Hebreeën 1:1-14

6 september [2]

1:1

Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in den Zoon,

1:2

die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft.

1:3

Deze, de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen, die alle dingen draagt door het woord zijner kracht, heeft, na de reiniging der zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in den hoge,

1:4

zoveel machtiger geworden dan de engelen als Hij uitnemender naam boven hen als erfdeel ontvangen heeft.

1:13

En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd:
Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten?

1:14

Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?

Ja, zo is het. God heeft Zich oneindig vele malen getoond aan de profeten en aan het volk. Lees het Oude Testament er maar op na. Tel maar eens hoe vaak God gesproken heeft en verschenen is. Oneindig veel keren. Steeds weer op­nieuw. Steeds weer om het volk op het spoor van Hem te houden. Soms in zegenende woorden, maar vaak ook in het aan de kaak stellen van ongeloof en misstanden. Tel ook maar eens. Steeds ging het volk weer in de fout. Dan kwam de profeet weer: de mond van God. Vaak wilden ze het niet horen en waren ze horende doof en ziende blind. Veel onheil hebben ze zich op de hals gehaald. Maar de boodschap was duidelijk: bekeert u het Rijk van recht en gerechtigheid komt er aan. God zal zijn waarheid nimmer geweld aandoen, maar eeuwig zijn verbond gedenken – Psalm 105.

Nu heeft Hij ook gesproken in de Zoon, de Messias: over wie eerst geprofe­teerd is en die later gekomen is. Messias Jezus is de afstraling van zijn heer­lijkheid. Hij draagt als de Vader alle woorden door zijn kracht. Hij heeft de zonden der wereld verzoend op het kruis van Golgotha. Want waar zonde is, moet verzoening zijn. En alleen de Zoon van God kon dit doen. “Want alzo heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven heb­be.” En nu zit Hij aan de rechterhand van God boven alle engelen, nu heeft Hij een Naam die boven alles uitgaat.

Daarna komt er een aantal tekstverwijzingen, waaruit blijkt dat het overduide­lijk is dat de Messias boven de engelen is gesteld. Dan volgt het veertiende vers. Het gaat over de engelen: “Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitge­zonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven?” Is dat niet geweldig? De engelen worden uitgezonden ten gunste van de gelovigen. We moeten dan ook nooit denken dat we alleen zijn. We zijn omringd door legioe­nen engelen. En dat zijn er nog al wat. Wat een heerlijke zekerheid dat we temidden van de stormen waarin ons leven zich kan bevinden, mogen weten dat legioenen engelen ons omringen. We zijn een beetje de werkelijkheid en de aanwezigheid van de engelen kwijtgeraakt. We denken dat dat alleen in bijbelse tijden zo was. Maar dat is niet zo. Als ze er altijd al geweest zijn, zijn ze er nu ook. Dat staat hier toch. En dat staat toch ook in het boek Openbaring. De engelen staan klaar om gestuurd te worden naar de gelovigen die hulp no­dig hebben. Dat is een wonder. Engelen kunnen wonderen verrichten, waar wij denken dat er geen redding meer is. We moeten er alleen oog voor krijgen. Dan is ons leven één aaneenrijging van wonderen. Soms temidden van strijd en moeite kunnen we een innerlijke en diepe rust hebben, waar we versteld van staan. We kunnen in ons gebed ook vragen dat God engelen stuurt naar onze geliefden in nood. Samen met God en al zijn engelen zijn we altijd in de meerderheid. Hij regeert. Hij komt met duizelingwekkende vaart met zijn luchtmacht aanvliegen om zijn eeuwig Rijk van recht en gerechtigheid te grondvesten. En wie wil niet tot dat leger behoren?

Hebreeën 2:1-9

7 september [2]

2:1

Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven.

2:3

hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here,…

2:4

terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de heilige Geest toe te delen naar zijn wil.

2:8

alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen.

2:9

maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.

God heeft Messias Jezus dus boven de engelen gesteld. Dat is duidelijk. Daar staat het Woord vol van. Maar engelen hebben het Woord gebracht. Daar staat de Bijbel ook vol van. Daarom moeten we nauwkeurig aandacht schenken aan het Woord. We moeten daarvan niet afwijken. Want als het al door engelen verkondigd is, hoeveel te meer dan door de Here Zelf en door de Messias. Hij heeft het bovendien verkondigd door vele tekenen en wonderen. Wij moeten ook niet vergeten dat God niet aan engelen de toekomstige wereld heeft onder­worpen, maar aan de mensen. We lezen het in Psalm 8. De prachtige psalm van de mens, als de kroon van de schepping Gods: “…alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd.” Niets uitgezonderd. Dat zien we nog niet, zegt de schrijver, maar het is wel zo.

Nu zien we Jezus, Die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was van­wege het lijden des doods. Maar nu is Hij met eer en heerlijkheid gekroond. Door de genade Gods heeft Hij de dood overwonnen. En dat heeft Hij voor ons gedaan! Dat is toch genade? Want wìj hadden die dood moeten smaken. Dan waren we eeuwig dood geweest. Want wìj kunnen onze eigen zonden niet verzoenen. Waar zonde is, is schuld en die schuld moet verzoend worden. Dat staat vast. Dan komt God tussen beide. Zijn eigen Zoon, Die ver boven de engelen verheven is. Zijn Zoon, Die ver boven de mens verheven is. Zijn Zoon vernedert zich om beneden de engelen te staan en beneden de mensen te gaan om de dood in de hel te zien en te smaken, om de genade voor de mensen te bewerkstelligen. Dat is toch onvoorstelbaar? Hoe meer je daarover nadenkt, hoe geweldiger het toch is? Dat is de grootste liefde, die je op kunt brengen voor je vrienden. Dat is de liefde ten top. Het is een geweldige ervaring om dat te gaan ontdekken. En het geheim is: iedereen kan het ontdekken. Je moet het gewoon lezen en geloven. Een heerlijk evangelie voor iedereen die het wil geloven. Glorie voor zijn Naam! Halleluja! Het is nu al prachtig en we zijn nog maar net begonnen met Hebreeën. We zien uit naar wat er nog meer voor moois komt !

Hebreeën 2:10-18

8 september [2]

2:10

dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken.

2:11

daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen…

2:14

Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen,

2:15

en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.

2:17

Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen.

2:18

Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen.

Het is wel een dogma. Het is wel uit te leggen. Je moet het een paar keer nauwkeurig lezen om het te begrijpen. Maar het is wel geweldig. Het gaat er nog steeds om dat Hij zich onder de engelen en de mensen gesteld heeft om de macht van de dood, waaronder we allen gebukt gaan, te breken. Hij onttroont de duivel. Hij ontfermt zich over het geslacht van Abraham. Door lijden heen zal Hij ons volmaken. Hij moest daarom aan ons mensen gelijk worden, om een getrouw hogepriester te worden. De hogepriester doet immers verzoening over de zonden van het volk. En doordat Hij Zelf in verzoekingen geleden heeft, net als ook de menselijke hogepriester, kan Hij ons te hulp komen, want wij worden constant verzocht door de boze. Wilde Hij de duivel kunnen ont­tronen, dan moest Hij aan ons, zijn broeders, gelijk worden. Begrijpen we dat? Neen. Maar we zien hoe het gegaan is. We zien dat het zo gebeurd is en moest gebeuren. Dat is Gods plan met de mensen. De zonde moet verzoend worden. En de enige weg om de duivel, de grote tegenstander van God te onttronen, was door zijn eigen Zoon te geven. Er is geen andere macht op aarde die dat tot stand kon brengen. Het laat ook zien hoe enorm de macht is waarover de duivel beschikt. Het is onvoorstelbaar om te zien hoe de duivel tekeergaat: als een briesende leeuw. Op zoek naar wie hij zal verslinden.

Het is duidelijk hoe de zonde voortwoekert in de wereld, hoeveel mensen gebukt gaan onder de zonde en de dreiging van de dood, de eeuwige dood. Je kunt het je niet voorstellen. De boze gaat tekeer en doet alsof hij de wijsheid in pacht heeft. Terwijl het één en al glitter en destructie is. We moeten daar met kracht tegen in gaan. We moeten met kracht en geloof en volharding blij­ven staan op het fundament en dat is Jezus Christus. Daar worden we ook in aangevallen. Want daarin verslappen we ook zomaar. En dat is het grote ge­vaar. Daarom hamert de schrijver van de Hebreeënbrief daar ook zo op en doet precies uit de doeken hoe het zit. Want vast en zeker is er ook in die tijd al afval en valse theologie in de jonge gemeenten binnen gedrongen. Wat een voorrecht dat we dit bijbelboek hebben. We gaan er enthousiast in verder. En raak je het verband kwijt, lees het vorige dan nog maar een keer. Of misschien het hele boek. Je bent er in een half uur doorheen. Het gaat je dan steeds meer dagen.

Hebreeën 3:1-19

9 september [2]

3:1

richt uw oog op de apostel en hogepriester onzer belijdenis, Jezus,…

3:3

Want Hij is zoveel groter heerlijkheid dan Mozes waardig gekeurd,…

3:6

maar Christus als Zoon over zijn huis. Zijn huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, [tot het einde onverwrikt] vasthouden.

3:8

verhardt uw harten niet, zoals bij de verbittering,…

3:11

Nooit zullen zij tot mijn rust ingaan!

3:12

Ziet toe, broeders, dat bij niemand uwer een boos, ongelovig hart zij, door af te vallen van de levende God,…

3:14

want wij hebben deel gekregen aan Christus,…

3:19

Zo zien wij, dat zij niet konden ingaan wegens hun ongeloof.

We moeten ons oog dan ook gericht houden op Jezus, de apostel en hogepries­ter. Jezus was getrouw jegens Hem, Die Hem aangesteld heeft. Jezus was trouw, zoals Mozes trouw was. Maar Jezus was Heer over zijn huis. En dat huis zijn wij, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop vasthouden. We moe­ten ons hart dan ook niet verharden. Daar staat de Bijbel ook vol van. Als de profeten oproepen tot bekering en het volk verhardt zijn hart dan loopt het niet goed af. Dan kan God hen niet zegenen. Dan kan God niet het goede aan hen geven. Dan kunnen zij niet ingaan in zijn rust. Dan komt het oordeel. Zo wordt het oordeel over Korach, Dathan en Abiram als voorbeeld gesteld. Zij ver­hardden zich. Daarna wordt Psalm 95 aangehaald. Daarom moeten we ons niet laten misleiden door de zonde. Want dat speelt ons steeds parten. We moeten standvastig zijn en onwrikbaar blijven vasthouden aan de hoop die in ons is. En niet roemen, want al die mensen die niet ingegaan zijn in de rust waren eens allemaal gelovigen! Ze waren allemaal uit Egypte vertrokken. Maar ze waren afgevallen van hun geloof. Ze waren hun eigen goden gaan volgen. En daarom moeten we heel goed oppassen, dat we dicht bij het Woord van God blijven, want je bent het zo maar kwijt. De tegenstander van God zal alles doen om je in de war te brengen en je zijn eigen theorieën op de mouw te spelden. Maar alles begint met verslapping.

Het is dus niet zo dat God willekeurig straft of oordeelt. Neen. God heeft het goede voor met alle mensen. Maar Hij wil wel gehoorzaamd worden. Dat is toch een eerlijke zaak? Als we zelf onze eigen weg gaan, dan moeten we God niets verwijten. Het is dan ons eigen ongeloof waardoor we niet kunnen in­gaan in zijn rust. Daar moeten we steeds beducht voor zijn. Dat moeten we steeds voor ogen houden. Daaraan moeten we ons ook steeds toetsen. God laat niet met zich spotten. Maar Hij biedt aan iedereen die rust aan. En die rust is het eeuwige Koninkrijk van recht en gerechtigheid. Daar is het fantastisch. Wie wil daar niet bij horen?

Hebreeën 4:1-13

10 september [2]

4:1

Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.

4:2

Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun,…

4:3

Want wij gaan tot [de] rust in, wij, die tot geloof gekomen zijn, zoals Hij gesproken heeft:…

4:8

Want indien Jozua hen in de rust gebracht had, zou Hij niet [meer] over een andere, latere dag gesproken hebben.

4:9

Er blijft dus een sabbatsrust voor het volk van God.

4:10

Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne.

4:11

Laten wij er dus ernst mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen.

4:12

Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten;

4:13

en geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen.

Een ernstige waarschuwing. Er is dus het gevaar voor afval. Kijk naar het volk Israël. Ze hebben allemaal het Woord gehoord. Ze wisten het allemaal. En toch zijn ze afgevallen. Het gevaar van afval is dus heel dichtbij. Daarom moeten we er ernstig voor waken dat we niet afvallen. Want anders heeft God geen welbehagen in ons. Dan komt het oordeel. Daarom klinkt ook steeds de oproep om standvastig te blijven.

Daarna volgt een moeilijk stukje over de sabbatsrust. Er wordt aangehaald dat God op de zevende scheppingsdag rustte van al zijn werken en die rust wordt als voorbeeld gesteld voor de rust die nog gaat komen. Verder wordt er ver­band gelegd met Psalm 95 waarin God in zijn toorn zegt dat degenen die niet naar zijn stem horen nooit tot zijn rust zullen ingaan. Dus de rust die wij zul­len ingaan moet nog komen. Er blijft dus een sabbatsrust over voor zijn volk. Door heel de Bijbel heen klinkt de oproep: “Verhard uw hart niet!”. Dus die rust moet nog komen. God heeft Zelf een dag vastgesteld. En die dag gaat nog komen. Dat wordt een grote dag. Het staat aangekondigd. We moeten er dus ernst mee maken om tot die rust in te gaan.

Want het Woord van God is een tweesnijdend scherp zwaard. Geen schepsel is voor Hem verborgen. Denk dat maar niet. Let op, blijf bij dat Woord! Wil je tot die eeuwige rust ingaan? De rust van het paradijs? De rust die God je geeft. De eeuwige rust, dan moet je dicht bij Jezus blijven. Heel eenvoudig. Dat is duidelijke taal. Dat moeten we doen.

Hebreeën 4:14-5:10

11 september [2]

4:14

Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden.

4:15

Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht geweest, doch zonder te zondigen.

4:16

Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd.

5:5

Mijn Zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt.

5:6

Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.

5:8

en zo heeft Hij, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd uit hetgeen Hij heeft geleden,

5:9

en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwig heil geworden, door God aangesproken als hogepriester naar de ordening van Melchizedek.

Het is toch geweldig om dit te lezen. Het is een conclusie van het voorgaande. Het gaat hier om de Hogepriester. En de hogepriester deed door het offer ver­zoening over de zonden. Wij zijn het misschien kwijtgeraakt, maar het is in Israël een groot gebeuren als de Hogepriester op de grote verzoendag binnen­gaat in het heiligdom. Het is geweldig. Wat een heiligheid. Je zonden worden verzoend. Het bloed heeft gevloeid. Nu hebben wij Jezus, de Zoon van God, als Hogepriester. Hij kan meevoelen met ons lijden, met onze schuld, omdat Hij mens geworden is, net als wij, uitgezonderd de zonde. “Laten we daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade, opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden te gelegener tijd.” God heeft zijn Zoon geroepen. Hij is Priester naar de ordening van Melchizedek. Hij is Priester in eeuwig­heid. Hij heeft geleden voor onze zonden. “Hij heeft de gehoorzaamheid ge­leerd uit hetgeen Hij heeft geleden, en toen Hij het einde had bereikt, is Hij voor allen, die Hem gehoorzamen een oorzaak van eeuwig heil geworden.” Fantastisch.

Wat een genade. Wat een liefde. Wat een eeuwig plan van God. Je moet het lezen en je moet het herlezen. Je moet het indrinken. Hoe meer je het gaat ont­dekken, hoe meer je gaat begrijpen wat een groot wonder ons ten deel valt. Het is inderdaad ook enkel maar genade. Wij konden niet zelf voor onze zon­den boeten, laat staan voor die van de wereld. God moest het Zelf doen. Je moet deze verzen uit je hoofd leren. Want daar heb je wat aan als je het niet ziet zitten. Daar moet je je aan vasthouden. Je moet je daar voor inzetten. Want je bent het zomaar kwijt. Het is ons allemaal ten voorbeeld en ter waar­schuwing opgeschreven. Want zien we niet dat het volk Israël in het Oude Testament steeds weer van God afweek? Het sloop er zomaar weer in. En dan is het o zo belangrijk dat we elkaar bij de les houden. Steeds weer opnieuw. Laten we niet verslappen en afdwalen. Daar gaat het steeds maar over in deze brief. Glorie voor zijn Naam!

Hebreeën 5:11-6:8

12 september [2]

5:11

Hierover hebben wij veel te zeggen, maar het is moeilijk uit te leggen, omdat gij traag zijt geworden in het horen.

5:12

en gij hebt nog melk nodig (en) geen vaste spijs.

5:13

heeft geen weet van de rechte prediking: hij is nog een zuigeling.

5:14

Maar de vaste spijs is voor de volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad.

6:1

en ons richten op het volkomene,…

6:6

en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken.

6:8

doch als hij doornen en distelen draagt, is hij ondeugdelijk en niet ver van de vervloeking, die uitloopt op verbranding.

Wat we tot nu toe behandeld hebben, zegt de schrijver, daarover heb ik nog veel te zeggen. Maar jullie zijn hard geworden in het horen. Jullie zouden eigenlijk al leraars moeten zijn, maar jullie zijn nog zuigeling. Je kunt de vaste spijs eigenlijk niet verdragen. De vaste spijs, die je nodig hebt om je zinnen te oefenen om te onderscheiden tussen goed en kwaad. Het gaat dus om oefe­ning. Dat betekent dat je de woorden van God moet bestuderen en moet in­drinken, want anders blijf je een zuigeling. En dan snap je het niet. Het is een constante opvoeding bij het Woord van God. Daar moet je niet te licht over denken. Want zo werkt het. De schrijver stelt voor het eerste onderwijs toch maar te laten rusten en zich uit te strekken naar het volkomene.

Hij zegt dat het onmogelijk is dat hij, die eerst deel heeft gekregen aan de Heilige Geest en daarna afvalt, weer terug te brengen, want hij heeft als het ware Jezus opnieuw gekruisigd en Hem tot een bespotting gemaakt. Dat is duidelijk taal. Dat moet voor ons een waarschuwing zijn om ernst te maken met het Woord van God. We moeten bij de les blijven. We moeten dicht bij Jezus blijven. We moeten ons dan ook oefenen om niet af te vallen, te verslap­pen, traag te worden. Want de Bijbel staat vol met voorbeelden van mensen die afvallen. Zie toe, dat het jullie niet overkomt, schrijft de schrijver van deze brief bij herhaling. Want de regen valt wel en wil de grond bevochtigen en de vrucht laten spruiten. En zo is het ook. Het Woord van God en de zegen van God, valt als een gestadige regen op alle mensen. Maar de vraag is: Wat doe je ermee? Als je je verhardt, als je je afwendt, dan breng je doornen en distelen voort en dan werkt het niet. Dan ga je de verkeerde kant op. Dat is een duide­lijke zaak. Zo werkt het. En iedereen kan in zijn eigen leven nagaan waar hij of zij zit. Je weet het van jezelf. En je weet ook wat je wilt. Het is een keuze. Het aanbod is er. De regen en de zegen van God dalen neer, maar laat je die regen en die zegen dan ook welgevallen. Dan werkt het pas. Want als de regen op het land valt, dan twijfelt niemand of het werkt of niet. Zo is het ook met de zegen van God. Het werkt, omdat het werkt. Neem de proef maar op de som.

Hebreeën 6:9-20

13 september [2]

6:10

Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten…

6:11

Maar het is onze begeerte, dat ieder uwer dezelfde ijver blijve betonen…

6:12

opdat gij niet traag wordt, maar navolgers moogt zijn van hen, die door geloof en geduld de beloften beërven.

6:14

Voorzeker zal Ik u zegenen en zekerlijk u vermeerderen.

6:18

opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die (tot Hem de) toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt.

6:19

Haar hebben wij als een anker der ziel, dat veilig en vast is, en dat reikt tot binnen het voorhangsel,

6:20

waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchizedek hogepriester geworden in eeuwigheid.

Geen doornen en distelen, maar iets beters. We moeten niet traag worden. We moeten niet verslappen. We moeten er geen loopje mee nemen. Maar ijver betonen in de verwezenlijking van de hoop tot het einde toe. Kijk maar naar Abraham. Hem wordt beloofd. God zwoer bij Zichzelf. Hoger kun je ook niet zweren. En de belofte kwam uit. Abraham heeft tegen zijn eigen denken in die hoop volhard. Dat moeten wij ook doen. Vaak hebben we onze eigen gedach­ten en dan zien we het niet. En geloven doen we het dan ook niet. Maar het is een vaste hoop. Het is een zeker weten. Daar moet je je aan vasthouden, ook al zie je het niet voor ogen. Hoe vaak zien we de dingen niet? Alles lijkt allemaal zo met elkaar in tegenspraak. We zijn ziek, we zien oorlog, we zien strijd, we zien de dood. We zien het tegenovergestelde van wat we hopen en verwach­ten. Maar Abraham, hield vast. En het is gebeurd. Isaäk is gekomen. En wij weten dat de Messias, die beloofd was, ook gekomen is. Ik zal u tot een groot volk maken, was de belofte. En het is gebeurd. Wel door veel strijd heen. Lees het Oude Testament er maar op na. Wat een strijd en wat een afval en wat een verleiding. Dat is vandaag niet anders. Dat weet de schrijver van de Hebreeën­brief zo goed. Daarom is er de oproep in deze brief. Eigenlijk is dat het centra­le thema. Volharding. Beijveren. De strijd niet opgeven. Ook al zie je het niet. Want de hoop ligt voor ons. Het is het anker van onze ziel, dat veilig en vast is. Heerlijk toch?

De Messias is gekomen; onze Hoop, want er was geen sprake van dat wij zelf onze vergeving konden bewerken. Daar was Gods Zoon Zelf voor nodig. Wat een barmhartigheid en wat een genade. Wat willen we nog meer? Daar kunnen we mee toe, in leven en sterven. Want vandaag leven we en morgen sterven we. En sterven doen we allemaal. De één jong, de ander oud. Toch is elk leven slechts een fractie van de eeuwigheid die voor ons ligt. Wat hebben we toch vaak andere gedachten. Wat staan we toch vaak ver af van de eeuwigheid. Dom toch eigenlijk? Wat doen we onszelf toch te kort. Lees dit nu nog eens: “Haar (de hoop) hebben wij als een anker der ziel,… dat reikt tot binnen het voorhangsel, waarheen Jezus voor ons als voorloper is binnengegaan naar de ordening van Melchizedek hogepriester geworden in eeuwigheid.” Zie je het voor je? Niemand mocht binnen het voorhangsel komen. Maar Jezus, de Ver­zoener van onze zonden, is binnengegaan. Hij heeft het voorhangsel weggeno­men. Het scheurde. De weg is vrij. Wij zijn geborgen in Hem. Wat een zeker­heid. Dat is pas leven. Daar mogen we uit leven; in leven en sterven. Je wordt er enthousiast van. Je wordt weer- en ziektebestendig. Je wordt vijandbesten­dig. Je wordt Jezus-vast. Het straalt van je af. Dan kan God eindelijk eens iets met ons doen.

We zijn zo vaak ongelovig. Hoe moet God dan zijn kracht in onze zwakheid uitstorten? En toch: Hij is zo genadig, dat Hij zelfs in onze zwakheden kan meevoelen, omdat Hij zich vernederd heeft en mens geworden is, gelijk wij. En dat heeft Hij geweten. Wat een lijden, wat een dood. Maar wat een opstan­ding. Hij is het anker van onze ziel. Ik ben nu bezig om Hebreeën door te wor­stelen. Ik dacht een moeilijk boek. Maar het wordt steeds mooier. Het is een oproep van boven om te volharden in die hoop, die alle verstand te boven gaat, maar zo vast en zeker is, dat niemand er iets tegen kan doen. En worden we heen en weer geschud, dan moeten we vluchten naar Jezus, ons Anker. Want niets kan ons scheiden van de liefde van Jezus. Hij heeft alles verdragen, om ons, in het tranen- en strijddal van deze tijd, in zijn liefdesarmen op te vangen, om ons in eeuwigheid bij Hem te laten zijn, in zijn wereld van recht en ge­rechtigheid. Prijs de Heer! Kom, Here Jezus, kom spoedig. Hetzij wij leven, hetzij wij sterven. Prijs de Heer! Het leven is een feest. Help mij die hoop tot het einde toe vast te houden. Dank U voor uw oneindige genade.

Hebreeën 7:1-10

16 september [2]

7:2

is vooreerst, volgens de uitlegging (van zijn naam): koning der gerechtigheid, vervolgens ook: koning van Salem, dat is: koning des vredes;…

7:3

en, aan de Zoon van God gelijk gesteld, blijft hij priester voor altoos.

7:5

Nu hebben zij, die uit de zonen van Levi het priesterambt verkrijgen,…

7:6

maar hij, die zich niet tot hun geslacht kon rekenen, heeft van Abraham tienden genomen en een zegen gegeven aan de drager der beloften.

7:9

Ja, om zo te zeggen, is zelfs Levi, die tienden heft, door Abraham aan het tiendrecht (van een ander) onderworpen,

7:10

want hij was nog in de lendenen van zijn vader, toen Melchizedek deze tegemoet kwam.

Ik vind dit stukje moeilijk. Ik probeerde de betekenis ervan te snappen. Het gaat hier om Melchizedek en Abraham en Jezus. Abraham geeft de tienden aan Melchizedek, nadat hij teruggekeerd is van de overwinning op de konin­gen. Het staat in Genesis 14:17-20. Deze Melchizedek komt zomaar tevoor­schijn. De schrijver haalt hem hier aan als heel belangrijk. Hij was priester van God, de Allerhoogste. Dan noemt hij de betekenis van de naam Melchize­dek en de plaats waar hij vandaan komt: koning der gerechtigheid en des vre­des. Aan hem geeft Abraham zijn tienden. Later bij het volk Israël waren het de Levieten (afstammelingen van de achterkleinzoon van Abraham) die de tienden van het volk kregen. Maar in de tijd van Abraham was Levi natuurlijk nog niet geboren. Het was als het ware dat Levi, onderworpen was aan Abra­ham en Abraham gaf het aan Melchizedek, die hogepriester was. Zo is het dat wij een Hogepriester in de hemel hebben: Jezus. Melchizedek is als het ware een voorloper en blijft priester voor altoos.

Wat we moeten begrijpen, is dat de hogepriester stond tussen God en de men­sen. En dat Jezus de vervulling is, van alles wat geprofeteerd is. Hij is als het ware de opvolger van Melchizedek. Want van Melchizedek hadden de lezers van deze brief allemaal gehoord. Van Melchizedek geloofden ze dat hij hoge­priester was. Dat was een belangrijk figuur uit de tijd van Abraham. Abraham offerde aan God via hem. Dus kun je zeggen dat Messias Jezus de hogere Op­volger is van de hogepriester, net als Melchizedek de hogere was van alle ho­gepriesters uit het geslacht van Levi. Want steeds maar weer roept de schrijver op dat we alles moeten zien in de vervulling van de beloften. En dat we moe­ten volharden om die hoop, die roeping, tot het einde toe vast te houden. Want de verleiding en de verslapping liggen telkens om de hoek. Daar staat de Bij­bel vol van. En dat kan je zomaar overkomen. Dus opgelet. Dus blijf dicht bij Jezus. Want Hij is ons baken, ons anker van de ziel. Hij is de beloofde Messi­as, Die het voorhangsel scheurde. Hij is het Offerlam, Dat de zonden der we­reld wegnam. Dat is genade. Dat is zekerheid, Dat is onze hoop. Wat doet de schrijver zijn best om het aan het volk van God, ook aan ons dus, uit te leggen. De glorie en de genade van God komen hier treffend tot uiting.

Hebreeën 7:11-28

17 september [2]

7:11

waarom was het dan nog nodig, dat een andere priester naar de ordening van Melchizedek opstond, van wie niet gezegd werd, dat hij naar de ordening van Aäron is?

7:12

Want uit een verandering van priesterschap volgt noodzakelijk ook een verandering van wet.

7:14

het is immers duidelijk, dat onze Here uit Juda is gesproten,…

7:15

een andere priester opstaat,

7:16

die dit niet geworden is krachtens een wet met een voorschrift betreffende vleselijke (afkomst), maar krachtens een onvernietigbaar leven.

7:17

Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.

7:22

in zoverre is Jezus ook van een beter verbond borg geworden.

7:24

doch Hij heeft, juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan.

7:25

Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.

7:26

Immers, zulk een hogepriester hadden wij ook nodig: heilig, zonder schuld of smet, gescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven;

7:27

die niet, gelijk de hogepriesters, van dag tot dag eerst offers voor zijn eigen zonden behoeft te brengen en daarna voor die van het volk, want dit laatste heeft Hij eens voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf ten offer bracht.

7:28

Want de wet stelt als hogepriester mensen, die met zwakheid behept zijn, maar het plechtige woord van de eed, die ná de wet kwam, stelt de Zoon, die in eeuwigheid volmaakt is.

De schrijver van de Hebreeënbrief gaat verder. Het is voor hem een belangrijk onderwerp. Hoe zit dat nu? Jezus komt niet uit de stam van Levi, maar uit de stam van Juda. Hoe kan Hij dan Hogepriester zijn? Dan wijst hij erop dat een tekst in Psalm 110 luidt: “Gij zijt priester in eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek.” En dat is voor de schrijver een profetische heenwijzing. Verder legt hij uit dat Jezus borg is geworden van een beter verbond. Hij is de vervul­ling van de wet. Hij is de Hogepriester tot in eeuwigheid. Alle eerdere hoge­priesters stierven en werden opgevolgd door een andere, maar Jezus is onze Borg en Middelaar, Hij leeft in eeuwigheid. Hij is heilig zonder smet, geschei­den van de zondaren en boven de hemelen verheven. De wet heeft niet het vol­maakte gebracht. De wet was de tuchtmeester tot Christus. Maar nu is de ver­vulling van de wet, Messias Jezus uit het geslacht van Juda, de Hogepriester tot in eeuwigheid. Hij is Koning, Priester, Middelaar en Profeet. Het is moei­lijk te begrijpen; we moeten het daarom goed bestuderen. Het is ook belang­rijk in het Joodse denken. Het is een uitleg van het logische verband tussen de Joodse eredienst en de traditie aan de ene kant en de aanvaarding van Messias Jezus, afkomstig uit een heel andere stam dan Levi, als Hogepriester tot in eeuwigheid aan de andere kant. Want een andere hogepriester hoeft er niet meer te komen.

Hebreeën 8:1-13

18 september [2]

8:1

De hoofdzaak van ons onderwerp is, dat wij zulk een hogepriester hebben,…

8:2

en niet een mens.

8:6

Nu echter heeft Hij een zoveel verhevener dienst verkregen, als Hij de middelaar is van een beter verbond, waarvan de rechtskracht op betere beloften berust.

8:7

Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede.

8:8

Want Hij berispt hen, als Hij zegt:
Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis van Israëls en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen,

8:9

niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here.

8:10

Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here:
Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

8:11

En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende:
Ken de Here,
want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen.

8:12

Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken.

8:13

Als Hij spreekt van een nieuw (verbond), heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning.

We hebben nu Messias Jezus. We hebben geen menselijke hogepriester, die ook zelf onder de zonde en de noodzaak van verzoening en vergeving valt, maar een Hogepriester Die geen mens is maar de Verhevene. Hij is volmaakt. Van een verhevener verbond, dat rust op betere beloften. Dat eerste verbond verdween, want als het goed was geweest, was er geen ander verbond nodig. En dan volgen de teksten uit Jeremia 31vers 31-34: “Zie, de dagen komen dat Ik een nieuw verbond zal oprichten”. Dan komt het nieuwe verbond waarbij Hij Zijn wetten in hun verstand zal leggen. Hij zal die in hun harten schrijven. En Hij zal hun tot een God zijn en zij zullen Hem tot een volk zijn. Dat zullen nog eens dagen zijn. Dat is een belofte en het zal gebeuren. Zijn uitverkoren volk zal weten dat zij het uitverkoren volk zijn en blijven. Dat zal zeker ge­beuren. Dat staat vast. Zij zullen Hem allemaal kennen. Wat een belofte. Wat een genade. Hij zal hun ongerechtigheden niet meer gedenken. Dat is de heer­lijke toekomst voor het volk. Hoe kan dat gebeuren? Dat kan toch helemaal niet? En we zien er ook niets van. We kunnen dat ook niet zien. Wat we alleen maar zien is het Woord zelf. En dat staat vast. Dat is geprofeteerd en dat zal dus gebeuren. Want God heeft het gesproken.

Wat een Hogepriester van dat nieuwe verbond, onze Middelaar Jezus. Het is niet alleen het nieuwe verbond in zijn bloed op het kruis van Golgotha, maar dat is ook het nieuwe verbond voor zijn volk, waarbij Hij zijn woorden in hun binnenste zal leggen, zodat ze Hem allemaal zullen kennen. We moeten de profetie van dit nieuwe verbond dan ook serieus nemen. We hebben de belof­ten allemaal omgebogen naar de kerk. Dat is ook zo, maar de beloften van genade en eeuwigheid voor zijn volk blijven staan. We moeten dat in het pers­pectief van dat nieuwe verbond blijven zien.

Hebreeën 9:1-10

19 september [2]

9:3

en achter het tweede voorhangsel was een tent, genaamd het heilige der heiligen,…

9:7

maar in de tweede alleen de hogepriester, eenmaal in het jaar, niet zonder bloed, dat hij offerde voor zichzelf en voor de zonden door het volk in onwetendheid bedreven.

9:8

Daarmede gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet openlag, zolang de eerste tent nog bestond.

9:9

Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die (God daarmede) dient, voor zijn besef te volmaken,

9:10

daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn, opgelegd tot de tijd van het herstel.

Herhaalt wordt dat de eredienst was ingesteld, omdat God verzoening voor de zonden mogelijk wilde maken. Dat was Gods plan. Hij had precies gezegd hoe ze de tabernakel moesten bouwen. De tabernakel was nodig totdat de vol­maakte Hogepriester zou komen: de Here Jezus. Hij is de volmaakte Hoge­priester. Dat is in de vorige hoofdstukken uitgelegd, omdat het toch vreemd was dat er een Hogepriester kwam uit een ander geslacht. Is dan zo maar het voorgaande niet meer geldig? Het gaat om de Messias. Het was voor veel Joden heel moeilijk om Jezus als de Messias te zien. Hij was èn theologisch, èn cultureel, èn qua verwachting, precies het tegenovergestelde van het beeld dat men van de Messias had. Het is geen wonder dat er veel verwarring was en vandaag aan de dag nog is. Messias Jezus is in de ogen van de Joden niet dé Messias. De orthodoxe Joden zijn dan ook heel fel. Ze willen er beslist niets mee te maken hebben.

Inderdaad, de hogepriester mocht slechts eenmaal per jaar in het Heilige der Heiligen komen. Hij kwam daar met bloed, voor de verzoening van zijn eigen zonden en die van het volk. “Daarmede gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heiligdom nog niet open lag, zolang de eerste tent nog bestond.” Al deze offers en wassingen en verplichte rituelen, waren niet bij machte om onze dienst te vervolmaken, maar waren bepalingen voor het vlees, opgelegd tot de tijd van het herstel. En de tijd van het herstel was de tijd van de komst van de Messias. Dat was ook de tijd waar iedereen naar verlangde. Want als de Messias zou komen, dan zou er dit en zou er dat gebeuren. Het is goed om eens na te gaan welke Messias-verwachting er leefde onder de Joden in de tijd van Jezus. Wat zou er dan volgens hen allemaal gebeuren?

Hebreeën 9:11-28

20 september [2]

9:11

Maar Christus, opgetreden als hogepriester der goederen, die gekomen zijn, is door de grotere en meer volmaakte tabernakel,…

9:12

maar met zijn eigen bloed, eens voor altijd binnengegaan in het heiligdom, waardoor Hij een eeuwige verlossing verwierf.

9:14

hoeveel te meer zal het bloed van Christus,… ons bewustzijn reinigen van dode werken, om de levende God te dienen?

9:15

En daarom is Hij de middelaar van een nieuw verbond, opdat, nu Hij de dood had ondergaan om te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte der eeuwige erfenis ontvangen zouden.

9:20

Dit is het bloed van het verbond, dat God u heeft voorgeschreven.

9:22

En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving.

9:23

Noodzakelijk moesten hiermede de afbeeldingen van de hemelse dingen gereinigd worden, maar de hemelse dingen zelf met betere offeranden dan deze.

9:24

Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen;…

9:26

maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen.

9:27

En zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna het oordeel,

9:28

zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten.

Ja, dat is zo. Als het bloed van bokken zonden al kan wegzoenen, hoeveel te meer dan het bloed van Jezus? Hij is eens en voor altijd het heiligdom binnen­gegaan. Hij was het volmaakte Offer. Hij heeft ons bewustzijn gereinigd van boze werken, om de levende God te dienen. Zijn bloed reinigt ons van alle zonden. Hij is de Middelaar van dat nieuwe verbond, om ons te bevrijden van de overtredingen onder het eerste verbond. Het eerste verbond is met bloed ingewijd. Want zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving. De afbeel­dingen van de hemelse dingen moesten hierdoor gereinigd worden. Hoeveel te meer dan de hemelse offerande van Christus Zelf. Jezus is aan het einde der eeuwen verschenen om eens en voor altijd, door zijn offer, de zonde weg te doen. Wat een offer. Wat een belofte. Wat een verbond. Eens en voor altijd. De Zoon van God. Wat een genade. Maar het is de Messias. Het nieuwe ver­bond in zijn bloed. Wij zullen allemaal sterven en dan het oordeel. Maar dan is het ook belangrijk hoe wij geleefd hebben als wij verschijnen voor de Here God, Die met zijn Zoon ons verwacht, om ons in zijn eeuwigheid op te nemen. Hebben wij Hem tot ons heil verwacht? Zo ja, dan hebben we vrijmoedig toe­gang tot de troon van zijn genade. Wat een toekomst. Geloofd en geprezen zij zijn Naam! Het offer is geschied. Want we weten allemaal hoe we door de zonde gekweld kunnen worden. Maar Gode zij dank, we mogen volharden om de dode werken weg te doen en ons oog te richten op Messias Jezus, Die zijn leven gaf om de zonde weg te nemen. En dat moeten we proclameren, temid­den van een wereld die verloren ligt in schuld en alleen maar verlost kan wor­den door het bloed van Jezus.

Hebreeën 10:1-18

21 september [2]

10:3

Doch door die offeranden werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht;

10:4

want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken zonden zouden wegnemen.

10:6

in brandoffers en zondoffers hebt Gij geen welbehagen gehad.

10:7

Toen zeide Ik: zie hier ben Ik – in de boekrol staat van Mij geschreven – om uw wil, o God, te doen.

10:10

Krachtens die wil zijn wij eens voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.

10:12

deze echter is, na één offer voor de zonden te hebben gebracht, voor altijd gezeten aan de rechterhand van God,

10:13

voorts afwachtende, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten.

10:14

Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden.

10:15

En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis,

10:16

want nadat Hij gezegd had:
Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen,
zegt de Here:
Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven,

10:17

en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken.

10:18

Waar dan voor deze dingen vergeving bestaat, is er geen zondoffer meer (nodig).

Het is duidelijk. De offers van de priesterdienst konden de zonden niet wegne­men. De mensen, die de offers brachten, werden daardoor niet volmaakt. Elke dag waren er weer nieuwe offers nodig. Maar profetisch wezen ze naar de komst van Jezus en de volle verzoening door zijn bloed. “Slachtoffer en offer­gave hebt gij niet gewild,” zegt profetisch Psalm 40, “maar Ik ben gekomen om uw wil te doen,” zegt de psalmist verder. “Hij heft het eerste op, om het tweede te laten gelden. Krachtens die wil zijn wij eens en voor altijd geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus.” Jezus heeft het offer eens en voor altijd gebracht en Hij is nu gezeten aan de rechterhand van God, totdat zijn vijanden gemaakt worden tot een voetbank voor zijn voeten.

Dat is een geweldig gebeuren. En wat gebeurt er veel. De strijd gaat door. De zonden zijn verzoend op het kruis van Golgotha. Het is volbracht. De dood is overwonnen. Hij is gezeten aan de rechterhand van God. De strijd in de he­melse gewesten gaat door. Het is de strijd die God voert. Hij komt weer. Hij wordt de Voleinder van de voleinding aller dingen. Hij zal de boze als een voetbank voor zijn voeten maken. Hij komt terug met macht en majesteit. Hij zal zijn wetten in hun binnenste leggen. Dat is beloofd in Jeremia 31 vers 31. Dat is nu al de tweede keer dat de schrijver dit aanhaalt. Met deze ene offeran­de heeft Hij hen eens en voor altijd geheiligd. Wat een grote geheimenis. Wat een toekomst.

Eén ding is zeker: Er is een offer geschied door Messias Jezus voor de verzoe­ning van onze zonden. Dat is de Zoon van God. Dat is toch geweldig? En als Hij ook nog belooft dat Hij zijn wet in hun binnenste zal leggen, dan is dat toch helemaal geweldig? Wat een belofte. We hebben het helemaal niet ver­diend. We hebben gezondigd en krijgen dan toch zoveel genade. Daar kunnen we Hem toch eeuwig voor danken? Daar wil je toch ook bij behoren? Glorie voor zijn Naam!

Hebreeën 10:19-39

22 september [2]

10:19

Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus,

10:20

langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees,

10:21

en wij een grote priester over het huis Gods hebben,

10:22

laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water.

10:23

Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw.

10:24

En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken.

10:25

Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.

10:26

Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over,

10:27

maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspanningen zal verteren.

10:31

Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God!

10:34

Want gij hebt met de gevangenen mede geleden en de roof van uw bezit blijmoedig aanvaard, want gij wist, dat gijzelf een beter en blijvend bezit hebt.

10:35

Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs, die een ruime vergelding heeft te wachten.

10:36

Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is.

10:37

Want nog een korte, korte tijd, en Hij, die komt, zal er zijn en niet op Zich laten wachten,

10:38

en mijn rechtvaardige zal uit geloof leven; maar als hij nalatig wordt, dan heeft mijn ziel in hem geen welbehagen.

10:39

Doch wij hebben niets van doen met nalatigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof, dat de ziel behoudt.

Het is ook fantastisch om te weten dat wij deze Hogepriester hebben. Het is de afgelopen hoofdstukken uitvoerig uitgelegd. Het bloed van stieren en bokken kon ons niet voor altijd reinigen van de zonde. Het was de Middelaar Jezus, de Zoon van God, Die het voorhangsel scheurde en Zich er Zelf gaf. Hij was de verzoening voor al onze zonden. Hij was vol ontferming. Hij bracht het nieu­we verbond in zijn bloed. Het verbond waarbij Hijzelf zijn wetten in hun bin­nenste zal leggen. Dat is toch een geweldig wonder. Dat zal gaan gebeuren. Glorie voor zijn Naam! Halleluja!

“Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus…, laten wij toetreden met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad, en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water. Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw.” Dat moet je vasthouden. Daar moet je niet in verslappen. We moeten elkaar bij de les houden. We moeten elkaar vasthouden. We moeten elkaar opzoeken. We moeten het er niet bij laten zitten. Pas op dat je niet verslapt. Daar gaat het in deze hele brief over. Want dan ziet het er slecht voor je uit. Want verlaat je de weg van het heil, dan kom je in de weg van het vuur, van de hel, van het oordeel. Kies het leven! Want de wrake komt toe aan God: “Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God!” Je hebt volharding nodig. Daar komt het op aan. Want je kunt wel lijden meemaken – en wie maakt dat niet mee – maar het gaat erom, dat je vasthoudt aan wat jou beloofd is. En dat is de onverwelke­lijke kroon die gereed ligt. Het lijden van deze tijd kan niet opwegen tegen wat voor ons ligt. Dat moeten we vasthouden. Want nog een korte, korte tijd en Hij komt. En de rechtvaardige zal uit geloof leven. Dus we moeten niets te maken willen hebben met een geest van nalatigheid, die ten verderve leidt, doch met geloof dat de ziel behoudt. Heerlijk! Dat gaan we doen! Wat een uitleg. Wat een conclusie. Dank U Heer! Dat wil ik proclameren.

Hebreeën 11:1-7

23 september [2]

11:1

Het geloof nu is de zekerheid der dingen, die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet.

11:2

Want door dit (geloof) is aan de ouden een getuigenis gegeven.

11:3

Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare.

11:4

Door het geloof heeft Abel Gode een beter offer gebracht dan Kaïn; hierdoor werd van hem getuigd, dat hij rechtvaardig was, daar God getuigenis gaf aan zijn gaven, en hierdoor spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.

11:5

Door het geloof is Henoch weggenomen, zodat hij de dood niet zag, en hij werd niet meer gevonden, want God had hem weggenomen. Want vóórdat hij werd weggenomen, is van hem getuigd, dat hij Gode welgevallig was geweest;

11:6

maar zonder geloof is het onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt, moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken.

11:7

Door het geloof heeft Noach, nadat hij een godsspraak ontvangen had over iets, dat nog niet gezien werd, eerbiedig de ark toebereid tot redding van zijn huisgezin; en door dat (geloof) heeft hij de wereld veroordeeld en is hij een erfgenaam geworden der gerechtigheid, die aan het geloof beantwoordt.

“Want door dit geloof is aan de ouden een getuigenis gegeven.” We hebben gehoord dat we het geloof onwankelbaar moeten vasthouden. Wat geschreven is, dat is de waarheid. De Messias is gekomen. Hij heeft de zonden als vol­maakte Hogepriester eens en voor al verzoend. Hij is opgestaan en zit nu aan de rechterhand van de Vader, totdat zijn vijanden gemaakt zijn tot een voet­bank voor zijn voeten. Hij komt terug en met spoed. Hij herstelt de wereld van recht en gerechtigheid. Dat gaat door strijd heen. Maar als we zulk een Hoge­priester hebben, dan willen we toch ook alleen maar met volle vrijmoedigheid toegaan tot de troon der genade. Zien kunnen we dat niet. Dat moeten we ge­loven.

We kunnen vele beloften zien en controleren. Want het is gebeurd. Het is be­schreven. De Bijbel staat er vol van. “Het geloof is de zekerheid van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet.” Dat is zo. Dat is de hoop die in ons leeft. En hoop doet leven. Want als de beloften ten aanzien van zijn komst allemaal waar zijn gebleken, dan zullen zijn beloften ten aan­zien van zijn wederkomst ook waar zijn. Dat is eenheid in exegese. Het is het bewijs van de dingen die men niet ziet. Het is zekerheid en bewijs. Het gaat over hoop en niet zien. Die staan haaks op elkaar in ons rationeel denken. Want wat je hoopt, dat weet je niet zeker, en wat je niet ziet, dat kun je niet bewijzen. En toch is het waar. Het is waar vanuit de waarheid en de almacht van God, Die ver boven ons staat en met zijn waarheid naar ons toekomt. Het is dan eigenlijk ook meer dan zekerheid en hoop. Het is vastheid in vertrou­wen. Het is het bewijs en de hoop tegelijk. Het is eigenlijk niet uit te leggen. We moeten het dan ook onwankelbaar vasthouden, want als we even ons eigen denken de vrije loop laten, dan zijn we het al weer kwijt. Dan zien we het niet meer zo zitten. Dan gaan we de verkeerde kant op.

Dat is dan ook regelmatig gebeurd, zo lezen we in de Bijbel. Hoe vaak zijn de mensen toch weer afgevallen. Ze wisten het allemaal. Ze hebben zoveel won­deren meegemaakt. Denk aan het volk dat met grote kracht door de HERE uit Egypte is geleid. Wat voor grote wonderen gebeurden er in de woestijn? Elke dag eten en de schoenen sleten niet. En toch is, door hun ongeloof en zonde, niemand van de oudere generatie in het beloofde land gekomen. Ze moesten veertig jaar ronddolen, totdat ze allemaal gestorven waren. Daarom: ‘wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle.’

We kunnen de kracht van het geloof ook uit de getuigenissen van de ouden aflezen. Ons geloof leert, dat God de wereld geschapen heeft, zodat het zicht­bare niet is ontstaan uit het waarneembare. Dat is duidelijk. Dat is al meteen het eerste axioma. Daar weet ons verstand geen raad mee en daarmee plaatsen we het geloof buiten ons verstand. We zijn geroepen om te geloven. Als we het geloven, dan zullen we het zien. En dat is de schepping. God sprak het en het was er. Wat een zekerheid. En we zien het.

Dan volgt Abel. Vervolgens Henoch. Daarna Noach. Die geschiedenissen ken­nen we allemaal. Zij geloofden. En zonder geloof is het niet mogelijk Gode welgevallig te zijn. Het is het geloof, waardoor al deze geloofsgetuigen ge­noemd worden. Daarom is het een getuigenis voor hen. Zij deden dingen waarvan ze zelf ook niet wisten hoe het zat. Het was in gehoorzaamheid, dat ze God dienden. Noach moest een ark bouwen op het droge. Dat is toch be­spottelijk? Maar hij deed het in gehoorzaamheid. Daarom is hij een geloofsge­tuige. Want hij deed het en het is uitgekomen. De zondvloed kwam. En zo is het met alle profetieën en aankondigingen. Je kunt God op zijn Woord ver­trouwen. Daar gaat het om. Dat moeten wij ook doen. En dat moeten we pro­clameren. Glorie voor zijn Naam!

Hebreeën 11:8-19

24 september [2]

11:8

Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.

11:9

Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte;

11:10

want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is.

11:11

Door het geloof heeft ook Sara kracht ontvangen om moeder te worden, en dat ondanks haar hoge leeftijd, daar zij Hem, die het beloofd had, betrouwbaar achtte.

11:12

Daarom zijn er dan ook uit één man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is.

11:13

In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde.

11:14

Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken.

11:15

En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren;

11:16

maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid.

11:18

Door Isaäk zal men van nageslacht van u spreken.

Door het geloof. Door het geloof. Door het geloof. Kijk naar het leven van Abraham. Een grote onmogelijkheid. God roept hem en hij gaat. God zegt dat hij een zoon zal krijgen. En die komt maar niet. En dan uiteindelijk komt die zoon. Abraham en ook Sara hebben op God vertrouwd. Wat is hun geloof op de proef gesteld. Er werd nageslacht beloofd, maar de zoon kwam maar niet. En toch, het nageslacht is als het zand van de zee: ontelbaar. Het is gebeurd. Door het geloof. Het is ons allemaal overgeleverd, opdat wij door het geloof de beloften onwankelbaar vasthouden. Want wat God belooft, dat zal Hij ook doen. Dat staat vast. Neem de beloften aan de oudvaders als voorbeeld. Die zijn toch allemaal uitgekomen? Twijfel dan ook niet! Want de beloften waren gericht op een toekomst, op een nieuw vaderland, op een stad met fundamen­ten waarvan God zelf de bouwmeester is. Daar hebben ze zich allemaal naar uitgestrekt. Ze hadden kunnen terugkeren naar waar ze vandaan kwamen, maar dat hebben ze niet gedaan. Hun verlangen was naar een beter, naar een hemels vaderland. Dat is profetische taal. Dat is de taal van de volhardende verwachting van dat nieuwe Koninkrijk van recht en van gerechtigheid. Dat is God Zelf Die zijn plan volvoert.

Dat is wat de schrijver wil uitleggen. Het erin hameren. Kijk toch! Zo is het gebeurd. Zo is het vast en zeker. En als God heeft gedaan wat Hij heeft beloofd in de oudheid, dan zal Hij dat ook vandaag doen. Hij heeft Messias Jezus gezonden. Het is volgens de Schriften. Hij is de Hogepriester Die zijn leven gaf. Hij heeft de dood overwonnen. Hij zit nu aan de rechterhand van de Vader om terug te keren, om zijn vijand, de duivel te onderwerpen en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde te grondvesten. Daarom mogen en moeten wij Hem daarom ook des te vuriger verwachten. Want wat Hij beloofd heeft, dat zal Hij ook doen. Want als je je daar aan vasthoudt, dan ben je gelukkig en zalig. Want dan wil je niet anders dan leven en verwachten dat dat eeuwige Koninkrijk van recht en gerechtigheid, de plaats is, waar jij hoort. Dan kun je de ontberingen verwerken en dan weet je de onzekere dingen om te zetten in die zekerheid. Dan wordt je perspectief vrede en rust temidden van woelige baren.

Hebreeën 11:20-28

25 september [2]

11:20

Door het geloof heeft Isaäk aan Jakob en Ezau zijn zegen gegeven, ook voor de toekomst.

11:21

Door het geloof heeft Jakob bij zijn sterven ieder der zonen van Jozef gezegend en hij heeft aangebeden, (leunende) op het uiteinde van zijn staf.

11:25

maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten;

11:26

en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding.

11:27

Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke.

11:28

Door het geloof heeft hij het Pascha gehouden en het bloed doen aanbrengen, opdat de verderver hun eerstgeborenen niet zou aanraken.

Wat een profetisch hoofdstuk. Het gaat er om, om te blijven zien op de toe­komst. Gods plannen falen niet. Alles is gericht op de toekomst. Daar staat de Bijbel vol van. Zelfs als ze nog niets zien van een vervulling, blijven de ge­loofshelden toch vasthouden aan de beloften. En zij vrezen niet. Kijk maar. Isaäk zegent Jakob en Ezau met het oog op de toekomst. Jakob zegent zijn kinderen met het oog op de toekomst. Jozef regelt het transport van zijn ge­beente, omdat hij vasthoudt aan de beloften van God aan Abraham. Mozes verkiest zijn volk en vreest de Farao niet. En zo gaat het door. Daar gaat het om. Het gaat om de toekomst. Zelfs voordat de Messias kwam, hebben deze geloofshelden het al gezien. Ze hebben het niet meegemaakt, maar ze bleven staan op de beloften van God. En dat is de grote kracht, die van God uitgaat. Wat God beloofd heeft, dat zal Hij ook doen. Daar moeten we onwankelbaar aan vasthouden. Er zijn zoveel redenen om de boel de boel te laten. Er zijn zoveel redenen om toch maar een beetje mee te doen met de wereld. Maar niets ervan. Het gaat om de eer van God en de beloften van God.

Mozes had aan het hof een beetje mee kunnen doen en toch God vasthouden. Je moet het soms ook allemaal niet te scherp zien. Maar daar heb je het dus. Zo redeneren we vaak. Dan ga je al de kant van het compromis op. En dat is levensgevaarlijk. God geeft ons zulke rijke beloften van een Rijk van recht en gerechtigheid. Dan moeten we niet een beetje meedoen met de wereld en denken dat God het zo nauw niet neemt. Dat is de grote vergissing! Dan ga je voor de bijl. Daar moet je je van bekeren. En daar gaat het hier om. Mensen, mensen, kijk toch eens wat er geschreven staat. Kijk toch eens wat God ons beloofd heeft. Kijk toch eens naar de grote zegen van God. Wat Hij beloofd heeft, dat zal Hij ook doen. Kijk eens naar de aartsvaders, waar jullie allemaal tegenop kijken, die hebben aan die belofte vastgehouden. Heeft ze dat geen strijd en ontbering gekost? Zeker wel. Want je zult maar je huis en je haard moeten verlaten en niet weten waar je terecht komt. Je zult maar in Egypte zitten en vervolgd worden. Dat is geen pretje. En dan toch vasthouden aan de beloften. Dat valt niet mee. Want we zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Het is toch vreselijk wat de wereld je kan aandoen, en hoe je verleid wordt. Het is te gek. Hoe zijn we vandaag aan de dag al niet door de tegenstander van God verleid. We zijn toch al helemaal gelijkvormig geworden aan de wereld. Als we alleen al aan de televisie en de krant denken. Wat laten we een vuilnis onze kamers binnenkomen. Pas op en weg ermee! Het is gevaarlijk. Glorie voor zijn Naam, dat we dit hoofdstuk hebben. Want het is een oproep tot standvastigheid en het gaan staan op de beloften van God. Want dat is de enige mogelijkheid om heilig en onberispelijk te leven. Glorie voor zijn Naam!

Hebreeën 11:29-40

26 september [2]

11:29

Door het geloof zijn zij door de Rode Zee gegaan als over droog land, terwijl de Egyptenaars, toen zij het ook beproefden, verzwolgen werden.

11:30

Door het geloof zijn de muren van Jericho neergestort, nadat (het volk) er zeven dagen lang omheen getrokken was.

11:31

Door het geloof is Rachab, de hoer, niet met de ongehoorzamen omgekomen, daar zij de verspieders met vrede had opgenomen.

11:32

En wat moet ik nog verder aanvoeren? Immers, de tijd zou mij ontbreken als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten,

11:33

die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd,

11:34

de kracht van het vuur gedoofd hebben. Zij zijn aan scherpe zwaarden ontkomen, in zwakheid hebben zij kracht ontvangen, zij zijn in de oorlog sterk geworden en hebben vijandige legers doen afdeinzen.

11:35

Vrouwen hebben haar doden uit de opstanding terugontvangen, anderen hebben zich laten folteren en van geen bevrijding willen weten, opdat zij aan een betere opstanding deel mochten hebben.

11:36

Anderen weder hebben hoon en geselslagen verduurd, daarenboven nog boeien en gevangenschap.

11:37

Zij zijn gestenigd, op zware proef gesteld, doormidden gezaagd, met het zwaard vermoord; zij hebben rondgezworven in schapevachten en geitevellen, onder ontbering, verdrukking en mishandeling

11:38

de wereld was hunner niet waardig – zij hebben rondgedoold door woestijnen, en gebergten, in spelonken en de holen der aarde.

11:39

Ook dezen allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde niet verkregen,

11:40

daar God iets beters met ons voor had, zodat zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen.

Wat zijn wij toch bevoorrechte mensen. Wij mogen de Messias zien. Wij zijn onderdeel van Gods plan. We zijn opgenomen in de loop der dingen. We heb­ben de openbaring van God gekregen. We zijn door de genade van Hem ge­trokken naar het licht. We hebben mogen ontdekken dat we geboren zijn om eeuwig te leven. Dat we de beloften mogen omarmen en dat we de profeten onvoorwaardelijk mogen geloven. Het is een feest. Het is allemaal waar. Het is God, Die ons allemaal wil omarmen. Hij wil ons afhelpen van ons eigen ik. We zijn in Hem geborgen. Dat is toch geweldig. Dat leert ons de Hebreeën­brief. Mensen, ga het toch zien! Het is waar. Het is geen sprookje. Het is geen boek uit de oudheid. Het is God Zelf. Ga ontdekken, dat we met ons klein-menselijk gedoe niet ver komen. We zijn geboren om voor een korte tijd te leven en dan sterven we. Hoe is het mogelijk dat we als prachtig kind worden geboren, om dan even later al weer dood te gaan? Je kunt met je verstand zien dat we geboren zijn om eeuwig te leven. Het is heerlijk om dat te weten en om daar in op te gaan. Dank Here God voor al uw zegen. Wat een krachtig Woord.

We zien deze getuigenissen in dit stukje. Je moet van de wereld los komen om het allemaal te kunnen meemaken. Want je zult maar vervolgd worden. Je zult maar in de moeite zitten. Het is allemaal niet eenvoudig. Maar wat wáár blijft, is dat de liefde en de trouw van God alles te boven gaan. Hij doet wat Hij be­looft. Het lijden van de tegenwoordige tijd weegt niet op tegen de eeuwigheid die ons wacht. En het leven is ons Christus en het sterven gewin. Zo is het en niet anders. Daar gingen allen, die trouw aan God bleven door het geloof, ons in voor. Daar mogen wij ons ook onwankelbaar aan vasthouden. Want het gaat gebeuren. Het is beloofd.

Hebreeën 12:1-17

27 september [2]

12:1

Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt.

12:2

Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods.

12:3

Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt.

12:4

Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde,

12:5

en gij hebt de vermaning vergeten, die tot u als zonen spreekt:
Mijn zoon, acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt,

12:6

want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, die Hij aanneemt.

12:9

zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven?

12:10

maar Hij doet het tot ons nut, opdat wij deel verkrijgen aan zijn heiligheid.

12:11

die er door geoefend zijn, een vreedzame vrucht, die bestaat in gerechtigheid.

12:12

Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën,

12:13

en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze.

12:14

Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien.

12:15

Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden.

Ja, zo is het. Wat een geweldige wolk van getuigen hebben we rondom ons. Als we zo de geschiedenis doorgaan, dan zien we hoeveel getuigenissen er zijn. Inderdaad, we kunnen niet genoeg krijgen van alle getuigenissen die er zijn. Het is onvoorstelbaar. We moeten daarom de Bijbel lezen. Want de Bijbel staat vol van de getuigenissen. Wat een zegen. Wat een heil. We mogen blij zijn, dat God zo genadig is en we mogen Hem elke dag op onze blote knieën danken, omdat Hij naar ons om wil zien. We leven in een gebroken wereld. We zien de zonde en de afval om ons heen. Maar we hoeven slechts dicht bij Jezus te blijven. Daar gaat het om. Houd je oog gericht op Jezus. Hij heeft geleden. Voor ons. Hij heeft zoveel tegenstand verdragen. Hij ging ons voor. Daarom moeten we ook niet in de war raken, als we tegenslag ontmoe­ten. Het is alleen maar bedoeld om ons nog dichter bij Jezus te krijgen. Het is als een vader die zijn zoon tuchtigt. Dat zien we toch ook als opvoeding. Nou, zo is het ook bij de Here God. We kunnen wel klagen, omdat het niet altijd een pretje is, maar zou een vader stenen voor brood geven als zijn kind daar­om vraagt? De Vader heeft het beste voor met zijn kinderen. Wat een zegen.

Wat kan er een ziekte zijn. Wat kan er een dreiging zijn. Wat zijn de getuige­nissen, over de mensen die als martelaar moesten sterven, vreselijk. Maar het leven is ons Christus en het sterven gewin. En zo is het. Niets kan ons schei­den van de liefde van Christus. Maar dan ook niets. Daarom: “Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën…”. Zo, dat is duidelijke taal. Ben je slap? Stop er mee! Heb je knikkende knieën, sterk ze. Maak je sterk. Ga staan! Kom op! In actie! Waarom ? Om een recht spoor te maken, opdat dat wat scheef zat weer recht wordt. Een recht spoor maken. Rechtuit. Achter Jezus aan. Dan kom je goed uit. Dan hoef je je daar in ieder geval niet druk over te maken. Glorie voor zijn Naam.

En jaagt naar de vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de HERE zal zien. Vrede en heiliging. Wat zijn we toch vaak gepikeerd. Wat maken we er toch vaak een potje van. Vrede en heiliging. Wat niet bij Jezus hoort, dat moet je niet doen. Stop ermee! Let op elkaar! En laat er geen bittere wortel opschieten in je hart. Hoe waar is dat niet? Wel vroom zijn, maar toch steeds met een bittere wortel ten opzichte van elkaar. Dat besmet anderen en brengt anderen in de war.

Laat niemand een hoereerder zijn of onverschillig. Nou, nou! Daar kunnen we het mee doen. Wat is er niet een hoererij om ons heen. Dat is toch te gek? We moeten niet onverschillig zijn, maar ons leven reinigen en heiligen, want we worden er zo mee geïnfecteerd. De verleiding zit overal. Pas op! Niet doen! Want je moet niet marchanderen met de zegen van God. Als jij denkt er maar een potje van te kunnen maken, dan moet je niet verwachten dat je de zegen van God kunt krijgen, ook al zou je dat dan op een gegeven moment wel wil­len. Als voorbeeld wordt Ezau aangehaald. God laat niet met Zich spotten. Vergis je niet! Zit dan niet te klagen, want je bent vaak zelf de oorzaak van je eigen probleem. We hebben te maken met een heilig God, die niet met Zich laat spotten.

Hebreeën 12:18-29

28 september [2]

12:20

want zij konden dit bevel niet dragen:…

12:21

En zó ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zeide: Ik ben enkel vreze en beving.

12:22

Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem en tot tienduizendtallen van engelen,

12:23

en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben,

12:24

en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.

12:25

Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. …hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen (spreekt).

12:26

Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven.

12:27

Dit: nog eenmaal, doelt op de verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is.

12:28

Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag,

12:29

want onze God is een verterend vuur.

Ja, zo was het. God spreekt door de donder en door vuur. Lees maar eens over de tijd toen het volk bij de Sinaï was. God sprak tot het volk. Ze mochten de berg niet eens aanraken. Ze hadden te maken met een heilig God. Ze zouden sterven. En nu zijn wij genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de Levende God, het hemels Jeruzalem. “En tot Jezus, de middelaar van een nieuw ver­bond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.” Pas dus op dat je niet van Hem afdwaalt. Want dan staat het er niet best voor. Het volk wees Hem af en niemand heeft toen het beloofde land bereikt. Behalve Jozua en Kaleb. Dat is een straf. Je moet dus wel oppassen wat je doet. Want God is een verterend vuur. Je kunt niet ongestraft met Hem spotten. Je kunt het niet met Hem op een akkoordje gooien. Het komt er echt op aan. Want Jezus komt! Hij zal verschijnen op de wolken. Hij zal dan de aarde èn de hemel doen beven. En dat slaat op de “verandering der wankele dingen, als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehaaglijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur”. Dat is toch een geweldige be­lofte. Wat ligt er een geweldige zegen in het verschiet. Wij mogen vrijmoedig toegaan tot de troon der genade. Wij zijn genaderd tot Jezus, onze Leidsman en Voleinder, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der be­sprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel. Wat een belofte. We hoeven niet meer zelf iets te doen. We mogen en moeten alleen vertrouwen op het offer en de genade van Messias Jezus. En dan willen we toch niet anders dan dankbaar voor Hem leven? Want Hij heeft het gedaan. Glorie voor zijn Naam!

We zien hier weer dat het gaat om de stad van God: Jeruzalem. Daar wil Hij wonen. Dat zal het centrum zijn van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Daar valt niet aan te twijfelen. Dat mogen we niet vergeestelijken. Dat is de stad. En wij, de gelovigen uit de heidenen, hebben daar ook deel aan. Dat is onze belofte. Wij zijn geënt op die stam. Wij nemen daar ook deel aan. Wij mogen ook gaan staan op die beloften. Wij mogen onze blik dan ook richten op Jeruzalem. Wij moeten ons dan ook interesseren in de profetische ontwik­kelingen. Wij mogen dan ook treuren over de zonden van de wereld en ook van zijn volk. Maar eenmaal zal Hij zijn wet in hun binnenste leggen. Wat een belofte. Dat wil je toch niemand onthouden, dat wil je doorgeven aan iedereen. Glorie voor zijn Naam!

Hebreeën 13:1-14

29 september [2]

13:1

Laat de broederlijke liefde blijven.

13:2

Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd.

13:3

Denkt aan de gevangenen, alsof gij met hen gevangen waart;…

13:4

Het huwelijk zij in ere bij allen en het bed onbezoedeld, want hoereerders en echtbrekers zal God oordelen.

13:6

De HERE is mij een helper, ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?

13:7

let op het einde van hun wandel en volgt hun geloof na.

13:8

Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde tot in eeuwigheid.

13:9

dat het hart zijn vastheid vindt in genade en niet in spijzen:…

13:13

Laten wij derhalve tot Hem uitgaan buiten de legerplaats en zijn smaad dragen.

13:14

Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige.

Zeer praktische zaken. Vanzelfsprekende zaken. Broederliefde. Ja, natuurlijk. Zonder broederliefde gaat het mis. Dus de liefde hoog houden. Herbergzaam­heid. Ja, natuurlijk. Je zou eens aan engelen onderdak kunnen bieden. Pas op dat je gastvrij blijft. Denk aan de gevangen, alsof je zelf gevangen zit. Hoe belangrijk is dat niet? Het bed onbezoedeld. Wat een ellende als je dat niet doet. Dan heb je hoererij en echtbreuk. En dat is God een gruwel. Hoereerders en echtbrekers zal God oordelen. Kijk maar eens in de Bijbel wat God doet met hoereerders. Je zou eens een bijbelstudie moeten maken van hoe God denkt over seksualiteit. Je zult er versteld van staan. Houd het huwelijk in ere! Nou, dan mogen we onze ogen en ons hart wel eens kuisen in een samenleving waar de ene sensualiteit na de andere je verleidt.

Onbaatzuchtig. Ja, natuurlijk. Wees tevreden met wat je hebt. God zal voor je zorgen. Vrees niet! Wat een bemoediging. Wat een rustgevende gedachte: God verlaat je nooit. Prijs de Heer! Houdt de voorgangers in ere. Ja, natuur­lijk. Zij brengen het woord van God. En let op hun einde. Let op dat ze bij Jezus blijven. Want Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid. Want er zijn heel wat geesten die goed begonnen zijn, die later zijn afgedwaald. Daar moeten we op letten. We moeten zelf op Jezus zien en onze voorgangers bemoedigen dat zij ook dicht bij Hem moeten blijven. En we hebben het Woord om elkaar daarin te bemoedigen en aan te scherpen. Prijs de Heer!

Geen vreemde leringen. Vaste spijze en geen zwelgerijen, want dan loopt het niet goed met je af. En let op! Eet niet van de zonde. Houd je er verre van! Jezus heeft, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de legerplaats geleden. Laten wij hetzelfde doen. Wij doen niet mee met de we­reld. Wij zonderen ons af van die wereld. Want wij hebben hier geen blijven­de stad, maar wij zoeken de toekomstige. Het komt er dus helemaal op aan dat we Jezus blijven volgen. Hij is de Leidsman en Voleinder. Blijf bij Hem, dan ga je de goede richting op. Dan wil je toch ook niet anders? En je ziet het zelf. Die geboden zijn niet te moeilijk. Neen, dat zijn juist geboden ten leven. Prijs de Heer!

Hebreeën 13:15-25

30 september [2]

13:15

Laten wij dan door Hem Gode voortdurend een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn Naam belijden.

13:16

En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want in zulke offers heeft God een welgevallen.

13:17

Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u (aan hen), want zij zijn het die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen.

13:18

Bidt voor ons, want wij vertrouwen dat wij een goed geweten hebben, daar wij in alle opzichten de rechte weg willen gaan.

13:20

De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden,

13:21

bevestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen.

13:22

Ik vermaan U, broeders,…

13:24

Groet al uw voorgangers en al de heiligen.

13:25

De genade zij met u allen.

Zo, nu zijn we aan het einde. Daarom nog, in het licht van het voorgaande, enkele vanzelfsprekende bemoedigingen en vermaningen. Als al deze fantas­tische dingen besproken zijn, dan wil je ook niet anders dan wat hier gezegd wordt. Het gaat er natuurlijk om, om het te doen. Uit het feit dat het hier ge­zegd wordt, blijkt dat we wel enige bemoediging en vermaning nodig hebben – we doen het kennelijk niet vanzelf. Daarom is het zo belangrijk dat we dicht bij Jezus blijven. Dicht bij het Woord van God. Want, kennelijk is er ook een ander woord, dat ons steeds weer op andere gedachten probeert te brengen. En dat is het woord van de tegenstander. Dat is het woord van de duivel. Want waarom moesten de zonden verzoend worden? Heel eenvoudig. Doordat de zonden er waren. Die zonden werden ingegeven door de verkeerde krachten, die niet van God zijn. Van wie zijn die dan wel? Dat is duidelijk. Van de tegenstander van God. Bestaat die dan? Logisch. Natuurlijk! Want we weten van goed en kwaad. En kwaad hoort niet bij Jezus. Dat voelen we aan. Dat weet iedereen. We moeten ons best doen voor het goede. Want het kwade zit ons steeds op de hielen. Daar kunnen we allemaal ons verhaal bij doen.

Laten we dan voortdurend door Hem, Gode een lofoffer brengen, namelijk de vrucht onzer lippen, die zijn Naam belijden. Daar heb je het: als je voortdu­rend een lofoffer brengt, dan heb je geen tijd voor andere dingen. Dan ben je bezig met de vrucht van je lippen en daar komt alleen maar liefde en vrede door. Zo werkt het, en als je het ook echt doet, dan merk je ook dat het zo werkt. Vervolgens wordt er gesproken over de weldadigheid en de mededeel­zaamheid. Dat is ook zo. Zo gaat het. Dat wil je dan ook. Want uit dankbaar­heid, dat je zelf door genade gered bent, wil je ook de vruchten der dankbaar­heid uiten. En we weten dat zulke offers Gode welgevallig zijn.

Daarna gaat het over gehoorzaamheid. Als de voorgangers over je ziel waken, dan wil je ze toch gehoorzamen? Zij kunnen je helpen om in de goede richting te blijven gaan. Dan moet je niet teveel tegenstribbelen, want ze moeten het ook zonder zuchten kunnen doen. En dat is ook uit het leven gegrepen. Want er zijn vaak mensen, die best weten dat ze verkeerd zitten en toch maar blijven zeuren. Daar word je toch moe van? En de voorgangers moeten zich dan door de gemeente heen zeulen. Dat is niet de bedoeling. We moeten onze voorgan­gers in ere houden.

En we moeten bidden. Want bidden helpt. Dan lopen we God aan en gaan staan op zijn beloften. Dan willen we niet anders dan ons volledig overgeven aan God en het van Hem verwachten. Dat is toch heerlijk? Ik zeg niet dat het altijd meevalt. Maar we moeten daar wel in volharden, want een andere weg is er niet. Soms moeten we, tegen ons eigen beter weten in, bidden. Want dat weerhoudt ons van gedachten en daden die niets met God te maken hebben. Kennelijk zit de schrijver gevangen. Hij vraagt voorbede, opdat hij des te eer­der aan hen teruggegeven wordt. Dan volgt een tekst, een slottekst, die zo prachtig is. Die zou je uit je hoofd moeten leren. Ik schrijf hem nog een keer op: “De God nu des vredes, die onze Here Jezus, de grote herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond heeft teruggebracht uit de doden, be­vestige u in alle goed, om zijn wil te doen, terwijl Hij aan ons doe, wat in zijn ogen welbehagelijk is door Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid in alle eeu­wigheid. Amen.” Dat is een krachtige, prachtige volzin. Zo is het. Hij bevesti­ge ons in alle goed. Hij doet aan ons wat goed is. Hij is de Herder en de Mid­delaar. Hij is de God des vredes. Het is onze redding.