot belang dat we Gods
woord indrinken en eruit leven. Het overdenken bij dag en bij
nacht. Dan zal ons verstand verlicht worden. Dan zal God tot ons
spreken en ons behoeden voor de aanvallen van de boze. God is een
Toevlucht voor de zijnen. Dicht bij Jezus blijven in de storm van het
leven redt ons uit de klauwen van de tegenstander. Daar zijn we
onaantastbaar. Prijs de HERE!
22 mei [1]
6:1 |
Want rampspoed doemt op uit het Noorden, een groot verderf. |
6:2 |
Die bekoorlijke, die verwende verdelg Ik, de dochter Sions! |
6:6 |
…dit is de stad die een en al leugen is, in wier midden afpersing tiert. |
6:9 |
Zo zegt de HERE der heerscharen: Lees, lees het overblijfsel van Israël als een wijnstok na;… |
6:10 |
…Zie, hun oor is onbesneden,… |
6:12 |
…want Ik zal mijn hand uitstrekken tegen de inwoners van het land,… |
6:14 |
Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is. |
6:16 |
…en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg is,… |
6:23 |
…het is toegerust als een man voor de strijd, tegen u, dochter Sions! |
6:26 |
Bedrijf rouw als over een enig kind, een bittere weeklacht; want onverhoeds komt de verwoester over ons. |
6:30 |
Verworpen zilver noemt men hen, want de HERE heeft hen verworpen. |
Rampspoed
komt uit het Noorden. Jeruzalem, de verwende, de bekoorlijke wordt
verdelgd. Het walgt in eigen trots en eigen godsdienst. Er is
onrecht. Er is hoererij. Er is afgoderij. En dat allemaal in
Jeruzalem? In de stad door God verkoren. Dat is toch verschrikkelijk?
En wat de HERE God ook doet, zij luisteren niet. Ze gaan stug
door. Ze zijn weerbarstig. Ze zijn eigenwijs. Maar zij kennen toch de
oude paden, die goed zijn? Zij weten toch van de zegen van God? Maar
nee, zij willen het niet horen. Zij willen hun eigen wegen gaan. Ja,
dan moeten ze het ook zelf maar weten. Dan komt het onheil uit het
Noorden. Tot de tanden bewapend komt de vijand, die de stad en de
inwoners zal verwoesten. De stad zal vallen. Er is geen redden
meer aan.
Jeremia moet toetsen. Hij is de toetser onder het
volk. Maar wat hij ook doet, er heerst alleen maar zonde. Er zijn nog
enkelen die van de nalezing zijn overgebleven, want Gods plannen
falen niet, nooit! Maar het volk blijft zondigen. Er is geen eer aan
te behalen. Ze blijven het oordeel over zich afroepen. Het is
vreselijk wat een onheil hen boven het hoofd hangt. En wat Jeremia
ook zegt, ze luisteren niet. Ze gaan door met zwelgen in hun eigen
ijdelheid en trots. Ze denken het wel zonder God te kunnen doen en
aan een vijand denken ze helemaal niet. Wat denkt die
doemprofeet wel? Daar kan toch niets van waar zijn? Maar het onheil
zal komen zoals het is geprofeteerd. Het gaat komen. En het zal komen
met kracht en met geweld. Ook nu nog klinkt de oproep: Bekeert u!
Want het woord van de profeet is almaar: Bekeert u! U weet toch van
de zegen van God? U kent toch de wonderen die Hij doet? Waarom gooit
u die allemaal aan de kant? Keer terug! Want de HERE roept. Keer om,
voordat het te laat is. Dat is ook de oproep van Messias Jezus voor
vandaag: Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabij
gekomen. Bekeert u en gelooft het evangelie. Prijs de HERE!
23 mei [1]
7:2 |
Ga staan in de poort van het huis des HEREN,… |
7:3 |
Betert uw handel en wandel, dan wil Ik u op deze plaats laten wonen. |
7:5 |
Neen, als gij werkelijk uw handel en wandel betert, als gij werkelijk onder elkander recht doet, |
7:6 |
vreemdeling, wees en weduwe niet verdrukt, geen onschuldig bloed vergiet op deze plaats en andere goden niet achterna loopt, u tot onheil, dan wil Ik u op deze plaats, |
7:7 |
in het land dat Ik aan uw vaderen gegeven heb, laten wonen van eeuw tot eeuw. |
7:9 |
Wat? Stelen, doodslaan, echtbreken, vals zweren, voor de Baäl offers ontsteken en andere goden achterna lopen,… |
7:11 |
Is dit huis, waarover mijn naam is uitgeroepen, in uw ogen een rovershol? |
7:15 |
…en Ik zal u van voor mijn aangezicht wegwerpen, gelijk Ik al uw broederen, het gehele zaad van Efraïm, weggeworpen heb. |
7:16 |
Gij nu, bid niet voor dit volk;… want Ik hoor naar u niet. |
7:18 |
…brengen plengoffers aan andere goden ten einde Mij te krenken. |
7:20 |
Zie mijn grimmige toorn giet zich uit… |
7:23 |
…en wandelt op de ganse weg dien Ik u gebied, opdat het u welga. |
7:28 |
Dit is het volk dat niet hoort naar de stem van de HERE, zijn God, en dat geen tuchtiging aanneemt; de oprechtheid is verdwenen en teloorgegaan uit hun mond. |
Een
rovershol. Waar hebben we dat vaker gehoord? O ja, als de Here Jezus
de tempel schoonveegt. Hij is dan met heilige verontwaardiging
bewogen. Hij zegt: Jullie hebben van Mijns Vaders huis een rovershol
gemaakt, terwijl het een bedehuis voor alle volken moest zijn. Dat
was krasse taal. Dat begrepen de Joden wel. Zij kenden immers de
Schriften. Zij wisten precies waar Jezus op doelde. Dat stond in
Jeremia. En daar gaat het om de zonde van het volk en het oordeel dat
Jeremia aankondigt. En dat oordeel is gekomen. Zij hebben het toen
niet geloofd en ze geloven het nu ook niet. Ze worden woedend op
Jezus. En ze doen alles om Hem uit de weg te ruimen. Weg met Hem!
Kruisig Hem! Wat denkt zo’n zelf gemaakte profeet wel. Hij is
helemaal geen profeet. Want anders zou hij zulke dingen niet doen en
zeggen.
Maar het is slecht gesteld in het land. Er is
afgoderij en er is onrecht. Er is bloedschuld. Het is
verschrikkelijk. Hoe heeft het ooit zover kunnen komen? Als zij zich
bekeren dan wil God hen laten wonen in het land dat Hij hen voor
eeuwig beloofd heeft. Maar dan moeten ze wel zijn geboden houden. Dan
moeten ze wel gehoorzaam zijn. Dan moeten ze zich wel bekeren. Maar
daar ziet het niet naar uit. Ze bidden wel en ze hebben wel hun
religieuze rituelen in de tempel, maar God hoort hen niet. Hun hart
zit bij de afgoden. Het is de HERE een gruwel. Ze maken offers en de
hele familie is bezig voor de koningin des
hemels.
Afgodendienaars zijn het. Waarom is dit volk toch
steeds zo hardnekkig? Vanaf het moment dat de HERE ze uit Egypte
geleid heeft, zijn ze afvallig en hardnekkig. Verlaten ze keer op
keer de HERE hun God. Wat een ondankbaarheid. Wat een zonde. Wat
een verdriet voor de HERE. God komt met zijn oordeel. Hij wil het
ophouden. Hij wacht met smart op hun bekering. Hij blijft roepen,
maar er komt geen einde aan. En dan is het te laat. Bekeert u want
het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Bekeert u en gelooft het
evangelie. Ook vandaag. Waar we ook zitten – en we weten dat
heel goed van onszelf – klinkt tot ons: terug naar God, dan
komt het goed! Want de HERE God is genadig en barmhartig, en groot
van goedertierenheid.
24 mei [1]
7:29 |
…de HERE heeft verworpen en prijsgegeven het geslacht waarop zijn verbolgenheid rust. |
7:31 |
…en zij hebben de hoogten van Tofeth gebouwd, die zich in het dal Ben-Hinnom bevinden, om hun zonen en dochters met vuur te verbranden, hetgeen Ik niet geboden heb en wat in mijn hart niet is opgekomen. |
7:32 |
Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat niet meer gezegd zal worden: Tofeth en dal Ben-Hinnom, maar: Moorddal;… |
7:34 |
En Ik zal in de steden van Juda en op de straten van Jeruzalem doen verstommen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid, want het land zal een verwoesting zijn. |
8:2 |
…zij zullen niet bijeengezameld noch begraven worden, tot mest op de akker zullen zij zijn. |
8:3 |
En de dood zal boven het leven verkozen worden… |
8:5 |
Zij houden vast aan bedriegerij, zij weigeren zich te bekeren. |
8:7 |
…maar mijn volk kent het recht des HEREN niet. |
8:9 |
Zie, het woord des HEREN hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben? |
8:11 |
…door te zeggen: Vrede, vrede, terwijl er geen vrede is. |
8:14 |
Want de HERE, onze God, doet ons omkomen en drenkt ons met gifsap, omdat wij tegen de HERE gezondigd hebben. |
8:15 |
Hoop op vrede, maar er is niets goeds; op een tijd van genezing, maar zie, verschrikking! |
8:19 |
Waarom hebben zij Mij gekrenkt met hun beelden, met nietigheden uit den vreemde? |
8:22 |
Want waarom is de wond van de dochter mijns volks niet geheeld? |
Ziet
u Jeremia staan daar bij de ingang van de tempel? Daar gaan de
priesters en de schriftgeleerden. Alles hebben ze op orde. En daar
staat Jeremia. En hij moet de woorden van God zeggen. Hij moet het
oordeel aankondigen. En de HERE God wint er geen doekjes om. Hij
noemt de zonden bij name. Hij veroordeelt hun gedrag. Ze denken:
Vrede, vrede, maar er is geen vrede. Want ze offeren hun kinderen aan
de Moloch. Ze buigen het recht. Ze offeren aan de afgoden. En dan
denken ze dat de HERE God dat goed vindt. Maar zo is het niet. De
HERE komt met zijn oordelen. Vreselijke dingen zullen gebeuren. Hun
lijken zullen uit de graven gehaald worden en ze zullen zijn als mest
op het veld. Dat is toch vreselijk. Moet dat gaan gebeuren? Neen toch
zeker. Maar het gaat gebeuren. Geen wonder dat de mensen die dit
verhaal aanhoren van Jeremia met afschuw zijn bewogen. Wat denkt die
man wel? We hebben toch alles onder controle. Dat zal niet
gebeuren.
Echter, de vreugde zal weggenomen worden in Juda en
op de straten van Jeruzalem. Als de zonde hardnekkig blijft en
het volk bekeert zich niet, dan komt het oordeel. Het is keer op keer
een herhaling van hetzelfde patroon. Op bekering volgt genade.
Maar op hardnekkig blijven zondigen volgt het oordeel. Van profeet
tot priester, van klein tot groot, plegen zij bedrog. Dan kan het
toch niet anders dan dat God met zijn oordeel komt. Niet dat Hij dat
wil, maar het kan niet anders. God blijft roepen: waarom hebben ze
Mij met hun beelden gekrenkt, met hun nietigheden uit den vreemde?
Zij wisten toch dat de stomme goden niets kunnen doen. Waarom
geloven ze er dan in? Waarom altijd weer dat lonken naar het vreemde,
naar de afgoden? Daarom zal het land verkommeren. De vijgenboom
zal niet meer bloeien. Het is gebeurd. God lijdt zelf het meeste
onder het oordeel dat de mensen over zichzelf halen.
Wat is de
zonde toch machtig en krachtig. Het goede wordt ons voorgehouden,
maar het verkeerde is steeds nabij. Daarom moeten we steeds opnieuw
ons beijveren om dicht bij Jezus te blijven. Daar moet je je voor
inzetten. Dat gaat niet vanzelf. De tijd van het paradijs is voorbij.
De macht van de zonde is in de wereld gekomen. Dat kunnen we niet
ontkennen, daar hebben we zelf ook allemaal mee te maken. Maar daarom
moeten we ook zo op onze hoede zijn. Pas op!
25 mei [1]
9:2 |
…want allen zijn zij echtbrekers, een troep trouwelozen;… |
9:3 |
…want van het ene kwaad gaan zij over op het andere, en Mij willen zij niet kennen, luidt het woord des HEREN. |
9:5 |
De een leidt de ander om de tuin en waarheid spreken zij niet;… |
9:8 |
…met zijn mond spreekt men van vrede met zijn naaste, doch in zijn binnenste legt men zijn hinderlaag. |
9:12 |
Waarom is het land te gronde gegaan,… |
9:13 |
De HERE zegt: Omdat zij mijn wet verlaten hebben,… |
9:15 |
Zie, Ik spijzig hen met alsem, Ik drenk hen met gifsap; |
9:16 |
Ik verstrooi hen onder de volkeren,… |
9:19 |
Want het geluid van een weeklacht wordt gehoord uit Sion: Hoe zijn wij vernield! |
9:20 |
…leert uw dochters de weeklacht en elkander het klaaglied: |
9:21 |
De dood is
geklommen in onze vensters, |
9:24 |
…maar wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft en Mij kent, dat Ik de HERE ben, die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op aarde doe; want in zodanigen heb Ik behagen, luidt het woord des HEREN. |
9:26 |
…maar het gehele huis van Israël bestaat uit onbesnedenen van hart. |
Het
zal je maar gezegd worden: want allen zijn zij echtbrekers, een troep
trouwelozen. De een leidt de ander om de tuin en waarheid spreken zij
niet. En zo gaat het maar door. Er blijft ook helemaal niets goeds
over van het volk. Zou er dan echt helemaal niets goeds zijn? Dat kan
toch niet? Dat gaat toch wel een beetje te ver Jeremia. Moet dat nu
zo? Is alles dan echt zo zwart? Maar het zijn woorden die de HERE God
Jeremia laat spreken, daar bij de ingang van de tempel. Het gaat maar
door. Er is ook helemaal niets goeds bij. Een moordende pijl is hun
tong. Nou, nou. Dat neem je toch niet? Dat gaat toch te ver? Het is
een steppe van de dood. Jeremia roept op dat ze de klaagvrouwen
roepen, want er moet worden gerouwd en geweend. En wat moesten ze dan
klagen: de dood is geklommen in onze vensters, om uit te roeien het
kind van de straat.
Het worden vreselijke tijden. Het oordeel
komt. God doet bezoeking. De lijken vallen op de straten, als mest op
het veld. Dat is toch vreselijk? Maar dat gaat komen. Want de volken
zijn onbesneden maar Israël is onbesneden van hart. Dat gaat
niet goed. God komt met zijn oordeel. Dat kan niet anders. Want we
hebben te maken met een rechtvaardig God. We moeten niet roemen in
onze eigen kracht en onze eigen wijsheid. Maar we moeten roemen in
Hem, dat Hij de HERE God is, Die goedertieren is en recht en
gerechtigheid doet op aarde. Want daarin heeft de HERE God behagen.
Daar moeten we ons dus op richten willen we kunnen blijven bestaan.
Dat jaagt de zonde weg uit ons eigen leven en uit het leven van allen
die we daarmee kunnen ergeren. Dat is de simpele waarheid. Maar ook
de radicale waarheid. Daar kunnen we niet mee marchanderen, want als
we dat doen dan spelen we dubbelspel. Daar gaat het hier steeds over.
Ze houden er wel een eredienst en een tempeldienst op na, maar die is
de HERE een gruwel, want ze offeren daarnaast ook aan de afgoden. En
dat gaat niet samen. Daar komt het oordeel van God over. Daarom
is radicale overgave aan God het allerbelangrijkst en dat zal ons in
beweging zetten in de praktijk van alle dag. Want als de HERE
God recht en gerechtigheid wil, dan moeten wij ons daar ook voor
inzetten en radicaal elk onrecht afwijzen. Glorie voor zijn
Naam!
26 mei [1]
10:3 |
Want de handelwijze der volken, die is nietigheid:… |
10:5 |
Als een vogelverschrikker in een komkommerveld zijn zij, zij spreken niet,… Vreest voor hen niet, want zij doen geen kwaad, maar ook goeddoen is er bij hen niet. |
10:6 |
Niemand is U gelijk, HERE! groot zijt Gij en groot is uw naam in kracht! |
10:7 |
Wie zou U niet vrezen, o Koning der volkeren? |
10:16 |
Maar Jakobs deel is niet als deze; Hij is de Formeerder van alles, en Israël is de stam zijner erfenis: HERE der heerscharen is zijn naam! |
10:19 |
Wee mij om mijn breuk! Pijnlijk is mijn wonde. Ja, ik zeg: Waarlijk, dit is een lijden, dat ik zal moeten dragen. |
10:22 |
Hoor, een gerucht! Zie, het komt! Een groot geraas uit het Noorderland,… |
10:24 |
Tuchtig mij, HERE, doch naar recht; niet in uw toorn, opdat Gij mij niet te gering maakt. |
10:25 |
Stort uw gramschap uit over de volken die U niet kennen,… |
Ja,
wat denken ze wel. De goden van de mensen zijn gemaakt uit hout en
steen. Ze kunnen niets en ze doen niets. In dit stuk worden die goden
voor schut gezet. Hoe is het mogelijk dat het volk van God zulke
goden achterna loopt. En ze ook nog maakt. Het is eigenlijk
belachelijk. Voor de HERE God is het een gruwel. Van Hem maak je geen
beeld. Hij woont in de hemel en zijn woonplaats is de tempel. Daar
wil Hij aan zijn volk verschijnen. Hij is een machtig God. Wie zou
Hem niet vrezen? Want het kan wel lijken dat de volken de macht
hebben. Maar dat is slechts schijn. Daarom roept God op. Hij blijft
maar roepen. Volg Mij! Ik heb de hemel en de aarde gemaakt. Bekeer
je!
We moeten de HERE God loven en prijzen. Hij is almachtig.
We kunnen het lezen in zijn Woord. Dat is geen gewone geschiedenis.
Dat is Gods geschiedenis. We zien het voor onze ogen. Maar
daarvoor moeten we wel onze ogen open doen. Verstomd staat ieder mens
als Hij spreekt. Hij spreekt en de wereld beeft. Hij doet de
grote wateren ruisen. Hij is almachtig. En zo gaat het door. Maar als
het volk niet luistert? Hardnekkig is in zijn afgodendienst? Dan zal
God de vijand roepen. En nu komt de vijand uit het Noorderland. Met
groot geweld trekt hij door. God slingert de inwoners van het land
weg.
Want de herders, die herders hadden moeten zijn, zijn
geen herders meer. Ze hebben Hem verlaten en het volk doolt als
schapen zonder herder. God tuchtigt zijn volk. Maar, O HERE,
verlaat hen niet. Laten de volken die U niet kennen uw gramschap
leren kennen. Zij hebben in hun onwetendheid, maar door U gebruikt,
uw volk weggevoerd. Wat een tragiek. Zijn uitverkoren volk, dat de
HERE zou moeten kennen en dienen, heeft Hem verlaten. En nu komen de
heidenen die de HERE niet kennen, maar alleen maar afgoden hebben om
het uitverkoren volk in Gods naam te straffen. Wat een wereld!
Wat
een oproep! We weten het ook weer uit dit hoofdstuk. God is de
Schepper van hemel en aarde. We zien het toch voor onze ogen. En wij
worden opgeroepen om Hem onvoorwaardelijk te volgen. Weg met
alle afgodendienst en eigen godsdienstigheid. Alleen de HERE God. Dan
gaat het goed en anders komen de vijanden en die roven onze vreugde
en onze toekomst weg. Dus we weten nu weer onze marsroute. Op weg
naar dat eeuwige Koninkrijk van recht en gerechtigheid dat de HERE
God baanbrekend en met grote kracht vestigt. Glorie voor zijn Naam!
27 mei [1]
11:4 |
Hoort naar mijn stem en doet naar alles wat Ik u gebied, dan zult gij Mij tot een volk en zal Ik u tot een God zijn, |
11:5 |
opdat Ik de eed bevestige, die Ik aan uw vaderen gezworen heb, dat Ik hun een land, vloeiende van melk en honig, zou geven, gelijk zij heden hebben. |
11:6 |
Hoort de woorden van dit verbond en doet ze. |
11:10 |
…het huis van Israël en het huis van Juda hebben het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten had, verbroken. |
11:14 |
Gij nu, bid niet voor dit volk; zend voor hen geen smeking op en geen gebed, want Ik luister niet, wanneer zij tot Mij zullen roepen om hun rampspoed. |
11:19 |
…laat ons hem uit het land der levenden uitroeien, opdat aan zijn naam niet meer gedacht worde! |
11:23 |
…niemand van hen zal overblijven; want Ik zal onheil brengen over de mannen van Anathoth in het jaar van hun bezoeking. |
12:1 |
Waarom is de weg der goddelozen voorspoedig, en zijn zonder zorg allen die zich trouweloos gedragen? |
12:6 |
…vertrouw hen niet, wanneer zij vriendelijk tot u spreken |
Jeremia
moet de woorden van het verbond met de vaderen nog weer eens
herhalen. Ja, zo was het: als zij de HERE God zouden dienen, dan
zouden zij wonen in een land overvloeiende van melk en honig. Maar
wat is er gebeurd? Ze hebben zich daar niet aan gehouden. Ze zijn
afvallig geworden. Ze hebben op elke hoek een afgod. Zij offeren aan
de Baäl. Erger kan het niet. Wat moet dat erg zijn voor de HERE
God. Nu heeft Hij hen alles gegeven, maar ze hebben Hem toch
verlaten. Je weet hoe je gezegend zult worden en dan laat je je door
die afgoden verleiden om het slechter te krijgen. Dat is je toch niet
voor te stellen? Jeremia moet niet voor dit volk bidden. Want God zal
daarnaar niet luisteren. Eerst moeten zij zich bekeren. Ze moeten
zich eerst bij God melden. Hun zonden belijden en de afgoden
wegdoen.
Dan volgt een stukje over de geblakerde olijfboom.
Het is de rampspoed die over Israël gebracht is, omdat zij aan
de Baäls offeren in plaats van aan de HERE God. Dat is een
krenking voor de HERE.
Al deze rampspoed en deze
onheilsprofetie, daar moeten de mensen niets van hebben. Ze staan
Jeremia dan ook naar het leven. Ze proberen hem uit de weg te ruimen.
Dan zijn we van hem af. Maar God treedt op. Hij zal onheil brengen
over de mannen van Anathoth die Jeremia naar het leven staan. Niemand
van hen zal overblijven. Dat is niet mis. Je bent gewaarschuwd als je
profeten van God naar het leven staat.
Natuurlijk heeft God
het recht aan zijn zijde. Maar Jeremia wil toch weten hoe het
mogelijk is dat het de goddeloze goed gaat. Hij zou toch gestraft
moeten worden? Maar het tegendeel is vaak waar. Hoe kan dat nu HERE
God? Een vraag uit het leven gegrepen. We kunnen deze vraag zo
overplaatsen in deze tijd. Het waarom, waarom, waarom, klinkt
wereldwijd. We vragen zelfs waarom over dingen die we wel weten.
We moeten het vanuit God bekijken. Hij is almachtig. Hij kijkt het
hele wereldgebeuren aan. Hij ziet ons. Hij roept ons op om Hem te
volgen. Dank U Heer, voor alles wat U ons bekend maakt. Ook weer in
dit hoofdstuk. Het gaat God altijd om recht en gerechtigheid. Hij
zegent hen die Hem volgen. Want Hij wil het goede. Hij laat
niemand uit zijn hand vallen. We kunnen van alles meemaken. Het kan
lijken of iedereen tegen ons is. We kunnen er het leven bij laten. We
sterven in ieder geval allemaal. Vroeg of laat. En hoe, dat weten we
ook niet. Maar God is eeuwig. Hij redt ons. Hij trekt ons uit het
aardse op naar de hoge hemel. Hij regeert van daaruit. Hij heeft
een plan. Hij vestigt zijn Rijk van recht en gerechtigheid. We moeten
naar Hem zien. We moeten het van Hem verwachten. En ondanks alle
vragen die we hebben, toch steeds maar weer bij Hem schuilen.
Vasthouden aan Hem, Die beloofd heeft dat Hij met de rechtvaardigen
zal zijn. En die rechtvaardigen worden door de tegenstander van God
aangevallen. De duivel zal alles doen om ons bij God weg te halen.
Dat is de grote strijd. Maar hij heeft al verloren op het kruis van
Golgotha. De overwinning is aan de Here Jezus en door Hem heen aan
ons. God trekt ons mee door dit leven van geboren worden en
sterven naar het leven waar eeuwig leven is. Wat een perspectief!
Heerlijk om dat te weten. Dat wil je iedereen wel toeroepen. Dat
moeten we dan ook doen.
28 mei [1]
12:7 |
Ik heb mijn huis verlaten, mijn erfdeel verworpen; Ik heb mijn zielsgeliefde gegeven in de greep van haar vijanden. |
12:8 |
Mijn erfdeel was Mij geworden als een leeuw in het woud, het had tegen Mij gebruld; daarom ben Ik het gaan haten. |
12:14 |
…zie, Ik ruk hen weg van hun bodem, en het huis van Juda ruk Ik weg uit hun midden. |
12:15 |
Maar nadat Ik hen heb weggerukt, zal Ik Mij weder over hen erbarmen en hen terugbrengen, een ieder naar zijn erfdeel en een ieder naar zijn land,… |
12:17 |
Maar als zij geen gehoor geven, dan zal Ik dat volk geheel en al uitrukken en verdelgen, luidt het woord des HEREN. |
13:1 |
De HERE zeide tot mij aldus: Ga heen, koop u een linnen gordel en doe dien om uw middel, maar laat hem niet in water komen. |
13:4 |
…ga naar Peráth en verberg hem daar in een rotsspleet. |
13:7 |
…en zie, de gordel was bedorven, hij deugde nergens toe. |
13:9 |
…evenzo zal Ik verderven de glorie van Juda en van Jeruzalem, die groot is. |
13:11 |
Want zoals de gordel kleeft aan het middel van een man, zo had Ik het gehele huis van Israël en het gehele huis van Juda aan Mij doen kleven, luidt het woord des HEREN, om Mij te zijn tot een volk, tot een roem, een lof en een sieraad; maar zij hebben geen gehoor gegeven. |
13:13 |
Zie Ik vul alle inwoners… met dronkenschap, |
13:14 |
en Ik zal hen tegen elkander aan stukken slaan,… |
13:16 |
Bewijst de HERE, uw God, eer, voordat Hij het donker doet worden,… |
13:24 |
Ja, Ik zal hen verstrooien als kaf, wegstuivend in de woestijnwind. |
13:25 |
…daar gij Mij hebt vergeten en op de leugen uw betrouwen gesteld. |
13:27 |
…wee u, Jeruzalem, hoelang zal het nog duren, eer gij rein wordt? |
De
naburige volken zullen Israël binnendringen en het tot een
woestenij maken. Het zal vreselijk zijn voor het volk van God. Maar
God zal ook deze volken slaan. Hij duldt niet dat ze zijn volk naar
het leven staan. Enerzijds roept Hij hen op en laat hen begaan, maar
anderzijds kan Hij het niet hebben dat zijn volk geslagen wordt. Hij
zal Zich dan ook over zijn volk erbarmen. Hij wil dat zij zich
bekeren. En Hij zal ze ook terugbrengen in hun land. Ze moeten Hem
dan ook trouw beloven en Hem dienen. Maar doen ze het niet, dan kan
Hij niet anders dan hen verdelgen en wegrukken. God lijdt Zelf het
meeste onder de ongehoorzaamheid van en het oordeel over zijn
volk.
Jeremia moet een linnen gordel kopen en omdoen. En dan
moet hij hem verbergen in een rotsspleet en dan na vele dagen
ophalen. Maar dan is de gordel bedorven; het dient nergens meer toe.
En dat is het beeld van het volk. Zij hebben de HERE verlaten. En dat
terwijl God zijn volk als een linnen gordel die aan de man kleeft,
aan Hem wil laten kleven, om Hem te eren en Hem tot een volk te zijn.
Maar ze hebben niet gehoord. Daarna komt het beeld van de met wijn
gevulde kruiken. Heel Jeruzalem is dronken en staat tegen elkaar op.
God zal er geen deernis mee hebben, want ze zijn in dronkenschap
gevallen en hebben God verlaten.
Maar telkens weer klinkt de
oproep tot bekering. God lijdt aan zijn volk. Het licht wordt in
donkerheid veranderd. Het kan niet anders. Op zonde volgt de
donkerheid, de dood. Het volk wordt weggevoerd. Het is gebeurd. En
als de vraag klinkt: waarom treft mij dit?, dan is het antwoord: om
de grootte van uw ongerechtigheid. God weent, Hij gaat er onder
gebukt. Hoe heeft het zover kunnen komen? Maar het is gebeurd. Het is
te laat. O HERE God, help!
Wee u,
Jeruzalem, hoe lang zal het nog duren, eer gij rein wordt? Een vraag
uit het leven gegrepen. Het gaat hier om het volk van God. Zij hebben
gezondigd. En dan komt het oordeel. Maar dwars door alles heen
blijft klinken de oproep tot bekering. Dat geldt ook voor vandaag.
Dat geldt voor het volk van God dat in ballingschap is. Dat in zonde
terugkeert, dat nog steeds de HERE God niet volgt en nog veel lijden
moet meemaken voordat ze erkennen dat de HERE hun God is. God Zelf
zal optreden. Dan zullen ze pas zien Wie ze doorstoken hebben.
Wat moet er nog ontzettend veel gebeuren.
Wat is het een
voorrecht om door genade nu al te zien dat Messias Jezus gekomen
is om het heil in deze wereld te brengen. Hoe de HERE God met grote
haast bezig is om een einde te maken aan de duivelse macht in deze
wereld. Daarom mogen we met kracht en blijdschap op de HERE Jezus
zien en Hem verwachten. Wat een zegen. Wat een voorrecht dat we dit
hemels perspectief duidelijk mogen zien. We genieten daarvan. Glorie
voor zijn Naam!
29 mei [1]
14:1 |
Hetgeen als woord des HEREN tot Jeremia kwam met betrekking tot de grote droogte. |
14:7 |
Al getuigen onze ongerechtigheden tegen ons, HERE, doe het om uws naams wil. Want vele zijn onze afdwalingen, tegen U hebben wij gezondigd. |
14:8 |
Hope Israëls, zijn Helper in tijd van nood, waarom zoudt Gij zijn als een vreemdeling in het land,… |
14:9 |
Gij zijt toch in ons midden, HERE, uw naam is over ons uitgeroepen, laat ons niet aan ons lot over! |
14:11 |
En de HERE zeide tot mij: Bid niet voor dit volk ten goede; |
14:12 |
al vasten zij, Ik hoor niet naar hun geroep,… maar door het zwaard, de honger en de pest maak Ik een einde aan hen. |
14:14 |
Leugenachtig profeteren de profeten in mijn naam,… |
14:15 |
Daarom, zo zegt de HERE van de profeten die in mijn naam profeteren,… door het zwaard en de honger zullen die profeten aan hun eind komen. |
14:16 |
En het volk, waarvoor zij profeteren, zal op de straten van Jeruzalem ten gevolge van de honger en het zwaard terneergeworpen liggen, zonder dat hen iemand begraaft, zij, hun vrouwen, hun zonen en hun dochters. Zo zal Ik hun boosheid over hen uitgieten. |
14:19 |
Hebt Gij Juda dan geheel en al verworpen? Heeft uw ziel een afkeer van Sion? Waarom hebt Gij ons geslagen, zodat er voor ons geen genezing is? |
14:21 |
Verwerp niet om uws naams wil, onteer niet uw heerlijke troon! Gedenk; verbreek niet uw verbond met ons! |
Er
is een grote droogte in het land. Er is geen water te krijgen. Ze
versmachten van de dorst. Wat een ellende. Ze roepen tot de HERE.
HERE, U bent toch almachtig? U laat ons toch niet in de steek? Wat
moeten de volken wel zeggen? Ja, als we in de nood zijn dan
willen we wel tot de HERE God roepen. We kunnen er een potje van
maken. We kunnen de grootste zonden bedrijven en denken dat er toch
geen straf op volgt. We tarten God. We laten het er op aankomen. Maar
als dan de droogte of wat er dan ook komt, dan zijn we ineens
vroom en weten van de prins geen kwaad. We vergeten dan ineens wat we
God allemaal hebben aangedaan. Krokodillentranen. We hebben God nodig
als de nood groot is, maar we laten het zo weer wegzakken als het
onheil voorbijtrekt. In nood lopen de kerken vol en daarna lopen
ze weer leeg. Dat is een staande uitdrukking. Maar in dit hoofdstuk
zien we scherp hoe God daarover denkt. God heeft geen behagen in dat
geroep om Hem. De profeten kunnen nu wel vroom zitten te doen, maar
ze hebben het volk op het verkeerde been gezet. En dat zullen ze
weten ook. Ze zullen sterven en er zal niet één
overblijven. En het volk dat ze hun verkeerde profetieën hebben
voorgehouden, wordt ook uitgeroeid. Hun lijken liggen op de
straten van Jeruzalem. Vreselijk! Maar HERE God, hebt U dan uw volk
helemaal verworpen? Dat kan toch niet? Verbreek toch niet het verbond
dat U met ons hebt. Here, HERE, help ons! Verlos
ons van de vijanden.
Dit hoofdstuk is wel kras. Er worden geen
doekjes om gewonden. Het is de HERE ernst. We kunnen wel denken dat
we in slapheid en lamlendigheid en gebrek aan moed de zonde maar de
zonde laten, maar dan roepen we het oordeel over ons af. Daar
heeft de HERE een hekel aan. Daar komen we niet mee klaar. In het
volgende hoofdstuk gaat het nog verder.Wat zal daar weer in staan? We
hebben een almachtig God, maar ook een heilig God. We moeten niet
denken met Hem een loopje te kunnen nemen. Dan gaan we eraan.
1 juni [1]
15:1 |
Maar de HERE zeide tot mij: Al stond Mozes met Samuël vóór Mij, dan zou mijn ziel zich toch niet tot dit volk neigen: weg met hen, uit mijn ogen, laat hen heengaan! |
15:4 |
…en Ik zal hen maken tot een schrikbeeld… ter wille van Manasse,… om hetgeen hij gedaan heeft in Jeruzalem. |
15:8 |
Ik doe onverhoeds op hen vallen angst en verschrikkingen. |
15:15 |
Neem, door uw lankmoedigheid, mij niet weg; weet, dat ik om Uwentwil smaad draag. |
15:16 |
…want uw naam is over mij uitgeroepen, HERE, God der heerscharen. |
15:19 |
Daarom zo zegt de HERE: Indien gij terugkeert, zal Ik u doen terugkeren;… |
15:20 |
Dan zal Ik u voor dit volk maken tot een koperen, onneembare muur, en zij zullen tegen u strijden, maar u niet overmogen; want Ik ben met u om u te helpen en te bevrijden, luidt het woord des HEREN. |
15:21 |
Ja, Ik zal u bevrijden uit de hand der bozen, u verlossen uit de vuist der geweldenaars. |
Al
stonden Mozes en Samuël voor Mij. Zelfs als deze grote
voorbidders voor het volk zouden pleiten, dan nog zou de HERE niet
luisteren. Jeremia pleit voor het volk. Maar God wil er niets van
weten. Zij hebben vreselijk gezondigd. Zij hebben zich van Hem
afgekeerd. En nu is het voorbij. Er is geen ontferming bij God. Hij
zal hen straffen. En niet zo’n klein beetje ook. Om de zonden
van koning Manasse, die hij in Jeruzalem gedaan heeft. Die zijn zo
gruwelijk. Dat is zo heiligschennend. Daar kan geen vergeving meer
voor zijn. De HERE is zo gekrenkt, zo verbolgen, zo boos, dat Hij
zijn oordeel niet meer wil tegenhouden. Het wordt allemaal met naam
en toenaam genoemd. Het volk zal dit en het volk zal dat. Wat zal er
een ellende zijn voor alle inwoners van het land.
Jeremia moet
het allemaal aanhoren en doorgeven. Wat moeten de mensen wel gedacht
hebben? Wat een onheilsprofetie. Wat een ellende. Het is niet zo
gemakkelijk om dat allemaal door te moeten geven, terwijl het volk
denkt: vrede, vrede en geen gevaar. Je bent dan een verstoorder van
de rust. Van het gezapige geloof vermengd met heidendom. De vijand
komt uit het noorden. Dat wordt keer op keer gezegd. En er zit een
machtige vijand in het noorden. Maar ze verwachten geen oorlog. Het
is rustig en ieder kan zijn gang gaan. Maar dat is de HERE een
gruwel. Hij is boos, want ze onteren Hem en ze hebben zich niet
bekeerd.
Toch aan het einde van dit hoofdstuk keert de
situatie om. Jeremia pleit op de HERE God. Zij zijn toch het
uitverkoren volk? Zij hebben toch de beloften? De HERE kan hen toch
niet vernietigen? Dat staat toch haaks op de beloften? En dan komt
opnieuw de belofte dat als het volk zich verootmoedigt en bekeert,
dat dan de HERE het onheil zal afkeren. Dat geldt voor Jeremia zelf
en dat geldt voor het volk. Dan zullen zij zijn een koperen muur, een
onneembare vesting, want de HERE God beschermt hen. Dan zullen ze
bevrijd worden uit de hand van de boze. Hij zal hen bevrijden uit de
hand van de geweldenaars. Wat toch een verlossing. Het volk is diep
gevallen. Ze hebben het echt verbruid. Het kan niet meer. Het
oordeel komt. En toch zegt de HERE: als mijn volk zich bekeert, dan
zal Ik horen en hen verlossen uit de macht van de vijand. Waar let
God dus op? Of we ons voor Hem verootmoedigen en ons bekeren van de
zonden die zo aan ons kleven. Daarom is vandaag belangrijk, dat we
dicht bij de HERE Jezus blijven. Hij beschermt ons. Hij wijst ons de
weg. Wij weten het soms ook niet allemaal. Op vele vragen krijgen wij
geen antwoord. Maar Hij wil ons beschermen en uitleiden en ons voor
onze vijanden behoeden als we bij Hem schuilen. Maar blijven we
in de zonde, dan hebben we het ook zelf gedaan. Dan hebben we gekozen
voor het oordeel. Want God duldt de zonde niet. Als we zijn aanbod
van genade en verlossing afweren dan doen we dat toch zelf. Het
blijft staan dat Hij blijft roepen om Hem te volgen. Er is een
uitkomst! Er is verlossing! Nog is het niet te laat. Bekeert u, want
het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geloof het evangelie! De
tijd is kort. Marcus 1.
2 juni [1]
16:4 |
Aan dodelijke ziekten zullen zij sterven,… |
16:5 |
…want Ik neem van dit volk mijn vrede weg, luidt het woord des HEREN, de genade en het erbarmen! |
16:9 |
Zie, Ik doe in deze plaats voor uw ogen en in uw dagen verstommen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid! |
16:11 |
…dan zult gij tot hen zeggen: Omdat uw vaderen Mij hebben verlaten, luidt het woord des HEREN, en andere goden zijn achternagelopen… |
16:13 |
…daarom zal Ik u wegslingeren uit dit land naar een land dat gij niet hebt gekend,… |
16:14 |
Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat niet meer zal gezegd worden: Zo waar de HERE leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft gebracht, |
16:15 |
maar veeleer: Zo waar de HERE leeft, die de Israëlieten heeft doen optrekken uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had; ja, Ik zal hen terugbrengen in het land dat Ik aan hun vaderen gegeven had. |
16:16 |
Zie, Ik ontbied vele vissers, luidt het woord des HEREN, die hen zullen opvissen, en daarna zal Ik vele jagers ontbieden, die hen zullen opjagen van elke berg en elke heuvel, en uit de rotskloven; |
16:17 |
want mijn ogen zijn op al hun wegen, deze zijn voor Mij niet verborgen, en hun ongerechtigheid is voor mijn ogen niet bedekt. |
16:18 |
Daarom zal Ik eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij mijn land hebben ontwijd met het aas van hun gruwelen en afschuwelijkheden, waarmede zij mijn erfdeel hebben vervuld. |
17:4 |
…en gij zult uw hand moeten losmaken van het erfdeel dat Ik u gegeven had,… |
17:7 |
Gezegend is de man die op de HERE vertrouwt,… |
17:10 |
Ik, de HERE, doorgrond het hart en toets de nieren,… |
17:13 |
…HERE, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden;… |
17:14 |
Genees mij, HERE, dan zal ik genezen zijn;… |
17:18 |
Laten mijn vervolgers beschaamd worden, maar laat ik niet beschaamd worden;… Breng over hen de dag van rampspoed, verbreek hen met een dubbele verbreking! |
Het
gaat door met aankondigingen van het onheil. Wanneer ze dan gaan
vragen wat toch de reden is dat al deze rampspoed hen overkomt,
dan is het omdat hun vaderen de HERE God verlaten hebben. Andere
goden zijn nagelopen. Niet naar de HERE God geluisterd hebben. De
HERE gekrenkt hebben. Daarom zullen zij als lijken vallen. Maar
er zal geen rouwklacht zijn. Ze zullen niet eens begraven worden. Hun
lijken zijn als mest op het land. Vreselijk wat een oordeel. En
daarom zal de HERE God hen uit hun land slingeren naar een land dat
zij niet kennen. En zo is het gebeurd.
Echter, zie, er komen
dagen dat niet meer gesproken wordt van de uittocht uit Egypte. En
wat was dat niet een geweldige uittocht. Meer dan een miljoen mensen.
Van zo’n grote volksverhuizing was nog nooit sprake geweest.
Maar dat zal verbleken bij de terugkeer van Israël naar hun
beloofde land uit het noorden en uit alle landen waarheen ze
verstrooid zijn. Dat zal een massale en opvallende terugkeer zijn.
Daar zullen de mensen van blijven spreken. Eerst zullen er vissers
door God gezonden worden die hen opvissen en terugbrengen naar het
land. Daarna komen er jagers, die hen zullen opjagen en naar hun land
terugdrijven. Hoe moeten we dat zien? Eerst vissers en dan jagers?
Vissers zoeken de vissen op en vangen ze dan. Zal dit betekenen
dat er mensen zijn die de verbannenen van Gods volk opzoeken en dan
terugbrengen naar hun beloofde land? Het lijkt aannemelijk. En we
zien het ten dele al op dit ogenblik gebeuren. Er zijn nu al meer dan
één miljoen Joden uit Rusland teruggekeerd. Na de val
van de muur en de glasnost is een enorme stroom op gang gekomen en
dat gaat nog steeds door. En dan de jagers. Jagers proberen het wild
op te jagen en af te schieten. Dat doet denken aan de heersers in de
landen waar de Joden wonen; die hen proberen weg te jagen. Dat ze
niet meer welkom zijn. Zodat ze hun biezen pakken en dan naar Israël
gaan. Dat zien we in landen waar het antisemitisme opgeld doet. Dat
hebben we gezien na de Tweede Wereldoorlog toen, nadat zes miljoen
Joden die omgekomen waren in de concentratiekampen, heel veel Joden
naar Amerika vluchtten en ook al eerder tijdens de progroms. Een
groot aantal trok naar Israël, waar in 1948 de onafhankelijke
Joodse staat werd uitgeroepen. Hier staat het. Ze zijn verbannen
vanwege hun zonde. Het was vreselijk wat ze allemaal uitgehaald
hebben, maar nu zijn ze terug in hun land. Daar moet dus heel wat aan
vooraf gegaan zijn. Daar heeft God een directe bedoeling mee. Eens
zal Hij zijn woord in hun binnenste leggen. Eens zullen ze zien wie
ze doorstoken hebben als Jezus zijn voeten zal zetten op de
Olijfberg.
Er gebeuren grote dingen en er gaan zeer grote
dingen gebeuren. We doen er goed aan om het Woord van God nauwgezet
te bestuderen en er voor elke dag uit te putten. We leven in
enerverende tijden. Dicht bij Jezus blijven, dan zien we het beste
wat er gebeurt. Zijn Rijk van recht en gerechtigheid is komende.
Glorie voor zijn Naam!
Ze zijn verbannen vanwege hun zonden.
De HERE zal hun ongerechtigheden bezoeken, maar dan zullen ze
terugkeren. Daar gaan heel wat jaren overheen. Juda zal de zonde gaan
ontdekken. Want vervloekt is hij die de HERE God verlaat.
Rechtvaardig is hij die de geboden van God bewaart en daarnaar leeft.
Gezegend is Hij die op de HERE vertrouwt. We lezen Psalm 1 in dit
stuk. Een prachtige psalm. Gezegend als je in de wegen van de HERE
wandelt. Dan zal het je goed gaan. Dan zal het onheil afgewend
worden. En allen die de HERE verlaten zullen beschaamd uitkomen. Maar
Gods troon blijft gevestigd in Jeruzalem. Daar woont Hij. Daar zal
Hij rechtspreken over de volkeren en over zijn eigen uitverkoren
volk. Het is geweldig om de almacht van de HERE God hier steeds weer
met macht en majesteit te zien. Hij regeert het grote wereldgebeuren.
Het zal allemaal gaan volgens zijn plan. Jeremia is vol van God. Hij
wil het onheil wel afwenden, maar hij heeft de woorden van God te
spreken. Hij weet dat Gods plan doorgaat.
3 juni [1]
17:22 |
…gij zult de sabbatdag heiligen, gelijk Ik aan uw vaderen geboden heb. |
17:25 |
…en zal deze stad blijven bestaan voor immer. |
17:27 |
Maar indien gij niet naar Mij hoort om de sabbatdag te heiligen… dan zal Ik een vuur ontsteken in zijn poorten, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren zonder te worden geblust. |
18:3 |
Toen daalde ik af naar het huis van de pottenbakker,… |
18:6 |
Zal Ik niet met u kunnen doen zoals deze pottenbakker, o huis Israëls? luidt het woord des HEREN. Zie, als leem in de hand van de pottenbakker, zo zijt gij in mijn hand, huis Israëls! |
18:8 |
…maar, bekeert zich dit volk waarover Ik een uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal Ik berouw hebben over het kwaad dat Ik hun dacht aan te doen. |
18:11 |
…bekeert u toch een ieder van zijn boze weg en betert uw handel en wandel. |
18:12 |
Doch zij zeggen: Het baat niet, want wij zullen onze eigen gedachten volgen en een ieder naar de verstoktheid van zijn boos hart handelen. |
18:15 |
Nochtans heeft mijn volk Mij vergeten;… |
18:17 |
Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor de vijand;… |
18:18 |
Toen zeiden zij: Komt, laat ons plannen tegen Jeremia beramen, want nooit ontbreekt een aanwijzing aan de priester, raad aan de wijze, een woord aan de profeet! |
18:22 |
Want zij hebben een kuil gegraven om mij te vangen en strikken verborgen voor mijn voeten; |
18:23 |
doch Gij, HERE, kent heel hun moordplan tegen mij; doe geen verzoening over hun ongerechtigheid,… |
Zie
je Jeremia staan, daar bij de poorten van Jeruzalem? Hij roept de
mensen op om de sabbat te houden. Daar waren duidelijke voorschriften
voor. Natuurlijk ging je niet met goederen in en uit de poort.
Maar men deed het toch. Want men had de weg des HEREN verlaten. Ze
gingen hun eigen weg en deden ook op de sabbat handel. Dan komt het
oordeel. Maar doe je wel naar het gebod van de sabbat, dan zal het u
goed gaan, dan zullen de vorsten zitten op de troon van vader David.
Dan zullen er offers gebracht worden in de tempel. Maar doen jullie
het niet, dan zal Ik een vuur ontsteken en dan zullen de paleizen en
de poorten van Jeruzalem verbrand worden. Het gaat dus om
gehoorzaamheid aan de geboden van God. Zal Jeremia nooit moe geworden
zijn van al deze waarschuwende boodschappen? Wat zullen de mensen
boos op hem geweest zijn. Dan weer dit en dan weer dat. Overal kwamen
ze deze onheilsprofeet tegen. Kan hij niet eens een keer
ophouden?
Dan krijgt Jeremia opdracht om naar de pottenbakker
te gaan. En de HERE zegt: Zal Ik niet met u kunnen doen zoals deze
pottenbakker, o huis Israëls? De pottenbakker maakt de kruik
zoals hij dat goed gedacht heeft. Het gaat hier over het volk dat in
zonde is en de straffen Gods over zich afroept, maar als het zich dan
weer bekeert, dan hoort de HERE naar hen en gaat het hen weer goed.
Maar blijven ze zondigen, dan komt er rampspoed en niet zo’n
beetje ook. Het is een aanfluiting voor de HERE. Wat andere volken
voor hun goden nooit zouden hebben gedaan, dat doet Israël. Dat
kan toch niet. Als een oostenwind zal Ik hen verstrooien voor de
vijand, de nek zal Ik hun tonen, niet het aangezicht, ten dage van
hun nood.
En ja hoor. Ze zijn het zat. Ze willen Jeremia uit
de weg ruimen. Hij komt ook nooit eens met een positieve profetie.
Weg met hem! Ze willen hem een valstrik leggen. Maar Jeremia is
het te weten gekomen. En hij roept dit naar de HERE. Hij smeekt of de
HERE hem wil redden. Hij heeft toch trouw gedaan aan wat de HERE hem
geboden heeft? Het was niet gemakkelijk om steeds maar weer de straat
op te gaan met deze onheilsprofetie en ook steeds maar te zien dat
het volk zich niet bekeerde. Ondanks het feit dat hij ook steeds de
andere kant liet zien van wat er zou gebeuren als het volk zich zou
bekeren. Nu roept hij op dat de HERE zijn oordelen uitvoert en hem
beschermt. HERE, Gij kent hun moordplan. Treed handelend op! Red mij!
4 juni [1]
19:1 |
De HERE zeide aldus: Ga heen, koop u een pottenbakkerskruik, en ga… |
19:2 |
…naar het dal Ben-Hinnom,… |
19:3 |
…en zeg: Hoort het woord des HEREN,… Ik breng rampspoed over deze plaats, waardoor ieder die er van hoort, de oren tuiten zullen, |
19:4 |
omdat zij Mij verlaten,… deze plaats met het bloed van onschuldigen hebben vervuld, |
19:5 |
en zij de hoogten van de Baäl gebouwd hebben om hun kinderen als brandoffers voor de Baäl met vuur te verbranden, iets wat Ik niet geboden noch uitgesproken heb en wat Mij niet in de zin is gekomen. |
19:6 |
Daarom… dat deze plaats niet meer zal genoemd worden Tofeth… maar Moorddal. |
19:8 |
…en Ik zal deze stad maken tot een voorwerp van ontzetting en tot een aanfluiting; ieder die er langs gaat, zal zich ontzetten en fluiten om al haar slagen. |
19:10 |
Breek dan de kruik… aan stukken en zeg tot hen: |
19:11 |
Zo zegt de HERE der heerscharen: zo zal Ik dit volk en deze stad aan stukken breken, gelijk men pottenbakkersgerei aan stukken breekt, dat niet weder heel gemaakt kan worden;… |
19:13 |
…ja, de huizen van Jeruzalem en van de koningen van Juda zullen als de plaats van Tofeth zijn, onrein;… |
19:15 |
…Ik breng over deze stad en al haar steden al de rampspoed die ik tegen haar heb uitgesproken, omdat zij hun nek hebben verhard om niet naar mijn woorden te horen. |
20:4 |
…en geheel Juda zal Ik overgeven in de macht van de koning van Babel; hij zal hen wegvoeren naar Babel,… |
20:5 |
…zal Ik geven in de macht van hun vijanden, die ze zullen buitmaken en medenemen en brengen naar Babel. |
Jeremia
moet naar het dal Ben-Hinnom. Dit dal ligt net buiten de muur van
Jeruzalem op een steenworp afstand van de tempel. In dat dal worden
de kinderen geofferd aan de Moloch. De armen van het afgodsbeeld
worden verhit en de kleine kinderen worden in die armen gegooid zodat
ze levend verbranden. Hoe meer het geschreeuw der kinderen
opstijgt en hoe meer bloed er vloeit, hoe meer de eigen welvaart en
het persoonlijke genot gezegend zullen worden. Het is onvoorstelbaar
dat zoiets kan plaatsvinden. Jeremia moet een pottenbakkerskruik
kopen en daarmee naar het dal Ben-Hinnom gaan. De regeerders van het
land moet hij daarbij meenemen. Jeremia gaat met lood in de schoenen,
want hij heeft ervaren dat ze naar hem niet willen luisteren, dat ze
hem zelfs naar het leven staan. Maar hij moet profeteren. Zo zegt de
HERE: Zie, Ik breng rampspoed over deze plaats, waardoor ieder die
ervan hoort de oren tuiten zullen. Jullie hebben het bloed van
onschuldigen vergoten door jullie kinderen aan de afgod Moloch te
offeren. Zoiets is in Mij niet opgekomen, hoe is het mogelijk!
Daarom zal dit dal Moorddal genoemd worden. Maar Ik zal rampspoed
brengen en hen toebrengen wat zij voor deze weerloze kinderen hebben
beraamd. De vijanden zullen komen en jullie zullen sterven door het
zwaard. Ze zullen jullie naar het leven staan en de benauwdheid zal
groot zijn.
Jeremia moet de kruik breken ten aanschouwen van
de leiders van het volk, gelijk men pottenbakkersgerei aan stukken
breekt. Het land zal vallen en de huizen worden onrein, van een ieder
die offert aan de afgoden, omdat zij hun nek hebben verhard om niet
naar mijn woorden te horen. Ik zal Juda overgeven in de macht
van de koning van Babel, die jullie schatten zal buitmaken en
medenemen en brengen naar Babel. En zo is het geschied. Zij, die
onschuldig bloed vergieten, zullen de straf van God niet
ontlopen.
Elke dag wordt in ons land onschuldig bloed vergoten
in de abortusklinieken. Elke dag worden honderd kinderen in de
moederschoot vermoord. Geofferd aan de moderne Moloch, omdat je eigen
kind de dupe wordt van de keuze om te kiezen voor je eigen welzijn.
Onschuldig bloed vloeit in ons land. Moeders blijven achter met een
wond in hun ziel. Zou een moeder ooit haar kind kunnen vergeten?
Met het vermoorden van onze kinderen in de moederschoot hebben we het
oordeel van God over ons gehaald. Alleen als het moedwillig afbreken
van zwangerschap stopt, zal er hoop zijn voor ons land. Nog geeft de
HERE God de kans om het tij te keren. Nog geeft Hij tekenen om ons op
te roepen om ons te bekeren. Zij die hun veestapel zien ruimen,
beseffen hoe een ramp hen treft. Zij die hun huizen onder water
hebben zien staan, weten van bedreiging en oordeel. Als de
apocalyptische profetische contouren zich in ziekten en oorlogen en
rampen aftekenen, klinkt de eindtijd oproep om ons te bekeren, want
het oordeel op het vergieten van onschuldig bloed staat vast.
Met
het hedendaags stukslaan van de pottenbakkerskruiken klinkt de
profetische oproep om te ontkomen aan het oordeel. De ongeboren
kinderen Schreeuwen om Leven in de baarmoeder van hun moeders en
onder het altaar voor de troon van God tot de komst van het eeuwige
Koninkrijk van recht en gerechtigheid, als al het onschuldig vergoten
bloed gewroken wordt. Nog is het niet te laat: Bekeert u! Om onze
kinderen en om onze eigen levenswil moet abortus uit onze samenleving
gebannen worden.
5 juni [1]
20:7 |
Ik ben tot een bespotting geworden de gansen dag, allen honen ze mij. |
20:8 |
Want telkens wanneer ik spreek, moet ik het uitschreeuwen, van geweld en onderdrukking roepen;… |
20:9 |
…wel matte ik mij af om het in te houden, maar ik kon het niet. |
20:10 |
Alle lieden met wie ik bevriend ben, loeren op mijn val:… |
20:11 |
Maar de HERE is met mij als een geweldig held;… |
20:12 |
…ik zal uw wraak op hen zien,… |
20:13 |
Zingt de HERE, looft de HERE, want Hij bevrijdt het leven van de arme uit de macht der boosdoeners. |
20:18 |
Waarom toch ben ik uit de moederschoot voortgekomen om moeite en kommer te aanschouwen en opdat mijn dagen in schande ten einde spoeden? |
21:2 |
…misschien zal de HERE met ons doen naar al zijn wonderen, zodat hij van ons wegtrekt. |
21:6 |
…en Ik zal de inwoners van deze stad slaan,… |
21:7 |
…overgeven in de macht van Nebukadrezar,… |
21:8 |
Zie, Ik stel u de weg des levens en de weg des doods voor: |
21:9 |
wie in deze stad blijft, zal door het zwaard, de honger of de pest sterven, maar wie er uitgaat en naar de Chaldeeën die u belegeren, overloopt, zal leven… |
Ja,
dat is ook wel te begrijpen. Jeremia moet steeds het oordeel preken.
Hij moet het met scherpe woorden doen. Dat is niet eenvoudig. Hij
moet het uitschreeuwen. En dan zie je de mensen hem steeds weer
verbolgen aankijken. Daar heb je die zwartgallige profeet weer.
Niemand is meer vriendelijk tegen hem. Zelfs zijn vrienden laten hem
links liggen. Met zo’n onheilsprofeet, daar kun je ook niets
mee beginnen. Kan er nu ook nooit eens een greintje vreugde en hoop
af. Jeremia heeft het er moeilijk mee. Hij weet wel dat de HERE
rechtvaardig is. En dat Hij ook op de HERE moet blijven vertrouwen.
De HERE geeft de overwinning. Want dat is ook steeds zijn profetie
geweest. Maar het valt niet mee als je dat moet doen.
Hij
vervloekt de dag van zijn geboorte. Als hij niet geboren was, dan had
hij ook dat onheil niet hoeven meemaken. Waarom ben ik toch uit de
moederschoot voortgekomen om moeite en kommer te aanschouwen en
mijn dagen in schande ten einde voeren? Natuurlijk weet Jeremia dat
hij dingen vraagt die nergens op slaan. Want dat kan natuurlijk niet.
Ons leven is niet in onze hand. Dat is duidelijk. Maar het kan een
mens wel eens teveel worden. En dan roep je wel eens dingen die
nergens op slaan. Waar je ook van terug moet komen.
En dan
wordt Jeremia gevraagd om te profeteren, want de vijand komt eraan.
De koning, Zedekia, zegt: Misschien wil God zijn wonderen aan ons
doen en de vijand van ons doen wegtrekken. Laten we Jeremia vragen.
Maar dan moet Jeremia het oordeel profeteren. Vreselijk wat een
oordeel. De hele stad zal sterven aan de pest, aan de honger of aan
het zwaard. Alleen zij die overlopen naar de Chaldeeën, die
zullen het leven eraf brengen. De hele stad zal worden verbrand. Het
oordeel van God is onherroepelijk. Het zal gaan gebeuren. Dat was het
tegenovergestelde van wat Zedekia had verwacht. Dit was de
uitvoering van de profetie die Jeremia al die jaren had
aangekondigd. En nu zal het gebeuren. Wat zullen de koning en zijn
mannen gezegd hebben? Dit is toch te gek? Je wordt zelfs aangemoedigd
om naar de vijand over te lopen. Wat voor profetie is dit? Dat de
profeet aanraadt zich over te geven, lag helemaal in de lijn van zijn
prediking. Het was immers het oordeel Gods, dat kwam. Daaraan moest
men zich onderwerpen. Bovendien, de koning en de regering hadden hun
eed verbroken tegenover Nebukadrezar. Overgave kon de strafexpeditie
alleen maar verlichten. Intussen is Jeremia zelf op zijn post
gebleven en hij kon zich dus terecht tegen de aanklacht van
overloperij verdedigen. Wie zich overgaf, is inderdaad gespaard.
6 juni [1]
21:13 |
Zie, Ik zàl u! die daar zetelt in het dal, rots in de vlakte! luidt het woord des HEREN, gij, die zegt: Wie zal tot ons afdalen, wie zal in onze schuilhoeken binnendringen? |
21:14 |
Nu, Ik zal aan u bezoeking doen naar de vrucht uwer handelingen, luidt het woord des HEREN, en Ik zal een vuur in haar woud ontsteken, dat haar gehele omgeving verteren zal. |
22:4 |
Want indien gij dit nauwgezet doet, dan zullen door de poorten van dit huis koningen binnengaan, die gezeten zijn op de troon van David,… |
22:9 |
En zij zullen zeggen: Omdat zij het verbond van de HERE, hun God, verlaten hebben, en zich voor andere goden hebben neergebogen om die te dienen. |
22:12 |
…maar in de plaats waarheen men hem in ballingschap heeft gevoerd, dáár zal hij sterven en dit land zal hij niet weerzien. |
22:15 |
Uw vader, heeft hij niet… recht en gerechtigheid gedaan? Toen ging het hem wèl. |
22:17 |
Maar gij hebt enkel oog en hart voor uw onrechtmatig gewin en voor het vergieten van onschuldig bloed, voor het begaan van onderdrukking en geweld. |
22:19 |
Met een ezelsbegrafenis zal hij begraven worden: wegslepen en nederwerpen buiten de poorten van Jeruzalem. |
Ja,
het koningshuis van Juda, daar was het niet zo best mee gesteld. Die
koningen deden niet wat recht was in de ogen des HEREN. Daar
kwam het oordeel over. Het koningshuis zal worden vernietigd. Het is
genoeg. Het is afgelopen. Jeremia moet afdalen naar het huis van de
koning. Daar profeteert hij het oordeel. We weten toch de
belofte? Als de koningen in de weg des HEREN wandelen en
nauwgezet zijn geboden onderhouden, dan zal er een koning zijn op de
troon van David. Maar zo niet, dan komt het oordeel. Dat staat vast.
Dan zullen de volken zeggen: Hoe komt het toch dat hun God hen zo in
de steek laat? En dan zal het antwoord zijn: Omdat zij de geboden van
hun God niet hebben gevolgd en omdat zij zich voor andere goden
hebben neergebogen.
Ook Sallum zal worden weggevoerd en
sterven in ballingschap. Koning Jojakim, die toch van z’n vader
Josia had kunnen leren wat recht en gerechtigheid was, die doet
de zonde en hij zal een ezelsbegrafenis krijgen, staat er. Men zal
hem wegslepen en nederwerpen buiten de poorten van Jeruzalem. Daar
zal dus geen eer meer zijn. De oordelen Gods staan vast. Ze zijn
geprofeteerd en het zal gebeuren. Er is geen weg terug. De maat
is vol. Ze zullen worden weggevoerd. Dit is het tegenovergestelde van
wat de koning verwachtte. Hij had nog hoop dat God zijn wonderen
zou laten zien. Die wonderen zouden ook gekomen zijn als de koning en
het volk in de wegen van de HERE zouden wandelen. Maar dit is juist
niet het geval. Zedekia had het dus kunnen weten. Maar hij probeert
het toch. Uit het leven gegrepen. Hoe vaak marchanderen wij niet
met de geboden van de HERE en blijven dan toch nog rekenen op de
zegen van God. Hoe verongelijkt kunnen we zijn als ons dingen
tegenzitten. We zitten zo maar verwijten richting God te spuien.
Waarom? Waarom? Waarom? Maar het gaat erom dat we
onvoorwaardelijk de geboden van God volgen. Dan kan God ons zegenen.
Dan heeft Hij ons leven in zijn hand. Glorie voor zijn Naam! Dan
hebben we vrede in Hem. Bij Hem kunnen we altijd schuilen.
7 juni [1]
22:21 |
Ik wil niet horen. |
22:25 |
…in de macht van Nebukadrezar, de koning van Babel,… |
22:26 |
…en Ik zal u met uw moeder, die u gebaard heeft, wegslingeren naar een ander land, waar gij niet geboren zijt,… |
22:29 |
Land, land, land, hoor des HEREN woord:… |
23:2 |
Gij verstrooit en verstoot mijn schapen, en zoekt ze niet op; zie, Ik bezoek aan u de boosheid uwer handelingen,… |
23:3 |
En Ik zal de rest van mijn schapen verzamelen uit al de landen waarheen Ik ze heb verdreven, en Ik zal ze doen wederkeren naar hun weiden, en zij zullen vruchtbaar zijn en zich vermeerderen. |
23:5 |
Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; die zal als koning regeren en verstandig handelen, die zal recht en gerechtigheid doen in het land. |
23:6 |
…de HERE onze gerechtigheid. |
23:7 |
Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat men niet meer zal zeggen: Zo waar de HERE leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft doen optrekken, maar veeleer: |
23:8 |
Zo waar de HERE leeft, die het nageslacht van het huis Israëls heeft doen optrekken en die het heeft doen komen uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had; en zij zullen op hun eigen grond wonen. |
Het
gaat hier nog even door. Ook Jojakim luisterde niet. Hij zondigde. En
ook hij wordt weggeslingerd naar een ander land. Ook hij gaat in
ballingschap.
Land, land, land, hoort het woord des HEREN! Het
gaat erom dat we luisteren naar de stem van de HERE God. Hij heeft
ons zijn woorden gegeven. Hij houdt ons de geboden ten leven voor.
Daar hebben we het goed bij. Dat zijn de universele geboden van God.
Al het andere is afgodendienst en daar worden we door
onderdrukt. Dan gaat het niet goed. Dat zien we keer op keer bij de
koningen van Juda en Israël. En het loopt uit op de ballingschap
als straf van God. Die ballingschap duurt nog voort tot op vandaag.
Want tot op vandaag zijn de Joden verstrooid over de gehele
aarde.
God neemt het niet hoe de leiders het volk leiden. Wee
die herders! Zij weiden de schapen niet, maar zij verstrooien ze. Dat
neemt de HERE God niet. Hij zal ze verzamelen uit alle landen
waarheen ze verstrooid zijn en Hij zal ze terugbrengen naar het
land waar zij zich zullen uitbreiden; het goed hebben. Geprezen
zij de HERE God!
Dan zal ook de Rechtvaardige Spruit verwekt
worden. Hij zal als Koning heersen. Hij zal recht en
gerechtigheid uitoefenen. Hij zal heten: de HERE onze gerechtigheid.
Dat is het allermooiste om een koning te noemen. Dan kan er ook niets
verkeerd gaan. Dan is het veilig wonen in Juda en Israël. Dan
zal men niet meer spreken over de uittocht uit Egypte als een
overduidelijk voorbeeld van Gods uitredding, maar van de
uittocht uit het Noorderland en uit alle landen waarheen Hij hen
verdreven had. En zij zullen op hun eigen grond wonen. Dat is
profetie. Dat is de bedoeling. Alles zal weer worden zoals het in het
paradijs was. God komt klaar met zijn plan. Daar hoeven we niet aan
te twijfelen. Het staat hier. Dan zal Israël weer in Israël
wonen en de HERE zal regeren met gerechtigheid vanuit Jeruzalem. De
Rechtvaardige Spruit zal komen, de Messias. En ze zullen allen zien
dat Hij hun HERE en God is. Wat een heerlijk perspectief. Daar past
niet in dat dat niet letterlijk zou gelden voor het volk Israël
en de Joden. Maar dat geldt in geestelijke zin ook voor ons. Want wij
zijn geënt op die stam. Heerlijk om bij het volk te horen
waarmee de HERE God een eeuwig verbond heeft.
8 juni [1]
23:11 |
Want zowel profeet als priester plegen heiligschennis,… |
23:14 |
…zij zijn Mij altezamen als Sodom geworden, zijn inwoners als Gomorra. |
23:19 |
Zie, een stormwind des HEREN, gramschap, vaart uit, een wervelende storm; op het hoofd der goddelozen stort hij zich uit. |
23:20 |
…in het laatst der dagen zult gij dat duidelijk inzien. |
23:25 |
Ik heb gehoord wat de profeten zeggen, die in mijn naam vals profeteren: Ik heb gedroomd, ik heb gedroomd! |
23:28 |
…wat heeft het stro met het koren gemeen? luidt het woord des HEREN. |
23:29 |
Is niet mijn woord zó: als een vuur, luidt het woord des HEREN, of als een hamer, die een steenrots vermorzelt? |
23:30 |
Daarom zie, Ik zàl de profeten! luidt het woord des HEREN, die mijn woorden van elkander stelen; |
23:31 |
zie, Ik zàl de profeten! luidt het woord des HEREN, die hun tong gebruiken en godsspraken verkondigen; |
23:32 |
zie, Ik zàl de profeteerders van leugenachtige dromen! luidt het woord des HEREN, die zij vertellen om mijn volk te misleiden door hun leugens en woordenkramerij; Ik heb hen niet gezonden en hun geen opdracht gegeven; zij zijn dit volk niet van het minste nut, luidt het woord des HEREN. |
Vreselijk!
Vreselijk! De profeten doen alsof ze de God van Israël dienen,
maar ze dienen de Baäl. Ze doen leugen en bedrog. De profeten
van Jeruzalem zijn als de inwoners van Sodom en Gomorra. Dat zal je
maar gezegd worden. Dat is het ergste wat je overkomt. Dat zal je
duur komen te staan. Want dat nemen ze niet. Maar de HERE God zegt
het onomwonden. Het zijn leugenaars. Ik heb ze niet gezonden. Ze zijn
valse profeten. Ik heb ze geen opdracht gegeven. Er komt rampspoed
over het volk. Ze hebben verkeerde profeten gevolgd. Het oordeel
komt. Vast en zeker. Ik zàl die profeten, zegt God. God is
verbolgen. Hoe durven ze zijn uitverkoren volk zo te misleiden. Dat
kan niet. God is niet een God van verre. De profeten hebben valse
dromen gedroomd. Wat denken ze wel?
Zo gaat het maar verder in
dit stuk. Het oordeel komt. Ze hadden het kunnen weten. Ze hadden
voor veel onheil behoed kunnen worden, maar ze zijn de valse profeten
gevolgd. Jullie weten toch wat mijn Woord is. Ik laat niet met me
spotten. Ik zàl die profeten. Ik zàl die valse
profeteerders van leugendromen. Ik maak er een eind aan. Ik heb
hen niet gezonden. Wat een duidelijke taal. Daar is niets aan mis te
verstaan. God neemt het niet. Daarom is de les voor vandaag: Lezen
wat er staat, geloven wat er staat en doorgeven wat er staat en doen
wat er staat.
9 juni [1]
23:33 |
Gij zijt de last, en Ik zal u afwerpen,… |
23:36 |
…dat gij verdraait de woorden van de levende God, van de HERE der heerscharen, onze God. |
24:2 |
…de ene korf bevatte zeer goede vijgen,… maar de andere korf zeer slechte vijgen,… |
24:5 |
Gelijk deze goede vijgen, zo zal Ik de ballingen van Juda,… aanzien, ten goede; |
24:6 |
en Ik zal hen naar dit land doen terugkeren;… |
24:8 |
Zo zal Ik Zedekia, de koning van Juda, maken en zijn vorsten en het overschot van Jeruzalem,… |
25:3 |
…doch gij hebt geen gehoor gegeven;… |
25:5 |
Bekeert u toch een ieder van zijn boze weg en van de boosheid uwer handelingen,… |
25:9 |
…zie, Ik laat alle geslachten van het Noorden komen,… |
25:10 |
…en Ik doe uit hun midden verdwijnen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid,… |
25:11 |
…dan zal dat gehele land tot een oord van puinhopen, tot een woestenij worden. Deze volken nu zullen de koning van Babel dienstbaar zijn zeventig jaren;… |
25:12 |
…maar na verloop van zeventig jaren zal Ik aan de koning van Babel en dit volk,… hun ongerechtigheid bezoeken,… |
25:13 |
Dan zal Ik over dit land doen komen al mijn woorden die Ik daartegen gesproken heb, alles wat in dit boek geschreven staat, wat Jeremia over alle volken heeft geprofeteerd. |
Ja,
zo zijn wij ook vaak. Wij, net als het volk Israël, geven God de
schuld van de last die we hebben te dragen. God is niet de last, maar
het volk is de last. En de valse profeten maar zeggen dat God de last
is. Daar steekt God een stokje voor. Zij hebben schuld. Zij zijn zelf
de last, want zij hebben gezondigd; zij hebben Gods geboden
verlaten. Wij zijn ook vaak zo. We spelen maar een beetje toneel. We
denken dat we vroom zijn, maar in onze woorden en gedachten zijn we
vaak vèr van God. Daarvan moeten we ons bekeren, want anders
kan God niets door en voor ons doen.
Dan is er het beeld van
de twee korven met vijgen. De goede en de slechte vijgen. Het volk is
in ballingschap. Ze zijn om hun zonden weggevoerd. En dan zegt de
HERE van de korf goede vijgen, dat Hij zich zal ontfermen over Juda.
Zij zullen weer terugkeren naar hun land. Ze zullen alles weer
herbouwen en planten. God is hen niet vergeten. Hij waakt over
zijn Woord. Hij is getrouw. De slechte vijgen in de andere korf, dat
zijn Zedekia en zij die achtergebleven zijn in Jeruzalem en
Egypte. God zal hen kastijden. God zal het oordeel over hen doen
komen. Zij zullen worden uitgeroeid.
Jarenlang heeft Jeremia
geprofeteerd. Drie en twintig jaar lang. Hij heeft opgeroepen om
te bekeren en terug te keren naar het Woord van God. Maar ze hebben
Hem tot een bespotting gemaakt. Ze hebben niet naar de stem van God
geluisterd. Daarom heeft God de vorsten uit het noorden gestuurd. De
koning van Babel, Nebukadrezar. Die heeft het volk in ballingschap
gezonden. Ze zijn weggevoerd uit het land dat God hen beloofd had.
Alle vreugde is weg. Het land is geworden tot een puinhoop en een
woestenij.
Maar de profetie gaat verder. Zij zullen de koning
van Babel dienstbaar zijn, zeventig jaren. En dan zal Ik de koning
van Babel bezoeken en hem overleveren aan de macht van anderen.
God heeft een plan met zijn volk en een plan met deze wereld. Hij wil
terug naar de wereld van recht en gerechtigheid. Daar gaat een hele
strijd aan vooraf. We zien het hier met zijn eigen uitverkoren
volk. Ze hebben gezondigd. Ze keren zich steeds weer tegen God. Wat
is de zonde toch machtig. Wat is de macht van de duivel toch groot.
De zondeval is zichtbaar in alle vezels van ons bestaan, maar zo
heeft God het niet bedoeld. Hij wil dat de stem der vreugde en de
stem der bruidegom wel gehoord worden op de straten van
Jeruzalem en deze wereld. Daarom moeten we Hem zoeken en zijn geboden
volgen. Dat gold toen en dat geldt nu. Zijn Woord is de waarheid.
Zijn Woord wijst ons de weg door de zondige wildernis naar dat
eeuwige koninkrijk van recht en gerechtigheid waar we met reikhalzend
verlangen naar uitzien. Kom, Here Jezus! Kom!
10 juni [1]
25:17 |
En ik heb de beker uit de hand des HEREN genomen en die aan alle volken, tot welke de HERE mij zond, te drinken gegeven: |
25:18 |
aan Jeruzalem… tot een aanfluiting en tot een vloek,… |
25:19 |
…aan Farao,… |
25:26 |
…aan alle koninkrijken der aarde,… |
25:27 |
Zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Drinkt, wordt dronken, spuwt, valt neer om niet weer op te staan, ten gevolge van het zwaard, dat Ik onder u zend! |
25:29 |
Drinken zùlt gij; want zie, in de stad waarover mijn naam is uitgeroepen, begin Ik rampen te brengen, en zoudt gij dan vrij uitgaan? Gij zult niet vrij uitgaan, want het zwaard roep Ik op tegen alle bewoners der aarde, luidt het woord van de HERE der heerscharen. |
25:30 |
…geweldig zal Hij brullen tegen zijn dreve,… |
25:31 |
Krijgsrumoer verbreidt zich tot aan het einde der aarde, want de HERE heeft een rechtsgeding met de volken,… |
25:36 |
Hoor! Geschreeuw van herders… omdat de HERE hun weideplaatsen heeft vernield;… |
25:38 |
…ten gevolge van het gewelddadige zwaard, ten gevolge van zijn brandende toorn. |
Jeremia
profeteert het woord des HEREN over alle volken der aarde. Het gaat
niet alleen om de afval en de zonde van Gods uitverkoren volk. Daar
richt God Zich wel in eerste instantie op, maar in wezen gaat het om
de afval en zonde van alle volken der aarde. En dat profeteert
Jeremia niet alleen voor de tijd waarin hij leefde, maar ook in
heilshistorisch perspectief. Denk maar niet dat de andere volken en
ook wij zullen ontkomen aan zijn toorn. Het zal verschrikkelijk
zijn in die dagen. Dan maakt God een einde aan de zonde, aan de
afval, aan de godslastering. Dan zullen de oorlogen komen en de
eindveldslagen er zijn. Maar God zal overwinnen. Hij zal zijn
Rijk van recht en gerechtigheid grondvesten.
Als we om
ons heen zien, dan zien we de zonde welig tieren. De machthebbers
doen alsof God niet bestaat. Maar God neemt het niet. Hij zal hen
neerslaan om hun ongeloof en grootsprekerij. Vast en zeker! We
doen er goed aan om dicht bij Jezus te blijven. Ons sterk te maken
tegen de aanvallen ook op onszelf. Om pal te staan voor zijn Woord en
anderen op te roepen om zich tot Hem te bekeren. HERE, help ons om
staande te blijven!
11 juni [1]
26:4 |
Als gij niet naar Mij luistert… |
26:6 |
…en Ik zal deze stad maken tot een vloek voor alle volkeren der aarde. |
26:9 |
Sterven moet gij;… En het ganse volk liep tegen Jeremia te hoop… |
26:11 |
Deze man is des doods schuldig, omdat hij over deze stad heeft geprofeteerd,… |
26:13 |
Nu dan, betert uw handel en wandel, en hoort naar de stem van de HERE, uw God;… |
26:19 |
En wij zijn bezig een groot kwaad te begaan tegen onszelf. |
26:24 |
Ahíkam echter, de zoon van Sáfan, beschermde Jeremia, zodat men hem niet overgaf in de handen van het volk om hem te doden. |
Jeremia
moet gaan staan bij de ingang van de tempel. Daar moet hij het
oordeel van de HERE aankondigen. Als het volk nog gaat
luisteren, dan komt mijn oordeel niet. Maar bekeren zij zich niet,
dan zal Ik met mijn oordeel komen. Als ze dat horen dan worden
ze boos. Wat denkt deze profeet wel. Hij is des doods schuldig.
Sterven moet hij. En dan komen de koningen en de leiders van het
volk. Deze man is des doods schuldig om wat hij heeft geprofeteerd
over deze stad. Jeremia herhaalt dat de HERE hem gezonden heeft en
dat, indien zij hun handel en wandel beteren, God zijn oordeel dan
zal afwenden. Maar als ze hem doden, dan hebben ze onschuldig bloed
aan hun handen. De priesters en profeten beraadslagen wat te doen. Ze
kunnen hem doden maar dan komen ze met voorbeelden waarbij wel een
profeet gedood is en waarbij niet een profeet gedood is. Jeremia
wordt bevrijd door een zekere Ahíkam, de zoon van Sáfan.
De
HERE geeft opdracht om dit te profeteren. Het is de waarheid. Ze
moeten terug naar het woord van God. Het is in het begin van de
regering van Jojakim. Weg met alle afgoden. Alleen de HERE. Maar
dat nemen ze niet. Ze hebben alles nu mooi in de hand en nu komt
deze onheilsprofeet. Daar moeten ze niets van hebben. Weg met hem!
Hij moet sterven. Wat denkt hij wel? Wat zal er niet allemaal voor
lelijks over Jeremia zijn gezegd? Ze zullen hem dreigend hebben
aangekeken. De vorsten komen er bij. En Jeremia is in hun handen. Dan
durven ze het toch niet aan. Sommigen denken dat ze onheil over zich
halen als ze Jeremia doden. Anderen denken dat het wel kan en moet.
Net als eerder met een profeet gebeurd is. Het eind van het liedje is
dat Jeremia beschermd wordt zodat hij niet overgeleverd wordt om te
worden gedood.
Het valt niet altijd mee om de waarheid te
moeten zeggen over een religieuze organisatie of kerk die alles vast
in handen heeft en zich niet zo maar wil laten gezeggen. Wat is er in
de godsdienst toch vaak veel religie en traditie die niets te maken
hebben met het evangelie. Daar gaan heel veel mensen aan kapot. We
moeten daarom steeds weer terug naar het Woord van God. De Bijbel
lezen. Dicht bij de Bijbel blijven. Steeds weer opnieuw elkaar
opscherpen. Het Woord van God is levend en krachtig. Als we daar
steeds maar weer de basis leggen en daar steeds weer opnieuw mee
beginnen, dan worden heel wat scheve schaatsen voorkomen. We hebben
steeds weer behoefte aan Jeremia’s die met betoon van Geest en
kracht blijven hameren op het evangelie van Jezus Christus en Dien
gekruisigd. Heerlijk om daar bij gescherpt en opgewekt te
worden.
12 juni [1]
27:2 |
Maak u banden en jukken en leg die op uw hals, |
27:3 |
en zend die aan de koning van Edom,… |
27:6 |
Nu heb Ik al deze landen in de macht van Nebukadnezar, de koning van Babel, mijn dienaar, gegeven;… |
27:8 |
…over dat volk zal Ik bezoeking doen met het zwaard, de honger en de pest,… |
27:9 |
Gij dan, geeft geen gehoor aan uw profeten, uw waarzeggers, uw dromers, uw toekomstvoorspellers en uw tovenaars, die tot u zeggen: Gij zult de koning van Babel niet dienstbaar blijven; |
27:10 |
want leugen profeteren zij u – … |
27:11 |
Maar het volk dat zijn hals zal voegen onder het juk van de koning van Babel en hem dienstbaar zal blijven, dat zal Ik op zijn bodem laten, luidt het woord des HEREN, om die te bewerken en daarop te wonen. |
27:16 |
Want leugen profeteren zij u. |
27:17 |
…blijft de koning van Babel dienstbaar,… |
27:22 |
Naar Babel zal het gebracht worden en daar zal het zijn tot de dag dat Ik ernaar omzie, luidt het woord des HEREN, en het haal en terugbreng naar deze plaats. |
De
volken zijn overwonnen door de koning van Babel. Jeremia moet
profeteren dat ze zich allemaal moeten onderwerpen aan deze
overheerser, deze bezetter. Als ze dat doen, dan zal het goed met hen
gaan. Doen ze het niet, dan zal God hen straffen met het zwaard, de
honger en de pest, totdat zij zich geheel hebben onderworpen. Jeremia
roept op dat ze dus niet moeten luisteren naar hun profeten,
waarzeggers, toekomstvoorspellers, dus iedereen aan wie ze gezag
toekennen wat de toekomst betreft. Want als die zeggen dat ze tegen
de koning van Babel moeten opstaan, dan zijn het leugenprofeten. Dat
is nogal krasse taal. Dat is revolutie in de tent. Na een bepaalde
tijd zal God ook de koning van Babel weer ondergeschikt maken aan
anderen. Maar nu moeten ze zich onderwerpen aan de koning van Babel.
Dat geldt ook voor het volk dat achtergebleven is met Zedekia.
Jeremia waarschuwt, dat als ze zich verzetten tegen de koning van
Babel, dat die opnieuw zal komen en dan ook het gerei van de tempel,
dat hij nog heeft achtergelaten, mee zal nemen naar Babel. Aan het
slot profeteert Jeremia dat inderdaad bij een volgende aanval op het
land de koning van Babel ook het achtergebleven gerei mee zal nemen
naar Babel. En de HERE God zegt, dat Hij het dan weer terug zal halen
op de tijd dat Hij naar zijn volk omziet.
Wat een verhaal. Dat
staat nogal haaks op het levensgevoel van de mensen. Als je land
bezet is, dan heb je constant de neiging om alles te doen om de
bezetter kwijt te raken. Maar hier is het het omgekeerde. Dat is toch
ook wel een moeilijke profetie van de HERE God. Daar zal Jeremia het
ook wel knap lastig mee gehad hebben. Hij moet niet alleen profeteren
tegen z’n eigen volk, maar ook tegen de landen rondom. Hij moet
banden en jukken maken en die op zijn hals leggen. Als een visueel
voorbeeld hoe de volken zich moeten onderwerpen. Hoe zouden wij
gereageerd hebben? Als we denken aan de Tweede Wereldoorlog? En
dat was vijf jaar, maar hier gaat het om een periode van zeventig
jaar. Daar gaat een hele generatie voorbij. Het is daarom heel
belangrijk om heel goed te letten op de tekenen der tijden. We
moeten heel goed de Bijbel kennen om te onderscheiden waar het op aan
komt. Het gaat hier om Gods plan met de wereld. Hij heeft alles in
zijn hand. Hij ziet ook al wat er na de koningen van Babel gaat
gebeuren. Dan komt er een ander rijk waaraan Babel ondergeschikt moet
zijn. God ziet ook, dat als de koning van Babel voor de tweede keer
komt om het volk te onderdrukken dat Hij dan het gerei dat bij de
eerste keer in de tempel achtergebleven is ook mee zal nemen. God
weet ook al dat Hij het weer op zijn tijd terug zal halen.
Wat
een details van Gods plan worden hier openbaar gemaakt. Het is dan
ook een geruststellende gedachte om in de tijd waarin wij leven en
waarin ook zoveel dingen onduidelijk zijn, maar heel dicht bij die
God te blijven leven, want dan ben je zeker dat je goed uitkomt en
niet in handen valt van al die valse profeten en waarzeggers en
toekomstvoorspellers die je op het verkeerde been zetten. Glorie voor
zijn Naam!
13 juni [1]
28:1 |
…de profeet Hananja,… |
28:2 |
Ik heb het juk van de koning van Babel verbroken. |
28:6 |
…en de profeet Jeremia zeide: Amen, zó doe de HERE! |
28:9 |
…de profeet die van vrede profeteert – … zal van die profeet erkend worden,… |
28:10 |
Toen nam de profeet Hananja het juk van de hals van de profeet Jeremia en brak het,… |
28:11 |
Doch de profeet Jeremia ging zijns weegs. |
28:14 |
Een ijzeren juk heb Ik op de hals van al deze volken gelegd, om Nebukadnezar, de koning van Babel, dienstbaar te zijn,… |
28:16 |
Zie, Ik zend u weg van de aardbodem, nog dit jaar zijt gij een lijk, omdat gij afval van de HERE hebt gepredikt. |
28:17 |
En de profeet Hananja stierf in dat jaar, in de zevende maand. |
Hier
zien we de ware en de valse profeet tegenover elkaar. De valse
profeet predikt dat de ellende over twee jaar voorbij zal zijn. Dan
zal de ballingschap voorbij zijn en het volk weer in vrijheid zijn.
Wat moet Jeremia daar nu tegenin zeggen. Hij zegt: Amen, zó
doe de HERE! Een profeet die vrede aankondigt, diens woorden
zullen eerder geloofd worden. En Hananja, de profeet, pakt het juk
van de schouders van Jeremia en breekt het. Alsof hij wil bewijzen
dat de klaagliederen en profetieën van Jeremia voorbij zijn.
Maar Jeremia gaat zijns weegs. Hij gaat er niet tegenin om zijn
gelijk te bewijzen. Hij laat de leugenprofeten hun gang gaan. Hij
heeft het gezegd. Hij is verantwoordelijk voor de proclamatie
van de woorden die God hem heeft gegeven om door te geven. Niet meer
en niet minder. Dan ontmoet hij de profeet Hananja en zegt: Een
houten juk hebt gij gebroken maar de HERE God zal nu een ijzeren juk
op de volken leggen. En gij, Hananja, omdat gij tegen God in
geprofeteerd hebt, zult gij nog dit jaar een lijk zijn. En zo is het
gebeurd.
God neemt het niet als er valse profeten zijn. Het
kan lang of kort duren, maar zij hebben hun oordeel al over zich
gehaald. En wat lopen er een valse profeten rond. Hoe kun je ze
ontmaskeren? Dat is heel simpel. Je gaat steeds weer terug naar het
Woord van God. Luister ook niet als ze zeggen dat het Woord van God
te moeilijk is voor de gewone mensen. Dat is een leugen. De Bijbel is
juist geschreven voor de meest simpele mensen. En als er gedeelten
zijn die je in eerste instantie te moeilijk voorkomen, dat geeft
helemaal niets. Die sla je dan maar even over. Wat in de Bijbel staat
is zo veelvuldig en zo veelkleurig en zo op herhaling gericht, dat er
voor niemand één reden kan zijn om aan de waarheid van
de Bijbel voorbij te gaan. Het gaat heel eenvoudig om het dienen
van God de Schepper. Van de erkenning, dat er alleen verlossing van
de zonde is door het offer van de Zoon van God. Van de bereidheid en
de belofte om Hem te volgen en te blijven op de weg naar dat nieuwe
Koninkrijk van God van recht en gerechtigheid. Daar moeten we ons
naar uitstrekken. En al die lieden die er andere verhalen op na
houden, daar moeten we niet naar luisteren en ook niet te veel
tijd aan besteden. Glorie voor de Naam van God!
14 juni [1]
29:4 |
Zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël, tot al de ballingen die uit Jeruzalem naar Babel in ballingschap zijn weggevoerd: |
29:5 |
Bouwt huizen en woont daarin, legt tuinen aan en eet de vrucht daarvan; |
29:6 |
neemt vrouwen en verwekt zonen en dochters, neemt vrouwen voor uw zonen en geeft uw dochters aan mannen, opdat zij zonen en dochters baren; vermeerdert daar en vermindert niet. |
29:7 |
Zoekt de vrede voor de stad waarheen Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren, en bidt voor haar tot de HERE, want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn. |
29:10 |
Want zo zegt de HERE: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen. |
29:11 |
Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des HEREN, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven. |
29:12 |
Dan zult gij Mij aanroepen en heengaan en tot Mij bidden, en Ik zal naar u horen; |
29:13 |
dan zult gij Mij zoeken en vinden, wanneer gij naar Mij vraagt met uw ganse hart. |
29:14 |
Dan zal Ik Mij door u laten vinden, luidt het woord des HEREN, en in uw lot een keer brengen; dan zal Ik u verzamelen uit alle volkeren en van alle plaatsen waarheen Ik u verstoten heb, luidt het woord des HEREN, en u terugbrengen naar de plaats vanwaar Ik u in ballingschap heb doen wegvoeren. |
29:16 |
…zo zegt de HERE van de koning die op de troon van David gezeten is,… |
29:17 |
Zie, Ik zend het zwaard, de honger en de pest onder hen… |
29:19 |
…omdat zij niet naar mijn woorden gehoord hebben,… |
29:20 |
Hoort gij dan naar het woord des HEREN, o alle ballingen die Ik uit Jeruzalem naar Babel weggezonden heb! |
29:22 |
De HERE doe met u zoals met Zedekia en Achab, die de koning van Babel op het vuur geroosterd heeft! – omdat zij een schandelijke dwaasheid in Israël hebben begaan,… |
29:27 |
…maar waarom zijt gij dan niet opgetreden tegen Jeremia uit Anathoth, die zich bij u als profeet voordoet? |
29:32 |
Zie, Ik doe bezoeking aan Semaja, de Nechelamiet, en zijn nageslacht; van de zijnen zal niemand onder dit volk wonen en hij zal het heil niet zien, dat Ik mijn volk breng, luidt het woord des HEREN, omdat hij afval van de HERE gepredikt heeft. |
Jeremia
moet een brief schrijven aan de ballingen in Babel. Bouwt u huizen,
staat er. Huw en geef uw zonen en dochters ten huwelijk. Vermeerdert
u daar en vermindert niet. Ga op in het leven van Babel. Doe alsof je
er een carrière moet opbouwen. Want je blijft er een hele
tijd. Denk niet dat het zo weer voorbij is. Als voor Babel zeventig
jaren voorbij zijn, dan zal Ik naar u omzien, zegt de HERE God.
Dan zal Ik u terugbrengen naar het land van waar Ik u verbannen heb.
Want Ik heb heilrijke gedachten over u. Bidt dan ook voor de stad,
want in haar vrede zal ook uw vrede gelegen zijn.
Het zijn
prachtige verzen die dan volgen. God houdt van zijn volk. Hij
koestert hen. Hij lijdt er het meeste aan dat zijn volk in
ballingschap is. Als jullie Mij aanroepen, dan zal Ik Mij laten
horen. Dan zal Ik herstel brengen. Maar luistert niet naar de valse
profeten die van in Jeruzalem komen. Dat zijn valse profeten. Ik zend
onder hen het zwaard, de pest en de honger. Pas op, luister niet naar
hen. Ik zal Zedekia en ook koning Achab van Israël naar Babel in
ballingschap zenden en zij zullen voor uw ogen worden gedood.
Nebukadrezar zal hen voor uw ogen roosteren. En dat zal als een
spreekwoord worden. Zij hebben de HERE verlaten en hun oordeel staat
vast.
De priester Semaja beschuldigt de priesters ervan dat
zij niet tegen Jeremia zijn opgetreden. Jullie weten dat Jeremia geen
profeet is. Maar Jeremia zendt een brief aan de ballingen en
profeteert wat er met Semaja gaat gebeuren. Semaja profeteert
leugens. En de HERE doet bezoeking aan Semaja. De zijnen zullen het
heil dat God voor zijn volk doet niet meer zien, omdat hij afval van
de HERE gepredikt heeft. Pas op dat je niet aan de gezalfden des
HEREN komt!
15 juni [1]
30:3 |
Want zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik in het lot van mijn volk Israël en Juda een keer breng, zegt de HERE, en hen terugbreng in het land dat Ik aan hun vaderen gegeven heb, zodat zij het zullen bezitten. |
30:7 |
…een tijd van benauwdheid is het voor Jakob, maar daaruit zal hij gered worden. |
30:8 |
…vreemden zullen hen niet meer knechten, |
30:9 |
maar zij zullen de HERE, hun God, dienen en David, hun koning, die Ik hun verwekken zal. |
30:10 |
…Jakob zal terugkeren en rustig en veilig zijn, door niemand opgeschrikt. |
30:11 |
Want Ik ben met u, luidt het woord des HEREN, om u te verlossen; want Ik zal met alle volken waaronder Ik u verstrooid heb, voorgoed afrekenen, maar met u zal Ik niet voorgoed afrekenen, doch naar recht u tuchtigen, al zal Ik u zeker niet vrij laten uitgaan. |
30:15 |
Om de grootte van uw ongerechtigheid, omdat uw zonden geweldig zijn, heb Ik u dit aangedaan. |
30:22 |
Dan zult gij Mij tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn. |
30:24 |
…in het laatst der dagen zult gij dat inzien. |
31:3 |
Van verre is de HERE mij verschenen: Ja, Ik heb u liefgehad met eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken in goedertierenheid. |
31:6 |
Want de dag is daar, dat de wachters roepen op het gebergte van Efraïm: Komt, laat ons opgaan naar Sion, tot de HERE, onzen God! |
31:8 |
…in een grote schare zullen zij hierheen terugkeren. |
31:10 |
Hij, die Israël verstrooide, zal het verzamelen en het behoeden als een herder zijn kudde. |
31:12 |
…hun ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer versmachten. |
Wat
een heerlijke belofte. Het houdt niet op. Israël en Juda zullen
terugkeren naar het land dat God hen voor altijd beloofd heeft. Ze
hebben geleden. Ze zijn verdrukt. Niemand gaf meer om ze. Het leek
alsof God hen verlaten had. Maar neen, God ontfermt zich over hen en
Hij heeft hun angstgeschrei gehoord. Zij zullen terugkeren naar
het beloofde land. Ik reken af met de landen die u vervolgd hebben.
Ik neem het niet. Maar over u zal ik Mij ontfermen, al zal Ik ook met
u moeten spreken. Ik kan u ook niet vrij uit laten gaan. Gij hebt
geleden. Maar Ik heb dit moeten doen om de grootte van uw
ongerechtigheid. Het is niet zonder reden gebeurd. Jullie hebben
gezondigd. Mijn Naam verontreinigd. Andere goden gediend. Niet
geluisterd naar mijn profeten. Men noemt u Sion, de verstotene. Dat
is vreselijk. Maar Ik zal het herstellen. Dan zullen jullie weer
wonen in Sion en vreugdegeluiden zullen opklinken. Dan zult gij Mij
tot een volk zijn en Ik zal u tot een God zijn. Zo was het en zo zal
het weer worden. Wat een belofte. Wat een toekomst.
Want Ik
heb u liefgehad met een eeuwige liefde, daarom heb Ik u getrokken met
goedertierenheid. Daarom zal Ik jullie herstellen. Jullie zullen weer
optrekken in reidans naar Sion, tot de HERE jullie God! De HERE
heeft Zijn volk verlost. Hij zal over zijn kudde waken als een
herder. Hij is de Herder Israëls. Ze komen jubelend terug. Hun
ziel zal zijn als een besproeide hof, zij zullen nooit meer
versmachten. Het volk wordt met het goede van Mij verzadigd. Wat
een vreugde. Wat een toekomst. Wat een verschrikkelijke tijd heeft
het volk van God meegemaakt. Ze zijn uit hun land verbannen. Ze zijn
weggezonden, omdat ze de HERE hun God niet gehoorzaamd hebben.
De profeten hebben hen opgeroepen om zich te bekeren, maar ze hebben
de profeten gedood. Ze hebben niet geluisterd. Ze zijn andere
goden achterna gelopen. En toen kwam het oordeel. Maar God heeft hen
lief met een eeuwige liefde. Hij trekt hen met zijn
goedertierenheid.
Dat zijn toch wel profetische woorden. Zijn
volk is in ballingschap, maar ze zullen terugkeren naar het door God
beloofde land. Zowel Israël als Juda. Daar valt niet aan te
twijfelen. Daar kun je geen exegese op los laten die zegt dat de
beloften voor Israël allemaal op de kerk zouden zijn overgegaan,
zodat er voor de Joden geen beloften meer zijn. Dat is niet goed. Dat
is Gods beloften overnemen en ze als valse profeten toepassen
daar waar het niet hoort. Hoe hebben we het ooit kunnen bedenken? We
moeten ons daar radicaal van bekeren. Hoe kunnen we anders ooit geënt
zijn op de wortel Israëls, op de rots Messias Jezus?
16 juni [1]
31:15 |
Zo zegt de HERE: Hoor, te Rama klinkt een klacht, bitter geween, Rachel weent om haar kinderen,… omdat er geen meer is. |
31:16 |
Zo zegt de HERE: Weerhoud uw stem van wenen, uw ogen van tranen;… |
31:22 |
Want de HERE schept iets nieuws op aarde: de vrouw zal de man omvangen. |
31:23 |
De HERE zegene u, rechtvaardige woonstede, heilige berg! |
31:28 |
…en het zal gebeuren, zoals Ik wakker ben geweest om hen uit te rukken en af te breken, te verwoesten en te verdelgen en rampen over hen te brengen, zo zal Ik wakker zijn om hen te bouwen en te planten, luidt het woord des HEREN. |
31:30 |
Maar ieder zal om zijn eigen ongerechtigheid sterven; ieder die onrijpe druiven eet, diens tanden zullen slee worden. |
31:31 |
Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. |
31:32 |
Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. |
31:33 |
Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. |
31:34 |
Dan zullen zij niet meer een ieder tot zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. |
31:37 |
Zo zegt de HERE: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen om al hetgeen zij gedaan hebben, luidt het woord des HEREN. |
31:40 |
…zal de HERE heilig zijn; er zal niet weer vernield en verwoest worden in eeuwigheid. |
De
profetie gaat vol kracht verder. God beweegt. God keert terug naar
zijn volk. Hij herstelt alle dingen. Het wordt een tijd van bouwen en
planten, niet van afbreken. Israël zal weer wonen in het land
dat de HERE hen beloofd had. De HERE schept iets nieuws op aarde. Je
zult er versteld van staan. Jeremia is er ook van onder de
indruk.
Zie de dagen komen dat God een nieuw verbond zal
oprichten met het huis van Juda en het huis van Israël. Niet
zoals het verbond dat Hij gesloten heeft toen Hij hen uit Egypte
geleid heeft. Dat verbond hebben ze verbroken. Maar dit is het
verbond dat Ik mijn wet in hun binnenste zal leggen. Dan zullen zij
Mij allen kennen van de kleinste tot de grootste. Ik zal hun
ongerechtigheden vergeven en hun zonde niet meer gedenken.
Dat
is een geweldige profetie. God zal Zelf zijn woord in hun binnenste
leggen. Zelf zullen ze het dus niet doen. Zij zien geen kans om
zich te bekeren. God zal het moeten doen. Hij houdt zich aan zijn
belofte en aan zijn verbond. Het verbond wordt hersteld. Er was een
verbond toen de HERE hen bij de hand nam en uit Egypte leidde, maar
dat verbond hebben ze verbroken. Kijk maar naar de geschiedenis van
Israël. Het was keer op keer dat het volk afweek van de
geboden van de HERE God. Er was geen beginnen aan. Wat hebben ze God
daarmee een verdriet gedaan. God had hen uit Egypte geleid. Hij had
een land gegeven overvloeiende van melk en honig. En hoe vaak had Hij
aan hen de overwinning op de vijand gegeven? Maar keer op keer gaan
ze de afgoden achterna. Het is verschrikkelijk als je dat allemaal
leest. En dan komt de ballingschap. Het is afgelopen. God neemt het
niet. Het hele volk van Israël en Juda gaat in ballingschap. Het
zal zeventig jaar duren, want de belofte van de komst van de
Messias moet worden vervuld. Echter slechts een heel klein deel komt
terug. Zal er ooit een bekering van Israël zijn?
En dan
komt deze profetie: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in
hun hart schrijven. Dat gaat dus gebeuren. Dat is de grote ommekeer
van Juda en Israël. En dan zullen ze allen Hem kennen. Dat wordt
nog eens heel krachtig bekrachtigd met de woorden dat, zoals de
zon en de maan aan de hemel staan, zo zeker is dat dit zal
geschieden. Want het lijkt nogal een wonderlijk verhaal. Een volk dat
van God afwijkt en dan toch in genade terug mag komen, omdat God
Zelf zijn geboden in hun hart zal leggen. Maar Jeremia heeft het
geprofeteerd en verankerd in de onveranderlijke dingen van de natuur.
Wat God zegt dat gaat gebeuren. De stad zal weer worden opgebouwd.
Daarna zal de stad in eeuwigheid niet weer vernield worden. Dat is
profetie! Want hoe vaak is Jeruzalem in de geschiedenis verwoest?
Maar dan zal het niet weer verwoest worden. In eeuwigheid niet! En
dat is lang. En hoe zal de stad weer opgebouwd worden? Het wordt een
grote stad. Want heel veel mensen zullen er moeten wonen. Al die
mensen die gaan terugkeren. Daar zien we vandaag al een voorproefje
van. Ze keren al terug, ook al is het nog niet de grote terugkeer.
Er gaan nog grote dingen gebeuren. God grijpt in in het grote
wereldgebeuren en Jeruzalem zal in het centrum staan. Nu al
staat Jeruzalem in het brandpunt van de wereldpolitiek. Dus moeten we
waakzaam zijn, zoals de Here Jezus ons Zelf in Mattheüs beveelt.
17 juni [1]
32:2 |
Toen lag het leger van de koning van Babel om Jeruzalem, en de profeet Jeremia was opgesloten in de gevangenhof,… |
32:3 |
…onder de beschuldiging: Waarom profeteert gij: zo zegt de HERE: zie, Ik geef deze stad in de macht van de koning van Babel,… |
32:5 |
…die zal Zedekia naar Babel voeren en daar zal hij blijven, totdat Ik naar hem omzie,… |
32:7 |
Koop gij mijn akker die in Anathoth ligt, want gij hebt het recht van lossing tot de koop. |
32:14 |
Neem deze brieven, deze koopbrief, zowel de verzegelde als deze open brief, en leg ze in een aarden vat, opdat zij lange tijd bewaard blijven; |
32:15 |
want zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Er zullen weer huizen, akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land. |
32:17 |
Ach, Here HERE, zie, Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt door uw grote kracht en uw uitgestrekte arm; niets zou te wonderlijk zijn voor U, |
32:18 |
die aan duizenden goedertierenheid bewijst en de ongerechtigheid der vaderen in de boezem van hun kinderen na hen vergeldt, o grote, sterke God, wiens naam is HERE der heerscharen,… |
32:22 |
…en hun dit land gegeven hebt, waarvan Gij aan hun vaderen gezworen hadt het hun te zullen geven, een land, overvloeiende van melk en honig; |
32:23 |
maar toen zij gekomen waren en het in bezit genomen hadden, hoorden zij niet naar uw stem en wandelden niet naar uw wet; zij deden niets van alles wat Gij hun geboden hadt te doen; daarom hebt Gij al dezen rampspoed over hen gebracht. |
32:25 |
Toch hebt Gij zelf tot mij gezegd, Here HERE: Koop u de akker voor de prijs en laat het door getuigen bekrachtigen, – terwijl de stad in de macht der Chaldeeën is gegeven! |
32:27 |
…zou voor Mij iets te wonderlijk zijn? |
32:33 |
…zij keerden Mij de nek toe in plaats van het aangezicht; hoewel Ik hen leerde, vroeg en laat,… |
32:35 |
…en zij bouwden de hoogten van de Baäl, die zich in het dal Ben-Hinnom bevinden, om hun zonen en dochters aan de Moloch te wijden, wat Ik hun niet geboden had en wat bij Mij niet opgekomen was, het bedrijven van deze gruwel om Juda te doen zondigen. |
32:37 |
…zie, Ik verzamel hen uit al de landen, waarheen Ik hen in mijn toorn en gramschap en grote verbolgenheid zal verdreven hebben, en Ik zal hen naar deze plaats terugbrengen en hen veilig doen wonen; |
32:38 |
zij zullen Mij tot een volk zijn, en Ik zal hun tot een God zijn; |
32:39 |
Ik zal hun één hart en één weg geven, zodat zij Mij vrezen al de dagen, hun en hun kinderen na hen ten goede;… |
32:41 |
…en Ik zal hen voorgoed in dit land planten met heel mijn hart en heel mijn ziel. |
32:44 |
…want Ik zal in hun lot een keer brengen, luidt het woord des HEREN. |
Wat
een profetie. De vijanden liggen rondom de stad. Jeremia zit in de
gevangenis, want hij profeteert allemaal van die nare
profetieën. Over de vijand die zal winnen. Die moeten we er niet
bij hebben, zo’n doemdenker. Die loopt maar dwars door onze
religieuze strategie. Weg met hem! En ja hoor, Jeremia zit in de
kerker. Je zult maar dergelijke opdrachten van de HERE krijgen. Je
zult maar altijd tegengewerkt worden. Je zult maar uitgelachen en te
schande worden gemaakt. Maar Jeremia weet zich geroepen. De HERE
heeft hem aangewezen. En hij moet profeteren, of ze het nu horen
willen of niet. Zelfs in de gevangenis moet hij profeteren. Hij moet
van zijn familielid de akker kopen die hem wordt aangeboden, die hij
moet lossen. Maar wie koopt er nu een akker in een oorlog.
Terwijl de vijand de stad bezet heeft en jouw te kopen akker in bezit
heeft. Dat slaat nergens op. Maar de HERE maakt Jeremia duidelijk dat
hij de akker moet kopen. En zo worden de koopbescheiden opgemaakt en
de akker wordt gekocht. Want dat is profetie: het lijkt er nu niet
op, maar eens zullen er weer akkers gekocht en verkocht worden. De
tijden worden weer anders. Nu lijkt het nog nergens op. Maar de HERE
gaat door met zijn plan. Wat een profetie! Hoe is dat mogelijk. Daar
gelooft toch niemand in. Berg de bescheiden op, want daar zullen ze
voor lang moeten blijven. Maar er komt een dag dat ze weer nodig
zijn, dat er weer verkocht en gekocht zal worden. Dat is een belofte.
En wat de HERE belooft dat zal ook gebeuren. Want God kun je
vertrouwen.
Jeremia is de boodschapper van God. Dan bidt
Jeremia. Hij kan ook niet anders dan het bij de Here zoeken, want als
hij zijn eigen gedachten zou volgen dan kan hij er ook geen touw aan
vastknopen. In de gevangenis een stuk grond kopen dat al in handen is
van de vijanden en ieder hem voor gek verklaard. HERE, U bent de
Schepper van hemel en aarde. U hebt grote wonderen gedaan. U
hebt uw volk uit het land Egypte geleid. U bent geweldig. Dank U
HERE, dat U zo’n God bent, die uw beloften houdt. U had hen het
land beloofd en U hebt uw woord gehouden. U hebt ze hier gebracht.
Maar ze zijn keer op keer van U afgeweken. HERE wat een zondig volk.
Ze hebben de afgoden gediend. Ze hebben hun zonen en dochters aan de
Moloch geofferd. Het was niet bij God opgekomen, dat ze ooit zoiets
zouden kunnen doen, maar ze hebben het gedaan. Het is
verschrikkelijk. Hoe is het mogelijk, dat ze zoiets hebben gedaan.
HERE God, help ons. Daarom komt al deze rampspoed over ons. Daarom
staan de wallen tot aan de muur van Jeruzalem, daarom wordt uw volk
in ballingschap weggevoerd. O HERE, toch hebt U gezegd dat ik deze
grond moest kopen.
Dan komt het antwoord van de HERE. En dat
is een krachtig woord. Het is fantastisch! Het is een belofte. Ja,
het is inderdaad zo dat God hen straft voor hun zonden. Ze offeren
aan de afgoden. Het oordeel kan niet uitblijven, want ze offeren hun
kinderen aan de Moloch. Daar komt het oordeel op. Vast en zeker. Ze
hebben Mij gekrenkt hoewel Ik hen leerde, vroeg en laat. Maar ze
luisterden niet. En dan is het te laat. Dan wordt de stad weggevaagd.
Ze gaan in ballingschap. Maar eens…, en dan komt het: ze
zullen terugkeren. Want Gods beloften blijven altijd waar. Hij heeft
een eeuwigdurend verbond gesloten met Abraham, Isaäk en
Jakob. Het is eeuwigdurend. Dus het volk kan wel naar Egypte gaan. En
ook al duurde het vierhonderdendertig jaar, ze gaan terug naar het
beloofde land. Ze gaan nu wel in ballingschap, maar ze komen terug na
zeventig jaar. En zo is het ook geweest met de komst van de Messias.
Hij kwam. Hij werd verworpen en in het jaar zeventig wordt Jeruzalem
verwoest en de inwoners van het land verdreven. En pas in 1948
is er een terugkeer en sprake van een Joodse staat. Wat een
tijd. Meer dan 1900 jaar. Hoe is het mogelijk? Maar Gods beloften
blijven ja en amen. Dat staat hier zwart op wit: zie: Ik verzamel hen
uit alle landen waarheen ze verstrooid zijn. Ze komen terug en
zullen veilig wonen. Ik zal hen een God zijn. Ik zal hun een hart en
een weg geven, zodat zij Mij vrezen, al de dagen. Ja, Ik zal een
eeuwig verbond met hen sluiten. De rampspoed is gekomen, maar ook het
heil. En dat zal een eeuwig heil zijn. Wat een profetie! Wat een
belofte! Hij zal het doen.
Zelf komen ze niet tot bekering.
Maar God moet het in hun hart leggen. En dan zullen ze het zien. Wat
een genade. Wat een wonder. Hoe is het mogelijk? Wat een genadige
God. Daar, waar wij het allang opgeven, gaat God door. Hij legt zijn
weg en zijn Naam in hun harten voor altijd. Dat is genade. God brengt
in hun lot een keer. Hij zal het doen. We moeten letten op de grote
daden van God. Het kan dus absoluut niet zo zijn dat de beloften
voor land en volk van Israël zijn overgegaan op de kerk. Neen,
ze blijven staan. En God zal het duidelijk maken door de geschiedenis
heen. Dan zullen alle volken zien dat de HERE, God is. Dan zal de
wereld het weten. Wij mogen dat heil proclameren. Dat is onze
marsroute. Daar word je enthousiast van. Dat geeft de burger
moed. Heerlijk wat een zegen. Dank U Here, dat we steeds meer de
contouren van uw heilsplan zien. En het is, o zo belangrijk om
gewoon de Bijbel te lezen. Dan weet je wat er staat en dan heb je wat
er staat. Bazuin het rond! Dat is de boodschap die men moet horen.
Prijs de Heer!
18 juni [1]
33:6 |
Zie, Ik zal haar genezing schenken en herstel,… |
33:7 |
…ja, Ik zal een keer brengen in het lot van Juda en Israël… |
33:8 |
…Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid,… |
33:9 |
…ja, zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat Ik aan haar doe. |
33:11 |
…zal weer gehoord worden de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid,… |
33:15 |
In die dagen en te dien tijde zal Ik aan David een Spruit der gerechtigheid doen ontspruiten, die naar recht en gerechtigheid in het land zal handelen. |
33:17 |
Want zo zegt de HERE: Nimmer zal het David ontbreken aan een man, die op de troon van het huis Israëls gezeten is;… |
33:26 |
…want Ik zal een keer brengen in hun lot en Mij over hen ontfermen. |
De
Chaldeeën liggen om Jeruzalem, Jeremia zit in de gevangenpoort.
En dan komt het woord van herstel. De HERE spreekt tot Jeremia. Ik
zal je grote dingen laten zien. Dat wat nu verwoest lijkt, dat wat nu
onmogelijk lijkt, dat zal gebeuren. Ik zal een keer brengen in het
lot van Juda en van Israël. Zij zullen weer in vrede wonen. Er
zal bestendige vrede zijn. En de volken rondom zullen zich
verbazen en zien al het goede dat de HERE hen heeft aangedaan.
Want Ik zal hen reinigen en hun zonden vergeven. Er zal weer
vrolijkheid zijn op de straten van Jeruzalem. Want:
Looft
de HERE der heerscharen,
want de HERE is goed,
want zijn
goedertierenheid is tot in eeuwigheid!
Wat een wonder! Wat een
genade! Als God hen Zelf niet gereinigd had, dan was er niets van
terecht gekomen. Zij hadden gezondigd. En daarom zijn ze in
ballingschap. God kon het niet langer aanzien. Maar er zal een keer
komen. Het is de zoveelste keer dat Jeremia dit herstel moet
profeteren. Ze geloven het niet. Ze willen deze profeet weg hebben.
Hij zit al gevangen. Want het is ook wel een vreemde profetie.
Terwijl de vijand je bijna de keel afsnijdt en er geen hoop meer
lijkt, kom jij met deze profetie van herstel. Het staat haaks op de
situatie en het staat haaks op het gevoel van de mensen.
In
die dagen zal men veilig wonen. En men zal Jeruzalem noemen: De HERE,
onze gerechtigheid. En nimmer zal het David ontbreken aan een man die
op de troon van het huis Israëls gezeten is. Dat zeiden de
engelen ook bij de geboorte van de Here Jezus. En dat is vast en
zeker. Zo zeker als er dag en nacht is, zo zeker is deze profetie.
Twijfel er niet aan. Het gaat gebeuren. Zoals het heir des hemels
niet geteld en het zand der zee niet gemeten kan worden, zo talrijk
zal Ik maken het nageslacht van mijn knecht David, en de Levieten,
die Mij dienen. Wat een belofte! Wat een zegen! Wat een troost! En
wat een God! Hij is rechtvaardig. Hij wil recht en gerechtigheid. Hij
wil ons leiden op de weg. Hij heeft ons zijn Zoon gegeven op de troon
van zijn vader David. Hij was de Messias. De Redder der wereld. En
Hij vestigt zijn Rijk van recht en gerechtigheid. Daar mogen we
uit leven en daar mogen we verblijd om zijn. Daar mogen we ons aan
vasthouden. Dat is zo zeker als dat er de zon en de maan zijn.
19 juni [1]
34:2 |
…zie, Ik geef deze stad in de macht van de koning van Babel,… |
34:3 |
…van aangezicht tot aangezicht zult gij de koning van Babel zien,… en gij zult in Babel komen. |
34:4 |
…in vrede zult gij sterven,… |
34:11 |
Maar later waren zij er op teruggekomen en hadden zij de slaven en de slavinnen die zij vrij hadden laten gaan, teruggehaald en hen als slaven en slavinnen aan zich ondergeschikt gemaakt. |
34:14 |
Na verloop van zeven jaren zult gij een ieder zijn broeder, een Hebreeër, die zich aan u verkocht heeft, vrij laten gaan; als hij u zes jaar gediend heeft, zult gij hem vrij van u laten gaan. Maar uw vaderen gaven Mij geen gehoor en neigden hun oor niet. |
34:15 |
Gij nu hadt u heden bekeerd… |
34:16 |
Maar gij zijt weder omgekeerd en hebt mijn naam ontheiligd,… |
34:17 |
Zie, Ik kondig voor u een vrijlating af, luidt het woord des HEREN, aan het zwaard, de pest en de honger, en Ik zal u tot een schrikbeeld maken voor alle koninkrijken der aarde. |
34:20 |
…Ik zal hen overgeven in de macht van hun vijanden… |
34:21 |
…in de macht van het leger van de koning van Babel, dat van u weggetrokken is. |
34:22 |
Zie, Ik geef bevel, luidt het woord des HEREN, en Ik breng hen naar deze stad terug, dat zij tegen haar strijden, haar innemen en haar met vuur verbranden; en de steden van Juda maak Ik tot een wildernis, waar niemand woont. |
Jeremia
spreekt tot Zedekia: Zedekia, de stad zal worden genomen. En jij,
Zedekia zal ook gevangen worden genomen. Maar je zal niet worden
gedood. Je zal naar Babel gevoerd worden en van aangezicht tot
aangezicht met de koning van Babel spreken. En je zal in vrede
sterven. Dit wordt allemaal gezegd terwijl de koning van Babel oorlog
voert. Het is een spannende tijd.
Temidden van al deze
spanning hadden Zedekia en de leiders van het volk een vrijlating
afgekondigd voor de slaven. Niemand zou een slaaf in zijn dienst
houden. Ze hadden in zonde geleefd. Want de HERE had regels gegeven
ten aanzien van slaven, maar ze hadden zich er niet aan gehouden.
Maar nu hadden ze die regels weer toegepast. En de slaven waren
vrij. Maar wat gebeurt er, even later komen ze op hun beslissing
terug en maken de slaven weer onderhorig. Dan komt Jeremia en die
profeteert het oordeel. Wat hebben jullie gedaan? Je wist toch dat
God gezegd had, dat na zeven jaar een slaaf vrij zou moeten zijn?
Jullie wisten dat. En jullie vaderen gaven daaraan geen gehoor.
Jullie daarentegen gehoorzaamden uiteindelijk wel, maar nu keer je
weer terug tot de zonde. Nu kondig ik jullie een “vrijlating”
af: de honger, de pest en het zwaard. Jullie worden overgegeven in de
macht van de vijanden, zodat jullie lijken tot voedsel zullen
strekken voor het gevogelte des hemels. Wat een oordeel. Ze zullen
worden overgegeven in de macht van de koning van Babel. Die was eerst
weggetrokken, maar de HERE God laat hem terugkomen, om de stad in te
nemen en met vuur te verbranden.
Je ziet: het komt er wel op
aan. Je sluit eerst een verbond tot gehoorzaamheid en even later gooi
je er met de pet naar. Dat kan natuurlijk niet. Dan moet je ook niet
opkijken als het oordeel komt. Het oordeel is: dat God zijn Zoon in
deze wereld gezonden heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet
verloren ga, maar eeuwig leven hebbe Het oordeel is de verwerping van
de Naam van de Zoon van God. Je wordt niet veroordeeld, maar je bent
reeds geoordeeld, omdat je niet hebt geloofd in de Eniggeboren Naam
van de Zoon van God. Dat is het evangelie. En alles wat geschreven
staat, ook deze geschiedenis, staat geschreven opdat wij zullen weten
en leren, dat er leven is, eeuwig leven, in de gehoorzaamheid aan de
liefdesgeboden van God. Die zijn niet moeilijk, maar die moeten
gewoon worden geleefd, opdat er vrede heerst en de boze geweerd
wordt.
20 juni [1]
35:6 |
Maar zij zeiden: Wij drinken geen wijn; want onze vader Jonadab, de zoon van Rechab, heeft ons geboden: Nimmer zult gij of uw kinderen wijn drinken; ook zult gij geen huis bouwen, geen zaad zaaien en geen wijngaard aanleggen of in bezit hebben, maar gij zult uw leven lang in tenten wonen, opdat gij lang leeft in het land waar gij als vreemdeling vertoeft. |
35:11 |
Maar toen Nebukadrezar, de koning van Babel, tegen het land optrok, hebben wij gezegd: Komt, laat ons naar Jeruzalem gaan,… Zo wonen wij in Jeruzalem. |
35:13 |
Wilt gij hieruit geen lering trekken om aan mijn woorden gehoor te geven? |
35:14 |
En Ik heb tot u gesproken, vroeg en laat, maar gij hebt Mij geen gehoor gegeven. |
35:15 |
Bekeert u toch,… dan zult gij blijven in het land… |
35:17 |
Zie, Ik breng over Juda en alle inwoners van Jeruzalem al de rampspoed waarmede Ik hen gedreigd heb,… |
35:19 |
Nimmer zal het Jonadab, de zoon van Rechab, ontbreken aan een man, die voor mijn aangezicht staat al de dagen. |
God
houdt er zo zijn eigen methoden op na om dingen duidelijk te maken.
Nu moet Jeremia de stam van de Rechabieten in één van
de ruimten van het huis des HEREN brengen en hen wijn aanbieden om
die te drinken. Als ze er dan zijn dan zeggen ze: Wij drinken geen
wijn, want onze vader heeft ons dat geboden. En wij hebben hem
gehoorzaamd tot op deze dag. Wij zijn nu in Jeruzalem komen
wonen, omdat het leger van de koning van Babel kwam, maar wij wonen
in tenten. En dan zegt Jeremia, in opdracht van God, tegen de mannen
van Juda en de inwoners van Jeruzalem: Zouden jullie hier geen lering
uit trekken? Zij houden de geboden die hun vader aan hen gegeven
heeft. Maar jullie luisteren niet naar Mij. Ik spreek tot jullie en
roep jullie op tot bekering, maar jullie willen naar mijn Woord niet
horen. Jullie hadden in het land kunnen blijven als jullie je
bekeerd hadden. Nu zal Ik rampspoed brengen, omdat Ik gesproken heb,
maar jullie antwoordden niet. Maar het huis der Rechabieten zal
Ik zegenen: Er zal altijd iemand van dat huis voor mijn aangezicht
zijn.
Het ligt niet aan God. Hij heeft hen steeds geroepen om
zich te bekeren. Hij wil niet de dood, maar het leven voor de mensen.
Hij heeft ook het goede met ons voor. Wij weigeren te antwoorden. Wij
denken: Laat maar praten. Want het zal zo’n vaart niet lopen.
En we zondigen maar verder. We gaan voorbij aan de HERE God. Zo is
het zo vaak met de mensen. En ook al heeft God hen gezegend. Ze geven
Hem niet de dank. Wat denkt God wel? Ze zullen het zelf wel
opknappen.
En God roept almaar. Hij stuurt zijn profeten. Hij
laat het hen zeggen. Of ze het nu willen horen of niet. Ze spreken
dag en nacht. Dag in dag uit. Bekeert u, want het Koninkrijk der
hemelen is nabij gekomen. Gelooft het evangelie. De tijd is nabij.
Dat is ook de boodschap van vandaag. Die moeten we met verve brengen.
Want dat is de centrale boodschap van de profeet en van Messias
Jezus. En bekeer je je niet, dan moet je ook niet piepen als de
oordelen komen, want je hebt het zelf over je afgeroepen. Glorie voor
de Naam van Jezus! Bekeer je! Nu!
21 juni [1]
36:2 |
Neem een boekrol en schrijf daarop al de woorden, die Ik tot u over Israël, Juda en alle volken gesproken heb,… |
36:3 |
Misschien zal het huis van Juda luisteren naar al de rampspoed die Ik hun denk aan te doen, opdat zij zich bekeren, een ieder van zijn boze weg, en Ik hun ongerechtigheid en zonde vergeve. |
36:4 |
…en Baruch schreef uit Jeremia’s mond al de woorden die de HERE gesproken had, op een boekrol. |
36:6 |
Ga gij dus en lees van de rol… ten aanhoren van alle Judeeërs,… |
36:12 |
…en hij daalde af naar het paleis des konings,… en zie, daar waren al de vorsten gezeten:… |
36:14 |
De rol, waaruit gij ten aanhoren van al het volk hebt voorgelezen, neem die mee en kom hier. |
36:15 |
Neem plaats en lees ze ons voor. En Baruch las hun voor. |
36:16 |
Stellig moeten wij al deze woorden aan de koning overbrengen. |
36:21 |
En Jehudi las haar voor ten aanhoren van de koning… |
36:23 |
Telkens als Jehudi drie of vier kolommen gelezen had, sneed de koning ze met een schrijversmes af en wierp ze in het vuur… |
36:24 |
Zij verschrokken niet en scheurden hun klederen niet,… |
36:26 |
Daarop gebood de koning… om de schrijver Baruch en de profeet Jeremia gevangen te nemen; maar de HERE hield hen verborgen. |
36:28 |
Neem weer een andere rol en schrijf daarop al de vorige woorden die op de eerste rol stonden,… |
36:29 |
De koning van Babel zal zeker komen en dit land verwoesten en er mens en dier uitroeien? |
36:32 |
…en nog vele dergelijke woorden werden daaraan toegevoegd. |
De
HERE is onuitputtelijk in de methoden en manieren waarop Hij de
mensen duidelijk maakt wat zijn plan is. Nu moet Jeremia een boekrol
nemen en daarop al de woorden schrijven die de HERE tegen hem
gesproken heeft. Baruch doet het schrijfwerk. Daarna leest Baruch de
rol voor ten aanhoren van het volk. Dan ziet één van de
priesters het en hij zegt aan de vorsten dat ze deze woorden ook
moeten horen. Ook bij hen leest Baruch de rol voor. De vorsten worden
bevreesd en zeggen: Maar dit moet de koning ook horen. Dan wordt de
boekrol meegenomen en aan de koning voorgelezen. Deze snijdt steeds
als er drie of vier kolommen gelezen zijn die van de rol af en gooit
ze in het vuur. En zo verbrandt de hele boekrol. Hij wil er niets van
weten. En hoe de mannen ook aandringen om de boekrol niet te
verbranden, de koning doet het toch.
Maar de HERE God geeft
Baruch de opdracht om opnieuw een boekrol te maken en daarop de
woorden die Hij gesproken heeft weer te schrijven. En zo gebeurt het.
Het oordeel komt over Jojakim. Zijn naam wordt uitgeroeid. En over de
inwoners van Jeruzalem zal al de rampspoed komen die de HERE God
gesproken had, omdat zij zich niet wilden bekeren en naar Hem niet
geluisterd hebben. En Baruch neemt de boekrol en begint weer te
schrijven.
Ik denk aan de Bijbel. Toen was er geen gedrukte
Bijbel. Toen had men alleen maar boekrollen waaruit voorgelezen werd.
En de mensen moeten het horen. Het moet voorgelezen worden. En zo
leest Baruch het voor. Vandaag hebben we overal Bijbels. Je kunt ze
overal kopen. Het Woord is overal verkrijgbaar. We moeten er dus uit
lezen. We moeten het dus aanvaarden. Dat wat geschreven staat,
staat er voor ons heil geschreven. Als we God volgen, dan komen we
goed uit. Dan hebben we het eeuwige leven nu al en we moeten er met
alles wat in ons is Hem voor loven en prijzen. Het Woord van God is
niet te zwaar. Het zijn geboden ten leven. Maar doen we het niet, dan
komt het oordeel. En dat oordeel is dat de boze je probeert van
God en zijn vrede weg te trekken om je in de wereld van de duisternis
en de dood vast te houden. Maar ook al willen de mensen het niet
horen. Niet bij de pakken neerzitten. Net als Jeremia en Baruch begin
je gewoon opnieuw de boekrol te schrijven. En dan ga je verder. En
ook al worden de mensen boos. Je moet je er niets van aantrekken. Het
is de HERE God, Die je wil helpen en redden uit deze wereld, waarin
de zonde huist en de boze het gemunt heeft op je leven.
Daarom
is het geweldig om te weten door genade een kind van God te zijn.
Daarom wil je het ook aan anderen doorgeven. In woord en daad.
Geloofd en geprezen zij de Naam van Jezus! Hij helpt ons. Hij leidt
ons. Hij wijst ons de weg. Naar het eeuwige leven waar geen zonde en
dood meer zal zijn, maar eeuwige vrede, vreugde en blijdschap. Glorie
voor zijn Naam! Bekeer u! Nu nog! Het kan nog!
22 juni [1]
37:2 |
En hij gaf geen gehoor,… aan de woorden des HEREN,… |
37:3 |
Bid toch voor ons tot de HERE, onze God. |
37:5 |
Ook was het leger van de Farao uit Egypte opgerukt, en toen de Chaldeeën die Jeruzalem belegerden, de tijding daarvan vernomen hadden, waren zij van Jeruzalem weggetrokken. |
37:7 |
…zie, het leger van Farao, dat uitgetrokken is om u te helpen, keert naar zijn land, Egypte, terug; |
37:8 |
en de Chaldeeën zullen terugkomen en tegen deze stad strijden, haar innemen en met vuur verbranden. |
37:13 |
Gij wilt naar de Chaldeeën overlopen! |
37:14 |
…greep hem en bracht hem naar de vorsten. |
37:16 |
Zo kwam Jeremia in het gevangenhuis, in de gewelfde vertrekken; en Jeremia bleef daar lange tijd. |
37:17 |
…vroeg hem in zijn paleis in het geheim en zeide: Is er een woord van de HERE? |
37:21 |
…totdat al het brood in de stad op was. En Jeremia bleef in de gevangenhof. |
Zedekia
is aangesteld door de koning van Babel. Hij luistert niet naar de
woorden des HEREN die de profeet Jeremia sprak. Dan roept hij
Jeremia: Bidt toch voor ons tot de HERE. Maar Jeremia zegt dat de
Chaldeeën terug zullen komen. Ze waren namelijk van Jeruzalem
weggetrokken toen ze gehoord hadden dat Farao met zijn leger in
aantocht was om Jeruzalem te helpen. Maar Jeremia zegt dat de
Chaldeeën terug zullen komen en de stad zullen innemen en met
vuur verbranden.
Jeremia wil de stad uitgaan, maar bij de
poort gekomen, nemen ze hem gevangen en sluiten hem op, want ze
denken dat hij naar de Chaldeeën wil overlopen. Hij had immers
steeds ten gunste van de Chaldeeën geprofeteerd. Hij bleef lange
tijd in de kerker. Dan laat Zedekia hem halen en Zedekia vraagt: Is
er een woord van de HERE? Jeremia beklaagt zich bij de koning. Hij
zegt ook: Waar zijn de profeten die u profeteerden dat de koning van
Babel niet zou optrekken tegen Jeruzalem? Waar zijn ze? Een goede
vraag. Want de koning van Babel was wel opgetrokken tegen Jeruzalem.
Hij was nu weggegaan, omdat Egypte tegen hem optrok, maar hij komt
terug. Zedekia verzacht de omstandigheden voor Jeremia. Elke dag
krijgt hij brood totdat al het brood op was in de stad.
Dus
Jeremia heeft er gezeten toen de Chaldeeën terugkwamen en de
stad voor de tweede keer belegerden. De woorden van God komen altijd
uit. Je kunt er aan twijfelen. Je kunt er tegen tekeergaan. Je kunt
het niet willen accepteren, maar het woord van God komt altijd uit.
Kijk de hele Bijbel maar door. Alles wat de profeten profeteerden,
dat komt uit. De oproep is en blijft dat je je om moet keren naar
Koning Jezus, Die wil dat alle mensen behouden worden en de weg der
waarheid vinden. Dat is de wil van God.
Koning Zedekia wilde
niet luisteren. Hij wilde wel de zegen van God, maar wilde niet
gehoorzaam zijn. Hij deed niet wat de HERE van hem vroeg. Dus het
onheil kwam. Wat is er toch een gemakkelijke weg. De HERE roept en
wij mogen en moeten antwoorden. Wat is er toch een sterke kracht die
ons van het pad naar het eeuwige leven wil afhalen. Daarom is
profetisch proclameren van groot belang. Bekeer je, want het
koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Heerlijk! Wat een evangelie!
23 juni [1]
38:3 |
Voorzeker zal deze stad in de macht van het leger van de koning van Babel gegeven worden en dat zal haar innemen. |
38:4 |
Laat deze man toch ter dood gebracht worden, want zó ontmoedigt hij de krijgslieden… |
38:5 |
Koning Zedekia zeide: Zie, hij is in uw hand,… |
38:6 |
Toen namen zij Jeremia en wierpen hem in de put… en zij lieten hem aan touwen zakken; in de put nu was geen water, maar wel slijk; en Jeremia zonk in het slijk. |
38:8 |
…en Ebed-Melech… sprak tot de koning: |
38:9 |
Mijn heer de koning, deze mannen hebben slecht gehandeld… |
38:13 |
Toen trokken zij Jeremia aan de touwen op en haalden hem uit de put. En Jeremia bleef in de gevangenhof. |
38:17 |
Indien gij vrijwillig uitgaat tot de vorsten van de koning van Babel, dan zult gij in leven blijven en zal deze stad niet met vuur verbrand worden en zult gij met uw huis in leven blijven. |
38:24 |
Toen zeide Zedekia tot Jeremia: Laat niemand weten van dit onderhoud, opdat gij niet sterft. |
38:27 |
…daarop lieten zij hem met rust, want de zaak was niet ruchtbaar geworden. |
38:28 |
…en hij was er nog, toen Jeruzalem werd ingenomen. |
De
stad wordt belegerd. De vijand legt het op je aan. Maar kijk nou
eens, wat gebeurt daar? Daar loopt iemand die voortdurend roept en
zegt dat de mensen zich moeten overgeven aan de vijand, want anders
zal de stad verbrand worden en zal iedereen sterven door het
zwaard, de honger of de pest. Nou, dat is nu niet bepaald een
gezellige boodschap. Bovendien lijkt het meer op verraad, dan
heldhaftig; tot de laatste man, de stad verdedigen. Dan worden ze het
zat, ze willen het niet langer aanhoren. Ze gaan naar de koning en
roepen hem op Jeremia om het leven te brengen. De koning antwoordt:
Hij is in uw hand, want de koning vermag niets tegen u. En ja hoor,
daar gaat Jeremia in de put in de gevangenhof tot diep in het slijk.
Maar als Ebed-Melech, de Ethiopiër, bij de koning pleit, wordt
Jeremia weer uit de put getrokken.
Zedekia is toch niet gerust
en roept Jeremia in het geheim bij zich. Hij zegt: Ik wil u iets
vragen, verberg mij niets. Maar Jeremia vreest dat de koning hem zal
doden als hij zegt wat hij moet zeggen. Echter de koning zweert dat
hij dat niet zal doen. En dan profeteert Jeremia opnieuw dat als hij,
Zedekia, zich aan de koning van Babel overgeeft er niets met de stad
en met hem zal gebeuren. Maar doet hij het niet dan zal hij zelf en
al de vrouwen worden overgeleverd in de macht van de koning van Babel
en dan zal de stad met vuur verbrand worden. Zedekia bezweert Jeremia
dat hij van dit gesprek niets verder zal vertellen en dat hij,
als hij erover ondervraagd wordt, er maar over moet liegen, want
niets van dit gesprek mag bekend worden bij de vorsten. Zo gebeurt
het. Jeremia zit nog in de gevangenhof als de stad wordt
ingenomen.
Wat een geschiedenis. Zedekia hoort het nu voor de
zoveelste keer. Maar hij luistert niet. Hij laat het erop aankomen.
De mensen hebben het allemaal zo vaak gehoord. Maar ook zij blijven
weigeren om naar de profeet Jeremia te luisteren. Hij is een
dissonant. Voor zulke mensen moet je je oren sluiten. En dan komt het
oordeel. De stad wordt ingenomen. En Jeremia zit dan nog steeds in de
gevangenhof. God komt met zijn oordeel. Wat een krachtig verhaal.
We moeten heel dicht bij God blijven, om te kunnen onderscheiden waar
het op aankomt. We moeten ons niet laten verleiden door de zonde die
ons zo licht in de weg staat. We moeten met volharding de wedloop
lopen, om de krans der overwinning, die voor ons ligt, te grijpen.
Als we dat doen, dan beveiligen we onszelf tegen alle
verleidingen die ons van Jezus aftrekken. Het lijkt er vaak zo op,
dat de andere wereld het voor het zeggen heeft. Dat je je ook wel een
beetje moet aanpassen en niet altijd de negatieveling moet zijn. Maar
overal waar Koning Jezus niet op de troon zit, daar regeert de boze
en daar moeten we ons niets van aan trekken. We moeten blijven
volharden.
Wat moet het voor Jeremia moeilijk geweest zijn.
Hij zit zelfs in de gevangenis op het moment dat de stad wordt
ingenomen. Het volk heeft niet willen luisteren en het oordeel komt.
24 juni [1]
39:1 |
…werd een bres in de stad geslagen;… |
39:4 |
…namen zij de vlucht en verlieten de stad bij nacht… |
39:5 |
…en zij achterhaalden Zedekia in de vlakten van Jericho;… en brachten hem naar Nebukadrezar,… en deze velde vonnis over hem. |
39:6 |
De koning van Babel bracht de zonen van Zedekia voor diens ogen in Ribla ter dood;… |
39:7 |
…en hij liet de ogen van Zedekia verblinden en boeide hem met twee koperen ketenen om hem naar Babel te voeren. |
39:8 |
En het koninklijk paleis en de huizen van het volk verbrandden de Chaldeeën met vuur, en de muren van Jeruzalem haalden zij neer. |
39:9 |
De rest van het volk,… voerde Nebuzaradan,… in ballingschap naar Babel. |
39:12 |
Neem hem onder uw hoede… maar handel met hem, zoals hij zelf tot u spreken zal. |
39:14 |
Zo bleef hij te midden van het volk. |
39:17 |
Maar Ik zal u te dien dage redden,… en gij zult niet overgegeven worden in de macht der mannen,… |
39:18 |
…omdat gij op Mij vertrouwd hebt,… |
Anderhalf
jaar had de belegering van Jeruzalem geduurd. Wat een belegering. Het
brood raakte op. De moed raakte op. En Jeremia zat maar in de
gevangenhof. Ze hadden naar hem niet willen luisteren. Dan wordt
er een bres in de muur geslagen en de koning vlucht, maar de koning
van Babel neemt hem gevangen. Zedekia moet zien hoe al zijn
zonen gedood worden. Daarna wordt hij blind gemaakt en met twee
koperen ketenen geboeid en naar Babel gevoerd. En de stad wordt met
vuur verbrand en de muren worden omver gehaald. Een groot deel van
het volk in Jeruzalem wordt in ballingschap gevoerd, alleen de armen
blijven leven en daar wonen.
Jeremia wordt uit de gevangenhof
gehaald en er is opdracht dat hem niets mag overkomen. Er moet naar
hem geluisterd worden en zo blijft Jeremia onder het volk. De belofte
voor Ebed-Melech, de Ethiopiër, die Jeremia uit de put gehaald
had, is machtig. Hij zal niet omkomen, hij zal gered worden, omdat
hij heeft vertrouwd op de HERE God.
Wat een verhaal. Het is
dus toch gebeurd. Wat zal Zedekia gedacht hebben? Hij zal geweten
hebben dat hij niet heeft geluisterd. Hij zat vast in het web van
alle vorsten en het volk. Je kunt toch niet heulen met de vijand? En
iedereen was toch tegen Jeremia, die ze achter slot en grendel
gezet hebben. Maar nu, nu is de vijand de stad binnengevallen, en nu
moet hij aanzien hoe al zijn zonen gedood worden en ondergaan hoe hij
zelf blind gemaakt wordt en in ballingschap gaat. Het oordeel is
gekomen. Op een zeker moment is het te laat. Laat dan niemand roepen
dat hij er niets aan kan doen. God heeft aan alle kanten geroepen en
aan alle kanten zijn profeten gestuurd, maar als ze niet willen
luisteren, dan moeten ze ook niet verbaasd kijken als het oordeel
komt dat God al zo lang heeft aankondigd. Met God kun je geen
spelletje spelen. Je kunt het nooit op een akkoordje gooien. Het is
wit of zwart. En het is altijd duidelijk. Ook nu was het duidelijk.
De stad wordt met vuur verbrand. De muren worden neergehaald en het
volk gaat in ballingschap.
En Jeremia wordt uit de put gehaald
en de instructie is dat niemand hem iets mag doen. En Ebed-Melech
wordt gered. Hij was trouw aan God en aan Jeremia en God is
trouw aan hem. Hij wordt gered en wordt niet weggevoerd. We hebben
een God die Zich aan zijn woord houdt. Glorie voor zijn Naam! We
weten weer hoe de vork in de steel zit en welke koers wij moeten
varen. Daar is geen misverstand over mogelijk.
25 juni [1]
40:1 |
…hem uit Rama had laten gaan, toen deze hem had laten halen, terwijl hij in boeien geslagen was te midden van al de ballingen… |
40:4 |
…doch indien het u mishaagt met mij naar Babel te gaan, zo laat het;… |
40:5 |
…en keer terug tot Gedalja… en blijf bij hem onder het volk… |
40:6 |
Zo kwam Jeremia tot Gedalja… en bleef bij hem onder het volk… |
40:10 |
…en blijft wonen in uw steden, waar gij u vestigt. |
40:12 |
…keerden al de Judeeërs… terug… |
40:14 |
…ten einde u om het leven te brengen? Maar Gedalja, de zoon van Ahikam, geloofde hen niet. |
40:16 |
Doe dat niet, want wat gij van Ismaël zegt, is een leugen. |
Nebuzaradan,
de bevelhebber van de lijfwacht, haalt Jeremia uit de rijen van
ballingen, die bij Rama op weg zijn naar Babel. Hij zegt tegen
Jeremia: De HERE, uw God, heeft van deze ramp gesproken en het is
gebeurd. U mag zelf weten waar u naar toe wilt. Wilt u mee naar
Babel, dan zal ik voor u zorgen. Maar wilt u onder het volk blijven,
dan is dat ook goed. Waar u maar wilt gaan, u bent een vrij man. En
dan gaat Jeremia terug en meldt zich bij Gedalja. Die was
aangesteld als vertegenwoordiger van de Chaldeeën. Zo blijft
Jeremia onder het volk, dat hoofdzakelijk uit armen bestaat, want de
rest is weggevoerd. Als ze merken dat er een rest is overgebleven,
dan komen ook alle Judeeërs, die verstrooid waren, terug naar
Israël. Ze vestigen zich in Israël waar Gedalja overste
is.
Dan meldt Johanan, een legeroverste van Gedalja, dat de
koning van de Ammonieten hem wil vermoorden. Maar Gedalja gelooft het
niet. En als hij voorstelt om hem te doden, dan zegt hij: Doe het
niet, want wat je zegt is een leugen.
Zie je de ballingen
geboeid naar Babel trekken? Wat een tragiek. Wat is er overgebleven
van het volk van God? Jeremia loopt er ook tussen. Wat zal hij
gedacht hebben? Wat zal er in hem omgegaan zijn? Het is toch
vreselijk! Nu gaat Jeremia ook nog in ballingschap. Terwijl hij juist
alles had gedaan wat de HERE God gezegd had. Wat moet Jeremia op de
proef gesteld zijn. En hoe zullen de anderen hem misschien bespot
hebben en gezegd hebben: Kijk, Jeremia, nu ga je zelf ook in
ballingschap. Maar dan komt de bevelhebber van de lijfwacht, die hem
ook uit de gevangenhof gehaald heeft. Van hem mag Jeremia kiezen
of hij mee naar Babel gaat of niet. Jeremia kiest ervoor om in het
land te blijven en bij het volk te wonen.
Daar is ook de
volgende strijd al weer aanstaande. Het leven van Gedalja, die door
de koning van Babel was aangesteld, wordt bedreigd door de koning van
de Ammonieten, maar hij gelooft het niet. Wat zal er nu weer
gebeuren? Is er dan nooit een einde aan de strijd in dit leven? Het
lijkt wel een keer op keer terugkerende ellende. Als je even denkt
dat je rust hebt, dan ligt het volgende gevaar weer op de loer. Wat
is er toch een strijd gaande. Wat is het toch zeker dat het hier op
deze wereld niet kan zijn. Het kan toch niet zo zijn dat we geboren
worden om steeds maar strijd te hebben. We zijn geboren om eeuwig te
leven. Dat is het op deze aarde niet. God strijdt om zijn Koninkrijk
van recht en gerechtigheid te grondvesten. Glorie voor zijn Naam!
26 juni [1]
41:1 |
…met tien mannen bij zich, kwam tot Gedalja,… |
41:2 |
…en zij sloegen Gedalja,… met het zwaard. |
41:3 |
Ook vermoordde Ismaël al de Judeeërs… die zich daar bevonden, de krijgslieden. |
41:5 |
…kwamen… tachtig man, met afgeschoren baard… zij hadden spijsoffer en wierook bij zich om die naar het huis des HEREN te brengen. |
41:7 |
En toen zij midden in de stad gekomen waren, maakte Ismaël, de zoon van Nethanja, hen af en wierp hen in de put,… |
41:10 |
…voerde hen gevankelijk weg en hij trok heen om naar de Ammonieten uit te wijken. |
41:12 |
En zij troffen hem aan bij het grote water in Gibeon. |
41:14 |
…en al het volk… keerde om en voegde zich bij Johanan,… |
Gedalja
was gewaarschuwd, maar hij geloofde niet dat ze het op zijn leven
gemunt hadden. Hij heeft in ieder geval geen maatregelen genomen. En
als die Ismaël, waarvoor hij gewaarschuwd was, bij hem komt, dan
heeft hij nog niet in de gaten hoezeer hij in gevaar is. Hij had toch
naar zijn legeroversten kunnen luisteren en
veiligheidsmaatregelen kunnen nemen? Het waren toch ook niet de
eerste de besten die hem gewaarschuwd hadden? Maar neen. Ismaël
komt en neemt tien mannen mee. Terwijl ze aan de maaltijd zijn wordt
Gedalja vermoord en ook alle Judeeërs die bij hem zijn. Het
was dus waar. Je kunt niet genoeg op je hoede zijn.
Wanneer de
volgende morgen tachtig mannen met afgeschoren baarden langs komen,
dan gaat Ismaël ze tegemoet. Ze zijn met offers op weg naar het
huis des HEREN. Ismaël lokt ze naar Mizpa en in de stad gekomen
doodt hij ze op tien na. Die tien zeggen, dat ze hem geheime
voedselvoorraden kunnen wijzen. De lijken worden in een put
gegooid en Ismaël trekt met de overigen weg. Dan hoort Johanan
van de moord en hij roept al het volk bijeen en ze gaan achter Ismaël
aan en hij redt hen. Maar Ismaël ontkomt naar de
Ammonieten.
Wat een verhaal. Wat een brute moord. Wat een
haat. Het lijkt wel of ook het laatste overblijfsel van Israël
niet mag blijven leven. Je vraagt je af waarom dit allemaal met
zoveel detail en zoveel preciesheid wordt vastgelegd. Wat is de
moraal van dit verhaal? Wat wil God er ons mee zeggen? Gaat het hier
om Gedalja? Of gaat het om de, zich keer op keer herhalende,
aanvallen op zijn volk? Er schijnt geen einde aan te komen. Het lijkt
alsof het volk van God nergens veilig is. Als ze denken weer een
periode van rust te hebben, dan zijn er wel weer andere vijanden die
het op hun leven gemunt hebben. Nergens schijnen ze veilig. En
inderdaad, als we de hele geschiedenis van het uitverkoren volk zien,
dan is het aanval op aanval, holocaust op holocaust. Ze worden steeds
achtervolgd. Ze zijn hier in ballingschap gebracht, omdat ze niet
hebben willen luisteren naar de profeten die God gestuurd heeft.
Jeremia heeft ze gewaarschuwd. Hij heeft opgeroepen om de geboden te
gehoorzamen die God aan hen gegeven had. Maar ze deden het niet. Ze
hebben de profeten vermoord. Ze hebben ze weggestuurd. Ze hebben
de profeten het zwijgen opgelegd. En toen kwam het oordeel. De
ballingschap. Dat is toch verschrikkelijk. Van je vaderland
verdreven te worden. Wat een tragiek. Hoe belangrijk is het dan ook
om naar Gods stem te luisteren. Want als je dat doet, dan kom je niet
in het kamp van de vijand, maar dan blijf je veilig in de marsroute
van het leger van Koning Jezus naar dat eeuwige Rijk van recht en
gerechtigheid. En wie wil daar niet heen? Pas op, laat je niet in de
war brengen. Hij komt, vast en zeker!
27 juni [1]
41:17 |
…om verder te trekken naar Egypte, met het oog op de Chaldeeën; want dezen vreesden zij,… |
42:2 |
…en zij zeiden tot de profeet Jeremia: Laat toch onze smeking bij u gehoor vinden en bid voor ons tot de HERE, uw God, voor dit gehele overblijfsel,… |
42:3 |
…dat de HERE, uw God, ons te kennen geve, welke weg wij moeten gaan en wat wij moeten doen. |
42:5 |
…naar de stem van de HERE, onze God,… zullen wij luisteren,… |
42:10 |
Indien gij rustig in dit land blijft, dan zal Ik u bouwen en niet afbreken, u planten en niet uitrukken, want Ik heb berouw over het kwaad dat Ik u heb aangedaan. |
42:12 |
…en Ik zal u erbarming doen vinden, dat hij zich over u erbarme en u in uw land laat blijven. |
42:16 |
…dan zal het zwaard waarvoor gij bevreesd zijt, u daar in het land Egypte achterhalen, en de honger waarvoor gij beangst zijt, u daar in Egypte op de hielen zitten en daar zult gij sterven. |
42:19 |
Weet wel, dat Ik u heden ernstig gewaarschuwd heb;… |
42:22 |
Nu dan, weet wel, dat gij door het zwaard, de honger of de pest zult sterven in de plaats waarheen gij verkiest te gaan om daar te verblijven. |
43:2 |
…zeiden… al die drieste mannen tot Jeremia: Gij spreekt leugens! |
43:3 |
…ten einde ons te doden en ons in ballingschap naar Babel te voeren. |
43:6 |
…ook de profeet Jeremia en Baruch, de zoon van Neria, |
43:7 |
en zij trokken naar het land Egypte, want zij luisterden niet naar de stem des HEREN; en zij kwamen tot aan Tachpanhes. |
Hoe
is het mogelijk? Ze komen bij Jeremia met de vraag of hij aan de HERE
wil vragen wat ze doen moeten. Gedalja is vermoord en ze weten dat nu
de straf van de koning van Babel zal komen. Want Gedalja was
aangesteld door de koning van Babel. Jeremia: Vraag je God wat we
moeten doen? Jeremia vraagt aan God en God antwoordt. Het antwoord
is: Blijf in het land, trek niet naar Egypte, dan zal het vrede zijn
en de koning van Babel zal je met rust laten. Hij zal erbarming over
je doen. Maar als jullie toch naar Egypte trekken, dan zal de honger,
de pest of het zwaard je treffen en niemand zal overblijven en jullie
zijn een aanfluiting voor al de volkeren. God zegt het heel
duidelijk. Hij waarschuwt hen met klem. Wees gewaarschuwd! Doe wat Ik
zeg, want het oordeel komt onherroepelijk. En wat antwoordden de
drieste mannen Jeremia: Gij spreekt leugens. In hun gedachten kan het
niet waar zijn dat Jeremia Gods woorden spreekt. Voor hen is zeker,
dat de koning van Babel komt, om hen te straffen en weg te voeren
naar Babel. Weer verdenken ze Jeremia van verraad. Je spreekt
leugens. En zo gaan ze tegen Jeremia tekeer. Ze verzamelen al het
volk en trekken naar Egypte. Jeremia en Baruch gaan ook mee. En ze
komen tot Tachpanhes.
Wat een geschiedenis. De profetie van de
HERE is ook tegendraads. Het laatste wat je verwacht zou hebben is
dat de HERE zou zeggen: Blijf maar in het land, dan gebeurt je niets.
Dat vraagt een groot Godsvertrouwen. Dat vraagt een grote
gehoorzaamheid van de profeet. Maar zo is het altijd. God vraagt niet
het voor de hand liggende. Want daar hoef je niet om te vragen. Dat
spreekt vanzelf. Maar God wil ons keer op keer testen of we echt wel
op Hem vertrouwen. We hebben zo vaak onze eigen gedachten en willen
God er wel even bijhalen om ons eigen denken bevestigd te krijgen.
Maar zo werkt dat niet. God laat zich niet door ons op sleeptouw
nemen. Dit is weer een goede les. We moeten op God vertrouwen. We
moeten dicht bij Hem blijven. Dan zal Hij ons pad leiden op een spoor
van bescherming en bewaring. Dan zijn we geborgen in zijn hand. Dan
weten we dat we goed uitkomen. Dan kan er best van alles gebeuren,
maar we blijven op God vertrouwen. Want Hij heeft het grote
wereldgebeuren in handen. Toen, in de tijd van de koning van Babel,
en nu ook vandaag, nu de wereld schudt en we de voetstappen van zijn
wederkomst horen. Glorie voor zijn Naam!
28 juni [1]
43:9 |
Neem in uw hand grote stenen en verberg die in het leem onder het plaveisel vóór de ingang van het paleis van Farao in Tachpanhes, ten aanschouwen van Judeese mannen, en zeg tot hen: |
43:10 |
…Zie, Ik ontbied mijn knecht Nebukadrezar, de koning van Babel, opdat hij zijn troon zette boven op deze stenen, die Ik verborgen heb, en zijn statietapijt daarboven uitbreide. |
43:13 |
…en de tempels der goden van Egypte met vuur verbranden. |
44:4 |
…hoewel Ik al mijn knechten, de profeten, tot u zond, vroeg en laat, met de boodschap: Doet iets gruwelijks, dat Ik haat, toch niet! |
44:6 |
…zodat zij tot een puinhoop, tot een woestenij zijn geworden, gelijk het heden ten dage is. |
44:12 |
…ja, Ik neem het overblijfsel van Juda weg, dat zijn aangezicht gericht heeft om naar het land Egypte te gaan en daar te verblijven,… |
44:14 |
…zal niemand ontkomen en ontsnappen, namelijk om terug te keren naar het land van Juda,… want zij zullen er niet terugkeren, behalve enkele vluchtelingen. |
Ja,
nu zitten ze in Egypte. En Jeremia is er ook. Jeremia moet stenen
onder het plaveisel voor de ingang van het paleis van de Farao
stoppen met de profetie dat de koning van Babel daar zijn troon zal
zetten en zijn statietapijt daar zal uitspreiden. God had het gezegd.
Ze kunnen wel naar Egypte vluchten en denken daar veilig te zijn,
maar daar zal de koning van Babel ook komen. En de koning van Babel
kwam en heeft de tempels en de paleizen in Egypte verwoest en met
vuur verbrand.
Nu zijn ze in Egypte en ontsteken ook daar
offers voor vreemde goden. God waarschuwt opnieuw dat ze niet van Hem
moeten afwijken. Ze hebben toch gezien in Jeruzalem hoe God met zijn
toorn kwam, omdat ze afgeweken waren van God. Hoe God keer op keer
zijn profeten zond en hen opriep om zich te bekeren. Hoe Hij zei:
Doet zo iets gruwelijks niet. Maar ze weigerden te gehoorzamen en het
oordeel kwam en daarom is Jeruzalem nu een puinhoop. Jullie weten
toch hoe het gegaan is? En jullie zijn tegen mijn wil naar Egypte
gegaan. En nu gaan jullie weer hetzelfde doen. Er zal niet een van
jullie overblijven. Jullie zullen allemaal sterven. Want jullie
zijn ongehoorzaam geweest aan God. De maat is vol. Ik zal bezoeking
doen aan het overblijfsel van Juda. Ja, zij zullen omkomen door de
honger, de pest en het zwaard. Alleen enkele vluchtelingen zullen
ontkomen.
Wat een profetie. Ja, je moet ook heel precies
luisteren naar de stem van God. En dat is niet zo moeilijk. Het
allerbelangrijkste is om dicht bij het Woord van God te leven. De
Bijbel, het Woord van God, is een lamp voor onze voet en een licht op
ons pad. Probeer het maar en je zult het merken. Dat betekent, dat je
niet links en niet rechts gaat. Neen, je luistert naar het Woord van
God en dan doe je de dingen die van God zijn. Want God kan nooit
tegen Zichzelf zijn. Wanneer je die weg gaat, dan kom je goed uit. Je
neemt stappen. Je gaat een weg. Je hoeft niet te twijfelen, want God
leidt je op het pad. Er zijn zoveel mensen die zich afvragen of ze
wel op de weg van God zijn. Dat hoeven ze zich niet af te vragen als
ze wandelen op de weg van God. Dan zal Hij je ook behoeden om andere
wegen te gaan. Dan zal Hij deuren sluiten en deuren openen. Hij is er
dan altijd bij. Dat is een rustgevende gedachte. Dat geeft ook rust.
Want je hoeft niet te twijfelen. Hij leidt je al de weg. Al de weg
leidt mij mijn Heiland. Prachtig! Doen! Kan niet misgaan!
1 juli [1]
44:15 |
Toen antwoordden al de mannen, die wisten, dat hun vrouwen voor andere goden offers ontstaken,… |
44:16 |
…wij zullen niet naar u luisteren; |
44:17 |
maar wij zullen voorzeker… offers ontsteken voor de koningin des hemels en haar plengoffers brengen,… toen hadden wij goed ons brood en waren gelukkig en zagen geen rampspoed. |
44:23 |
Omdat gij offers ontstoken hebt en gezondigd tegen de HERE en niet geluisterd hebt naar de stem des HEREN en niet gewandeld naar zijn wet, zijn inzettingen en zijn getuigenissen, daarom heeft u deze rampspoed getroffen, gelijk het heden ten dage is. |
44:26 |
…mijn naam zal niet meer worden aangeroepen door de mond van een Judeeër, die zegt: zo waar de Here HERE leeft! in het gehele land Egypte. |
44:28 |
…zo zal het gehele overblijfsel van Juda… …weten, wiens woord standhoudt, het mijne of het hunne. |
45:3 |
…want de HERE heeft smart bij mijn lijden gevoegd, ik ben moede van mijn zuchten en rust vind ik niet. |
45:5 |
…en zoudt gij voor u grote dingen zoeken? … Ik geef u uw leven ten buit in alle plaatsen waar gij zult heengaan. |
Wat
een hardnekkig volk. Ze horen de woorden van Jeremia. Het is niet
mis. Het oordeel komt. Ze zullen allemaal omkomen. Ze hebben het toch
zelf gezien in Jeruzalem. God kwam toch met zijn oordeel. Maar, nee
hoor. Ze willen ook nu niet naar de woorden van Jeremia luisteren.
Ook in Egypte gaan ze door met het offeren aan de hemelkoningin. Dat
vinden ze zelf uitstekend. Trouwens, voorheen hadden ze het toch goed
in Jeruzalem. Toen hadden ze brood. Maar sinds Jeremia profeteert
gaat het verkeerd. Ze willen niets met zijn profetie van doen hebben.
En hoe Jeremia ook zegt dat ze juist in ballingschap en
weggevoerd zijn omdat ze offers ontsteken voor andere goden, het komt
niet over. Maar als jullie dan willen volharden in de zonden, doe het
dan maar, dan zul je wel zien wat er van komt. Want niet één
van jullie zal overblijven in het land Egypte. Ik zal woorden
ten verderve spreken. Jullie zullen het zien. Maar wat Jeremia ook
zegt, ze geloven het niet, ze spreken hem tegen. Ze zullen doorgaan
met het offeren aan de afgoden. Ze tergen God, keer op keer. Ze gaan
door met hun zonden. Ze willen zich niet bekeren. God kan dan toch
ook niet anders dan met Zijn toorn komen. Dat spreekt toch vanzelf.
Hij duldt de zonde niet. Hij roeit het uit. Maar als de mensen
hardnekkig zijn, dan zegt Hij ook: Nou, ga dan je gang maar, dan zul
je het zelf wel zien. Ik heb het voorzegd en dan moet je ook niet
raar opkijken als het oordeel komt. Het gaat gebeuren. God komt met
zijn oordeel.
En zo is het vandaag ook. We moeten de mensen
oproepen tot bekering. We moeten ze het voorhouden. Doen ze het niet,
dan gaan ze voor eeuwig verloren. Want God gaat door met zijn
plannen. Het herstel van alle dingen komt. Het nieuwe Rijk van recht
en gerechtigheid komt. Deze wereld is het niet. God komt met zijn
oordeel. Het is verschrikkelijk als je die nieuwe hemel en die nieuwe
aarde mist. En je hoort ze vandaag ook roepen: Ach, zit niet te
zeuren. We hebben het goed. We hebben geen behoefte aan die
onheilsprofetie. Weg met je verhalen. Maar wij moeten gehoorzaam
zijn.
Toch kunnen we er soms wel moe van zijn, zoals ook
Baruch. Maar dan geldt, dat we niet onszelf naar voren moeten
schuiven. Dat we niet te groot van onszelf moeten denken. Maar
God zegent ons wel. Hij redt het leven van Baruch. Hij zal met hem
zijn waar hij ook heengaat. En zo is het ook met ons vandaag. God is
met ons! Wat er ook gebeurt.
2 juli [1]
46:1 |
Hetgeen als woord des HEREN kwam tot de profeet Jeremia over de volken. |
46:5 |
…schrik van rondom! luidt het woord des HEREN. |
46:7 |
Wie is het, die komt opzetten als de Nijl, wiens wateren bruisen als rivieren? |
46:16 |
Op! terug naar ons volk en ons geboorteland voor het gewelddadige zwaard! |
46:19 |
Maak u toebereidselen voor de ballingschap, gij inwoonster, dochter van Egypte, want Nof zal tot een woestenij worden, vernietigd, zonder inwoner. |
46:24 |
De dochter van Egypte is te schande gemaakt, overgegeven in de macht van het volk uit het Noorden. |
46:27 |
Vrees gij dan niet, mijn knecht Jakob, en wees niet verschrikt, o Israël, want zie, Ik verlos u uit verre streken, uw nakomelingen uit het land hunner gevangenschap; Jakob zal terugkeren en rustig en veilig zijn, door niemand opgeschrikt. |
46:28 |
Vrees gij niet, mijn knecht Jakob, luidt het woord des HEREN, want Ik ben met u; want Ik zal met alle volken, waaronder Ik u verstrooid heb, voorgoed afrekenen, maar met u zal Ik niet voorgoed afrekenen, doch Ik zal naar recht u tuchtigen, al zal Ik u zeker niet vrij laten uitgaan. |
47:3 |
De vaders zien niet om naar hun kinderen, |
47:4 |
zó zijn hun handen verslapt op de dag die komt om al de Filistijnen te verdelgen, om voor Tyrus en Sidon elke nog overgebleven helper uit te roeien, want de HERE verdelgt de Filistijnen, de rest van het eiland Kaftor. |
47:5 |
Gaza is kaal geschoren, Askelon vernietigd; o rest der Enakieten, hoe lang zult gij u insnijdingen maken? |
Dit
zegt de HERE over de volkeren. Woorden van grote strekking. Van
waarheid. Egypte wordt door de koning van Babel verslagen. Het
leger van Egypte is opgetrokken tot aan Karkemis in Babel. Dat is een
verschrikkelijk eind van Egypte. En daar worden ze verslagen. Ze
moeten vluchten. Er blijft niets van hen over. En dan trekt de koning
van Babel naar Egypte en verslaat hen en verwoest. En er gaan
ballingen van Egypte naar Babel. De twee grootmachten in die tijd
rekenen met elkaar af. En Israël ligt daar precies tussenin. De
legers trokken door Israël. Israël is in ballingschap. Dus
is het ook niet zo moeilijk om door het land te trekken. Want van het
volk van Israël hebben ze geen problemen te verwachten.
Daarna
komt weer de profetie over Israël en Juda. God zal hen
terugbrengen uit de landen waarheen ze verstrooid zijn. Ze zullen dan
veilig wonen in het land dat de HERE God aan hen beloofd heeft. God
zal afrekenen met alle volken waaronder Hij ze verstrooid heeft. Hij
zal henzelf ook tuchtigen, maar niet voorgoed met hen afrekenen.
Echter, Hij zal hen voorzeker niet vrijuit doen gaan. Dat is
profetie. Dat is een wereldomvattende strategie en profetie. Daar
moeten we op letten. Dat gaat gebeuren. Net zo als alles is gebeurd
wat de Bijbel schrijft. Het is immers Gods Woord? We doen er goed aan
om er acht op te slaan. Niet alleen christenen maar ook
niet-christenen. Wil je wereldpolitiek bedrijven, dan kun je dat
alleen maar doen in profetisch perspectief. God regeert het
grote wereldgebeuren. En Hij brengt zijn volk terug naar zijn land.
Daardoor wordt de wereldpolitiek bepaald. Het is alles gericht op de
terugkeer van zijn volk naar zijn land. En daarop zullen de volkeren
afgerekend worden. Ook met het volk zelf zal de HERE een
rechtsgeding voeren. Want ze zijn verbannen vanwege de
ongehoorzaamheid en de vreselijke zonden die ze tegen de HERE
hebben begaan. Maar ook nu gehoorzamen ze niet. En daar gaat het om.
Terugkeer staat in verband met gehoorzaamheid. Daarom zal Hij Zelf
zijn Woord in hun binnenste leggen. Dat zijn grote momenten. Zonder
zijn ingrijpen komt er niets van terecht. Dat zal een
wereldomvattende gebeurtenis zijn, dan zullen ze allemaal zien dat ze
terug mogen gaan naar hun beloofde land. Dan zal Jeruzalem het
centrum van de wereld zijn. De stad waarin God woont. De stad van
waaruit zijn wet zal uitgaan. Dat zal geweldig zijn. Moge dat spoedig
gebeuren.
De volgende profetie is over de Filistijnen. Die
hebben Gods volk voortdurend dwars gezeten. Die zullen dan ook totaal
vernietigd worden. God rekent definitief met hen af. Als wateren
die uit het noorden komen opzetten. De HERE verdelgt hen. Daar worden
maar zeven verzen aan gewijd. Wat hebben de Filistijnen
huisgehouden tegen Gods volk. Keer op keer. En steeds maar weer. Maar
dan is het afgelopen.
3 juli [1]
48:2 |
…Moabs roem is er niet meer;… Komt, laat ons het uitroeien als volk! |
48:8 |
…de vallei zal te gronde gaan en de vlakte verdelgd worden, gelijk de HERE gezegd heeft. |
48:20 |
Te schande geworden is Moab, want het is terneergeslagen; jammert het uit en schreeuwt; boodschapt aan de Arnon, dat Moab verwoest is. |
48:27 |
…dat gij, zo vaak gij erover spraakt, met het hoofd gingt schudden? |
48:29 |
Wij hebben van Moabs trots gehoord – zeer hoogmoedig is het! –… |
48:38 |
…want Ik heb Moab verbroken als vaatwerk,… |
48:42 |
Dan wordt Moab verdelgd, zodat het als volk niet meer bestaat, omdat het zich tegen de HERE verheven heeft. |
48:46 |
…want weggehaald zijn uw zonen als gevangenen, uw dochters in gevangenschap. |
48:47 |
Maar Ik zal in het lot van Moab een keer brengen in het laatst der dagen, luidt het woord des HEREN. |
De
Moabieten leefden in het Overjordaanse. Ook zij ontkomen niet aan de
veroveringszucht van de koning van Babel. Zij worden eveneens
verwoest. Er blijft niets over. Ze bestaan straks als volk niet meer.
Alles gaat te gronde. In detail worden de verschillende plaatsen
beschreven. Het is ook geschied op last van de Koning, Wiens naam is:
HERE der heerscharen. Zij hebben zich altijd negatief tegenover het
volk van God gedragen. Ze schudden hun hoofd als ze het over God
hadden en Israël. Dat neemt God niet. Hij doet hen de
verschrikking aan, zoals Hij voorzegd heeft. De koning van Babel komt
en brengt ze in ballingschap. Dat zal een grote strijd geweest zijn.
Het volk wordt verbroken als vaatwerk staat er. Het bestaat als volk
niet meer omdat het zich tegen de HERE verheven heeft.
Wat een
oordeel over dit volk, dat al vanaf Bileam de HERE en zijn volk tart.
God is rechtvaardig. Hij roept op tot bekering. Maar als je je blijft
verzetten en meedoet met de dingen die niet van God zijn, dan heb je
een probleem. Dan ga je te gronde. Het is ontzettend belangrijk, dat
we dicht bij de HERE blijven. Hij roept ons op om trouw te blijven.
Om het van hem te verwachten. Het hele wereldgebeuren staat in het
perspectief van de wederkomst van Jezus. Deze profetieën staan
in het teken van het herstel aller dingen. Hier gaat het nog over de
strijd en alles wat gebeuren moet om de Messias aan te kondigen. Wij
mogen leven in een profetische tijd waarin we de wederkomst mogen
verwachten. Daar is nu het grote wereldgebeuren op gericht. Hij komt.
We zien het om ons heen in het woelen der volken. Er is zoveel
beweging dat we wel blind moeten zijn, als we niet willen zien dat
Hij komt. Wat een profetie. Wat een verwachting. We hoeven het
van deze wereld niet te verwachten. We zien dat alles zich spoedt
naar de komst van Gods Rijk van recht en gerechtigheid. Dan zal Hij
regeren vanuit Jeruzalem. Dan zal Hij ons zegenen. Dan zal Hij alle
onrechtvaardigen uitroeien met zijn scepter van recht en
gerechtigheid. Wat een profetie. Daar heeft Jeremia van mogen
profeteren in zijn tijd. Daar mogen wij van profeteren in onze tijd.
Glorie voor zijn Naam!
4 juli [1]
49:2 |
…en het zal tot een woeste puinheuvel worden en zijn onderhorige plaatsen zullen met vuur verbrand worden; dan zal Israël hen in bezit nemen, die het in bezit genomen hadden, zegt de HERE. |
49:3 |
…want Milkom zal in ballingschap gaan, zijn priesters en vorsten tezamen. |
49:6 |
Doch daarna zal Ik in het lot der Ammonieten een keer brengen, luidt het woord des HEREN. |
49:8 |
Vlucht, keert om, schuilt diep weg, inwoners van Dedan, want Ezaus verderf heb Ik over hem gebracht, de tijd dat Ik aan hem bezoeking doe. |
49:10 |
…verdelgd wordt zijn zaad en zijn nakomelingschap en van zijn naburen helpt niet één: |
49:11 |
“Uw wezen zal ik in het leven houden en laten uw weduwen op Mij vertrouwen”. |
49:13 |
…en dat al zijn steden tot eeuwige puinhopen zullen worden. |
49:16 |
…al maakt gij uw nest zo hoog als de gier, Ik zal u vandaar neerhalen, luidt het woord des HEREN. |
49:19 |
Want wie is Mij gelijk en wie zal Mij tot verantwoording roepen, en wie is zulk een herder, dat hij voor Mij zou bestaan? |
49:22 |
…en het hart van Edoms helden zal te dien dage zijn als het hart van een vrouw in barensnood. |
Nu
de profetie over de Ammonieten. Daar blijft ook niets van over. Hun
steden zullen worden als puinheuvels. Ze zullen niet meer gevonden
worden. Ze zullen weggevoerd worden in ballingschap. Er zal niemand
meer wonen. Het is hetzelfde liedje. De koning van Babel heerst over
al de volken van rondom. Ook over Israël dat in ballingschap is
weggevoerd. Ze kunnen wel denken dat ze veilig wonen en dat niemand
kans zal zien om in hun versterkte en door de natuur onneembare
vestingen te komen, maar zo is het niet. Ze worden allemaal
weggevoerd. En dan volgt daar de tekst: “Doch daarna zal Ik in
het lot van de Ammonieten een keer brengen.” Er is kennelijk
genade.
Vervolgens de profetie over Edom. De nazaten van Ezau.
Ook zij ontkomen niet aan de straf. Zij zullen ook verwoest worden en
weggevoerd. Want Ezaus verderf heb Ik over hem gebracht, de tijd dat
Ik aan hem bezoeking doe. Het volk Edom was Israël altijd tot
een last. Ze zullen allemaal weggevoerd worden. Ze hebben hun veilige
plaatsen hoog in de bergen en in rotsspleten. Het lijkt alsof ze niet
in te nemen zijn. Maar ook al hebben ze hun vestingen zo hoog als het
nest van de gier, de HERE zal ze neerhalen. Ze zullen tot eeuwige
puinhopen worden. Wat een verderf! Wat een verovering! Wat een
wreedheid! Wat een ellende! Je zult maar zo’n profetie te horen
krijgen. Alle volken van rondom gaan eraan. Niet alleen Israël
en Juda, maar alle volken van rondom. Er is geen houden aan. Zij
allen hebben gezondigd. Want de zonden van Israël worden altijd
vergeleken met de zonden van de volken van rondom. Ze hebben de
afgoden van de volken overgenomen. Net als de volken offeren ook
Israël en Juda hun kinderen aan de Moloch. En dat is het einde.
Als dat gebeurde, dan kwam het oordeel. Niet alleen over het volk
Israël, maar ook over de volkeren. Het is de HERE een gruwel.
God komt met zijn oordelen. En wie denkt daar iets aan te kunnen
doen, is hoogmoedig. Wat denk je wel? Wie is eerlijk tegenover God?
Wie kan Hem ter verantwoording roepen? Wie kan voor Hem bestaan? Hij
is almachtig. Hij regeert het grote wereldgebeuren. Niets is te
vergelijken met God. God schiep de wereld goed. Het was zeer goed.
Maar de zonde kwam in de wereld en God is bezig om zijn Rijk van
recht en gerechtigheid te grondvesten. Het gaat komen. Daar mogen we
ons op voorbereiden. Daar moeten en mogen we naar uitzien. Glorie
voor zijn Naam! Keer je af van de zonde. Richt je op Hem, dan zal Hij
je behoeden in de stormen der tijden, wat er ook gebeurt. Want
niemand weet het uur van zijn dood. Daarom, wees bereid! Het uur der
waarheid roept. Bekeert U want het Koninkrijk der hemelen is nabij
gekomen. Geloof het evangelie!
5 juli [1]
49:25 |
Hoe is de roemrijke stad verlaten, de veste der vreugde! |
49:27 |
…en Ik zal een vuur aansteken binnen de muur van Damaskus, dat de burchten van Benhadad zal verteren. |
49:30 |
…want Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft tegen u een aanslag gesmeed en een plan beraamd. |
49:33 |
…niemand zal daar wonen en geen mensenkind daar verblijf houden. |
49:36 |
…en Ik verstrooi hen naar al die windstreken, zodat er geen volk zal zijn, waar niet verdrevenen van Elam komen zullen. |
49:37 |
…Ik zend het zwaard hun achterna, totdat Ik hen verdelgd heb. |
49:39 |
Maar in het laatst der dagen zal Ik in het lot van Elam een keer brengen, luidt het woord des HEREN. |
Damaskus.
De onneembare stad. Wat gebeurt er nu? Ook Damaskus wordt ingenomen
en het gehele land wordt een woestenij. Er zal een vuur worden
ontstoken binnen de muren van Damaskus, zegt de HERE God en dat zal
de burchten van Benhadad verteren. Wat een strijd, wat een
verandering in de strategische en politieke situatie. De koning van
Babel komt en zal het land in ballingschap wegvoeren. Het zal een
plaats van jakhalzen worden. Ze zullen er niet meer wonen. Het
machtige Damaskus. De aartsvijand van Israël is een krachteloze
plaats geworden. Ze zullen worden weggevaagd.
Wat zal het in
Babel druk zijn geweest met vorstenkinderen uit allerlei landen van
rondom. Wat een mengelmoes van mensen in ballingschap. Wat een
machtige koning om heel de toenmalig bekende wereld in bezit te
hebben, tot Egypte toe.
Ook het volk van Elam zal verstrooid
worden. Rampspoed komt er over hen. Ze zullen verdelgd worden. Wat
een strijd, wat een doden. Je zult maar uit je land verbannen worden.
Je zult maar verplicht worden om in een ander land weer een bestaan
op te bouwen. Wat zal er geleden zijn. Wat een ellende. Wat zal er
geleden zijn vooral door de zwakken en de kinderen. Hoe kun je het
allemaal bij elkaar houden als je zo wreed en plotsklaps van huis en
haard verdreven bent. Wat een oordeel over de heidenvolken. Wat een
oordeel over de zonde. Want wat er in al die heidenlanden aan
occultisme en afgodendienst gebeurde was verschrikkelijk. Ze zijn
immers allemaal door God geschapen en als ze Hem dan de rug toekeren
en andere goden achterna lopen en ook nog het uitverkoren volk keer
op keer verleiden, dan kan het niet anders dan dat de toorn van God
over hen komt. Jeremia moet dan ook al deze profetieën over de
volken van rondom aankondigen. De HERE heeft gesproken. En als de
HERE gesproken heeft, dan gaat het ook gebeuren. Daar kun je zeker
van zijn. Dus zo is het ook gebeurd. We weten het. Het staat ook in
de analen van de koningen van Babel zelf.
Daarom is het goed
om te bedenken dat er ook de profetieën zijn, die nog niet
vervuld zijn. Die betreffen de tijd van na de komst van de Messias.
Ook die zullen vervuld gaan worden. Want wat God zegt, dat gaat
gebeuren. We doen er goed aan om de Bijbel nauwgezet te lezen. En ons
te bekeren van wat we door de eeuwen heen vergeestelijkt hebben. Want
het gaat gebeuren. God houdt zijn verbond met zijn volk. Daar hoeven
we niet aan te twijfelen. God zij geloofd en geprezen!
6 juli [1]
50:2 |
Boodschapt onder de volken en laat het horen, verheelt het niet, zegt: Babel is genomen,… |
50:3 |
Want er rukt een volk tegen op uit het Noorden, dat zijn land tot een woestenij zal maken, zodat er geen inwoner in is;… |
50:4 |
In die dagen en te dien tijde, luidt het woord des HEREN, zullen de Israëlieten komen, zij en de Judeeërs tezamen; al wenend zullen zij voortgaan en de HERE, hun God zoeken; |
50:5 |
naar Sion zullen zij vragen, op de weg hierheen zal hun aangezicht (gericht) zijn; zij komen en zoeken gemeenschap met de HERE in een eeuwig verbond, dat niet zal vergeten worden. |
50:6 |
…hun herders misleidden hen,… |
50:8 |
Vlucht uit Babel weg en trekt uit het land der Chaldeeën en weest als bokken voor de kudde uit! |
50:10 |
Zo wordt het land der Chaldeeën ten roof;… |
50:13 |
Ten gevolge van de verbolgenheid des HEREN zal het niet bewoond worden,… ieder die Babel voorbij gaat, zal zich ontzetten en fluiten om al zijn slagen. |
50:14 |
…want tegen de HERE heeft het gezondigd! |
50:15 |
…want dit is de wraak des HEREN… |
50:17 |
Een opgejaagd schaap is Israël,… |
50:18 |
Daarom, zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Zie, Ik doe bezoeking aan de koning van Babel en aan zijn land, zoals Ik aan de koning van Assyrië bezoeking gedaan heb, |
50:19 |
en Ik breng Israël terug naar zijn weide,… |
50:20 |
In die dagen en te dien tijde, luidt het woord des HEREN, zal de ongerechtigheid van Israël gezocht worden, maar zij is er niet, en de zonden van Juda, maar zij zijn niet te vinden; want Ik zal vergeving schenken aan wie Ik doe overblijven. |
50:24 |
…betrapt zijt gij en gegrepen ook, omdat gij de HERE hebt uitgedaagd. |
50:28 |
Hoor, vluchtelingen en ontsnapten uit het land van Babel om in Sion te boodschappen de wraak van de HERE, onze God, de wraak voor zijn tempel. |
Wie
had dat gedacht? Het machtige Babel zal vallen. Dat kan toch niet? En
toch staat Babel in de rij der profetieën van de verwoesting.
Vreemd. Babel gaat eerst alle profetiën over de andere landen
uitvoeren. En dan wordt het zelf verdelgd door een grote menigte der
volken die uit het Noorden optrekken. En het zal verwoest
worden. Er zal niets van overblijven. Ieder die langs Babel trekt zal
zich ontzetten en fluiten om al zijn slagen. Het wordt uitgeroeid.
Israël wordt opgeroepen om te vluchten voordat de aanval komt.
De HERE God doet bezoeking aan Babel. En Israël is een opgejaagd
schaap. Ze gaan weer vragen naar de HERE God. Ze gaan weer vragen
naar Sion. Ze zijn weggevoerd omdat hun herders hen misleid hebben.
En de volken, die hen wegvoerden, omdat Israël zelf zondigde
tegen zijn eigen God. Maar God zegt: Ik breng hen terug naar de
weiden van Israël. Ik zal hen vergeving schenken aan hen die Ik
doe overblijven. God is genadig. Hij blijft bij de eeuwigdurende
beloften aan zijn volk. Ze hebben gezondigd. Hun leiders, hun
herders, hebben hen op dwaalwegen gebracht. Maar de HERE is genadig
en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Hij zal
hen redden uit de klauwen van de vijand. Hij zal hen terugbrengen. Er
zal een grote strijd zijn. Want als Babel al machtig was en verslagen
wordt, hoe machtig moeten dan die volkeren uit het Noorden zijn?
Het zal een onvoorstelbare strijd zijn.
En de ontsnapten
zullen in Sion de boodschap brengen dat Babel gevallen is. Omdat
Babel zich tegen Gods wil gewroken heeft. Je kunt niet ongestraft
tegen God optreden. Hoe het volk ook gezondigd heeft, het blijft het
volk van God. Je zult je trekken thuiskrijgen als je zijn uitverkoren
volk tegenstaat. Zo was het en zo is het. Wat wij de Joden aangedaan
hebben, daar zijn we nog lang niet klaar mee. We hebben ons verzet
tegen het volk van God, hoe durven we het? Hoe halen we het in ons
hoofd? We zien het al om ons heen in de enorme afval en bandeloosheid
van de volken in Europa. Nederland voorop. We moeten de zaak in
breder profetisch perspectief zien. En we doen er goed aan ons met
haast te bekeren voordat het te laat is. Glorie voor zijn Naam!
Glorie voor zijn waarheid! Bekeer U! Geloof het evangelie!
7 juli [1]
50:29 |
Vergeldt het naar zijn werk, doet het naar al hetgeen het gedaan heeft, want tegen de HERE is het overmoedig geweest, tegen de Heilige Israëls. |
50:33 |
Zo zegt de HERE der heerscharen: Verdrukt worden de Israëlieten en de Judeeërs, en allen die hen gevankelijk hebben weggevoerd, houden hen vast, zij weigeren hen te laten gaan; |
50:34 |
hun Verlosser is sterk, HERE der heerscharen is zijn naam; voorzeker zal Hij hun twistzaak beslechten ten einde aan de aarde rust te brengen, maar de inwoners van Babel zal Hij verontrusten. |
50:38 |
Het zwaard over zijn wateren, dat zij uitdrogen! |
50:40 |
Zoals God Sodom en Gomorra met hun naburen ondersteboven keerde, luidt het woord des HEREN, zal daar niemand wonen en geen mensenkind daar verblijven. |
50:46 |
Van het gerucht: Babel is genomen! beeft de aarde en geschrei wordt onder de volkeren gehoord. |
51:5 |
Want Israël en Juda zijn niet in weduwschap gelaten door hun God, door de HERE der heerscharen, al was hun land vol van schuld tegenover de Heilige Israëls. |
51:6 |
Vlucht uit Babel, laat ieder zijn leven redden; komt niet om in zijn ongerechtigheid; want dit is de tijd der wrake voor de HERE, het verdiende loon betaalt Hij hem. |
51:10 |
De HERE heeft ons recht aan het licht gebracht; komt en laten wij in Sion het werk van de HERE, onze God, verhalen. |
Wat
een verhaal. Babel valt. De machtigste natie der aarde. Wie had dat
gedacht? De HERE laat volken tot de tanden gewapend uit het
noorden komen om Babel te doen vallen. Zij hebben gezondigd. Zij zijn
overmoedig geweest tegen het volk van God en tegen de Heilige
Israëls. En daar moet je mee oppassen. Want dan krijg je je
trekken thuis. Want wie is met de HERE God te vergelijken? Wie durft
het tegen Hem op te nemen? Wie durft Hem uit te dagen? Ze zullen
sterven op de straten. De stad wordt ingenomen. De stad zal niet meer
zijn. Zoals Sodom en Gomorra omgekeerd zijn, zo zal ook Babel
omgekeerd worden. Ze zijn niet meer te verdedigen. De wateren die het
beschermden, drogen op. Ze zijn kwetsbaar. Ze hebben ook heel
hun stad vol met afgoden gestopt. Ze hebben de HERE getergd. God
heeft zijn volk, ook al waren ze om hun zonde in ballingschap gegaan,
niet vergeten. Hij wil zich over hen ontfermen. Hij roept hen dan ook
op om uit de stad te vluchten en niet in de ongerechtigheid van de
strijd om te komen. Vlucht uit de stad en trek naar Sion om daar het
werk van de HERE te verhalen.
Een wonderlijk verhaal. Ze zijn
in ballingschap. Ze worden bevrijd. Ze vluchten temidden van de
grote strijd. Ze trekken naar Sion. Daar woont de HERE. Daar wil Hij
zijn eigen volk terughebben, daar zal het grote gebeuren
plaatsvinden. Alles wat gebeurt staat in het teken van de komst
van dat eeuwige Rijk van recht en gerechtigheid. Daar hoeft niemand
aan te twijfelen. God gaat met zijn plan door. Het gaat door
ballingschap en vervolging en door holocausten heen, maar het zal
gebeuren. God zal zijn waarheid nimmer krenken maar eeuwig zijn
verbond gedenken. Dat is een verbond met Abraham, zijn vriend, dat
Hij bevestigt van kind tot kind. Dat zongen we bij de doop. En dat is
goed. Maar het gaat daar om het verbond met Abraham en dat blijft
bestaan voor zijn uitverkoren volk En wij gelovigen, uit de heidenen,
zijn op die stam geënt. Dat is heil, dat is zegen, maar dan
moeten we ons niet beroemen tegen deze stam waarop we geënt
zijn.
Ook in dit stuk komt het weer zo heel duidelijk naar
voren dat het gaat om God, Die zijn plan vast heeft staan. Wij moeten
gehoorzaam zijn. En Hem volgen. Het Lam volgen waar het ook gaat.
Daar zijn we veilig. Dan komen we goed aan. Dan hebben we vrede in
ons hart ook al kunnen de omstandigheden woeden. Dat woeden gaat
almaar door, totdat dat Rijk gevestigd wordt, dat ons niet meer kan
ontgaan, want wij zijn geborgen in Christus, in God. Heerlijk toch!
Vast en zeker!
8 juli [1]
51:11 |
De HERE heeft de geest der koningen van Medië opgewekt, want tegen Babel is zijn plan om het te verdelgen; want dit is de wraak des HEREN, de wraak voor zijn tempel. |
51:12 |
…want hetgeen de HERE heeft besloten, dat volvoert Hij ook:… |
51:15 |
Hij maakt de aarde door zijn kracht, bereidt de wereld toe door zijn wijsheid en breidt de hemel uit door zijn verstand. |
51:17 |
…want leugen is zijn gietsel, en er is geen geest in hem;… |
51:19 |
Maar Jakobs deel is niet als deze; Hij is de Formeerder van alles en Israël is de stam zijner erfenis; HERE der heerscharen is zijn naam! |
51:24 |
Maar Ik zal voor uw ogen aan Babel en aan alle inwoners van Chaldéa al het kwaad vergelden dat zij Sion hebben aangedaan, luidt het woord des HEREN. |
51:29 |
Dan beeft en siddert de aarde, want de gedachten des HEREN tegen Babel gaan in vervulling om het land van Babel tot een woestenij te maken, waar niemand woont. |
Het
gaat nog even verder. Er worden heel wat verzen gewijd aan de
verwoesting van Babel. De HERE heeft de koningen van Medië
opgewekt. Hij heeft de regie in handen. Hij neemt het niet langer.
Weg met Babel. Als de HERE spreekt, dan komen de elementen in
beweging. Hij maakt de aarde door zijn kracht. Hij heeft alles in de
hand. Hij regeert het grote wereldgebeuren. Er is niemand als Hij. De
afgoden zijn stomme beelden, ze zeggen niets. Maar zo niet de God van
Jakob. Hij is de Formeerder Israëls. Hij is de levende God. Hij
spreekt en het is er. HERE der heerscharen is zijn Naam. God maakt
een einde aan het hoogmoedige Babel. Ze denken dat ze alle wijsheid
in pacht hebben. Maar voor de ogen van Israël zal het verwoest
en vernietigd worden. Hij zal het kwaad vergelden dat ze zijn volk en
zijn tempel hebben aangedaan. God weet dat zijn volk zondigt en het
gestraft wordt. Maar wee degene die daaraan meewerken. Die zullen
gestraft worden. Want de HERE God is een jaloers God. Hij rekent wel
af met zijn volk. Daar hoeven de volkeren niet nog eens een schepje
boven op te doen. God roept de volken van rondom op. Hij roept alle
volken op om zich te verenigen en de aanval op Babel te beginnen. Het
is een heilig moeten. Het is een plan in Gods plan. Babel is niets
vergeleken met de macht van dit leger dat door God opgeroepen is
om een einde te maken aan het machtige Babel.
Wat een dynamiek
in dit stuk. Je voelt de spanning. Je voelt dat hier iets groots gaat
gebeuren. Hier wordt wereldgeschiedenis geschreven. Hier spreekt God.
Hier gaat iets in vervulling. Hier strekken we ons uit om te zien wat
er gaat gebeuren. Zo is God. Hij wil het goede voor alle mensen, maar
wee als je je blijft verzetten tegen de stem van God Die het goede
met je voor heeft. Als je je blijft verharden en je eigen denken en
je eigen goden achterna loopt en denkt het wel zonder God te kunnen,
dan moet je het zelf maar weten en dan haal je zelf het oordeel over
je. Dan kun je niet zeggen en God de schuld geven voor al het onheil.
We hebben het immers zelf gedaan? Dan gaan we te gronde.
Zo is
het hier ook. Babel valt vanwege de zonde. Vanwege wat ze tegen God
en zijn volk gedaan hebben. Ze hebben zich tegen Zijn volk gekeerd.
En dat kun je nooit ongestraft doen. Zou de straf van God over wat
West-Europa de Joden heeft aangedaan al gekomen zijn? We houden ons
hart vast.
9 juli [1]
51:35 |
Mijn mishandeling en verminking kome over Babel, zegge de inwoonster van Sion, en mijn bloed over de inwoners van Chaldéa, zegge Jeruzalem. |
51:40 |
Ik zal hen afvoeren als lammeren ter slachting, als rammen met bokken. |
51:44 |
…zelfs de muur van Babel is gevallen! |
51:45 |
Trekt er uit weg, mijn volk, en laat ieder zijn leven redden voor de brandende toorn des HEREN,… |
51:47 |
Daarom zie, de dagen komen, dat Ik bezoeking doe aan de gesneden beelden van Babel en zijn gehele land zal beschaamd zijn en al zijn verslagenen zullen in zijn midden vallen. |
51:50 |
…en laat Jeruzalem u in de gedachte komen! |
51:51 |
…want vreemdelingen zijn gekomen in de heiligdommen van het huis des HEREN. |
51:55 |
Want de HERE verwoest Babel en vaagt het grote rumoer daaruit weg;… |
51:56 |
…want een God van vergelding is de HERE, Hij vergeldt gewis. |
51:60 |
Jeremia dan schreef al het onheil dat over Babel komen zou, in een boek,… |
51:61 |
Wanneer gij in Babel komt, zie dan toe en lees al deze woorden… |
51:63 |
En wanneer gij dit boek uitgelezen hebt, bind er dan een steen aan en werp het midden in de Eufraat, |
51:64 |
en zeg: Evenzo zal Babel zinken en niet weer bovenkomen, ten gevolge van het onheil dat Ik er over ga brengen |
De
HERE voert een rechtsgeding. Babel heeft Israël en Juda
geknecht. De tempel ontwijd. God neemt het niet. Hij oordeelt. Hij
verwoest Babel. Zelfs de muur zal vallen. Er blijft niemand over.
Weggevaagd als de HERE spreekt. De vorsten uit het Noorden komen. Het
volk, de ballingen, worden opgeroepen om weg te trekken. Ze worden
opgeroepen om Jeruzalem in gedachten te krijgen. Daar horen ze
thuis. Daar moeten ze naar toe trekken. God zal bezoeking doen aan
alle gesneden beelden. Het is Hem een gruwel. En al lijkt Babel
onneembaar, God maakt er een einde aan. En zo is het. Iets kan totaal
onveranderlijk lijken, maar dan neemt de HERE een maatregel en
dan verandert er zo maar iets waar we van dachten dat het onmogelijk
was. Dat maakt ons afhankelijk van de HERE God. We doen er beter aan
naar Hem te luisteren. Want we hebben te maken met een Heilig God.
Hij vergeldt de zonden. Vroeg of laat. En “gewis” staat
er. Het is vast en zeker. Zijn uitverkoren volk had gezondigd. God
had alles voor hen gedaan. Hij had het goede met hen voor. Hij had ze
zó gezegend. En toch volgden ze de afgoden na. Bovendien, ze
verharden zich daarin. God stuurt de profeten, maar die verguizen ze.
Die proberen ze weg te werken. Met alle macht moet gezorgd worden dat
de profeet in leven blijft. Het liefst helpen ze Jeremia om
zeep. Maar God neemt het niet. Het kan lijken of de heidenen en de
afgoden alles voor het zeggen hebben, maar dan komt God en Die
vaagt alles weg en het wereldtoneel komt er totaal anders uit te
zien. Op dat profetisch perspectief moeten we letten. Want het gaat
erom dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waar gerechtigheid
woont, gaan komen. Dat Gods uitverkoren volk op zijn plaats komt in
het beloofde land. Dat Hij ze terug zal brengen uit al de landen
waarheen ze verstrooid zijn. Dat Hij zijn wet in hun binnenste zal
leggen en dat ze zullen zien wie ze doorstoken hebben. Wat een
perspectief.
We moeten dus gehoorzaam de geboden van God
onderhouden. Die zijn goed voor alle mensen. De Bijbel lezen en
leven. De krant naast de Bijbel. En vandaag aan de dag worden de
contouren van dat profetisch perspectief steeds scherper. Daarom
kunnen we ook steeds enthousiaster worden. Want de Koning komt. Prijs
de Heer!
10 juli [1]
52:2 |
Hij deed wat kwaad is in de ogen des HEREN, geheel zoals Jojakim gedaan had. |
52:3 |
Zedekia nu kwam in opstand tegen de koning van Babel. |
52:6 |
…werd een bres in de stad geslagen… |
52:11 |
…en de koning van Babel bracht hem naar Babel en zette hem in de gevangenis tot de dag van zijn dood. |
52:13 |
…en verbrandde het huis des HEREN en het koninklijk paleis;… |
52:14 |
…haalde gezamenlijk al de muren rondom Jeruzalem neer. |
52:15 |
…de rest… voerde Nebuzaradan,… in ballingschap. |
52:19 |
…al wat van goud en van zilver was, nam de bevelhebber van de lijfwacht mee. |
52:27 |
…en de koning van Babel bracht hen ter dood… Zo werd Juda uit zijn land in ballingschap weggevoerd. |
52:28 |
…in het zevende jaar drieduizend drieëntwintig… |
52:29 |
…in het achttiende jaar… achthonderd tweeëndertig… |
52:30 |
…in het drieëntwintigste jaar… zevenhonderd en vijfenveertig… in het geheel vierduizend zeshonderd zielen. |
52:33 |
…hij mocht zijn gevangenisklederen afleggen, en at geregeld aan zijn tafel, zolang hij leefde. |
Dit
hoofdstuk lijkt een soort samenvatting. Alles is al eerder genoemd.
Jeruzalem, de stad van God wordt weggevaagd. De zonden van het
volk doen het volk in ballingschap gaan. De tempel is verwoest, het
paleis en de muren zijn omver gehaald. Van al de schoonheid en
rijkdom is niets meer over. Wat moet het God aan zijn hart gaan dat
zijn volk Hem zo verlaten heeft en de afgoden achterna is gegaan.
Dode houten en stenen beelden. En dat terwijl God ze door de eeuwen
zo heeft gezegend met grote tekenen en wonderen. Wat heeft God een
geduld met hen gehad. En toch. Ze hebben Jeremia almaar tegengewerkt.
Niet naar hem geluisterd. En nu is het oordeel gekomen. Steeds
opnieuw wordt herhaald dat hun Baäl- en Molochdienst het einde
betekent van Gods geduld. Als je aan de kinderen komt, dan kom je aan
God. Hoe durven jullie kinderen te offeren? Kom niet aan de kinderen,
zegt Messias Jezus. Je verdient een molensteen om je nek en
verzwolgen te worden in de diepten van de zee.
Zo is het
vandaag ook. Denk maar niet dat wij de straf zullen ontgaan als
kinderen, al in de moederschoot, worden gedood! We spreken over
apocalyptische tijden. Het is het apocalyptisch oordeel. Alleen
radicale bekering kan nog enige verademing geven. Bekeer ons HERE,
opdat wij bekeerd zijn. Kom, Here Jezus, ja kom spoedig.