6 september [2]
1:1 |
Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in den Zoon, |
1:2 |
die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft. |
1:3 |
Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge, |
1:4 |
zoveel machtiger geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft. |
1:13 |
En tot wie der
engelen heeft Hij ooit gezegd: |
1:14 |
Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven? |
Ja,
zo is het. God heeft Zich oneindig vele malen getoond aan de profeten
en aan het volk. Lees het Oude Testament er maar op na. Tel maar eens
hoe vaak God gesproken heeft en verschenen is. Oneindig veel keren.
Steeds weer opnieuw. Steeds weer om het volk op het spoor van
Hem te houden. Soms in zegenende woorden, maar vaak ook in het aan de
kaak stellen van ongeloof en misstanden. Tel ook maar eens. Steeds
ging het volk weer in de fout. Dan kwam de profeet weer: de mond van
God. Vaak wilden ze het niet horen en waren ze horende doof en ziende
blind. Veel onheil hebben ze zich op de hals gehaald. Maar de
boodschap was duidelijk: bekeert u het Rijk van recht en
gerechtigheid komt er aan. God zal zijn waarheid nimmer geweld
aandoen, maar eeuwig zijn verbond gedenken – Psalm 105.
Nu
heeft Hij ook gesproken in de Zoon, de Messias: over wie eerst
geprofeteerd is en die later gekomen is. Messias Jezus is de
afstraling van zijn heerlijkheid. Hij draagt als de Vader alle
woorden door zijn kracht. Hij heeft de zonden der wereld verzoend op
het kruis van Golgotha. Want waar zonde is, moet verzoening zijn. En
alleen de Zoon van God kon dit doen. “Want alzo heeft God de
wereld lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat
een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven
hebbe.” En nu zit Hij aan de rechterhand van God boven
alle engelen, nu heeft Hij een Naam die boven alles uitgaat.
Daarna
komt er een aantal tekstverwijzingen, waaruit blijkt dat het
overduidelijk is dat de Messias boven de engelen is gesteld. Dan
volgt het veertiende vers. Het gaat over de engelen: “Zijn zij
niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste
van hen, die het heil zullen beërven?” Is dat niet
geweldig? De engelen worden uitgezonden ten gunste van de gelovigen.
We moeten dan ook nooit denken dat we alleen zijn. We zijn omringd
door legioenen engelen. En dat zijn er nog al wat. Wat een
heerlijke zekerheid dat we temidden van de stormen waarin ons leven
zich kan bevinden, mogen weten dat legioenen engelen ons omringen. We
zijn een beetje de werkelijkheid en de aanwezigheid van de engelen
kwijtgeraakt. We denken dat dat alleen in bijbelse tijden zo was.
Maar dat is niet zo. Als ze er altijd al geweest zijn, zijn ze er nu
ook. Dat staat hier toch. En dat staat toch ook in het boek
Openbaring. De engelen staan klaar om gestuurd te worden naar de
gelovigen die hulp nodig hebben. Dat is een wonder. Engelen
kunnen wonderen verrichten, waar wij denken dat er geen redding meer
is. We moeten er alleen oog voor krijgen. Dan is ons leven één
aaneenrijging van wonderen. Soms temidden van strijd en moeite kunnen
we een innerlijke en diepe rust hebben, waar we versteld van staan.
We kunnen in ons gebed ook vragen dat God engelen stuurt naar onze
geliefden in nood. Samen met God en al zijn engelen zijn we altijd in
de meerderheid. Hij regeert. Hij komt met duizelingwekkende vaart met
zijn luchtmacht aanvliegen om zijn eeuwig Rijk van recht en
gerechtigheid te grondvesten. En wie wil niet tot dat leger behoren?
7 september [2]
2:1 |
Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven. |
2:3 |
…hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here,… |
2:4 |
…terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de heilige Geest toe te delen naar zijn wil. |
2:8 |
…alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. |
2:9 |
…maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond. |
God
heeft Messias Jezus dus boven de engelen gesteld. Dat is duidelijk.
Daar staat het Woord vol van. Maar engelen hebben het Woord gebracht.
Daar staat de Bijbel ook vol van. Daarom moeten we nauwkeurig
aandacht schenken aan het Woord. We moeten daarvan niet afwijken.
Want als het al door engelen verkondigd is, hoeveel te meer dan door
de Here Zelf en door de Messias. Hij heeft het bovendien verkondigd
door vele tekenen en wonderen. Wij moeten ook niet vergeten dat God
niet aan engelen de toekomstige wereld heeft onderworpen, maar
aan de mensen. We lezen het in Psalm 8. De prachtige psalm van de
mens, als de kroon van de schepping Gods: “…alles hebt
Gij onder zijn voeten gelegd.” Niets uitgezonderd. Dat zien we
nog niet, zegt de schrijver, maar het is wel zo.
Nu zien we
Jezus, Die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was
vanwege het lijden des doods. Maar nu is Hij met eer en
heerlijkheid gekroond. Door de genade Gods heeft Hij de dood
overwonnen. En dat heeft Hij voor ons gedaan! Dat is toch genade?
Want wìj hadden die dood moeten smaken. Dan waren we eeuwig
dood geweest. Want wìj kunnen onze eigen zonden niet
verzoenen. Waar zonde is, is schuld en die schuld moet verzoend
worden. Dat staat vast. Dan komt God tussen beide. Zijn eigen Zoon,
Die ver boven de engelen verheven is. Zijn Zoon, Die ver boven de
mens verheven is. Zijn Zoon vernedert zich om beneden de engelen te
staan en beneden de mensen te gaan om de dood in de hel te zien en te
smaken, om de genade voor de mensen te bewerkstelligen. Dat is toch
onvoorstelbaar? Hoe meer je daarover nadenkt, hoe geweldiger het toch
is? Dat is de grootste liefde, die je op kunt brengen voor je
vrienden. Dat is de liefde ten top. Het is een geweldige ervaring om
dat te gaan ontdekken. En het geheim is: iedereen kan het ontdekken.
Je moet het gewoon lezen en geloven. Een heerlijk evangelie voor
iedereen die het wil geloven. Glorie voor zijn Naam! Halleluja! Het
is nu al prachtig en we zijn nog maar net begonnen met Hebreeën.
We zien uit naar wat er nog meer voor moois komt !
8 september [2]
2:10 |
…dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken. |
2:11 |
…daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen… |
2:14 |
Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, |
2:15 |
en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren. |
2:17 |
Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. |
2:18 |
Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen. |
Het
is wel een dogma. Het is wel uit te leggen. Je moet het een paar keer
nauwkeurig lezen om het te begrijpen. Maar het is wel geweldig. Het
gaat er nog steeds om dat Hij zich onder de engelen en de mensen
gesteld heeft om de macht van de dood, waaronder we allen gebukt
gaan, te breken. Hij onttroont de duivel. Hij ontfermt zich over het
geslacht van Abraham. Door lijden heen zal Hij ons volmaken. Hij
moest daarom aan ons mensen gelijk worden, om een getrouw
hogepriester te worden. De hogepriester doet immers verzoening over
de zonden van het volk. En doordat Hij Zelf in verzoekingen geleden
heeft, net als ook de menselijke hogepriester, kan Hij ons te hulp
komen, want wij worden constant verzocht door de boze. Wilde Hij de
duivel kunnen onttronen, dan moest Hij aan ons, zijn broeders,
gelijk worden. Begrijpen we dat? Neen. Maar we zien hoe het gegaan
is. We zien dat het zo gebeurd is en moest gebeuren. Dat is Gods plan
met de mensen. De zonde moet verzoend worden. En de enige weg om de
duivel, de grote tegenstander van God te onttronen, was door zijn
eigen Zoon te geven. Er is geen andere macht op aarde die dat tot
stand kon brengen. Het laat ook zien hoe enorm de macht is waarover
de duivel beschikt. Het is onvoorstelbaar om te zien hoe de duivel
tekeergaat: als een briesende leeuw. Op zoek naar wie hij zal
verslinden.
Het is duidelijk hoe de zonde voortwoekert in de
wereld, hoeveel mensen gebukt gaan onder de zonde en de dreiging van
de dood, de eeuwige dood. Je kunt het je niet voorstellen. De boze
gaat tekeer en doet alsof hij de wijsheid in pacht heeft. Terwijl het
één en al glitter en destructie is. We moeten daar met
kracht tegen in gaan. We moeten met kracht en geloof en volharding
blijven staan op het fundament en dat is Jezus Christus. Daar
worden we ook in aangevallen. Want daarin verslappen we ook zomaar.
En dat is het grote gevaar. Daarom hamert de schrijver van de
Hebreeënbrief daar ook zo op en doet precies uit de doeken hoe
het zit. Want vast en zeker is er ook in die tijd al afval en valse
theologie in de jonge gemeenten binnen gedrongen. Wat een voorrecht
dat we dit bijbelboek hebben. We gaan er enthousiast in verder. En
raak je het verband kwijt, lees het vorige dan nog maar een keer. Of
misschien het hele boek. Je bent er in een half uur doorheen. Het
gaat je dan steeds meer dagen.
9 september [2]
3:1 |
…richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus,… |
3:3 |
Want Hij is zoveel groter heerlijkheid dan Mozes waardig gekeurd,… |
3:6 |
…maar Christus als Zoon over zijn huis. Zijn huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, [tot het einde onverwrikt] vasthouden. |
3:8 |
…verhardt uw harten niet, zoals bij de verbittering,… |
3:11 |
Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan! |
3:12 |
Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God,… |
3:14 |
…want wij hebben deel gekregen aan Christus,… |
3:19 |
Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof. |
We
moeten ons oog dan ook gericht houden op Jezus, de apostel en
hogepriester. Jezus was getrouw jegens Hem, Die Hem aangesteld
heeft. Jezus was trouw, zoals Mozes trouw was. Maar Jezus was Heer
over zijn huis. En dat huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en
de hoop vasthouden. We moeten ons hart dan ook niet verharden.
Daar staat de Bijbel ook vol van. Als de profeten oproepen tot
bekering en het volk verhardt zijn hart dan loopt het niet goed af.
Dan kan God hen niet zegenen. Dan kan God niet het goede aan hen
geven. Dan kunnen zij niet ingaan in zijn rust. Dan komt het oordeel.
Zo wordt het oordeel over Korach, Dathan en Abiram als voorbeeld
gesteld. Zij verhardden zich. Daarna wordt Psalm 95 aangehaald.
Daarom moeten we ons niet laten misleiden door de zonde. Want dat
speelt ons steeds parten. We moeten standvastig zijn en onwrikbaar
blijven vasthouden aan de hoop die in ons is. En niet roemen, want al
die mensen die niet ingegaan zijn in de rust waren eens allemaal
gelovigen! Ze waren allemaal uit Egypte vertrokken. Maar ze waren
afgevallen van hun geloof. Ze waren hun eigen goden gaan volgen. En
daarom moeten we heel goed oppassen, dat we dicht bij het Woord van
God blijven, want je bent het zo maar kwijt. De tegenstander van God
zal alles doen om je in de war te brengen en je zijn eigen theorieën
op de mouw te spelden. Maar alles begint met verslapping.
Het
is dus niet zo dat God willekeurig straft of oordeelt. Neen. God
heeft het goede voor met alle mensen. Maar Hij wil wel gehoorzaamd
worden. Dat is toch een eerlijke zaak? Als we zelf onze eigen weg
gaan, dan moeten we God niets verwijten. Het is dan ons eigen
ongeloof waardoor we niet kunnen ingaan in zijn rust. Daar
moeten we steeds beducht voor zijn. Dat moeten we steeds voor ogen
houden. Daaraan moeten we ons ook steeds toetsen. God laat niet met
zich spotten. Maar Hij biedt aan iedereen die rust aan. En die rust
is het eeuwige Koninkrijk van recht en gerechtigheid. Daar is het
fantastisch. Wie wil daar niet bij horen?
10 september [2]
4:1 |
Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven. |
4:2 |
Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun,… |
4:3 |
Want wij gaan tot [de] rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft:… |
4:8 |
Want indien Jozua hen in de rust gebracht had, zou Hij niet [meer] over een andere, latere dag gesproken hebben. |
4:9 |
Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God. |
4:10 |
Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne. |
4:11 |
Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen. |
4:12 |
Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten; |
4:13 |
en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen. |
Een
ernstige waarschuwing. Er is dus het gevaar voor afval. Kijk naar het
volk Israël. Ze hebben allemaal het Woord gehoord. Ze wisten het
allemaal. En toch zijn ze afgevallen. Het gevaar van afval is dus
heel dichtbij. Daarom moeten we er ernstig voor waken dat we niet
afvallen. Want anders heeft God geen welbehagen in ons. Dan komt het
oordeel. Daarom klinkt ook steeds de oproep om standvastig te
blijven.
Daarna volgt een moeilijk stukje over de sabbatsrust.
Er wordt aangehaald dat God op de zevende scheppingsdag rustte van al
zijn werken en die rust wordt als voorbeeld gesteld voor de rust die
nog gaat komen. Verder wordt er verband gelegd met Psalm 95
waarin God in zijn toorn zegt dat degenen die niet naar zijn stem
horen nooit tot zijn rust zullen ingaan. Dus de rust die wij zullen
ingaan moet nog komen. Er blijft dus een sabbatsrust over voor zijn
volk. Door heel de Bijbel heen klinkt de oproep: “Verhard uw
hart niet!”. Dus die rust moet nog komen. God heeft Zelf een
dag vastgesteld. En die dag gaat nog komen. Dat wordt een grote dag.
Het staat aangekondigd. We moeten er dus ernst mee maken om tot die
rust in te gaan.
Want het Woord van God is een tweesnijdend
scherp zwaard. Geen schepsel is voor Hem verborgen. Denk dat maar
niet. Let op, blijf bij dat Woord! Wil je tot die eeuwige rust
ingaan? De rust van het paradijs? De rust die God je geeft. De
eeuwige rust, dan moet je dicht bij Jezus blijven. Heel eenvoudig.
Dat is duidelijke taal. Dat moeten we doen.
11 september [2]
4:14 |
Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. |
4:15 |
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. |
4:16 |
Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. |
5:5 |
Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt. |
5:6 |
Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. |
5:8 |
en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, |
5:9 |
en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden, door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchizedek. |
Het
is toch geweldig om dit te lezen. Het is een conclusie van het
voorgaande. Het gaat hier om de Hogepriester. En de hogepriester deed
door het offer verzoening over de zonden. Wij zijn het misschien
kwijtgeraakt, maar het is in Israël een groot gebeuren als de
Hogepriester op de grote verzoendag binnengaat in het heiligdom.
Het is geweldig. Wat een heiligheid. Je zonden worden verzoend. Het
bloed heeft gevloeid. Nu hebben wij Jezus, de Zoon van God, als
Hogepriester. Hij kan meevoelen met ons lijden, met onze schuld,
omdat Hij mens geworden is, net als wij, uitgezonderd de zonde.
“Laten we daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der
genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden te
gelegener tijd.” God heeft zijn Zoon geroepen. Hij is Priester
naar de ordening van Melchizedek. Hij is Priester in eeuwigheid.
Hij heeft geleden voor onze zonden. “Hij heeft de
gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden, en toen
Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen een
oorzaak van eeuwig heil geworden.” Fantastisch.
Wat een
genade. Wat een liefde. Wat een eeuwig plan van God. Je moet het
lezen en je moet het herlezen. Je moet het indrinken. Hoe meer je het
gaat ontdekken, hoe meer je gaat begrijpen wat een groot wonder
ons ten deel valt. Het is inderdaad ook enkel maar genade. Wij konden
niet zelf voor onze zonden boeten, laat staan voor die van de
wereld. God moest het Zelf doen. Je moet deze verzen uit je hoofd
leren. Want daar heb je wat aan als je het niet ziet zitten. Daar
moet je je aan vasthouden. Je moet je daar voor inzetten. Want je
bent het zomaar kwijt. Het is ons allemaal ten voorbeeld en ter
waarschuwing opgeschreven. Want zien we niet dat het volk Israël
in het Oude Testament steeds weer van God afweek? Het sloop er zomaar
weer in. En dan is het o zo belangrijk dat we elkaar bij de les
houden. Steeds weer opnieuw. Laten we niet verslappen en afdwalen.
Daar gaat het steeds maar over in deze brief. Glorie voor zijn Naam!
12 september [2]
5:11 |
Hierover hebben wij veel te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij traag zijt geworden in het horen. |
5:12 |
…en gij hebt nog melk nodig (en) geen vaste spijs. |
5:13 |
…heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zuigeling. |
5:14 |
Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad. |
6:1 |
…en ons richten op het volkomene,… |
6:6 |
…en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken. |
6:8 |
…doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding. |
Wat
we tot nu toe behandeld hebben, zegt de schrijver, daarover heb ik
nog veel te zeggen. Maar jullie zijn hard geworden in het horen.
Jullie zouden eigenlijk al leraars moeten zijn, maar jullie zijn nog
zuigeling. Je kunt de vaste spijs eigenlijk niet verdragen. De vaste
spijs, die je nodig hebt om je zinnen te oefenen om te onderscheiden
tussen goed en kwaad. Het gaat dus om oefening. Dat betekent dat
je de woorden van God moet bestuderen en moet indrinken, want
anders blijf je een zuigeling. En dan snap je het niet. Het is een
constante opvoeding bij het Woord van God. Daar moet je niet te licht
over denken. Want zo werkt het. De schrijver stelt voor het eerste
onderwijs toch maar te laten rusten en zich uit te strekken naar het
volkomene.
Hij zegt dat het onmogelijk is dat hij, die eerst
deel heeft gekregen aan de Heilige Geest en daarna afvalt, weer terug
te brengen, want hij heeft als het ware Jezus opnieuw gekruisigd en
Hem tot een bespotting gemaakt. Dat is duidelijk taal. Dat moet voor
ons een waarschuwing zijn om ernst te maken met het Woord van God. We
moeten bij de les blijven. We moeten dicht bij Jezus blijven. We
moeten ons dan ook oefenen om niet af te vallen, te verslappen,
traag te worden. Want de Bijbel staat vol met voorbeelden van mensen
die afvallen. Zie toe, dat het jullie niet overkomt, schrijft de
schrijver van deze brief bij herhaling. Want de regen valt wel en wil
de grond bevochtigen en de vrucht laten spruiten. En zo is het ook.
Het Woord van God en de zegen van God, valt als een gestadige regen
op alle mensen. Maar de vraag is: Wat doe je ermee? Als je je
verhardt, als je je afwendt, dan breng je doornen en distelen voort
en dan werkt het niet. Dan ga je de verkeerde kant op. Dat is een
duidelijke zaak. Zo werkt het. En iedereen kan in zijn eigen
leven nagaan waar hij of zij zit. Je weet het van jezelf. En je weet
ook wat je wilt. Het is een keuze. Het aanbod is er. De regen en de
zegen van God dalen neer, maar laat je die regen en die zegen dan ook
welgevallen. Dan werkt het pas. Want als de regen op het land valt,
dan twijfelt niemand of het werkt of niet. Zo is het ook met de zegen
van God. Het werkt, omdat het werkt. Neem de proef maar op de som.
13 september [2]
6:10 |
Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten… |
6:11 |
Maar het is onze begeerte, dat ieder uwer dezelfde ijver blijve betonen… |
6:12 |
…opdat gij niet traag wordt, maar navolgers moogt zijn van hen, die door geloof en geduld de beloften beërven. |
6:14 |
Voorzeker zal Ik u zegenen en zekerlijk u vermeerderen. |
6:18 |
…opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die (tot Hem de) toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt. |
6:19 |
Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel, |
6:20 |
waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchizedek hogepriester geworden in eeuwigheid. |
Geen
doornen en distelen, maar iets beters. We moeten niet traag worden.
We moeten niet verslappen. We moeten er geen loopje mee nemen. Maar
ijver betonen in de verwezenlijking van de hoop tot het einde toe.
Kijk maar naar Abraham. Hem wordt beloofd. God zwoer bij Zichzelf.
Hoger kun je ook niet zweren. En de belofte kwam uit. Abraham heeft
tegen zijn eigen denken in die hoop volhard. Dat moeten wij ook doen.
Vaak hebben we onze eigen gedachten en dan zien we het niet. En
geloven doen we het dan ook niet. Maar het is een vaste hoop. Het is
een zeker weten. Daar moet je je aan vasthouden, ook al zie je het
niet voor ogen. Hoe vaak zien we de dingen niet? Alles lijkt allemaal
zo met elkaar in tegenspraak. We zijn ziek, we zien oorlog, we zien
strijd, we zien de dood. We zien het tegenovergestelde van wat we
hopen en verwachten. Maar Abraham, hield vast. En het is
gebeurd. Isaäk is gekomen. En wij weten dat de Messias, die
beloofd was, ook gekomen is. Ik zal u tot een groot volk maken, was
de belofte. En het is gebeurd. Wel door veel strijd heen. Lees het
Oude Testament er maar op na. Wat een strijd en wat een afval en wat
een verleiding. Dat is vandaag niet anders. Dat weet de schrijver van
de Hebreeënbrief zo goed. Daarom is er de oproep in deze
brief. Eigenlijk is dat het centrale thema. Volharding.
Beijveren. De strijd niet opgeven. Ook al zie je het niet. Want de
hoop ligt voor ons. Het is het anker van onze ziel, dat veilig en
vast is. Heerlijk toch?
De Messias is gekomen; onze Hoop, want
er was geen sprake van dat wij zelf onze vergeving konden bewerken.
Daar was Gods Zoon Zelf voor nodig. Wat een barmhartigheid en wat een
genade. Wat willen we nog meer? Daar kunnen we mee toe, in leven en
sterven. Want vandaag leven we en morgen sterven we. En sterven doen
we allemaal. De één jong, de ander oud. Toch is elk
leven slechts een fractie van de eeuwigheid die voor ons ligt. Wat
hebben we toch vaak andere gedachten. Wat staan we toch vaak ver af
van de eeuwigheid. Dom toch eigenlijk? Wat doen we onszelf toch te
kort. Lees dit nu nog eens: “Haar (de hoop) hebben wij als een
anker der ziel,… dat reikt tot binnen het voorhangsel,
waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de
ordening van Melchizedek hogepriester geworden in eeuwigheid.”
Zie je het voor je? Niemand mocht binnen het voorhangsel komen. Maar
Jezus, de Verzoener van onze zonden, is binnengegaan. Hij heeft
het voorhangsel weggenomen. Het scheurde. De weg is vrij. Wij
zijn geborgen in Hem. Wat een zekerheid. Dat is pas leven. Daar
mogen we uit leven; in leven en sterven. Je wordt er enthousiast van.
Je wordt weer- en ziektebestendig. Je wordt vijandbestendig. Je
wordt Jezus-vast. Het straalt van je af. Dan kan God eindelijk eens
iets met ons doen.
We zijn zo vaak ongelovig. Hoe moet God dan
zijn kracht in onze zwakheid uitstorten? En toch: Hij is zo genadig,
dat Hij zelfs in onze zwakheden kan meevoelen, omdat Hij zich
vernederd heeft en mens geworden is, gelijk wij. En dat heeft Hij
geweten. Wat een lijden, wat een dood. Maar wat een opstanding.
Hij is het anker van onze ziel. Ik ben nu bezig om Hebreeën door
te worstelen. Ik dacht een moeilijk boek. Maar het wordt steeds
mooier. Het is een oproep van boven om te volharden in die hoop, die
alle verstand te boven gaat, maar zo vast en zeker is, dat niemand er
iets tegen kan doen. En worden we heen en weer geschud, dan moeten we
vluchten naar Jezus, ons Anker. Want niets kan ons scheiden van de
liefde van Jezus. Hij heeft alles verdragen, om ons, in het tranen-
en strijddal van deze tijd, in zijn liefdesarmen op te vangen, om ons
in eeuwigheid bij Hem te laten zijn, in zijn wereld van recht en
gerechtigheid. Prijs de Heer! Kom, Here Jezus, kom spoedig.
Hetzij wij leven, hetzij wij sterven. Prijs de Heer! Het leven is een
feest. Help mij die hoop tot het einde toe vast te houden. Dank U
voor uw oneindige genade.
16 september [2]
7:2 |
…is vooreerst, volgens de uitlegging (van zijn naam): koning der gerechtigheid, vervolgens ook: koning van Salem, dat is: koning des vredes;… |
7:3 |
…en, aan de Zoon van God gelijk gesteld, blijft hij priester voor altoos. |
7:5 |
Nu hebben zij, die uit de zonen van Levi het priesterambt verkrijgen,… |
7:6 |
…maar hij, die zich niet tot hun geslacht kon rekenen, heeft van Abraham tienden genomen en een zegen gegeven aan de drager der beloften. |
7:9 |
Ja, om zo te zeggen, is zelfs Levi, die tienden heft, door Abraham aan het tiendrecht (van een ander) onderworpen, |
7:10 |
want hij was nog in de lendenen van zijn vader, toen Melchizedek deze tegemoet kwam. |
Ik
vind dit stukje moeilijk. Ik probeerde de betekenis ervan te snappen.
Het gaat hier om Melchizedek en Abraham en Jezus. Abraham geeft de
tienden aan Melchizedek, nadat hij teruggekeerd is van de overwinning
op de koningen. Het staat in Genesis 14:17-20. Deze Melchizedek
komt zomaar tevoorschijn. De schrijver haalt hem hier aan als
heel belangrijk. Hij was priester van God, de Allerhoogste. Dan noemt
hij de betekenis van de naam Melchizedek en de plaats waar hij
vandaan komt: koning der gerechtigheid en des vredes. Aan hem
geeft Abraham zijn tienden. Later bij het volk Israël waren het
de Levieten (afstammelingen van de achterkleinzoon van Abraham) die
de tienden van het volk kregen. Maar in de tijd van Abraham was Levi
natuurlijk nog niet geboren. Het was als het ware dat Levi,
onderworpen was aan Abraham en Abraham gaf het aan Melchizedek,
die hogepriester was. Zo is het dat wij een Hogepriester in de hemel
hebben: Jezus. Melchizedek is als het ware een voorloper en blijft
priester voor altoos.
Wat we moeten begrijpen, is dat de
hogepriester stond tussen God en de mensen. En dat Jezus de
vervulling is, van alles wat geprofeteerd is. Hij is als het ware de
opvolger van Melchizedek. Want van Melchizedek hadden de lezers van
deze brief allemaal gehoord. Van Melchizedek geloofden ze dat hij
hogepriester was. Dat was een belangrijk figuur uit de tijd van
Abraham. Abraham offerde aan God via hem. Dus kun je zeggen dat
Messias Jezus de hogere Opvolger is van de hogepriester, net als
Melchizedek de hogere was van alle hogepriesters uit het
geslacht van Levi. Want steeds maar weer roept de schrijver op dat we
alles moeten zien in de vervulling van de beloften. En dat we moeten
volharden om die hoop, die roeping, tot het einde toe vast te houden.
Want de verleiding en de verslapping liggen telkens om de hoek. Daar
staat de Bijbel vol van. En dat kan je zomaar overkomen. Dus
opgelet. Dus blijf dicht bij Jezus. Want Hij is ons baken, ons anker
van de ziel. Hij is de beloofde Messias, Die het voorhangsel
scheurde. Hij is het Offerlam, Dat de zonden der wereld wegnam.
Dat is genade. Dat is zekerheid, Dat is onze hoop. Wat doet de
schrijver zijn best om het aan het volk van God, ook aan ons dus, uit
te leggen. De glorie en de genade van God komen hier treffend tot
uiting.
17 september [2]
7:11 |
…waarom was het dan nog nodig, dat een andere priester naar de ordening van Melchizedek opstond, van wie niet gezegd werd, dat hij naar de ordening van Aäron is? |
7:12 |
Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet. |
7:14 |
…het is immers duidelijk, dat onze Here uit Juda is gesproten,… |
7:15 |
…een andere priester opstaat, |
7:16 |
die dit niet geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke (afkomst), maar krachtens een onvernietigbaar leven. |
7:17 |
Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. |
7:22 |
…in zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden. |
7:24 |
…doch Hij heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan. |
7:25 |
Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten. |
7:26 |
Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven; |
7:27 |
die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht. |
7:28 |
Want de wet stelt als hogepriester mensen, die met zwakheid behept zijn, maar het plechtige woord van de eed, die ná de wet kwam, stelt de Zoon, die in eeuwigheid volmaakt is. |
De schrijver van de Hebreeënbrief gaat verder. Het is voor hem een belangrijk onderwerp. Hoe zit dat nu? Jezus komt niet uit de stam van Levi, maar uit de stam van Juda. Hoe kan Hij dan Hogepriester zijn? Dan wijst hij erop dat een tekst in Psalm 110 luidt: “Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.” En dat is voor de schrijver een profetische heenwijzing. Verder legt hij uit dat Jezus borg is geworden van een beter verbond. Hij is de vervulling van de wet. Hij is de Hogepriester tot in eeuwigheid. Alle eerdere hogepriesters stierven en werden opgevolgd door een andere, maar Jezus is onze Borg en Middelaar, Hij leeft in eeuwigheid. Hij is heilig zonder smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven. De wet heeft niet het volmaakte gebracht. De wet was de tuchtmeester tot Christus. Maar nu is de vervulling van de wet, Messias Jezus uit het geslacht van Juda, de Hogepriester tot in eeuwigheid. Hij is Koning, Priester, Middelaar en Profeet. Het is moeilijk te begrijpen; we moeten het daarom goed bestuderen. Het is ook belangrijk in het Joodse denken. Het is een uitleg van het logische verband tussen de Joodse eredienst en de traditie aan de ene kant en de aanvaarding van Messias Jezus, afkomstig uit een heel andere stam dan Levi, als Hogepriester tot in eeuwigheid aan de andere kant. Want een andere hogepriester hoeft er niet meer te komen.
18 september [2]
8:1 |
De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben,… |
8:2 |
…en niet een mens. |
8:6 |
Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust. |
8:7 |
Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. |
8:8 |
Want Hij
berispt hen, als Hij zegt: |
8:9 |
niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. |
8:10 |
Want dit is het
verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls
na die dagen, spreekt de Here: |
8:11 |
En niet langer
zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder
leren, zeggende: |
8:12 |
Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken. |
8:13 |
Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning. |
We
hebben nu Messias Jezus. We hebben geen menselijke hogepriester, die
ook zelf onder de zonde en de noodzaak van verzoening en vergeving
valt, maar een Hogepriester Die geen mens is maar de Verhevene. Hij
is volmaakt. Van een verhevener verbond, dat rust op betere beloften.
Dat eerste verbond verdween, want als het goed was geweest, was er
geen ander verbond nodig. En dan volgen de teksten uit Jeremia 31vers
31-34: “Zie, de dagen komen dat Ik een nieuw verbond zal
oprichten”. Dan komt het nieuwe verbond waarbij Hij Zijn wetten
in hun verstand zal leggen. Hij zal die in hun harten schrijven. En
Hij zal hun tot een God zijn en zij zullen Hem tot een volk zijn. Dat
zullen nog eens dagen zijn. Dat is een belofte en het zal gebeuren.
Zijn uitverkoren volk zal weten dat zij het uitverkoren volk zijn en
blijven. Dat zal zeker gebeuren. Dat staat vast. Zij zullen Hem
allemaal kennen. Wat een belofte. Wat een genade. Hij zal hun
ongerechtigheden niet meer gedenken. Dat is de heerlijke
toekomst voor het volk. Hoe kan dat gebeuren? Dat kan toch helemaal
niet? En we zien er ook niets van. We kunnen dat ook niet zien. Wat
we alleen maar zien is het Woord zelf. En dat staat vast. Dat is
geprofeteerd en dat zal dus gebeuren. Want God heeft het
gesproken.
Wat een Hogepriester van dat nieuwe verbond, onze
Middelaar Jezus. Het is niet alleen het nieuwe verbond in zijn bloed
op het kruis van Golgotha, maar dat is ook het nieuwe verbond voor
zijn volk, waarbij Hij zijn woorden in hun binnenste zal leggen,
zodat ze Hem allemaal zullen kennen. We moeten de profetie van dit
nieuwe verbond dan ook serieus nemen. We hebben de beloften
allemaal omgebogen naar de kerk. Dat is ook zo, maar de beloften van
genade en eeuwigheid voor zijn volk blijven staan. We moeten dat in
het perspectief van dat nieuwe verbond blijven zien.
19 september [2]
9:3 |
…en achter het tweede voorhangsel was een tent, genaamd het heilige der heiligen,… |
9:7 |
…maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven. |
9:8 |
Daarmede gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond. |
9:9 |
Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken, |
9:10 |
daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel. |
Herhaalt
wordt dat de eredienst was ingesteld, omdat God verzoening voor de
zonden mogelijk wilde maken. Dat was Gods plan. Hij had precies
gezegd hoe ze de tabernakel moesten bouwen. De tabernakel was nodig
totdat de volmaakte Hogepriester zou komen: de Here Jezus. Hij
is de volmaakte Hogepriester. Dat is in de vorige hoofdstukken
uitgelegd, omdat het toch vreemd was dat er een Hogepriester kwam uit
een ander geslacht. Is dan zo maar het voorgaande niet meer geldig?
Het gaat om de Messias. Het was voor veel Joden heel moeilijk om
Jezus als de Messias te zien. Hij was èn theologisch, èn
cultureel, èn qua verwachting, precies het tegenovergestelde
van het beeld dat men van de Messias had. Het is geen wonder dat er
veel verwarring was en vandaag aan de dag nog is. Messias Jezus is in
de ogen van de Joden niet dé Messias. De orthodoxe Joden zijn
dan ook heel fel. Ze willen er beslist niets mee te maken
hebben.
Inderdaad, de hogepriester mocht slechts eenmaal per
jaar in het Heilige der Heiligen komen. Hij kwam daar met bloed, voor
de verzoening van zijn eigen zonden en die van het volk. “Daarmede
gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog
niet open lag, zolang de eerste tent nog bestond.” Al deze
offers en wassingen en verplichte rituelen, waren niet bij machte om
onze dienst te vervolmaken, maar waren bepalingen voor het vlees,
opgelegd tot de tijd van het herstel. En de tijd van het herstel was
de tijd van de komst van de Messias. Dat was ook de tijd waar
iedereen naar verlangde. Want als de Messias zou komen, dan zou er
dit en zou er dat gebeuren. Het is goed om eens na te gaan welke
Messias-verwachting er leefde onder de Joden in de tijd van Jezus.
Wat zou er dan volgens hen allemaal gebeuren?
20 september [2]
9:11 |
Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel,… |
9:12 |
…maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf. |
9:14 |
…hoeveel te meer zal het bloed van Christus,… ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen? |
9:15 |
En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden. |
9:20 |
Dit is het bloed van het verbond, dat God u heeft voorgeschreven. |
9:22 |
En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. |
9:23 |
Noodzakelijk moesten hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze. |
9:24 |
Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen;… |
9:26 |
…maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen. |
9:27 |
En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel, |
9:28 |
zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten. |
Ja, dat is zo. Als het bloed van bokken zonden al kan wegzoenen, hoeveel te meer dan het bloed van Jezus? Hij is eens en voor altijd het heiligdom binnengegaan. Hij was het volmaakte Offer. Hij heeft ons bewustzijn gereinigd van boze werken, om de levende God te dienen. Zijn bloed reinigt ons van alle zonden. Hij is de Middelaar van dat nieuwe verbond, om ons te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond. Het eerste verbond is met bloed ingewijd. Want zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. De afbeeldingen van de hemelse dingen moesten hierdoor gereinigd worden. Hoeveel te meer dan de hemelse offerande van Christus Zelf. Jezus is aan het einde der eeuwen verschenen om eens en voor altijd, door zijn offer, de zonde weg te doen. Wat een offer. Wat een belofte. Wat een verbond. Eens en voor altijd. De Zoon van God. Wat een genade. Maar het is de Messias. Het nieuwe verbond in zijn bloed. Wij zullen allemaal sterven en dan het oordeel. Maar dan is het ook belangrijk hoe wij geleefd hebben als wij verschijnen voor de Here God, Die met zijn Zoon ons verwacht, om ons in zijn eeuwigheid op te nemen. Hebben wij Hem tot ons heil verwacht? Zo ja, dan hebben we vrijmoedig toegang tot de troon van zijn genade. Wat een toekomst. Geloofd en geprezen zij zijn Naam! Het offer is geschied. Want we weten allemaal hoe we door de zonde gekweld kunnen worden. Maar Gode zij dank, we mogen volharden om de dode werken weg te doen en ons oog te richten op Messias Jezus, Die zijn leven gaf om de zonde weg te nemen. En dat moeten we proclameren, temidden van een wereld die verloren ligt in schuld en alleen maar verlost kan worden door het bloed van Jezus.
21 september [2]
10:3 |
Doch door die offeranden werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht; |
10:4 |
want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zouden wegnemen. |
10:6 |
…in brandoffers en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad. |
10:7 |
Toen zeide Ik: zie hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen. |
10:10 |
Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus. |
10:12 |
…deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God, |
10:13 |
voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten. |
10:14 |
Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. |
10:15 |
En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis, |
10:16 |
want nadat Hij
gezegd had: |
10:17 |
en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken. |
10:18 |
Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig). |
Het
is duidelijk. De offers van de priesterdienst konden de zonden niet
wegnemen. De mensen, die de offers brachten, werden daardoor
niet volmaakt. Elke dag waren er weer nieuwe offers nodig. Maar
profetisch wezen ze naar de komst van Jezus en de volle verzoening
door zijn bloed. “Slachtoffer en offergave hebt gij niet
gewild,” zegt profetisch Psalm 40, “maar Ik ben gekomen
om uw wil te doen,” zegt de psalmist verder. “Hij heft
het eerste op, om het tweede te laten gelden. Krachtens die wil zijn
wij eens en voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van
Jezus Christus.” Jezus heeft het offer eens en voor altijd
gebracht en Hij is nu gezeten aan de rechterhand van God, totdat zijn
vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten.
Dat
is een geweldig gebeuren. En wat gebeurt er veel. De strijd gaat
door. De zonden zijn verzoend op het kruis van Golgotha. Het is
volbracht. De dood is overwonnen. Hij is gezeten aan de rechterhand
van God. De strijd in de hemelse gewesten gaat door. Het is de
strijd die God voert. Hij komt weer. Hij wordt de Voleinder van de
voleinding aller dingen. Hij zal de boze als een voetbank voor zijn
voeten maken. Hij komt terug met macht en majesteit. Hij zal zijn
wetten in hun binnenste leggen. Dat is beloofd in Jeremia 31
vers 31. Dat is nu al de tweede keer dat de schrijver dit aanhaalt.
Met deze ene offerande heeft Hij hen eens en voor altijd
geheiligd. Wat een grote geheimenis. Wat een toekomst.
Eén
ding is zeker: Er is een offer geschied door Messias Jezus voor de
verzoening van onze zonden. Dat is de Zoon van God. Dat is toch
geweldig? En als Hij ook nog belooft dat Hij zijn wet in hun
binnenste zal leggen, dan is dat toch helemaal geweldig? Wat een
belofte. We hebben het helemaal niet verdiend. We hebben
gezondigd en krijgen dan toch zoveel genade. Daar kunnen we Hem toch
eeuwig voor danken? Daar wil je toch ook bij behoren? Glorie voor
zijn Naam!
22 september [2]
10:19 |
Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, |
10:20 |
langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, |
10:21 |
en wij een grote priester over het huis Gods hebben, |
10:22 |
laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water. |
10:23 |
Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw. |
10:24 |
En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. |
10:25 |
Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen. |
10:26 |
Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, |
10:27 |
maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspanningen zal verteren. |
10:31 |
Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God! |
10:34 |
Want gij hebt met de gevangenen mede geleden en de roof van uw bezit blijmoedig aanvaard, want gij wist, dat gijzelf een beter en blijvend bezit hebt. |
10:35 |
Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten. |
10:36 |
Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. |
10:37 |
Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten, |
10:38 |
en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbehagen. |
10:39 |
Doch wij hebben niets van doen met nalatigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt. |
Het
is ook fantastisch om te weten dat wij deze Hogepriester hebben. Het
is de afgelopen hoofdstukken uitvoerig uitgelegd. Het bloed van
stieren en bokken kon ons niet voor altijd reinigen van de zonde. Het
was de Middelaar Jezus, de Zoon van God, Die het voorhangsel scheurde
en Zich er Zelf gaf. Hij was de verzoening voor al onze zonden. Hij
was vol ontferming. Hij bracht het nieuwe verbond in zijn bloed.
Het verbond waarbij Hijzelf zijn wetten in hun binnenste zal
leggen. Dat is toch een geweldig wonder. Dat zal gaan gebeuren.
Glorie voor zijn Naam! Halleluja!
“Daar wij dan,
broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het
heiligdom door het bloed van Jezus…, laten wij toetreden met
een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een
hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met
een lichaam, dat gewassen is met zuiver water. Laten wij de
belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij,
die beloofd heeft, is getrouw.” Dat moet je vasthouden. Daar
moet je niet in verslappen. We moeten elkaar bij de les houden. We
moeten elkaar vasthouden. We moeten elkaar opzoeken. We moeten het er
niet bij laten zitten. Pas op dat je niet verslapt. Daar gaat het in
deze hele brief over. Want dan ziet het er slecht voor je uit. Want
verlaat je de weg van het heil, dan kom je in de weg van het vuur,
van de hel, van het oordeel. Kies het leven! Want de wrake komt toe
aan God: “Vreselijk is het, te vallen in de handen van de
levende God!” Je hebt volharding nodig. Daar komt het op aan.
Want je kunt wel lijden meemaken – en wie maakt dat niet mee –
maar het gaat erom, dat je vasthoudt aan wat jou beloofd is. En dat
is de onverwelkelijke kroon die gereed ligt. Het lijden van deze
tijd kan niet opwegen tegen wat voor ons ligt. Dat moeten we
vasthouden. Want nog een korte, korte tijd en Hij komt. En de
rechtvaardige zal uit geloof leven. Dus we moeten niets te maken
willen hebben met een geest van nalatigheid, die ten verderve leidt,
doch met geloof dat de ziel behoudt. Heerlijk! Dat gaan we doen! Wat
een uitleg. Wat een conclusie. Dank U Heer! Dat wil ik proclameren.
23 september [2]
11:1 |
Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet. |
11:2 |
Want door dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven. |
11:3 |
Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare. |
11:4 |
Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. |
11:5 |
Door het geloof is Henoch weggenomen, zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest; |
11:6 |
maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken. |
11:7 |
Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt. |
“Want
door dit geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven.” We
hebben gehoord dat we het geloof onwankelbaar moeten vasthouden. Wat
geschreven is, dat is de waarheid. De Messias is gekomen. Hij heeft
de zonden als volmaakte Hogepriester eens en voor al verzoend.
Hij is opgestaan en zit nu aan de rechterhand van de Vader, totdat
zijn vijanden gemaakt zijn tot een voetbank voor zijn voeten.
Hij komt terug en met spoed. Hij herstelt de wereld van recht en
gerechtigheid. Dat gaat door strijd heen. Maar als we zulk een
Hogepriester hebben, dan willen we toch ook alleen maar met
volle vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade. Zien kunnen we
dat niet. Dat moeten we geloven.
We kunnen vele beloften
zien en controleren. Want het is gebeurd. Het is beschreven. De
Bijbel staat er vol van. “Het geloof is de zekerheid van de
dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet.”
Dat is zo. Dat is de hoop die in ons leeft. En hoop doet leven. Want
als de beloften ten aanzien van zijn komst allemaal waar zijn
gebleken, dan zullen zijn beloften ten aanzien van zijn
wederkomst ook waar zijn. Dat is eenheid in exegese. Het is het
bewijs van de dingen die men niet ziet. Het is zekerheid en bewijs.
Het gaat over hoop en niet zien. Die staan haaks op elkaar in ons
rationeel denken. Want wat je hoopt, dat weet je niet zeker, en wat
je niet ziet, dat kun je niet bewijzen. En toch is het waar. Het is
waar vanuit de waarheid en de almacht van God, Die ver boven ons
staat en met zijn waarheid naar ons toekomt. Het is dan eigenlijk ook
meer dan zekerheid en hoop. Het is vastheid in vertrouwen. Het
is het bewijs en de hoop tegelijk. Het is eigenlijk niet uit te
leggen. We moeten het dan ook onwankelbaar vasthouden, want als we
even ons eigen denken de vrije loop laten, dan zijn we het al weer
kwijt. Dan zien we het niet meer zo zitten. Dan gaan we de verkeerde
kant op.
Dat is dan ook regelmatig gebeurd, zo lezen we in de
Bijbel. Hoe vaak zijn de mensen toch weer afgevallen. Ze wisten het
allemaal. Ze hebben zoveel wonderen meegemaakt. Denk aan het
volk dat met grote kracht door de HERE uit Egypte is geleid. Wat voor
grote wonderen gebeurden er in de woestijn? Elke dag eten en de
schoenen sleten niet. En toch is, door hun ongeloof en zonde, niemand
van de oudere generatie in het beloofde land gekomen. Ze moesten
veertig jaar ronddolen, totdat ze allemaal gestorven waren. Daarom:
‘wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle.’
We
kunnen de kracht van het geloof ook uit de getuigenissen van de ouden
aflezen. Ons geloof leert, dat God de wereld geschapen heeft, zodat
het zichtbare niet is ontstaan uit het waarneembare. Dat is
duidelijk. Dat is al meteen het eerste axioma. Daar weet ons verstand
geen raad mee en daarmee plaatsen we het geloof buiten ons verstand.
We zijn geroepen om te geloven. Als we het geloven, dan zullen we het
zien. En dat is de schepping. God sprak het en het was er. Wat een
zekerheid. En we zien het.
Dan volgt Abel. Vervolgens Henoch.
Daarna Noach. Die geschiedenissen kennen we allemaal. Zij
geloofden. En zonder geloof is het niet mogelijk Gode welgevallig te
zijn. Het is het geloof, waardoor al deze geloofsgetuigen genoemd
worden. Daarom is het een getuigenis voor hen. Zij deden dingen
waarvan ze zelf ook niet wisten hoe het zat. Het was in
gehoorzaamheid, dat ze God dienden. Noach moest een ark bouwen op het
droge. Dat is toch bespottelijk? Maar hij deed het in
gehoorzaamheid. Daarom is hij een geloofsgetuige. Want hij deed
het en het is uitgekomen. De zondvloed kwam. En zo is het met alle
profetieën en aankondigingen. Je kunt God op zijn Woord
vertrouwen. Daar gaat het om. Dat moeten wij ook doen. En dat
moeten we proclameren. Glorie voor zijn Naam!
24 september [2]
11:8 |
Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou. |
11:9 |
Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte; |
11:10 |
want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. |
11:11 |
Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte. |
11:12 |
Daarom zijn er dan ook uit één man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is. |
11:13 |
In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. |
11:14 |
Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken. |
11:15 |
En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; |
11:16 |
maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid. |
11:18 |
…Door Isaäk zal men van nageslacht van u spreken. |
Door
het geloof. Door het geloof. Door het geloof. Kijk naar het leven van
Abraham. Een grote onmogelijkheid. God roept hem en hij gaat. God
zegt dat hij een zoon zal krijgen. En die komt maar niet. En dan
uiteindelijk komt die zoon. Abraham en ook Sara hebben op God
vertrouwd. Wat is hun geloof op de proef gesteld. Er werd nageslacht
beloofd, maar de zoon kwam maar niet. En toch, het nageslacht is als
het zand van de zee: ontelbaar. Het is gebeurd. Door het geloof. Het
is ons allemaal overgeleverd, opdat wij door het geloof de beloften
onwankelbaar vasthouden. Want wat God belooft, dat zal Hij ook doen.
Dat staat vast. Neem de beloften aan de oudvaders als voorbeeld. Die
zijn toch allemaal uitgekomen? Twijfel dan ook niet! Want de beloften
waren gericht op een toekomst, op een nieuw vaderland, op een stad
met fundamenten waarvan God zelf de bouwmeester is. Daar hebben
ze zich allemaal naar uitgestrekt. Ze hadden kunnen terugkeren naar
waar ze vandaan kwamen, maar dat hebben ze niet gedaan. Hun verlangen
was naar een beter, naar een hemels vaderland. Dat is profetische
taal. Dat is de taal van de volhardende verwachting van dat nieuwe
Koninkrijk van recht en van gerechtigheid. Dat is God Zelf Die zijn
plan volvoert.
Dat is wat de schrijver wil uitleggen. Het erin
hameren. Kijk toch! Zo is het gebeurd. Zo is het vast en zeker. En
als God heeft gedaan wat Hij heeft beloofd in de oudheid, dan zal Hij
dat ook vandaag doen. Hij heeft Messias Jezus gezonden. Het is
volgens de Schriften. Hij is de Hogepriester Die zijn leven gaf. Hij
heeft de dood overwonnen. Hij zit nu aan de rechterhand van de Vader
om terug te keren, om zijn vijand, de duivel te onderwerpen en de
nieuwe hemel en de nieuwe aarde te grondvesten. Daarom mogen en
moeten wij Hem daarom ook des te vuriger verwachten. Want wat Hij
beloofd heeft, dat zal Hij ook doen. Want als je je daar aan
vasthoudt, dan ben je gelukkig en zalig. Want dan wil je niet anders
dan leven en verwachten dat dat eeuwige Koninkrijk van recht en
gerechtigheid, de plaats is, waar jij hoort. Dan kun je de
ontberingen verwerken en dan weet je de onzekere dingen om te zetten
in die zekerheid. Dan wordt je perspectief vrede en rust temidden van
woelige baren.
25 september [2]
11:20 |
Door het geloof heeft Isaäk aan Jakob en Ezau zijn zegen gegeven, ook voor de toekomst. |
11:21 |
Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, (leunende) op het uiteinde van zijn staf. |
11:25 |
…maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten; |
11:26 |
en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding. |
11:27 |
Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke. |
11:28 |
Door het geloof heeft hij het Pascha gehouden en het bloed doen aanbrengen, opdat de verderver hun eerstgeborenen niet zou aanraken. |
Wat
een profetisch hoofdstuk. Het gaat er om, om te blijven zien op de
toekomst. Gods plannen falen niet. Alles is gericht op de
toekomst. Daar staat de Bijbel vol van. Zelfs als ze nog niets zien
van een vervulling, blijven de geloofshelden toch vasthouden aan
de beloften. En zij vrezen niet. Kijk maar. Isaäk zegent Jakob
en Ezau met het oog op de toekomst. Jakob zegent zijn kinderen met
het oog op de toekomst. Jozef regelt het transport van zijn
gebeente, omdat hij vasthoudt aan de beloften van God aan
Abraham. Mozes verkiest zijn volk en vreest de Farao niet. En zo gaat
het door. Daar gaat het om. Het gaat om de toekomst. Zelfs voordat de
Messias kwam, hebben deze geloofshelden het al gezien. Ze hebben het
niet meegemaakt, maar ze bleven staan op de beloften van God. En dat
is de grote kracht, die van God uitgaat. Wat God beloofd heeft, dat
zal Hij ook doen. Daar moeten we onwankelbaar aan vasthouden. Er zijn
zoveel redenen om de boel de boel te laten. Er zijn zoveel redenen om
toch maar een beetje mee te doen met de wereld. Maar niets ervan. Het
gaat om de eer van God en de beloften van God.
Mozes had aan
het hof een beetje mee kunnen doen en toch God vasthouden. Je moet
het soms ook allemaal niet te scherp zien. Maar daar heb je het dus.
Zo redeneren we vaak. Dan ga je al de kant van het compromis op. En
dat is levensgevaarlijk. God geeft ons zulke rijke beloften van een
Rijk van recht en gerechtigheid. Dan moeten we niet een beetje
meedoen met de wereld en denken dat God het zo nauw niet neemt. Dat
is de grote vergissing! Dan ga je voor de bijl. Daar moet je je van
bekeren. En daar gaat het hier om. Mensen, mensen, kijk toch eens wat
er geschreven staat. Kijk toch eens wat God ons beloofd heeft. Kijk
toch eens naar de grote zegen van God. Wat Hij beloofd heeft, dat zal
Hij ook doen. Kijk eens naar de aartsvaders, waar jullie allemaal
tegenop kijken, die hebben aan die belofte vastgehouden. Heeft ze dat
geen strijd en ontbering gekost? Zeker wel. Want je zult maar je huis
en je haard moeten verlaten en niet weten waar je terecht komt. Je
zult maar in Egypte zitten en vervolgd worden. Dat is geen pretje. En
dan toch vasthouden aan de beloften. Dat valt niet mee. Want we zijn
allemaal mensen van vlees en bloed. Het is toch vreselijk wat de
wereld je kan aandoen, en hoe je verleid wordt. Het is te gek. Hoe
zijn we vandaag aan de dag al niet door de tegenstander van God
verleid. We zijn toch al helemaal gelijkvormig geworden aan de
wereld. Als we alleen al aan de televisie en de krant denken. Wat
laten we een vuilnis onze kamers binnenkomen. Pas op en weg ermee!
Het is gevaarlijk. Glorie voor zijn Naam, dat we dit hoofdstuk
hebben. Want het is een oproep tot standvastigheid en het gaan staan
op de beloften van God. Want dat is de enige mogelijkheid om heilig
en onberispelijk te leven. Glorie voor zijn Naam!
26 september [2]
11:29 |
Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaars, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden. |
11:30 |
Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was. |
11:31 |
Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen. |
11:32 |
En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten, |
11:33 |
die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd, |
11:34 |
de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen. |
11:35 |
Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben. |
11:36 |
Anderen weder hebben hoon en geselslagen verduurd, daarenboven nog boeien en gevangenschap. |
11:37 |
Zij zijn gestenigd, op zware proef gesteld, doormidden gezaagd, met het zwaard vermoord; zij hebben rondgezworven in schapevachten en geitevellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling |
11:38 |
– de wereld was hunner niet waardig – zij hebben rondgedoold door woestijnen, en gebergten, in spelonken en de holen der aarde. |
11:39 |
Ook dezen allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen, |
11:40 |
daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen. |
Wat
zijn wij toch bevoorrechte mensen. Wij mogen de Messias zien. Wij
zijn onderdeel van Gods plan. We zijn opgenomen in de loop der
dingen. We hebben de openbaring van God gekregen. We zijn door
de genade van Hem getrokken naar het licht. We hebben mogen
ontdekken dat we geboren zijn om eeuwig te leven. Dat we de beloften
mogen omarmen en dat we de profeten onvoorwaardelijk mogen geloven.
Het is een feest. Het is allemaal waar. Het is God, Die ons allemaal
wil omarmen. Hij wil ons afhelpen van ons eigen ik. We zijn in Hem
geborgen. Dat is toch geweldig. Dat leert ons de Hebreeënbrief.
Mensen, ga het toch zien! Het is waar. Het is geen sprookje. Het is
geen boek uit de oudheid. Het is God Zelf. Ga ontdekken, dat we met
ons klein-menselijk gedoe niet ver komen. We zijn geboren om voor een
korte tijd te leven en dan sterven we. Hoe is het mogelijk dat we als
prachtig kind worden geboren, om dan even later al weer dood te gaan?
Je kunt met je verstand zien dat we geboren zijn om eeuwig te leven.
Het is heerlijk om dat te weten en om daar in op te gaan. Dank Here
God voor al uw zegen. Wat een krachtig Woord.
We zien deze
getuigenissen in dit stukje. Je moet van de wereld los komen om het
allemaal te kunnen meemaken. Want je zult maar vervolgd worden. Je
zult maar in de moeite zitten. Het is allemaal niet eenvoudig. Maar
wat wáár blijft, is dat de liefde en de trouw van God
alles te boven gaan. Hij doet wat Hij belooft. Het lijden van de
tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de eeuwigheid die ons wacht.
En het leven is ons Christus en het sterven gewin. Zo is het en niet
anders. Daar gingen allen, die trouw aan God bleven door het geloof,
ons in voor. Daar mogen wij ons ook onwankelbaar aan vasthouden. Want
het gaat gebeuren. Het is beloofd.
27 september [2]
12:1 |
Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. |
12:2 |
Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. |
12:3 |
Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt. |
12:4 |
Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde, |
12:5 |
en gij hebt de
vermaning vergeten, die tot u als zonen spreekt: |
12:6 |
want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt. |
12:9 |
…zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? |
12:10 |
…maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid. |
12:11 |
…die er door geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid. |
12:12 |
Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, |
12:13 |
en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. |
12:14 |
Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. |
12:15 |
Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden. |
Ja,
zo is het. Wat een geweldige wolk van getuigen hebben we rondom ons.
Als we zo de geschiedenis doorgaan, dan zien we hoeveel getuigenissen
er zijn. Inderdaad, we kunnen niet genoeg krijgen van alle
getuigenissen die er zijn. Het is onvoorstelbaar. We moeten daarom de
Bijbel lezen. Want de Bijbel staat vol van de getuigenissen. Wat een
zegen. Wat een heil. We mogen blij zijn, dat God zo genadig is en we
mogen Hem elke dag op onze blote knieën danken, omdat Hij naar
ons om wil zien. We leven in een gebroken wereld. We zien de zonde en
de afval om ons heen. Maar we hoeven slechts dicht bij Jezus te
blijven. Daar gaat het om. Houd je oog gericht op Jezus. Hij heeft
geleden. Voor ons. Hij heeft zoveel tegenstand verdragen. Hij ging
ons voor. Daarom moeten we ook niet in de war raken, als we tegenslag
ontmoeten. Het is alleen maar bedoeld om ons nog dichter bij
Jezus te krijgen. Het is als een vader die zijn zoon tuchtigt. Dat
zien we toch ook als opvoeding. Nou, zo is het ook bij de Here God.
We kunnen wel klagen, omdat het niet altijd een pretje is, maar zou
een vader stenen voor brood geven als zijn kind daarom vraagt?
De Vader heeft het beste voor met zijn kinderen. Wat een zegen.
Wat
kan er een ziekte zijn. Wat kan er een dreiging zijn. Wat zijn de
getuigenissen, over de mensen die als martelaar moesten sterven,
vreselijk. Maar het leven is ons Christus en het sterven gewin. En zo
is het. Niets kan ons scheiden van de liefde van Christus. Maar
dan ook niets. Daarom: “Heft dan de slappe handen op en strekt
de knikkende knieën…”. Zo, dat is duidelijke taal.
Ben je slap? Stop er mee! Heb je knikkende knieën, sterk ze.
Maak je sterk. Ga staan! Kom op! In actie! Waarom ? Om een recht
spoor te maken, opdat dat wat scheef zat weer recht wordt. Een recht
spoor maken. Rechtuit. Achter Jezus aan. Dan kom je goed uit. Dan
hoef je je daar in ieder geval niet druk over te maken. Glorie voor
zijn Naam.
En jaagt naar de vrede met allen en naar de
heiliging, zonder welke niemand de HERE zal zien. Vrede en heiliging.
Wat zijn we toch vaak gepikeerd. Wat maken we er toch vaak een potje
van. Vrede en heiliging. Wat niet bij Jezus hoort, dat moet je niet
doen. Stop ermee! Let op elkaar! En laat er geen bittere wortel
opschieten in je hart. Hoe waar is dat niet? Wel vroom zijn, maar
toch steeds met een bittere wortel ten opzichte van elkaar. Dat
besmet anderen en brengt anderen in de war.
Laat niemand een
hoereerder zijn of onverschillig. Nou, nou! Daar kunnen we het mee
doen. Wat is er niet een hoererij om ons heen. Dat is toch te gek? We
moeten niet onverschillig zijn, maar ons leven reinigen en heiligen,
want we worden er zo mee geïnfecteerd. De verleiding zit overal.
Pas op! Niet doen! Want je moet niet marchanderen met de zegen van
God. Als jij denkt er maar een potje van te kunnen maken, dan moet je
niet verwachten dat je de zegen van God kunt krijgen, ook al zou je
dat dan op een gegeven moment wel willen. Als voorbeeld wordt
Ezau aangehaald. God laat niet met Zich spotten. Vergis je niet! Zit
dan niet te klagen, want je bent vaak zelf de oorzaak van je eigen
probleem. We hebben te maken met een heilig God, die niet met Zich
laat spotten.
28 september [2]
12:20 |
…want zij konden dit bevel niet dragen:… |
12:21 |
En zó ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zeide: Ik ben enkel vreze en beving. |
12:22 |
Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen, |
12:23 |
en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, |
12:24 |
en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. |
12:25 |
Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. …hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen (spreekt). |
12:26 |
Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. |
12:27 |
Dit: nog eenmaal, doelt op de verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. |
12:28 |
Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, |
12:29 |
want onze God is een verterend vuur. |
Ja,
zo was het. God spreekt door de donder en door vuur. Lees maar eens
over de tijd toen het volk bij de Sinaï was. God sprak tot het
volk. Ze mochten de berg niet eens aanraken. Ze hadden te maken met
een heilig God. Ze zouden sterven. En nu zijn wij genaderd tot de
berg Sion, tot de stad van de Levende God, het hemels Jeruzalem. “En
tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed
der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.” Pas dus op
dat je niet van Hem afdwaalt. Want dan staat het er niet best voor.
Het volk wees Hem af en niemand heeft toen het beloofde land bereikt.
Behalve Jozua en Kaleb. Dat is een straf. Je moet dus wel oppassen
wat je doet. Want God is een verterend vuur. Je kunt niet ongestraft
met Hem spotten. Je kunt het niet met Hem op een akkoordje gooien.
Het komt er echt op aan. Want Jezus komt! Hij zal verschijnen op de
wolken. Hij zal dan de aarde èn de hemel doen beven. En dat
slaat op de “verandering der wankele dingen, als van iets, dat
slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. Laten wij
derhalve, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, dankbaar
zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehaaglijke wijze met
eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur”. Dat is
toch een geweldige belofte. Wat ligt er een geweldige zegen in
het verschiet. Wij mogen vrijmoedig toegaan tot de troon der genade.
Wij zijn genaderd tot Jezus, onze Leidsman en Voleinder, de middelaar
van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat
krachtiger spreekt dan Abel. Wat een belofte. We hoeven niet meer
zelf iets te doen. We mogen en moeten alleen vertrouwen op het offer
en de genade van Messias Jezus. En dan willen we toch niet anders dan
dankbaar voor Hem leven? Want Hij heeft het gedaan. Glorie voor zijn
Naam!
We zien hier weer dat het gaat om de stad van God:
Jeruzalem. Daar wil Hij wonen. Dat zal het centrum zijn van de nieuwe
hemel en de nieuwe aarde. Daar valt niet aan te twijfelen. Dat mogen
we niet vergeestelijken. Dat is de stad. En wij, de gelovigen uit de
heidenen, hebben daar ook deel aan. Dat is onze belofte. Wij zijn
geënt op die stam. Wij nemen daar ook deel aan. Wij mogen ook
gaan staan op die beloften. Wij mogen onze blik dan ook richten op
Jeruzalem. Wij moeten ons dan ook interesseren in de profetische
ontwikkelingen. Wij mogen dan ook treuren over de zonden van de
wereld en ook van zijn volk. Maar eenmaal zal Hij zijn wet in hun
binnenste leggen. Wat een belofte. Dat wil je toch niemand onthouden,
dat wil je doorgeven aan iedereen. Glorie voor zijn Naam!
29 september [2]
13:1 |
Laat de broederlijke liefde blijven. |
13:2 |
Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd. |
13:3 |
Denkt aan de gevangenen, alsof gij met hen gevangen waart;… |
13:4 |
Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen. |
13:6 |
De HERE is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen? |
13:7 |
…let op het einde van hun wandel en volgt hun geloof na. |
13:8 |
Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid. |
13:9 |
…dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen:… |
13:13 |
Laten wij derhalve tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen. |
13:14 |
Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. |
Zeer
praktische zaken. Vanzelfsprekende zaken. Broederliefde. Ja,
natuurlijk. Zonder broederliefde gaat het mis. Dus de liefde hoog
houden. Herbergzaamheid. Ja, natuurlijk. Je zou eens aan engelen
onderdak kunnen bieden. Pas op dat je gastvrij blijft. Denk aan de
gevangen, alsof je zelf gevangen zit. Hoe belangrijk is dat niet? Het
bed onbezoedeld. Wat een ellende als je dat niet doet. Dan heb je
hoererij en echtbreuk. En dat is God een gruwel. Hoereerders en
echtbrekers zal God oordelen. Kijk maar eens in de Bijbel wat God
doet met hoereerders. Je zou eens een bijbelstudie moeten maken van
hoe God denkt over seksualiteit. Je zult er versteld van staan. Houd
het huwelijk in ere! Nou, dan mogen we onze ogen en ons hart wel eens
kuisen in een samenleving waar de ene sensualiteit na de andere je
verleidt.
Onbaatzuchtig. Ja, natuurlijk. Wees tevreden met wat
je hebt. God zal voor je zorgen. Vrees niet! Wat een bemoediging. Wat
een rustgevende gedachte: God verlaat je nooit. Prijs de Heer! Houdt
de voorgangers in ere. Ja, natuurlijk. Zij brengen het woord van
God. En let op hun einde. Let op dat ze bij Jezus blijven. Want Jezus
Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid. Want er
zijn heel wat geesten die goed begonnen zijn, die later zijn
afgedwaald. Daar moeten we op letten. We moeten zelf op Jezus zien en
onze voorgangers bemoedigen dat zij ook dicht bij Hem moeten blijven.
En we hebben het Woord om elkaar daarin te bemoedigen en aan te
scherpen. Prijs de Heer!
Geen vreemde leringen. Vaste spijze
en geen zwelgerijen, want dan loopt het niet goed met je af. En let
op! Eet niet van de zonde. Houd je er verre van! Jezus heeft, ten
einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de
legerplaats geleden. Laten wij hetzelfde doen. Wij doen niet mee met
de wereld. Wij zonderen ons af van die wereld. Want wij hebben
hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige. Het
komt er dus helemaal op aan dat we Jezus blijven volgen. Hij is de
Leidsman en Voleinder. Blijf bij Hem, dan ga je de goede richting op.
Dan wil je toch ook niet anders? En je ziet het zelf. Die geboden
zijn niet te moeilijk. Neen, dat zijn juist geboden ten leven. Prijs
de Heer!
30 september [2]
13:15 |
Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn Naam belijden. |
13:16 |
En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen. |
13:17 |
Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u (aan hen), want zij zijn het die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen. |
13:18 |
Bidt voor ons, want wij vertrouwen dat wij een goed geweten hebben, daar wij in alle opzichten de rechte weg willen gaan. |
13:20 |
De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, |
13:21 |
bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. |
13:22 |
Ik vermaan U, broeders,… |
13:24 |
Groet al uw voorgangers en al de heiligen. |
13:25 |
De genade zij met u allen. |
Zo,
nu zijn we aan het einde. Daarom nog, in het licht van het
voorgaande, enkele vanzelfsprekende bemoedigingen en vermaningen. Als
al deze fantastische dingen besproken zijn, dan wil je ook niet
anders dan wat hier gezegd wordt. Het gaat er natuurlijk om, om het
te doen. Uit het feit dat het hier gezegd wordt, blijkt dat we
wel enige bemoediging en vermaning nodig hebben – we doen het
kennelijk niet vanzelf. Daarom is het zo belangrijk dat we dicht bij
Jezus blijven. Dicht bij het Woord van God. Want, kennelijk is er ook
een ander woord, dat ons steeds weer op andere gedachten probeert te
brengen. En dat is het woord van de tegenstander. Dat is het woord
van de duivel. Want waarom moesten de zonden verzoend worden? Heel
eenvoudig. Doordat de zonden er waren. Die zonden werden ingegeven
door de verkeerde krachten, die niet van God zijn. Van wie zijn die
dan wel? Dat is duidelijk. Van de tegenstander van God. Bestaat die
dan? Logisch. Natuurlijk! Want we weten van goed en kwaad. En kwaad
hoort niet bij Jezus. Dat voelen we aan. Dat weet iedereen. We moeten
ons best doen voor het goede. Want het kwade zit ons steeds op de
hielen. Daar kunnen we allemaal ons verhaal bij doen.
Laten we
dan voortdurend door Hem, Gode een lofoffer brengen, namelijk de
vrucht onzer lippen, die zijn Naam belijden. Daar heb je het: als je
voortdurend een lofoffer brengt, dan heb je geen tijd voor
andere dingen. Dan ben je bezig met de vrucht van je lippen en daar
komt alleen maar liefde en vrede door. Zo werkt het, en als je het
ook echt doet, dan merk je ook dat het zo werkt. Vervolgens wordt er
gesproken over de weldadigheid en de mededeelzaamheid. Dat is
ook zo. Zo gaat het. Dat wil je dan ook. Want uit dankbaarheid,
dat je zelf door genade gered bent, wil je ook de vruchten der
dankbaarheid uiten. En we weten dat zulke offers Gode
welgevallig zijn.
Daarna gaat het over gehoorzaamheid. Als de
voorgangers over je ziel waken, dan wil je ze toch gehoorzamen? Zij
kunnen je helpen om in de goede richting te blijven gaan. Dan moet je
niet teveel tegenstribbelen, want ze moeten het ook zonder zuchten
kunnen doen. En dat is ook uit het leven gegrepen. Want er zijn vaak
mensen, die best weten dat ze verkeerd zitten en toch maar blijven
zeuren. Daar word je toch moe van? En de voorgangers moeten zich dan
door de gemeente heen zeulen. Dat is niet de bedoeling. We moeten
onze voorgangers in ere houden.
En we moeten bidden. Want
bidden helpt. Dan lopen we God aan en gaan staan op zijn beloften.
Dan willen we niet anders dan ons volledig overgeven aan God en het
van Hem verwachten. Dat is toch heerlijk? Ik zeg niet dat het altijd
meevalt. Maar we moeten daar wel in volharden, want een andere weg is
er niet. Soms moeten we, tegen ons eigen beter weten in, bidden. Want
dat weerhoudt ons van gedachten en daden die niets met God te maken
hebben. Kennelijk zit de schrijver gevangen. Hij vraagt voorbede,
opdat hij des te eerder aan hen teruggegeven wordt. Dan volgt
een tekst, een slottekst, die zo prachtig is. Die zou je uit je hoofd
moeten leren. Ik schrijf hem nog een keer op: “De God nu des
vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het
bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden,
bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan
ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem
zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.” Dat is een
krachtige, prachtige volzin. Zo is het. Hij bevestige ons in
alle goed. Hij doet aan ons wat goed is. Hij is de Herder en de
Middelaar. Hij is de God des vredes. Het is onze redding.