Handelingen 1:1-11

28 mei [1]

1:1

Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Theófilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren,

1:2

tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven;

1:3

aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft.

1:6

Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?

1:7

Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of de gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft,

1:8

maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judéa en Samaria en tot het uiterste der aarde.

1:10

zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden:

1:11

Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen.

Lees het evangelie naar Lucas. Dokter Lucas, die later met Paulus is meege­trokken op zendingsreizen, heeft alles wat Jezus leerde nauwgezet te boek ge­steld. In het boek dat nu aan de orde is, beschrijft hij wat hijzelf en een aantal van de eerste volgelingen (apostelen) meemaakten. Hij begint met hoe Jezus aan de apostelen bevelen heeft gegeven. De Heilige Geest zou op hen komen. Dat was de Trooster. Jezus gaat naar de hemel, maar de Heilige Geest zal in hen wonen. En Hij zal alles te binnen brengen wat Jezus geleerd heeft. En Hij zal de wereld overtuigen van zonde, van gerechtigheid en van oordeel. Wat een kracht heeft de Heilige Geest. Jezus laat hen niet als wezen achter. Dezelf­de kracht Die Hij had toen Hij bij hen was, zal over hen komen. Grote dingen zullen zij doen, nog groter dan zij gezien hebben. Wat een zegen. En wat zo geweldig is, is dat dit niet alleen geldt voor toen, maar ook voor nu. De Heili­ge Geest is gekomen en zij zullen getuigen zijn te Jeruzalem, te Judéa en Sa­maria en tot het uiterste der aarde. In de gehele wereld, dus ook bij ons!

En dan komt hun vraag: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? Dat was de brandende vraag voor allen in Israël. De bezetters, de Ro­meinen, waren in het land. Koning Herodus had ook veel te zeggen. Vanuit de burcht Antonio, vlak bij het tempelplein, volgde het bezettende leger van de Romeinen alle bewegingen van het Joodse volk. Men had ook niet om Pilatus, de Romeinse stadhouder, heen gekund toen ze Jezus uit de weg wilden rui­men. Israël, het land van God, was bezet gebied. De gehate Romeinen waren in het land. De discipelen zagen het als een voorloper op het herstel van Israël. Want de profeten spraken keer op keer over het herstel van Israël. Telkens als er een bezetter in het land was, dan kwam ook de profetie dat in het laatste der dagen Israël hersteld zou worden. Dat de verstrooiden terug zouden komen in het land. Dat God hen zou zegenen. Dat Hij hun zonden zou vergeven. Dat Hij zelfs zijn wet in hun binnenste zou leggen. Er was een sterke Messiasverwach­ting.

Die vraag naar het koningschap was dan ook een logische, brandende vraag. Na alles wat ze meegemaakt hadden. Hij was toch de Messias? Ze begrepen nu dat de Messias moest lijden en moest sterven en ten derde dage opstaan. Jezus had het hen die veertig dagen allemaal uitgelegd. Het Koninkrijk Gods was het centrale thema in alles wat Hij hen uitlegde. Dan is het ook logisch dat ze dan ook de slotvraag stellen: Wanneer zal het koningschap van Israël hersteld worden? Dat was zichtbaar. Dat zou directe gevolgen hebben voor de situatie waarin ze zaten. De vervulling van de profetie was toch ook dat van Jeruzalem de wet zou uitgaan. En dat alle volken zouden erkennen dat de HERE God is. Daar staan de profeten vol van. Maar dan komt het antwoord. Het antwoord is bevestigend. Het koningschap zal hersteld worden. Want er zal nooit iemand uit het huis van David ontbreken op de troon van David. Dat hadden de engelen bij de aankondiging van de geboorte gezegd. En dat was tegen Maria, die al de woorden in haar hart bewaarde, gezegd. Vast en zeker. Maar Jezus antwoordt: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft. Maar ook zei Hij: Gij zult mijn getuigen zijn. Dus dat Koninkrijk van God komt. Vast en zeker. Maar op de tijd die de Vader bepaald heeft. Dus wees een getuige tot dat moment is aangebroken. Ga uit! Verkondig het, dring erop aan. Want Hij komt. En Hij komt met haast en als een dief in de nacht. Niet als een dief voor hen die Hem verwachten. Want als we Hem zien, dan zullen we zeggen: Het kon ook niet anders. Maar voor hen die hun lampen niet brandende hebben komt Hij onverwacht. En dan is het te laat. Daarom mag de prediking zijn: Be­keer u en geloof het evangelie, want het Koninkrijk Gods is nabij gekomen. Wat een heerlijke boodschap. Dat is een boodschap van heil en zegen. Heer­lijk toch? Het kan niet beter. Geloofd en geprezen zij die Naam. Halleluja!

Hoe is het mogelijk dat we met deze teksten, die we in de Bijbel lezen, toch gezegd hebben dat er voor Israël en het land geen beloften meer zijn. Hier staat het toch en nog wel uit de mond van de Here Jezus. Hij zal wederkomen, net zoals gij Hem ten hemel hebt zien varen.

Handelingen 1:12-26

29 mei [1]

1:14

Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders.

1:15

En in die dagen stond Petrus op onder de broeders – en er was een groep van ongeveer honderd twintig personen bijeen – …

1:20

Want er staat geschreven in het boek der Psalmen:
Zijn plaats worde woest
en er zij niemand, die er woont,
en:
Een ander neme het opzicht, dat hij had.

1:21

in al de tijd,…

1:22

te beginnen met de doop van Johannes… met ons getuige worden van zijn opstanding.

1:24

En zij baden…

1:26

het lot viel op Matthias en hij werd gekozen verklaard bij de elf apostelen.

Ze keren terug en bleven allen eendrachtig in gebed. Ze wachtten. Wat gaat er gebeuren? Ze hebben de belofte gehoord. Het gaat gebeuren. De Heilige Geest zal over hen komen. Ze hebben wel gelezen van de Geest Die over Godsman­nen in het oude testament gekomen is. Dat ging altijd gepaard met kracht en met wonderen en onverwachte dingen. Wat zullen ze gedacht hebben? Het moet wel iets groots zijn. Iets machtigs. Ze blijven eendrachtig bijeen in ge­bed. Er zijn ook vrouwen bij.

Dan staat Petrus op en hij spreekt de groep van ongeveer honderdtwintig per­sonen toe. Hij spreekt over Judas en over de lege plaats die hij door zijn ver­raad heeft achtergelaten. Petrus haalt teksten aan waarin het verraad voorspeld werd. Zelfs al bij monde van David, zegt Petrus. En die lege plaats moet weer ingevuld worden. Ze waren met z’n twaalven en het moet weer twaalf worden. Er moet nog iemand zijn die mee kan getuigen van de opstanding van Jezus. Het moet iemand zijn die vanaf het begin meegegaan is. Via een lotingsproce­dure kiezen ze Matthias. De Here wijst hem door het lot aan.

Er waren dus kennelijk meer mensen die de hele tijd met Jezus waren meege­gaan dan de twaalf discipelen. Meer die zich aangesloten hadden bij Messias Jezus. Die openlijk of in het geheim voor Hem uitkwamen. Matthias was een van hen. Wat heeft hij gedaan? Wat voor positie had hij? Was hij altijd met Jezus meegetrokken of alleen als hij in de buurt was? We weten het niet. Wel weten we dat er een groep Joden was die waren gaan geloven dat Jezus de ver­wachte Messias was. Er leefde in die tijd een sterke Messias verwachting. Dus dat was een keuze. Deze Messias Jezus was het dus echt. Daar was ook elke keer verwarring over. Zou Matthias begrepen hebben dat de Messias moest lij­den? Zou hij ook sterk geleefd hebben in de verwachting van het herstel van het koninkrijk voor Israël? We weten het allemaal niet. Maar Petrus staat op en spreekt hen toe. Het is zijn initiatief dat dit gebeurt. Het lijkt alsof een stuk­je van de Heilige Geest al op Petrus is neergedaald. Hij spreekt profetie. Hij haalt de Bijbel aan. En er wordt gehandeld. Heel concreet en heel praktisch.

Handelingen 2:1-13

30 mei [1]

2:1

En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen.

2:2

En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren;

2:3

en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen;

2:4

en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.

2:6

liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.

2:11

wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken.

2:12

En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden de een tot de ander:

2:13

Wat wil dit toch zeggen? Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben teveel zoete wijn gehad.

Het was veertig dagen na Pasen. Pesach. Het was niet zonder reden dat de Here Jezus Zich op Pesach gaf. Hij gaf zijn lichaam dat voor u verbroken werd. En de “wijn” die vloeide, zijn bloed, als vergeving van onze zonden. Pesach, de uittocht uit Egypte. God redt het volk Israël uit de klauwen van Farao. Farao moet hen uiteindelijk knarsetandend laten gaan. Want God is toch sterker. Er is niemand tegen Hem opgewassen. En dan gaan ze. Ze worden uitgeleid uit het diensthuis. De Here Jezus is gekomen om het verlorene te zoeken en hen uit te leiden uit het diensthuis van de zonde.

Dan wordt het Pinksteren – Shavoeot. Het feest van de oogst. Veertig dagen later. En wat heeft het getal veertig een geweldige betekenis in de Bijbel. Pre­cies op die dag wordt de Heilige Geest uitgestort. De feesten van Israël spelen een centrale rol in het heilsplan van God. De Heilige Geest wordt uitgestort. Jezus had gezegd: Ik laat jullie niet als wezen achter. Maar Ik zal de Trooster sturen, de Heilige Geest, opdat Ik altijd bij jullie kan zijn. Hij zal je alles te binnen brengen wat de Vader tot Mij gesproken heeft. Lees de indrukwekken­de en krachtige vertroostende woorden in Johannes 14 en 15. Het is fantas­tisch.

Het is beloofd en dan is het hier zover. De uitstorting gaat gepaard als met een geweldige windvlaag. Hebt u dat wel eens meegemaakt? Dan kom je om een hoek en dan voel je je toch een kracht van de wind. Zoiets zal het wel geweest zijn. In ieder geval kon je er niet omheen. Er verdelen zich tongen als van vuur op hen. Het is een zichtbare manifestatie van Gods kracht. En ze beginnen te loven en te prijzen. Ze ervaren dat dit het moment is waarvan de Here Jezus gesproken had. En dan wordt hun mond ook geopend. Hij legt de woorden in hun mond. Ze spreken van de machtige daden van God. Heerlijk! Wat een wonder! Vlak daarvoor waren ze nog vol van verdriet; begrepen ze ook lang niet alles. En nu, nu prediken ze een gekruisigde en opgestane Messias, Die het heil voor de wereld aankondigt. Heerlijk! En met wat voor kracht? Dat is de kracht van de Heilige Geest. Die geeft je kracht. Daar moet je het van ver­wachten. Daar word je blij van. Want in eigen kracht kom je niet ver. Maar de kracht van God, die gaat alle verstand te boven. Dat is heerlijk. Daar kun je mee vooruit. En dat is hier zichtbaar.

Velen hoorden hen aan. Uit de hele toenmalig bekende wereld waren ze voor het Pinksterfeest naar Jeruzalem gekomen. Joden waren gekomen naar de heilige plaats, de tempel om het feest te vieren. De Joden in de verstrooiing. Ze waren immers na de ballingschap maar met een klein aantal teruggekeerd? Er woonden in alle delen van de wereld rondom Israël nog honderdduizenden Joden. Zij horen de volgelingen van Jezus nu in hun eigen taal spreken. Wat een wonder. Kennelijk ontwaren ze de taal van God. Ze staan verbaasd en begrijpen niet dat zulke domme mensen uit Galilea in staat waren hun taal te spreken. Ze waren met de zaak verlegen. En de discipelen werden steeds ent­housiaster.

Maar zoals altijd zijn er dan ook weer lieden die spottend zeggen: Ze hebben te veel zoete wijn gehad. Zo gaat het altijd. Daar waar een krachtige manifes­tatie van God is, daar zijn ook de spotters en de boze geesten die uitgaan om het werk kapot te maken. Maar we nemen dat niet. God is op de troon. Prijs de Here!

Handelingen 2:14-40

31 mei [1]

2:16

maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël:

2:17

En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees;…

2:18

zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren.

2:20

De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt.

2:21

En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden.

2:22

Jezus, de Nazoreeër, een man, u van Godswege aangewezen…

2:24

God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood,…

2:27

omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten,…

2:30

dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten,…

2:31

en gesproken van de opstanding van de Christus,…

2:34

De Here heeft gezegd tot mijn Here:

2:35

Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.

2:37

Wat moeten wij doen, mannen broeders?

2:38

Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en Gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.

2:39

Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, er toe roepen zal.

2:40

Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht.

Die Petrus. Wat een openbaring van de Heilige Geest. Het werkte meteen. Ze gingen staan en begonnen te profeteren. Petrus citeert uit het boek Joël en ver­kondigt: wat er nu gebeurt, is daar beschreven. De Geest wordt uitgestort op alle vlees. Uw zonen en dochters zullen profeteren. Dé grote doorluchtige dag zal komen. Ieder die de naam des HEREN aanroept, zal behouden worden. Er breken grote tijden aan. De Messias is geboren. De zonden zijn verzoend. Hij zal terugkomen en zitten op de troon van zijn vader David. David noemt Hem mijn Here. Hoe kan dat nu? David is toch gestorven? Maar David wist dat Hij zal worden opgewekt, en dat de dood de Messias niet overwon. Het is deze Jezus, Die aan de rechterhand van God zit. Jullie hebben Hem gekruisigd, maar de dood kon Hem niet vasthouden, want Hij staat boven de dood. Hij is machtig over dood en leven.

Petrus kent de Schrift. Hij citeert Joël en hij citeert uit de Psalmen van David. De Heilige Geest geeft hem inzicht in de uitlegging van de Schrift. Dat is ge­weldig. Dat is wat God doet. Hij leidt ons in zijn Woord en wij gaan het be­grijpen. We beginnen er doorheen te zien. Daarom is het zo belangrijk om bid­dend het Woord van God te lezen en te onderzoeken. Want daar zijn de woor­den van het leven te vinden. De woorden van eeuwig leven.

En Petrus vervolgt: Nu deze Messias verhoogd is en zit aan de rechterhand van God, zie je dat Hij zijn Heilige Geest heeft uitgestort, zoals Hij beloofd had. Dus moet het hele huis van Israël weten dat God Hem en tot Here en tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, Die gij gekruisigd hebt.

Nou, nou. Dat zal je maar gezegd worden. Jullie hebben je eigen Messias ge­kruisigd. Hij is nu aan de rechterhand van God. Maar jullie doen alsof Hij er niet geweest is of voor altijd uit de weg geruimd is. Dat is me nog al wat. Maar het is de werkelijkheid. Hij kwam voor de zijnen, maar de zijnen hebben Hem gedood, afgewezen. Nee, dat kon geen Messias zijn. De boodschap gaat erin. Ze worden diep in hun hart getroffen. En ze zeggen: Wat moeten wij doen mannenbroeders? Waarop Petrus antwoordt: Bekeert u en een ieder late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Geweldig! Wat moet je doen? Je moet je bekeren. Dat gold toen en dat geldt nu. Bekeer je!

En dan dat vers: Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn. De belofte is voor het huis Israël. Het is een eeuwigdurende be­lofte. De Bijbel staat er vol van. Laat die belofte niet lopen. Wijs die niet af. Hij is in de eerste plaats voor jullie, maar ook voor allen die verre zijn, zove­len als de HERE er toe roepen zal. Dat is een wereldwijde uitnodiging. Het is toch geweldig dat de liefde van God zo wijd is, dat ieder schepsel erin betrok­ken wordt. God schiep de hemel en de aarde. Hij koos Zich een volk om de Messias geboren te laten worden om wereldwijd de uitnodiging tot het heil te doen. Want God schiep de hele wereld. En Hij wil dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis der waarheid komen.

Deze oproep klinkt dan ook vandaag: Laat u behouden uit dit verkeerde ge­slacht. Het gaat om Messias Jezus. Het gaat om de waarheid van God. We leven weer zoveel later dan Petrus. We zijn nog dichter bij de wederkomst van Messias Jezus. Dat gaat door grote ontwikkelingen heen. Want de zon en de maan zullen veranderen. En grote tekenen zullen gebeuren, bloed vuur en rookwalm. De Here Jezus heeft aan de apostel Johannes veel van deze laatste eindstrijd doorgegeven. Hij zal komen op de wolken. En elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem hebben doorstoken. En dan zal God zijn woorden in hun bin­nenste leggen. Wat een profetie. De wet zal uitgaan van Jeruzalem. En allen, die de naam des HEREN aanroepen, zullen behouden worden. Wat een we­reldwijd evangelie. Glorie voor zijn Naam!

Handelingen 2:41-3:10

1 juni [1]

2:41

Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.

2:42

En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.

2:43

En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen.

2:45

en tekens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden;

2:46

en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel,…

2:47

en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden.

3:3

verzocht hij om een aalmoes.

3:4

Ziet naar ons.

3:6

Maar Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel!

3:7

En hij greep hem bij de rechterhand en richtte hem op,…

3:8

lopende en springende en God lovende.

3:10

en zij werden met verbazing en ontzetting vervuld over wat met hem gebeurd was.

Wat moeten we doen mannen broeders? Bekeert u! Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht. Wat is dat verkeerde geslacht? Dat zijn de mensen die Jezus als Messias loochenen. Laat je daarvan behouden. Ga niet met hen mee. Blijf bij Jezus! Pak je Bijbel! Lees zijn woorden! Laat je niet weer in de war brengen. Niet doen! Niet doen! Doe net als Petrus: Lees de profeten. Ze spre­ken over Jezus. Ze laten Hem zien. We moeten niet mee heulen met al die stromingen die over de wereld gaan. Het is enkel het Woord. Wat zijn we toch vaak dom en wat luisteren we vaak naar allerlei uitleggingen en meningen die daarvan afwijken. Terwijl het Woord zichzelf uitlegt. Dat betekent dat we het moeten lezen en herlezen. Het is niet genoeg om te zeggen: Ik heb het gelezen. Het is geen boek. Het is een openbaring. God spreekt door zijn Woord. En dat doet hij voor ieder persoonlijk. Als je het met een open hart leest, zul je het merken.

Heerlijk om je te verblijden en te vermeien in het Woord. En dit gedeelte is wel heel bijzonder. Drieduizend zielen op een dag toegevoegd. Waardoor? Doordat het Woord met betoon van Geest en kracht werd gebracht. En dan vers 42: Zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeen­schap, het breken van het brood en de gebeden. Volharding. Ja, daar komt het op aan. Je moet volharden. Daar moet je je voor inzetten. Waarbij? Het onder­wijs der apostelen. Zijn gedachten zijn zoveel hoger dan onze gedachten, maar Hij openbaart Zich vanuit zijn volheid. En die is oneindig. Daar komt alleen maar heil en zegen uit voort. Al het andere is niet waar. Hij is de waarheid. Daar word je enthousiast van. Daar kun je de hele dag wel over bezig zijn en de HERE loven en prijzen.

En dan de gemeenschap. Je wilt er ook samen van genieten. Samen beleven de machtige daden die God doet. Dat kan niet stuk. Het is fantastisch om opgeno­men te zijn in een gemeenschap. Je voelt je daar thuis. Je bent er blij om. En dan het breken van het brood. Ze aten samen. Ze vierden het avondmaal. Ze gedenken dat Messias Jezus zijn leven gegeven heeft voor de verzoening van onze zonden. De schuld is weggenomen. Wat zouden wij moeten beginnen als we onze schuld zelf moesten betalen? Dat kan toch helemaal niet? Dat is een ondraaglijke last. Daar bezwijk je onder. Messias Jezus, Gods Zoon, kwam om die schuld van mij weg te nemen.

De gebeden: wat is er mooier dan om met God te spreken. Of beter te zeggen: God spreekt met jou. Je sluit je ogen en je wacht op God. Je looft en je prijst zijn heilige Naam. Want van Hem komen alleen maar goede dingen. Prijs de Heer! Hij wil ons zegenen met de zegen van Hem. Temidden van een boos en verkeerd geslacht. Want de tegenstander van God is heel actief om de boel in de war te sturen. Het is een aanval. Maar we pareren de aanval. We laten het niet gebeuren. We blijven volharden. Volharden.

De HERE voegt dagelijks toe aan de kring, die behouden werden. Je gaat met­een aan de slag om de armen te helpen. Je verkoopt je spullen en deelt met de arme. Dat is bijbels denken en handelen. Dat is pas echte naastenliefde. Om­zien naar de weduwe en wees in hun druk. Omzien naar de afval en de verloe­dering op moreel gebied. Het niet langer nemen. Tot de daad, tot actie over­gaan. Daar waar de zonde doordringt, overgaan tot de proclamatie van de waarheid. En die waarheid zal je vrij maken. En je looft God. En wat gebeurt er? Dan sta je in de gunst bij de mensen. Prijs de Heer! Loof Hem! En dan ge­beuren er tekenen en wonderen. We lezen van Petrus en Johannes en de ver­lamde man daar bij de poort. Hij vraagt om een aalmoes. Ze zetten hem er elke dag neer om te bedelen. Petrus zegt: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel! Hij greep hem bij de hand waarna hij opsprong en heen en weer liep. Ja, zo gaat het als de kracht van God vaardig wordt. De man loofde God. Wat kan hij ook anders doen? Een wonder is gebeurd. Er gebeuren wonderen. God is een God van wonderen. Alle mensen waren met verbazing en ontzetting vervuld over wat er met hen gebeurde. God verandert de situatie. God verandert mensen. Hij is machtig. Hij regeert het grote wereldgebeuren. Hij grijpt ons bij de hand en redt ons uit de duisternis. Hij richt ons op. Prijs de Heer! We gaan weer een dag van vreugde tegemoet.

Handelingen 3:11-26

2 juni [1]

3:11

vol verbazing.

3:13

De God van Abraham en Isaäk en Jakob, de God onzer vaderen, heeft zijn knecht Jezus verheerlijkt, die gij hebt overgeleverd en verloochend ten overstaan van Pilatus,…

3:14

Doch gij hebt de Heilige en Rechtvaardige verloochend…

3:15

en de Leidsman ten leven hebt gij gedood, maar God heeft Hem opgewekt uit de doden, waarvan wij getuigen zijn.

3:17

dat gij uit onkunde hebt gehandeld, gelijk ook uw oversten;

3:18

maar zo heeft God in vervulling doen gaan wat Hij bij monde van alle profeten te voren geboodschapt had, dat zijn Christus moest lijden.

3:19

Komt dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd worden, opdat er tijden van verademing mogen komen van het aangezicht des Heren,

3:20

en Hij de Christus, die voor u te voren bestemd was, Jezus zende;

3:21

Hem moest de hemel opnemen tot de tijden van de wederoprichting aller dingen, waarvan God gesproken heeft bij monde van zijn heilige profeten, van oudsher.

3:25

Gij zijt de zonen van de profeten en van het verbond, dat God met uw vaderen gemaakt heeft, toen Hij tot Abraham zeide: En in uw nageslacht zullen alle stammen der aarde gezegend worden.

3:26

God heeft in de eerste plaats voor u zijn Knecht doen opstaan en Hem tot u gezonden, om u te zegenen, door een ieder uwer af te brengen van zijn boosheden.

Petrus grijpt de gelegenheid aan. Hij richt in de openlucht het woord tot de mensen. Mannenbroeders. Hij legt uit dat Jezus de Messias was. Aangekon­digd vanaf Adam en beloofd aan Abraham en Isaäk en Jakob en ook aange­kondigd door alle profeten. Eveneens was aangekondigd dat Hij moest lijden en opstaan. Hij was gekomen om de wereld te redden. Hij was in de eerste plaats voor hen gekomen, volgens de belofte en de profeten. Jullie moeten je bekeren en berouw hebben over je zonden. Want wat gebeurd is met Messias Jezus is verschrikkelijk. Jullie hebben wel uit onkunde gehandeld en het moest ook geschieden, opdat de zonden uitgedelgd konden worden en Hij kon op­staan. Allemaal opdat er tijden van verademing komen van het aangezicht des HEREN. Die Jezus is opgenomen tot de tijden van de wederoprichting van alle dingen. Alle profeten hebben deze dagen aangekondigd. God maakte een verbond met Abraham en jullie zijn zonen van dat verbond. Messias Jezus kwam in de eerste plaats voor jullie om jullie te zegenen en af te brengen van je zonden.

Wat een boodschap. Een boodschap van heil. Maar het moet wel aanvaard worden. Want je moet wel van je boosheden af. Daarom moeten we Jezus Christus en Die gekruisigd prediken op de hoeken van de straten. Met betoon van geest en kracht. Met verve. Want Hij komt. Hij komt met kracht. Hij wil dat allen tot bekering komen en dan komt de wederoprichting aller dingen. Dan zal Hij komen en ieder zal naar Hem luisteren en ook zijn volk zal naar Hem horen zoals de profeten aankondigden. Hijzelf zal zijn wet in hun bin­nenste leggen. Vast en zeker. We zullen het zien. Het staat er toch, dus het is waar.

Wat een boodschap. Wat een toekomst. Wat een inzicht van Petrus. Het is door de kracht van de Heilige Geest dat hij inzicht krijgt in alle verbanden. Dat is de kracht van God. Niet lang daarvoor verloochende Hij Jezus. En nu is hij de krachtige prediker van een profetische boodschap. Daar kunnen we mee verder. Want: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb dat geef ik u. Het is fantastisch. Daarmee moeten we ook vandaag de wereld in. Tekenen en wonderen zullen u volgen, zegt Jezus. Ook vandaag. God is niet veranderd. Gij hebt de Heilige Geest ontvangen. Ja, maar daar moeten we dan ook vol van zijn. Daar moeten we niet over kunnen zwijgen. De mensen mogen zien dat we kinderen van God zijn.

Handelingen 4:1-31

3 juni [1]

4:1

En terwijl zij tot het volk spraken, overvielen hen de priesters, de hoofdman van de tempel en de Sadduceeën, zeer verontwaardigd,

4:2

omdat zij het volk leerden en in Jezus de opstanding uit de doden verkondigden;…

4:4

werden gelovig, en het getal der mannen werd ongeveer vijfduizend.

4:7

Door welke kracht of door welke naam hebt gij die gedaan?

4:10

dat door die naam deze hier gezond voor u staat.

4:11

Dit is de steen, door u, de bouwlieden, versmaad, die nochtans tot hoeksteen is geworden.

4:12

En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden.

4:16

Wat moeten wij met deze mensen beginnen?

4:19

Beslist zelf, of het recht is voor God, meer aan u dan aan God gehoor te geven;

4:20

want wij kunnen niet nalaten te spreken van wat wij gezien en gehoord hebben.

4:24

verhieven zij eenparig hun stem tot God en zeiden: Gij, Here, zijt het, die geschapen hebt de hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is;…

4:30

doordat Gij uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de naam van uw heilige knecht Jezus.

4:31

En terwijl zij baden, werd de plaats, waar zij vergaderd waren, bewogen; en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en spraken het woord Gods met vrijmoedigheid.

Dat gaat zomaar niet. Ze gaan in tegen de heersende orde. En dan krijg je pro­blemen. Dan roepen ze, dat je het niet goed doet. Je gaat buiten hun boekje. Je loopt niet in het gareel. En zo was het ook hier. Wat krijgen we nou? Een zie­ke genezen in de naam van Jezus. En hoor ze toch eens praten over de profe­ten en over Jezus de valse Messias. Hoe ze het volk oproepen om te geloven in de opstanding. Daar kwamen de Sadduceeën tegen in het geweer. Zij geloven namelijk niet in een opstanding. De Farizeeën wel. Maar die zullen het ook niet van de daken geroepen hebben, want die hadden weer andere bezwaren en bovendien dan kregen ze problemen met de Sadduceeën en dat wilden ze ook niet met de bezetter op hun nek. Ze gingen naar het tempelplein en overvallen Petrus en Johannes en stoppen hen in de gevangenis.

De volgende dag moeten ze voorkomen. Wat een krachtig getuigenis. Ze ver­klaren dat ze spreken in de naam van Messias Jezus Die de leiders gekruisigd hebben. En dat ze niet zullen zwijgen. Want zeg nou zelf, hoe kunnen ze hen meer gehoorzaam zijn dan God. De leden van de Raad dreigen en dreigen, maar uiteindelijk laten ze Petrus en Johannes maar los. Wat een kracht van God is uitgestort in deze mensen. Wat een voorbeeld. Heerlijk! God is niet veranderd en geeft ook ons, mij, u vandaag, nu de kracht om uit te gaan. We moeten God laten indalen in ons leven. Hij komt dan met de kracht van de Heilige Geest. Dat kan niet anders. Dat gebeurt. Dat is heerlijk. Dat is fantas­tisch. Dan kijk je niet meer om je heen, maar dan word je enthousiast over wat God allemaal doet in je eigen leven en in het leven van anderen. Heerlijk! God doet het. Er is geen haar op je hoofd die denkt dat jij het doet. Er is geen ande­re naam onder de hemel gegeven waardoor wij behouden worden. Zo is het. Een tekst om uit je hoofd te leren.

Dan gaan ze naar de broeders en danken God. Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt, de zee en alles wat daar in is. Wij loven U. De volken kunnen woe­den. Ze kunnen de HERE en zijn Gezalfde tarten, maar Gij HERE, regeert. Psalm 2. De Messiaanse Psalm. God overwint. De Messias is gestorven en begraven en opgestaan zoals U het van te voren bepaald hebt. Maar nu HERE, gaan ze tekeer, maar wilt U ons alle vrijmoedigheid geven om met wonderen tekenen en krachten uw Naam te prediken door de Naam van Jezus?

Terwijl zij baden werd de plaats waar zij vergaderd waren bewogen en zij werden vervuld met de Heilige Geest en zij spraken het Woord met vrijmoe­digheid. Heerlijk! Dank U Heer! Dank U Here!

Handelingen 4:32-5:11

4 juni [1]

4:32

En de menigte van hen, die tot het geloof gekomen waren, was één van hart en ziel, en ook niet één zeide, dat iets van hetgeen hij bezat zijn persoonlijk eigendom was, doch zij hadden alles gemeenschappelijk.

4:35

en aan een ieder werd uitgedeeld naar behoefte.

5:1

verkocht een eigendom,

5:2

hield iets van de opbrengst achter, met medeweten van zijn vrouw,…

5:3

om de Heilige Geest te bedriegen…

5:4

Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.

5:5

viel Ananías neder en blies de adem uit. En een grote vrees kwam over allen, die het hoorden.

5:8

hebt gij het stuk land voor zoveel verkocht? En zij zeide: Ja, voor zoveel.

5:11

En een grote vrees kwam over de gehele gemeente en over allen, die dit hoorden.

Eén van hart en één van ziel. Dat is fantastisch. Daar word je blij van. Daar voel je je thuis. Daar wil je bij horen. Daar gaat de vrijblijvendheid vanzelf weg. Dat heeft aantrekkingskracht. Er is ook niemand behoeftig. Want zij die veel hebben delen dat met anderen die minder hebben. En zo gaat het. Wat een zegen. Jezus is een zegen. Waar Hij in de harten van de mensen komt wonen, daar gaan dingen veranderen. Daar worden de grootste wonderen gedaan. Daar gaat de boze op de vlucht. Dat hoeven wij niet te doen, dat doet de kracht van Jezus. We moeten ons aan Hem onderwerpen en dan gaat de duivel op de vlucht. Waar Jezus is, daar durft de boze niet te komen. Prijst Hem! Geloof in Hem!

De rijken verkochten een stuk grond en via de apostelen deelden ze het aan de armen. En dan komt er iemand die, samen met zijn vrouw, zegt alles gegeven te hebben, maar die toch iets achterhoudt. Dat is God bedriegen. Hoe kan dat in je hart opkomen? Je kunt geven aan de HERE wat je wilt, maar je moet de zaak niet bedriegen. Je kunt voor de mensen wel doen alsof je alles geeft, maar daar heeft de Heilige Geest, God, toch niets aan? Dan bedrieg je de mensen en God. Hoe kan het in je hart opkomen? Door de Heilige Geest krijgt Petrus inzicht en stelt de vraag. En dan liegt Ananías. En wat later liegt ook Saffíra. Dat kostte hen onmiddellijk hun leven. Wat een schok. Wat een schrik. Maar wel direct en eerlijk. Je moet weten dat je God niet bedriegen kunt. Daar krijg je je trekken van thuis. Eerlijk leven voor God en de mensen. Daar kunnen we wat mee. Door dit gebeuren kwam er een grote vrees over de gehele gemeente. De vreze des HEREN. En het aantal dat tot geloof kwam nam toe. Men was één van hart en één van ziel. Maar wanneer er harmonie en vrede is, dan zullen er altijd krachten binnendringen die de zaak kapot willen maken. Juist dan moeten we heel eendrachtig bijeen blijven en bidden en God loven opdat de boze geen vat op ons krijgt. Daar gaat het om.

Handelingen 5:12-25

5 juni [1]

5:12

En door de handen der apostelen geschiedden vele tekenen en wonderen onder het volk; en zij waren allen eendrachtig bijeen in de zuilengang van Salomo.

5:13

Doch van de anderen durfde niemand zich bij hen aansluiten, maar het volk stelde hen hoog.

5:14

En des te meer werden er toegevoegd, die de Here geloofden,…

5:16

en bracht zieken en door onreine geesten gekwelden mede. En zij werden allen genezen.

5:18

en zij sloegen de handen aan de apostelen…

5:19

Maar een engel des Heren opende des nachts de deuren van de gevangenis en leidde hen naar buiten en zeide:

5:20

Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al deze woorden des levens.

5:23

vonden wij er niemand in.

5:25

Zie, de mannen, die gij hebt gevangengezet, staan in de tempel en zij leren het volk.

Dat zijn nog eens wonderen. Zelfs de schaduw van Petrus was voldoende om de mensen te genezen. En iedereen die men bracht, werd gezond. Wat een kracht. Wat een wonder. Eerder ging Jezus de steden en de dorpen langs en genas alle zieken. Dat was een wonder. En dat wonder gaat hier door. Het wonder van de kracht van God. God toont zijn almacht over ziekte en dood. Hij staat boven de dood en de duivel. Hij is almachtig. Hij is groots. En er ko­men nog steeds mensen tot geloof. Dagelijks wordt toegevoegd aan de kring die behouden werden. Glorie voor Zijn Naam! Wat een wonder. Wat fantas­tisch. Wat een beweging. Wat een opwekking.

Maar de leiding van de kerk toen moet er niets van hebben. Ze komen bijeen en besluiten om weer apostelen gevangen te nemen. Ze doorkruisen namelijk de rust en de dogmatiek van de kerk. Tradities worden met voeten getreden en dat kan niet. Hoe kan uit Nazareth nu iets goeds komen? En hoe kunnen deze ongeletterde mensen uit Galilea nu iets betekenen? Daar moeten we een stokje voor steken, voordat de zaak helemaal in het honderd loopt. Ze waren vervuld met naijver. Die mensen moeten niet deze wonderdoeners achterna lopen, maar in het gareel blijven. Doch een engel des HEREN opent des nachts de kerker en leidt hen uit de gevangenis. Met de woorden: Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al deze woorden des levens. En zo gebeurt het. Ze moeten niet bang zijn, maar meteen hun taak weer opnemen. Zich niet verbergen, maar al deze woorden des levens blijven spreken.

De raad komt bijeen. Ze willen de apostelen laten voorleiden, maar de bewa­kers komen vertellen dat de kerker vergrendeld is, maar de gevangenen toch weg zijn. En dan komt er iemand die zegt: Zie de mannen die gij hebt gevan­gen gezet, staan in de tempel en zij leren het volk. Je kunt net zo veel kerkers bouwen, je kunt net zo veel proberen het woord Gods te binden, je kunt van alles bedenken, maar God gaat voort met zijn Woord, wereldwijd. Hij wil dat alle mensen behouden worden en Hij zal zijn knechten aanzetten om door te gaan. Soms onder de meest moeilijke omstandigheden. Hij gaat hen voor. Het Woord moet gepredikt worden. Verkondig het! Houd niet achter! Laat het ho­ren! Dring er op aan! God opent de deuren van de gevangenis. Hij beschermt je leven. Je bent veilig in Hem. Dat is het grote wonder. Ze kunnen van alles tegen je ondernemen. Maar wees voor hun dreigen niet bang. Het zal ze niet gelukken. Hij staat er boven.

Je doet er dus goed aan dicht bij Jezus te blijven. En niet af te wijken van wat Hij zegt. Dat zijn de woorden van het leven. Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven. Hij heeft het allemaal gezegd. Hij heeft hen niet als wezen achter­gelaten. Hij gaat hen voor. Hij voert hen op het pad ten leven. Wat een gebeur­tenis. Je ziet ook jezelf beter in het perspectief van God. God laat je nooit in de steek. Het kan stil zijn om je heen. Je kunt in gevaarlijke situaties belanden. Je kunt het soms niet zien zitten. Maar geen nood. Hij is er altijd. En blijf bij Hem. Hij biedt uitkomst.

Handelingen 5:26-42

6 juni [1]

5:26

want zij waren bevreesd dat het volk hen stenigen zou;…

5:28

en gij wilt het bloed van deze mens op ons doen neerkomen.

5:29

Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen.

5:30

De God onzer vaderen heeft Jezus opgewekt, die gij hebt gehangen aan een hout en omgebracht;

5:31

Hem heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken.

5:33

Toen zij dit hoorden, ontstaken zij in woede en wilden hen ter dood laten brengen.

5:36

maar hij werd gedood en zijn gehele aanhang viel uiteen en verliep.

5:37

maar ook deze is omgekomen en zijn gehele aanhang is uiteengeslagen.

5:39

maar indien het uit God is, zult gij hen niet kunnen vernietigen; het mocht eens blijken, dat gij tegen God strijdt.

5:40

en verboden hun te spreken in de naam van Jezus, en gaven hun de vrijheid.

5:41

Zij dan gingen uit de Raad weg, verblijd, dat zij verwaardigd waren ter wille van de naam smadelijk behandeld te zijn;

5:42

en zonder ophouden, iedere dag, leerden zij in de tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie, dat de Christus Jezus is.

Dat nemen ze niet. De apostelen zijn weer met vrijmoedigheid het evangelie gaan verkondigen. Zoals de engel het tegen hen had gezegd. Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al de woorden des levens. Maar dat gaat zomaar niet. Daar moeten ze een stokje voor steken. En opnieuw trekken ze uit om hen gevangen te nemen. Ze zijn bang voor het volk, dat dat hen zelf zal stenigen. Dat is het omgekeerde. Maar zij willen de apostelen stenigen en uit de weg ruimen. Ze nemen ze gevangen en leiden hen voor. En dan begint het weer. We hebben jullie toch verboden, enz., enz. Maar de apostelen zeg­gen: We moeten Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen. Jezus is opge­wekt, Die jullie aan het kruis genageld hebben. En deze heeft God door zijn rechterhand verhoogd, tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en ver­geving van zonden te schenken. Wat? Ja, maar dat gaat te ver. Toen ontstaken ze in woede en wilden hen ter dood laten brengen. Wat denken deze ongelet­terde lieden wel? Weg met hen. Wat een brutaliteit. Leidsman en Heiland, die valse Messias. Door Gods rechterhand verhoogd? Dat is verschrikkelijk. Wat een vreselijke dingen durven ze te zeggen.

Dan staat Gamaliël op en zegt: Pas op wat we doen. Er zijn meer valse Mes­siassen geweest en dat is ook weer overgegaan. En hij noemt enkele voorbeel­den. En nu dan deze Jezus. Ook dat gaat vanzelf weer over. Maar stel toch eens dat het uit God is, dan kunnen we er niets tegen doen. Laten we voorzich­tig zijn, indien het uit God is. Pas op! Het mocht eens blijken dat gij tegen God strijdt. Ze geselen de apostelen en laten ze vrij. Ook geen pretje om gege­seld te worden. Het bloed stroomt over je rug. Dat is vreselijk pijnlijk. Dat durven ze dan nog wel te doen. Ze verbieden hen te spreken in de naam van Jezus.

Ze gaan naar huis en ze zijn blij dat zij verwaardigd waren ter wille van de Naam smadelijk behandeld te zijn. Dat is toch geweldig. Dat is een houding. Ter wille van de Naam smadelijk behandeld te zijn. En daar een eer in te vin­den. Hoe zit het met ons? Wij zijn al bang als we als christen herkend worden. Vaak houden wij onze mond als we moeten spreken. Dat is toch te gek? Dat kan toch helemaal niet? We moeten juist wel spreken en laten horen en zien dat we christen zijn. Wat een voorbeeld. Het staat allemaal zo helder en uit het leven gegrepen beschreven. Er is vervolging. Ze kunnen niet tegen de naam van Jezus. Maar Jezus wil ons helpen. Jezus wil ons leren. Dank U, Here Jezus. Het is waar. Dat doe je niet uit jezelf. Daar krijg je de kracht voor. Daar is de Heilige Geest voor gekomen om ons staande te houden in de strijd. Om ons de woorden te binnen te brengen die we moeten spreken. Zien op Jezus, door de kracht van de Heilige Geest. Dat is de garantie en de weg van het eeuwige leven. De mensen kunnen tekeergaan. Het kan lijken of er helemaal niets meer van te maken is, maar God baant zijn weg. Messias Jezus is geko­men tot verzoening van de zonden, niet alleen van mij, maar die van de gehele wereld. En Hij kwam en komt om aan Israël zijn uitverkoren volk, bekering en vergeving te schenken. Daar kwam Hij voor. Lees het in de profeten. Jeremia 31:31 enz. enz. Glorie voor zijn Naam!

En iedere dag verkondigden zij het evangelie in de tempel en leerden dat Jezus de Messias is. Zo nu weten wij ook onze marsroute!

Handelingen 6:1-15

9 juni [1]

6:1

En toen in die dagen de discipelen talrijker werden,… omdat hun weduwen bij de dagelijkse verzorging verwaarloosd werden.

6:2

Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen.

6:3

die goed bekend staan, vol van Geest en wijsheid,…

6:4

maar wij zullen ons houden aan het gebed en de bediening van het woord.

6:6

die, na gebeden te hebben, hun de handen oplegden.

6:7

En het woord Gods wies en het getal der discipelen te Jeruzalem nam zeer toe en een talrijke schare van de priesters gaf gehoor aan het geloof.

6:8

En Stéfanus, vol van genade en kracht, deed wonderen en grote tekenen onder het volk.

6:10

en zij waren niet bij machte de wijsheid en de Geest, waardoor hij sprak, te weerstaan.

6:11

Wij hebben hem lasterlijke woorden tegen Mozes en God horen spreken.

6:12

sleepten zij hem mede en leidden hem voor de Raad,…

6:14

dat deze Jezus, de Nazoreeër, deze plaats zal afbreken en de zeden veranderen, die Mozes ons heeft overgeleverd.

6:15

En allen, die in de Raad zitting hadden, zagen, toen zij hem aanstaarden, zijn gelaat als het gelaat van een engel.

Het zal een hele drukte geweest zijn. Het ging om duizenden mensen. Zo’n snelle groei vraagt een hele organisatie. En dat gaat niet zonder groeistuipen. Zo werden de zeven aangesteld. De apostelen moesten zich concentreren op het gebed en de bediening van het Woord. Dus waar gaat het ook vandaag om? De bediening van het Woord en het gebed. Voorgangers. Voorgangers. Luister! Laat je niet in de war brengen. Beperk je tot het bedienen van het Woord en het gebed. Ben je bereid, dan kap je met alles wat niet met het Woord te maken heeft. Het gaat om de bediening van het Woord en om de gebeden. En dat is niet veranderd. Dat geldt ook voor vandaag. Waar lijden we aan? We lijden aan de verkondiging van het Woord en de gebeden. Dat is een constatering.

Het staat hier, omdat er een probleem was. Voor de apostelen kwamen er zo­veel dingen bij dat er ook onenigheid ontstond. Ze hadden het maar druk met het voeden van de mensen en met de weduwen en de wezen. Dat is heel goed werk. Dat is fantastisch werk. Maar daardoor hebben ze niet genoeg tijd voor het Woord en de gebeden. Dus wat doe je? Dan zoek je anderen. En zo deden ze. En waren deze dan niet druk met het Woord. Nou en of. Kijk eens naar Stéfanus. Waar heeft hij het over? Hij was een van de zeven verkozen uitvoer­ders. Want het kunnen alleen maar mensen zijn vol van geest en wijsheid. Waarom? Omdat ze ook in hun bediening van de tafels en de uitvoering van zoveel taken natuurlijk eerst geconcentreerd moeten zijn op het Woord. Het Woord wordt altijd en overal eerst uitgedeeld. Daar gaat het om. Dat is be­langrijk. Wat heerlijk omdat steeds maar weer te ontdekken.

Hoe belangrijk het is, dat blijkt meteen al. De vijand ligt op de loer. Die pro­beert direct de boel weer stuk te maken. Valse beschuldigingen, geroddel van binnen en van buiten. Stéfanus is zo vol van geest en wijsheid, dat hij niet te weerleggen is. En wanneer ze geen kans zien hem de mond te snoeren, dan komen ze met valse beschuldigingen. En waar gaat het over? Het gaat om Jezus, Die gezegd zou hebben dat Hij deze plaats zou afbreken en de zeden van Mozes zou veranderen. Nou, en dat kan niet. Daar gaat het nu juist om in de prediking. Bekering en Jezus volgen.

Wat een krachtige les. Hoop voor de voorgangers om niet opgebrand en ver­moeid te raken. Een krachtige oproep naar de kerken om hun organisatie te veranderen. De voorgangers vrijzetten voor het Woord en de gebeden. En dan ook het gebed ontwikkelen in de gemeente. De overige taken verdelen onder hen in de gemeente die vol zijn van geest en wijsheid. Het gaat niet in de eerste plaats om talenten die je wel of niet zou hebben. Het gaat in de eerste plaats om mensen die vol zijn van geest en wijsheid. Wat dat is, dat zien we direct al bij Stéfanus. Kennis van het Woord van God en kennis van de kracht van de Heilige Geest. Heerlijk om deze marsroute weer eens voorgehouden te krijgen.

Maar de engelen omringden Stéfanus. God legt de woorden in je mond. Ze keken naar Stéfanus daar in die raadzaal en zagen dat zijn gelaat was als dat van een engel!

Handelingen 7:1-29

10 juni [1]

7:2

De God der heerlijkheid is verschenen aan onze vader Abraham,…

7:3

naar het land, dat Ik u wijzen zal.

7:5

maar Hij beloofde het hem…

7:7

en daaraan zullen zij uittrekken en Mij vereren aan deze plaats.

7:9

En de aartsvaders verkochten uit naijver Jozef naar Egypte,…

7:20

Te dien tijde werd Mozes geboren…

7:23

naar zijn broeders, de kinderen Israëls, om te zien.

7:27

Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld?

Stéfanus, vol van de Heilige Geest, spreekt. Hij houdt een magistrale rede. Dat moet wel van de Heilige Geest komen. Hoe kan iemand anders zo spreken? Zo werkt de Heilige Geest. Ik zal jullie niet als wezen achterlaten, zei de Here Jezus. En je ziet het. Hij is er volop. In het hart en het leven van Stéfanus. Daarom krijgt hij de woorden, waar hij zelf ook verbaasd van staat. Zo’n scherp en profetisch inzicht. Wat heerlijk. En wat een lef om dat zo luid en duidelijk aan de leidslieden van het volk te zeggen. Hij gaat gewoon hun geschiedenis door. Die kennen ze allemaal wel. Ze luisteren instemmend mee. Ja, Mozes. Ja, dat is hun leraar. En Abraham, ja natuurlijk. Abraham, Isaäk en Jakob. Natuurlijk wisten ze ook van de broers, die Jozef verkocht hadden. En van de uittocht uit Egypte en van het gouden kalf.

Ook kennen ze de vraag aan Mozes: Wie heeft u tot overste en rechter over ons aangesteld? Het zijn de overbekende verhalen die iedereen kent. Maar Stéfanus legt een verband. Hij legt het verband dat het volk almaar weer van God afgeweken is en dat dan de richters en de profeten moesten komen om het volk op te roepen zich te bekeren. En dat is geen eenvoudige zaak. Daar gaan ze de profeten voor te lijf en schromen niet om ze te doden of in een put te werpen, zoals Jeremia. Hij moest gedood worden. De mensen die de waarheid zeggen moeten uit de weg geruimd worden. Toen, maar ook nu. Weg met hen! En daar gaan ze zonder pardon. Die dwarsliggers, die onruststokers, die valse profeten. Kan er uit Nazareth iets goeds komen? Nee, natuurlijk niet. Zij weten wel beter. Het moet allemaal in Jeruzalem gebeuren. Wat in de buiten­gewesten plaats vindt, dat is van veel minder niveau en betekenis, en zo gaat het maar door.

Wat een toespraak en het gaat nog verder. Het moet heenleiden naar de Mes­sias Jezus. En daar moesten ze nu net niets van hebben. Die had al zoveel el­lende veroorzaakt. En nog. Daar moeten we niets meer mee te maken hebben. Die is dood. Weg. Daar horen we niets meer van. Maar, nee hoor, Stéfanus gaat verder. Hij spreekt met opgeheven hoofd. Als een engel! Waar zou hij toch heen willen?

Handelingen 7:30-53

11 juni [1]

7:32

Ik ben de God uwer vaderen,…

7:34

en ben nedergedaald om hen te verlossen;…

7:35

Deze Mozes, die zij verloochend hadden door te zeggen: Wie heeft u tot overste en rechter aangesteld, heeft God als een overste en bevrijder gezonden,…

7:37

Een profeet gelijk mij zal God u uit uw broeders doen opstaan.

7:38

en hij ontving levende woorden om die u te geven.

7:41

en brachten een offerande aan de afgod…

7:43

Hebt gij niet de tent van Moloch gedragen en de ster van de god Romfa,…

7:45

tot de dagen van David.

7:46

Deze heeft genade gevonden bij God…

7:48

De Allerhoogste echter woont niet in wat men met handen maakt,…

7:49

De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten.

7:51

Hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij verzet u altijd tegen de Heilige Geest; gelijk uw vaderen, zo ook gij.

7:52

Zelfs hebben zij hen gedood, die geprofeteerd hebben van de komst van de Rechtvaardige, van wie gij nu verraders en moordenaars geworden zijt,

7:53

gij, die de wet ontvangen hebt op beschikking van engelen, doch haar niet hebt gehouden.

Hoe is deze Stéfanus op dreef? Hij spreekt met betoon van Geest en kracht. En dat is ook zo. God is machtig. God is almachtig. Hij is alles in allen. Stéfanus haalt aan hoe God verschijnt in de brandende braambos. Ik ben gekomen om Israël te verlossen. En het gebeurt. Ze trekken uit naar het beloofde land. En grote wonderen en tekenen gebeuren. Maar het volk is ongehoorzaam. Ze ma­ken een gouden kalf. En ze dansen daar om heen. Mozes was op de berg, veer­tig dagen lang. Dat duurde hen te lang. Daar moest iets aan gebeuren. En daar­om breekt het heidendom los. En zoals ze toen deden, offeren aan de Baäl, aan de Moloch, zo doen ze ook nu. Want hun hart is verhard. En ze willen het wil­lens en wetens niet weten. En dan gaan ze in ballingschap. Waarom, omdat ze de Baäl en de Moloch dienen. Als we aan de kinderen komen dan komen we aan God. Dan komt het oordeel onherroepelijk. Vast en zeker. Niet meer terug te draaien. En ze gaan in ballingschap. Net als in de tijd van koning Manasse. Hij was zo zondig. Hij offerde zijn kinderen aan de Moloch. En zelfs al komt er een vrome koning na hem. Er is niets meer aan te doen. De gramschap des HEREN is vol. En ze gaan in ballingschap.

De Israëlieten hadden ook de tent der getuigenis bij zich. En later werd de tempel in Jeruzalem gebouwd. Maar God heeft gezegd dat Hij niet in een huis te vatten is want: De hemel is Mij ten troon, en de aarde een voetbank mijner voeten. Het gaat om de Allerhoogste. De Schepper van hemel en aarde. Daar kan niemand tegen op. Daarom is het zo fantastisch om dicht bij Jezus te le­ven. Dan ga je goed. Dan zie je al de dingen die tegen zitten in het perspectief van de liefde van Jezus. Die is altijd bij je en Die je zonden heeft verzoend door Zelf te sterven op het kruis van Golgotha. Prijs de Heer!

Stéfanus ontmaskert de schijnheilige vroomheid van de geestelijke leidslieden van zijn tijd. Het zal je maar gezegd worden: hardnekkigen en onbesnedenen van hart. Ze doen vroom, maar zij verzetten zich tegen de HERE God en zijn profeten tot aan het offeren aan de Moloch toe. Hoe zit dat vandaag met de kerkleiders en de Moloch/abortus afgodsdienst?

Handelingen 7:54-8:3

12 juni [1]

7:56

Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.

7:58

en stenigden hem.

8:1

En Saulus stemde in met zijn terechtstelling. …en allen werden verstrooid…

8:3

En Saulus verwoestte de gemeente…

Ja, als je het zo brengt als Stéfanus deed, dan ga je te ver. Ons een heel ver­haal voorhouden en dan tot slot zo’n uitsmijter. Hadden ze dan nog niet begre­pen waar Stéfanus naar toe wilde? Tot nu toe hadden ze nog wel mee kunnen luisteren. Maar als Stéfanus zegt: hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, ja, dan is het hek van de dam. Kon je het ook niet wat voorzichtiger zeg­gen, Stéfanus? Je haalt je hierdoor toch zelf al die ellende op je hals. Dan moet je dat ook maar niet doen. Wat een toestand. O Here, help! En ja hoor. Ze slepen hem naar buiten en stenigen hem. Ze hebben helemaal geen recht om iemand te doden. Ze moesten toch ook met Jezus naar de overheerser, de onderdrukkende Romeinen, om toestemming te vragen? Maar hier loopt het uit de hand. Weg met hem! En daar vliegen de stenen al door de lucht. Wat denkt hij wel? Hardnekkigen en onbesnedenen van hart. Te gek. Ja, ze hebben Jozef verkocht. Ze zijn tegen Mozes opgetreden. Ze hebben de profeten ge­dood. Ze offerden aan de Moloch. Het was altijd tegen de wil van God. Maar wij, wij hebben de zaak goed voor elkaar! Ja, en dat laat je je niet gezeggen. Daar ga je tegenin. Ja, zelfs de komst van de Rechtvaardige, jullie eigen Mes­sias hebben jullie verworpen. En daar zijn jullie de moordenaar van geworden. Wat een tragiek. Waar moet dat heen? Messias, welnee, dat was een valse messias.

Maar het sneed hen door het hart en ze knarsten de tanden. Stéfanus sloeg de ogen op en zag Jezus staande, ter rechterhand van God. Wat een doorgang naar het eeuwige leven. Je zult het maar gezien hebben. Saulus staat daarbij. Hij schept er genoegen in. Hij paste op de jassen. Goed zo, Saulus. En Saulus gaat de gemeenten vervolgen. Hij sleept ze voor de rechter. Er komt verdruk­king en ze worden allemaal verstrooid. En dat is goed, want dan blijven ze niet op een kluitje zitten, maar dan gaan ze aan de slag ook in andere steden en dorpen. Prijs de Heer! De discipelen begraven Stéfanus en er heerste grote droefheid.

Wat is de les. Heel eenvoudig, we moeten het ons steeds weer afvragen, waar en wie we ook zijn. Wat staat er geschreven en hoe pas ik het vandaag toe in mijn leven? We zitten zo maar weer met onze eigen interpretaties. Maar het gaat erom dat we God liefhebben boven alles en onze naaste als onszelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten. Bij alles wat we bere­deneren, moeten we ons steeds weer bewust zijn: wat zou God nu willen dat ik deed? En daar kom je altijd uit. Want God laat je nooit staan. Hij geeft je ant­woord als je het vraagt in afhankelijkheid. En dan gebeuren er grote wonde­ren. Want in die gezindheid kan de Heilige Geest uit de voeten.

Handelingen 8:4-25

13 juni [1]

8:4

Zij dan, die verstrooid werden, trokken het land door, het evangelie verkondigende.

8:7

Want van velen, die onreine geesten hadden, gingen deze onder luid geroep uit en vele verlamden en kreupelen werden genezen;…

8:11

omdat hij reeds lange tijd hen door toverijen verbijsterd had.

8:13

En ook Simon zelf kwam tot geloof,…

8:15

dat zij de heilige Geest mochten ontvangen.

8:17

Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de heilige Geest.

8:18

bood hij hun geld aan,…

8:20

Uw geld zij met u ten verderve,…

8:22

Bekeer u van deze uw boosheid…

Ja, zo is het. De tovenaars van die tijd en de tovenaars van deze tijd kunnen de mensen lange tijd verbijsteren. De duivel kan grote tekenen en wonderen doen. De mensen lopen de magiërs achterna. Als we wereldwijd zien hoe occulte godsdiensten miljarden in hun greep houden, dan zien we de macht van de satan, die, als in een wrede greep, deze volken en mensen knechten. Alles wat niet met God te maken heeft, is van de duivel. Zo simpel is het. En we zien het hier.

Het begint met de verstrooiing van de gelovigen. Geen slechte zaak. Want ze verkondigen daardoor overal het evangelie. Anders waren ze er misschien nooit gekomen. Want er is altijd nog veel te doen thuis. Er is altijd een reden om niet aan de slag te gaan; om er niet op uit te trekken. We zitten zo vastge­plakt. En wat zien we hier? Ze worden vervolgd. Ze moeten erop uit. Ze gaan verkondigen. En overal komen mensen tot bekering. Dat is geweldig. En als de gelovigen niet met de legers van Rome over de heerbanen Europa waren bin­nengetrokken, dan zaten wij misschien nog wel in de duisternis. Men zegt zelfs dat Paulus in Engeland geweest is en dat we via Willebrord en Bonifa­tius het evangelie hier gekregen hebben.

In ieder geval trokken de evangelisten erop uit. Ze komen ook in Samaria en daar woonde Simon de tovenaar. Maar ook hij komt tot bekering. Wat een wonder. Ook toverdokters komen tot bekering. Prijs de Heer! Waar met be­toon van geest en kracht het Woord gebracht wordt, daar komen mensen tot bekering. Petrus en Johannes trekken naar Samaria. Want ze willen het zelf wel eens zien. En ze ontdekken de groei van de gemeente. Nog wel in Sama­ria. Hoe is het mogelijk? In de stad waar ze niets van Joden moesten hebben, is een gemeente ontstaan. Wat is het evangelie toch een kracht Gods. Wij moeten het brengen. En niet schromen. We moeten het doorgeven. En God plant het in de harten. Ze ontdekken dat ze nog niet dopen in de naam van de Heilige Geest. Dat doen ze dan en de Heilige Geest komt over hen. Jezus Zelf heeft het gezegd. Doop hen in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. En die komt dan over hen. Daar kunnen we ook zo moeilijk over doen. Hier staat het toch? We hebben dus de Heilige Geest. Dat is een zichtbare ver­schijning. Dat kan met tekenen gepaard gaan. Maar zeker is dat we die moeten preken om hem te ontvangen. Toen en ook vandaag. Wat een kracht gaat daar van uit. Want de prediking van het geloof in een tijd waarin je vervolgd wordt zoals hier, dat kun je niet in eigen kracht, maar het is de Heilige Geest Die je kracht geeft. Het waren toch de woorden van Jezus Zelf die zei dat Hij door de Trooster, de Heilige Geest, ons de woorden te binnen zal brengen, die we zeg­gen moeten. Dat is een geweldig rustgevende gedachte. Hij brengt ze ons te binnen. Dat is de kracht van de Heilige Geest.

Dan komt Simon de tovenaar ook weer op de proppen. Hij ziet de kracht van de Heilige Geest en die wil hij voor geld kopen. Hij is wel tot geloof geko­men, maar hij heeft het nog niet echt begrepen. Petrus valt dan ook heel fel uit. Wat denk je wel om de kracht Gods met geld te kunnen kopen? Uw geld zij met u ten verderve. Gij hebt part noch deel aan deze zaak. En zo is het. Het geloof heeft niets met geld te maken. Het staat er haaks op. En het is levensge­vaarlijk om de Mammon te verbinden aan het evangelie. Je kunt niet God die­nen en de Mammon. Petrus kan het niet duidelijker zeggen: …dat gij gekomen zijt tot een gal en bitterheid en een warnet van ongerechtigheid. Nou, nou. Moet dat zo scherp? Zeker wel. Want het is levensgevaarlijk. Simon vlucht naar hen toen en smeekt of ze voor hem willen bidden, dat hem niets over­kome van wat ze gezegd hebben.

Wat een wonderen in die eerste gemeenten. Ze predikten overal het evangelie. Wat moeten wij doen? Overal het evangelie prediken. Heerlijk toch?

Handelingen 8:26-40

14 juni [1]

8:26

En een engel des Heren sprak tot Filippus en zeide: Sta op en ga tegen de middag de weg op, die van Jeruzalem afdaalt naar Gaza. Deze is eenzaam.

8:27

En hij stond op en ging. En zie, een Ethiopiër… was naar Jeruzalem gegaan om te aanbidden;

8:28

en las, in zijn wagen gezeten, de profeet Jesaja.

8:29

En de Geest zeide tot Filippus: Treed toe en voeg u bij deze wagen.

8:31

Verstaat gij wat gij leest?

8:32

Gelijk een schaap werd Hij ter slachting geleid;…

8:33

In de vernedering werd zijn oordeel weggenomen;…

8:34

van wie zegt de profeet dit?

8:35

En Filippus opende zijn mond, en uitgaande van dat schriftwoord, predikte hij hem Jezus.

8:36

Zie, daar is water; wat is er tegen, dat ik gedoopt word?

8:39

nam de Geest des Heren Filippus weg en de kamerling zag hem niet meer, want hij ging zijn weg met blijdschap.

8:40

en hij trok rond om het evangelie te prediken aan alle steden,…

Ja, Filippus trok rond om het evangelie in alle steden te prediken. Wat moeten wij doen? Rondtrekken en het evangelie in alle steden prediken. Is er iets ver­anderd? Neen! Er is niets veranderd. We moeten gewoon gaan. Dat is heerlijk. Dat is het mooiste wat je kunt doen. Het evangelie Gods prediken. We zien het hier. Een engel spreekt tot Filippus. En hij gaat naar een plaats en op een tijd waar je normaal niet zou gaan. De reden waarom, wordt er niet bij gezegd. Vervolgens zegt de Geest tot Filippus: Voeg je bij die wagen. Dat doe je niet zo maar. Daar gaat een heel voornaam man met zijn stoet. Maar dan hoort hij Jesaja lezen. En Filippus vraagt: verstaat gij wat gij leest? Hoe zou ik kunnen als niet iemand het me uitlegt. Heerlijk toch? En dan legt Filippus het uit. Het gaat over Jesaja 53: Gelijk een schaap werd Hij ter slachting geleid. In de ver­nedering werd zijn oordeel weggenomen. Nou, dat was een kerntekst over de Messias. Dat heeft de woede van de Joden opgeroepen. Een lijdende Knecht des HEREN. Dat kon niet. Het moest een overwinnende Knecht des HEREN zijn. Het moest de sterke Koning zijn die de vijanden maakt tot een voetbank voor zijn voeten. Een Koning, een Messias, Die de Romeinen het land uit­gooit. En wat wordt er gepredikt: Een lijdende Messias. Ja, het staat er in Jesaja 53. Daar hebben de Joden tot op vandaag moeite mee. Dat slaan ze over. Of dat vergeestelijken zij, tot het gehele volk Israël dat door de eeuwen heen lijdt. Maar dat toepassen op een persoonlijke Messias, waar de christe­nen over spreken, dat kan niet. Dat is het omgekeerde van wat er volgens hen zou moeten gebeuren. Weg met Hem!

En nu leest de kamerling uit Morenland precies dit stuk. Hij was gekomen om te bidden in Jeruzalem. Weet u nog wel? De koningin van Sheba kwam om Salomo te bezoeken en al zijn rijkdom te zien. Want ze had gehoord hoe de God van Salomo hem gezegend had. En toen is daar diep in Ethiopië ook de aanbidding begonnen van deze God. En nu deze rijksgrote. De Koptische kerk is heel sterk in Ethiopië geweest. Wat gebeurt er toch veel. Als we onze ogen open hebben, dan zien we Gods grote daden overal. Overal waar iemand tot geloof komt, daar worden de grote daden van God gepredikt. Wat een zegen. Wat een genade. Prijs de Naam van Jezus!

Ja, dan is er ook niets op tegen om gedoopt te worden. En zo gebeurt het. Als je het evangelie begrijpt en aanneemt, dan moet je gedoopt worden. Want die doop is een zegel van dat verbond. En dat verbond, dat is God in je leven. En als je het hebt ontdekt, dan besef je hoe groot het is dat God naar jou heeft omgezien. Dan ervaar je het wonder. Prijs de Naam van Jezus. Daarna neemt de Geest Filippus weg. Verder verkondigen. De kamerling kan nu zelf wel verder. Hij vervolgt zijn weg met blijdschap. En je ziet wat er gebeurd is. Het evangelie werd ook verspreid in Morenland.

Handelingen 9:1-22

15 juni [1]

9:1

En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren,…

9:2

en vroeg van hem brieven naar Damascus… om,… hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen.

9:3

dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde;…

9:4

Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?

9:5

Ik ben Jezus, die gij vervolgt.

9:7

daar zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen.

9:9

En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet.

9:10

en de Here zeide tot hem in een gezicht: Ananías! En hij zeide: Zie, hier ben ik, Here.

9:12

en hij heeft [in een gezicht] een man, genaamd Ananías, zien binnenkomen en hem de handen opleggen, opdat hij weer zien kon.

9:15

Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig…

9:16

want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam.

9:18

en hij stond op en werd gedoopt;…

9:20

dat hij terstond in de synagogen verkondigde, dat Jezus de Zoon van God is.

9:22

Doch Saulus trad steeds krachtiger op en bracht de Joden, die te Damascus woonden, in verwarring door te bewijzen, dat deze de Christus is.

Wat een geschiedenis. Saulus’ dreiging en moord blazende. Hij was een ver­volger van de gemeente. Hij zou die sekteleden wel eens mores leren. Wat denken ze wel? De hele boel in de war brengen? En daar gaat hij met brieven op zak om de bekeerlingen naar Jeruzalem te brengen. Dat is tenminste nog eens ernst maken met de zaak. Aan zulke mensen heb je wat. Die doen wat ze zeggen. En daar gaat hij. Iedereen kent hem. Dat is een gevaarlijke. Daar moet je voor uitkijken.

Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? Dat is krachtige taal. Taal uit de hemel. Je wordt stop gezet door de stem van Jezus. Heerlijke taal. Daar kun je niet tegen op. Je valt ter aarde. Je wordt verblind. Wat een licht. Ik ben Jezus, die gij vervolgt. En dan komt meteen de opdracht. Jezus neemt de leiding in het leven van Saulus. Ananías, een discipel, moet naar hem toe, op een gezicht van de engel. Hij spreekt tegen. Moet hij naar die Saulus gaan? Maar dat is gevaarlijk. Want hij is juist gekomen om hem gevangen mee te nemen naar Jeruzalem. Maar dan komt het antwoord. Saulus wordt een werktuig in mijn hand om mijn Naam te brengen voor alle volken. En Ik zal hem tonen hoeveel hij lijden moet om mijn Naam.

En Ananías gaat. En legt Saulus de handen op, net zoals hij in een droom ge­zien heeft. Wat een goddelijke planning. Er gebeurt veel meer tussen hemel en aarde dan wij zien. Gods plan wordt volvoerd. Hij heeft de touwtjes van mijn leven en ons leven vast in handen. Hij wil ons zegenen. Hij wil ons vasthou­den. Hij wil ons de blijdschap van het evangelie voor altijd meegeven. Hij spreekt zijn Woord door zijn Woord en Geest. Dat zien we ook weer hier. Het is geen verhaal, het is een oproep aan ons vandaag om trouw Hem te volgen. We hebben toch ook het licht gezien? We hebben toch ook ontdekt dat Jezus de Zoon van God is? Het staat toch op elke bladzij van de Bijbel? Lezen dus! Dit verhaal is opnieuw een bevestiging.

Saulus gaat meteen naar de synagoge om duidelijk te maken dat Jezus de Mes­sias is volgens de Schriften. Daar raken de Joden van in de war. Want dit was toch Saulus, die juist moord en dreiging blies omdat hij de sekte van de Jezus-volgers wilde uitroeien. Daar kun je ook met je verstand niet bij. Dat is ver­warrend. Maar het is waar. Hij wordt steeds enthousiaster. Hij ontdekt dat het waar was toen Stéfanus hen Jesaja 53 voorhield. Hij ontdekt dat de toespraak van Stéfanus meer dan waar was. Hij was ook één van die valse profeten en leraren die altijd vervolgden wat van God is. Die de verkeerde goden achterna liepen. Hij wordt radicaal bekeerd. Hij ziet het en dan gaat hij steeds krach­tiger optreden om te bewijzen uit de Schriften dat Jezus de Messias was waar­op de Joden wachtten.

Heerlijk om dit te zien. Maar ook moeilijk en verwarrend voor allen die er een andere mening op na houden. Daarom is het Woord van God ook een twee­snijdend scherp zwaard. Het zift je eigen overleggingen en het wil dat je jezelf inlevert en je onderwerpt aan het Woord van God. Dat is een harde, directe en moeilijke overgave. Daar komt ook goddelijke kracht aan te pas om die beslis­sing te nemen. Hij legt het in je hart. Je moet het wel horen. Want hoe zullen ze weten als ze het niet gehoord hebben? Daarom is het fantastisch dat God zo direct deze geschiedenis aan ons overlevert. Soms denken we dat we ons zelf niet kunnen overgeven. Of we denken van een harde tegenstander van God dat die zich nooit kan overgeven. Maar het is wel mogelijk. God werkt heel hard om juist onmogelijkheden mogelijk te maken. Glorie voor zijn Naam! Heerlijk om dat te zien. De HERE is groot!

Handelingen 9:23-43

16 juni [1]

9:23

En toen er verscheiden dagen verlopen waren, beraamden de Joden het plan hem te vermoorden,…

9:25

doch zijn discipelen namen hem en lieten hem des nachts in een mand over de muur zakken.

9:26

En te Jeruzalem aangekomen, trachtte hij zich bij de discipelen te voegen, maar allen schuwden hem, daar zij niet konden geloven, dat hij een discipel was.

9:29

en vrijmoedig optreden in de naam des Heren, en hij sprak en redetwistte met de Grieks-sprekende Joden; maar dezen trachtten hem om te brengen.

9:30

en lieten hem vandaar naar Tarsus vertrekken.

9:31

De gemeente dan door geheel Judéa, Galiléa en Samaria had vrede; zij werd opgebouwd en wandelde in de vreze des Heren, en zij nam in aantal toe door de bijstand van de Heilige Geest.

9:34

En Petrus zeide tot hem: Aenéas, Jezus Christus geneest u; sta op en maak zelf uw bed op.

9:35

en bekeerden zich tot de Here.

9:37

dat zij ziek werd en stierf;…

9:39

en lieten hem onder tranen al de lijfrokken en mantels zien, die Dorcas, toen zij nog bij hen was, gemaakt had.

9:40

Maar Petrus zond hen allen naar buiten en knielde neder en bad. …en zeide: Tabitha, sta op!

9:41

en stelde haar levend voor hen.

9:42

en velen kwamen tot geloof in de Here.

9:43

En het geschiedde, dat hij verscheidene dagen te Joppe bleef bij een zekere Simon, een leerlooier.

Ja, dat gaat natuurlijk niet. De Joden zijn eerst in verwarring. Waar is nu hun fervente medestrijder in de uitroeiing van deze sekte. Dan besluiten ze om hem uit de weg te ruimen. Dat zijn geen zachte maatregelen. Daar blijkt de haat uit tegen alles wat met Messias Jezus te maken heeft. Weg met Saulus! Dood moet hij. Geen invloed meer in de samenleving. Jezus, weg met Hem! En dan zien de discipelen geen andere keus dan hem in een mand over de muur van Damascus te laten zakken. Want de Joden hebben de overheid op hun hand om de poorten te bewaken en deze oproerkraaier gevangen te ne­men. Wat een agressie. Wat een tegenstellingen.

Hij gaat naar Jeruzalem, maar allen schuwden hem. “Allen” staat er. Kun je ook voorstellen. Want dit was de leider van de vervolgers. En díe zou nu bij hen horen. Dat gaat hen een stap te ver. Het is ook haast niet te geloven. Dat zal Saulus wel tegengevallen zijn. Of zou hij er wel begrip voor gehad heb­ben? Later verhaalt hij deze geschiedenis als hij zijn levensloop vertelt. Maar door Barnabas, die ook later met hem mee reist, komt er contact. En ook in Jeruzalem gaat hij met evenveel kracht als hij voorheen hen vervolgde, nu bewijzen dat Jezus de Messias is. En dat nemen ze niet. De Grieks-sprekende Joden willen hem vermoorden. En weer moet hij op de vlucht. Nu reist hij af naar Tarsus. Wat een leven. Je bent je leven niet veilig als je bij Jezus hoort. En zo is het door de eeuwen gegaan. Hoe velen worden er ook vandaag niet vervolgd omdat zij geloven in de naam van Jezus? Wat een eeuwenlange ver­volgingen en ook nu. Denk aan China. Denk aan Soedan. Denk aan zoveel andere plaatsen. Daarom moeten we bidden voor hen die vervolgd worden. HERE, help hen! Wat is er toch steeds weer een geloofsvervolging. HERE, help hen!

En dan lezen we weer over Petrus. Hij reist door heel het land. Dat kan ook weer. Want de gemeente had rust. Kennelijk was met de bekering van Saulus ook een einde gekomen aan de vervolging. Het lijkt erop dat hij de centrale figuur was die het hele vervolgingsleger aanzette. Met zijn bekering is er een grote verandering gekomen. Dat was ook weer een plan van God. En de ver­volger wordt een prediker. God is bij machte veel meer te doen dan wij bidden kunnen of beseffen. Hij is groot. Hij is machtig. Prijs de HERE!

Petrus is ook zo’n felle. Zo’n actieve prediker. Hij trekt erop uit. Je hebt altijd een aantal initiatiefnemers, pioniers, nodig. Niet bij de pakken neerzitten. Gewoon op pad gaan. In geloof en weten dat God je zal helpen. Hij geneest Aenéas. Sta op, neem je matras op. Wat een wonder. Petrus gelooft in de genezende kracht van het evangelie van Christus en hij past het toe, daar gaat het om. We moeten geloven in die kracht en dan volgen de tekenen en de wonderen, dat kan niet missen.

En dan sterft Dorcas. Er is grote rouw, want een dierbare vrouw is niet meer. Dierbaar, want ze had zoveel gedaan voor de weduwen en wezen. Ze stond altijd klaar. Petrus wordt geroepen. En het wonder geschiedt. Tabitha, sta op. En ze wordt weer levend en iedereen ziet het. Het is niet te geloven. Wat een wonder, wat een kracht. Het getuigenis van Jezus trekt door het land. En zo was het en zo is het. We moeten erop uit. Het getuigenis mag overal klinken. Glorie voor zijn Naam! Prijs de HERE! We gaan weer op stap vandaag.

Handelingen 10:1-23

17 juni [1]

10:1

iemand, genaamd Cornelius,…

10:2

een godvruchtig man een vereerder van God met zijn gehele huis, die vele aalmoezen aan het volk gaf en geregeld tot God bad.

10:3

duidelijk een engel Gods bij zich binnenkomen…

10:7

en een godvruchtige soldaat…

10:10

geraakte hij in zinsverrukking,

10:11

en hij zag de hemel geopend…

10:14

Geenszins, Here, want ik heb nog nooit iets gegeten, dat onheilig of onrein was.

10:15

Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden.

10:17

zie, daar waren de mannen,…

10:19

zeide de Geest: Zie, twee mannen zoeken naar u;…

10:22

om u te zijnen huize te nodigen en te horen wat gij zeggen zult.

Het wonder van God gaat door. Er komen engelen aan te pas om het door te zetten. Cornelius, een godvruchtige Romein, die regelmatig tot God bad. Dat is ook een wonder. Wie had dat verwacht? Een Romein die tot God bidt. Een Romein, dat was toch de bezetter? Die behoorde toch tot de gehate soldaten, die het volk knechtten? Die het land en het volk in bedwang moesten houden? En dat was nu een godvrezend man? Hij gaf vele aalmoezen. Dan krijgt hij een gezicht en moet Petrus uitnodigen. Dan kiest hij een godvrezende soldaat uit, die waren er dus ook. Hoe zou dat gekomen zijn? Hoe bekeert een Romein zich tot de God van Israël? Daar was toch nog geen sprake van? Er waren toch nog geen zendingsreizen geweest? Of had het evangelie hem al bereikt. En dan krijgt Petrus in Joppe een zinsverrukking waarbij hem dieren worden getoond die hij mag gaan eten. Wat God rein verklaard heeft, moogt gij niet voor onheilig houden. Tot drie keer toe. Dat is dus ook duidelijke taal. Dat is een grote verandering. Op dat moment komen de slaven van Cornelius eraan. En Petrus gaat mee. Wat? Naar het huis en in het huis van een Romein? Dat toch zeker nooit? Maar hij gaat. Hij heeft het begrepen. Hij moet naar de heidenen gaan. Bij de gehate bezetter in huis. Daar moet het evangelie ook gebracht worden. Het evangelie is voor alle volken. Cornelius was een vereer­der van God. Waarom moest hij nu uitgerekend naar Cornelius? Een God-vererende Romein was het bewijs dat de Here God alle mensen op het oog heeft. Wereldwijde evangelisatie dat Jezus de Messias is. God stuurt Petrus en dan heb je te gaan. En dan komt Petrus bij Cornelius aan.

Wat een verhaal. Het is ook allemaal uit het leven gegrepen. Het is een prach­tige geschiedenis van de voortgang van het evangelie. Met steeds weer verras­sende momenten. Het is boeiend en het is adembenemend. Het loopt ook steeds weer op een manier die je niet verwacht. Het is ook vol spanning. Nu wordt wat absoluut onrein is rein verklaard. Dat geeft commotie. Dat is voor de Joden weer een extra reden om deze sekte uit te roeien. Want wie haalt het in z’n hoofd om dat wat eeuwen onrein was, en wat Mozes bevolen had, nu ineens aan de kant te zetten? Wie kan dat bewijzen? Wat denk je wel? Dat moet toch minstens in heel veel vergaderingen en colleges besproken worden? Daar komen toch zeker de schriftgeleerden aan te pas? Dat kan toch niet door een domme vissersman met een grote mond uit Galilea beslist worden? Neen. Zo werkt dat niet. Wat denken ze wel?

Dat is een heel eenvoudige analyse, maar uit het leven gegrepen. Je kunt het zo toepassen op de tijd van vandaag. Wat zitten we vaak vast aan onze dog­ma’s en gewoonten. Alsof het rechtstreekse openbaringen van God zijn. En wee je gebeente als je er verandering in durft te brengen. Dan heb je de pop­pen aan het dansen. Dit stuk is een goede les voor ons. Let op de engelen in je leven. Let op het Woord van God en het bevrijdende evangelie. Het is je vrij­heid. Want waar Christus is, is vrijheid.

Handelingen 10:24-48

18 juni [1]

10:26

Sta op, ik ben zelf ook een mens.

10:28

doch mij heeft God doen zien, dat ik niemand onheilig of onrein mag noemen.

10:33

om te horen al wat u door de Here opgedragen is.

10:35

maar onder elk volk is wie Hem vereert en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig,

10:36

naar het woord, dat Hij heeft doen brengen aan de kinderen Israëls om vrede te verkondigen door Jezus Christus. Deze is aller Heer.

10:38

want God was met Hem.

10:42

dat Hij het is, die door God is aangesteld tot rechter over levenden en doden.

10:43

Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder die in Hem gelooft, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam.

10:44

viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden.

10:45

stonden verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort,…

10:48

En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus.

Neen, Cornelius, je hoeft voor mij niet op de knieën te gaan. Ik ben zelf ook een mens. Maar jullie weten dat het een Jood niet toegestaan is zich bij een heiden te voegen. Maar God heeft mij duidelijk gemaakt, dat ik niemand on­rein mag verklaren. Daarom ben ik hier in vrijmoedigheid. En dan vertelt Cor­nelius nog eens omstandig zijn verhaal. Het is ook haast niet te geloven. Het past helemaal in elkaar. Cornelius krijgt de engel op bezoek, die opdracht geeft om Petrus te halen. Petrus krijgt het gezicht. Dat kun je geen toeval noe­men; dat is goddelijke leiding. Dat is een goddelijke aanwijzing. Daar moet je niet aan voorbijgaan. Daar moet je je op richten. Daar moet je heel goed je antennes op afstemmen. Dat geldt niet alleen voor toen, maar dat geldt ook voor vandaag, Het is o zo belangrijk om dicht bij God en zijn Woord te leven. Want God is niet veranderd. Het verhaal van Handelingen gaat door. Elke dag. Want dat Koninkrijk van recht en gerechtigheid wordt gegrondvest. Dat komt. Want het is geprofeteerd, zegt Petrus. Dat een ieder die in Hem gelooft, verge­ving ontvangt van zonden door zijn Naam. Dat is het evangelie wereldwijd. Daar moeten we enthousiast voor gaan. Dat is bestendig tegen aanvallen. Want die zijn er van alle kanten. Niet aan toegeven. Je tegen verzetten. Weg van de boze. De boze gaat op de vlucht als je je dicht bij God laat trekken. Indien jij je vernedert voor God, zal Hij je verhogen. We hebben een verho­gende God. Dat kan toch niet anders? Want Hij wil ons heel hoog, dicht bij Zich hebben. Hij stort de Heilige Geest overvloedig uit. Het is een wonder. Het is fantastisch.

Wat zal het een feest zijn geweest in het huis van Cornelius. En wat zullen de Joden buiten gezegd hebben? Die zullen er geen goed woord voor over gehad hebben. Daar krijgen ze vast nog een hoop last mee. Cornelius kan dan nog zoveel aalmoezen geven, maar hij blijft onrein. Daar voegt een Jood zich niet bij. En dan komt er een doopfestijn. Zijn gehele huis wordt gedoopt. Want Cornelius gelooft in Messias Jezus, Die gekomen is voor heel de wereld. Eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek. Wat een feest, want daardoor is ook het evangelie hier in de lage landen bij de zee gekomen. Bij mij. Wat een kracht Gods. Wat een profetische zeggingskracht. Mijn hart is aangeraakt door de kracht van God. Glorie voor zijn Naam! Dat moeten we rondbazuinen. Dank U Heer!

Handelingen 11:1-18

19 juni [1]

11:2

verschilden zij, die uit de besnijdenis waren, met hem van mening,…

11:15

viel de Heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons.

11:16

En ik herinnerde mij het woord des Heren, hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden.

11:17

Indien nu God hun op volkomen gelijke wijze als ons de gave heeft gegeven op het geloof in de Here Jezus Christus, hoe zou ik dan bij machte geweest zijn God tegen te houden?

11:18

en verheerlijkten God, zeggende: Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering ten leven geschonken.

Dat zat erin. Daar komen problemen van. Het was verschrikkelijk als een Jood bij een heiden binnenging. Daar lag ook een scherpe scheiding. Wat zullen de heidenen daarvan gedacht hebben? Want dit was natuurlijk niet alleen in Isra­ël het geval, maar ook bij alle Joden die in de verstrooiing woonden. Wat een exclusieve zaak. Wat een discriminatie. Wat een afwijzing. De Joden zetten zich ook zelf af tegen de hen omringende wereld. Ze willen er wel van mee profiteren. En dat doen ze volop. Maar verder houden ze alles buiten de deur. Daar waren ook de discipelen in gepokt en gemazeld. Wat zal het een commo­tie geweest zijn, toen Jezus bij de tollenaar binnenging. Die was dan nog wel Joods, maar toch ook van het vreselijkste soort. Gehaat, nog meer dan de Ro­meinen, de heidenen zelf. Wat een confrontatie. Waarom toch altijd die con­frontatie? Nu hier weer. Dat is toch ook om moeilijkheden vragen? Dat hoeft toch niet? Dat is te radicaal. Daar komen ongelukken van.

En zo was het. Ze verschilden van mening. De gelovigen in Jeruzalem denken er anders over. Petrus vertelt nogmaals het hele verhaal. Dat staat nu al voor de derde keer in de Handelingen. En dan zegt Petrus: als de Heilige Geest op hen gekomen is, net als bij ons in het begin, dan moet het wel zo zijn dat ook het evangelie voor hen gekomen is. Dat vinden ze een goed argument. Dat snijdt hout. Hoe kan ik dan God tegenhouden? Daarom hebben we hen ook gedoopt. Dat is een argument waar ze niets tegenin kunnen brengen. Ze ge­loven in God. Dat is de waarheid. Dat is de werkelijkheid. En dan staan ze verbaasd om te moeten erkennen dat God ook aan de heidenen de bekering ten leven heeft geschonken. Zo is het.

Het evangelie is ook naar de heidenen gekomen. Dat is ook eigenlijk logisch, want God heeft de hemel en de aarde geschapen. De mens. En Hij zag dat het zeer goed was. Dat is de werkelijkheid. Dat is God en de mens. Dus het heil is dan ook voor alle mensen. God wil zijn wereld van recht en gerechtigheid weer grondvesten. Daar is alles op gericht. Daarom moest Messias Jezus gebo­ren worden uit het geslacht van Abraham Hij had immers zijn eeuwigdurende belofte gegeven aan zijn volk. En het zou nooit ontbreken aan een zoon op de troon van David. En dat is Messias Jezus. Hij is gezeten aan de rechterhand van God. Zittende op de troon. Voor eeuwig. Hij zal zijn eigen volk verlossen en allen die geënt zijn op die stam. De profeten staan er vol van. Geloof je het niet, dan moet je het zelf maar lezen. Wat een geweldig evangelie. Daar word je almaar blijer van. Want het houdt niet op met dit leven. Dit leven is de doorgang naar het eeuwige leven waar geen zonde en geen dood, maar eeu­wige gerechtigheid heerst. Heerlijk! Dank U Here!

Handelingen 11:19-30

20 juni [1]

11:19

Zij dan, die verstrooid werden door de verdrukking, welke in verband met Stéfanus plaats vond, trokken verder… zonder tot iemand het woord te spreken dan alleen tot de Joden.

11:20

ook tot de Grieken spraken en hun de Here Jezus predikten.

11:21

en een groot aantal kwam tot geloof en bekeerden zich tot de Here.

11:25

En hij vertrok naar Tarsus om Saulus te zoeken;…

11:28

dat een grote hongersnood zou komen over het gehele rijk, die dan ook gekomen is onder Claudius.

Als er verdrukking is dan gaan de gelovigen op de vlucht. Dan wordt het Woord verspreid. Wat een wonder. Zo groeit de gemeente tegen de verdruk­king in, zeggen we dan. Het bloed der martelaren is het zaad voor de kerk. En ze worden vervolgd sinds de dood van Stéfanus. De haat is er zo in geslagen. We zagen het aan Saulus. Moord en nijd blazende. Wat kan er dan een agres­sie loskomen tegen God. Je staat er versteld van. Alles mag, maar je mag niet in God geloven. Het is je reinste discriminatie en schending van mensenrech­ten, maar dat doet er niet toe. Tegen God kan alles gezegd worden. Het is te gek.

Dan gaan ze ook het evangelie prediken aan de heidenen. En er komen velen tot geloof. Dat is een wonder. Daar gaan ze vanuit Jeruzalem eens nader on­derzoek naar doen. Barnabas ziet het en hij verheugt zich erin. Hij weet na­tuurlijk ook van het gezicht van Petrus. Ze hebben besloten dat het heil ook aan de niet-Joden toekomt. We hebben gezien hoe Petrus het huis van Corne­lius binnenging. Dat zou daarvoor nooit gebeurd zijn. God verbreedt zijn heil. Of eigenlijk is het zo dat Hij alle mensen geschapen heeft en alle mensen tot bekering wil zien komen. Dat is een groot wonder.

Dan gaat Barnabas ook op zoek naar Saulus in Tarsus. Die was daar heenge­gaan, omdat zijn leven in Jeruzalem niet veilig was. De broeders hadden ook wel moeite om hem te accepteren. Want wie kon geloven dat deze centrale figuur in de verdrukking tot geloof gekomen was? Barnabas haalt Paulus naar Antiochië, waar ze samen een vol jaar werken. Met grote zegen. Een brede schare voegt zich toe. Wat een wonder. Dan worden ze ook voor het eerst Christenen genoemd. Volgelingen van Messias Jezus. Zo komt het evangelie uiteindelijk ook in de lage landen bij de zee. En daarom zit ik nu te lezen en verheug me in de HERE. Zo mag en moet het ook verder gaan. Want alle mensen moeten het weten. Daar gaat het om. Glorie voor zijn Naam! Het evangelie van het eeuwige leven.

Dan breekt er ook een hongersnood uit. Dat had Agabus al voorspeld, gepro­feteerd en die is er ook gekomen, onder keizer Claudius. En de gemeenten beslissen om offers te brengen om de broeders, die in Judea wonen, te onder­steunen. Die hebben het arm, want die worden met de nek aangekeken. Dat zijn die mensen die tot die sekte behoren en daar moeten de mensen niets van hebben. In de synagoge wordt er tegen gepredikt. Dus dan moet je oppassen met die mensen van die sekte. Niet mee bemoeien. Daar komen ongelukken van. En zo gaat het. Het evangelie gaat de wijde wereld in. We zullen het verder gaan zien. En ook vandaag is er niets veranderd. God gaat door. Heer­lijk voor zijn Woord. Wat is het evangelie toch een kracht Gods tot behoud, voor een ieder die gelooft. Prijs de Here!

Handelingen 12:1-23

21 juni [1]

12:1

sloeg koning Herodes de hand aan sommigen van de gemeente…

12:2

En hij liet Jacobus, de broeder van Johannes, ter dood brengen…

12:3

en nam ook Petrus in hechtenis.

12:4

met het voornemen hem na het Paasfeest voor het volk te brengen.

12:5

door de gemeente werd voortdurend tot God voor hem gebeden.

12:7

En zie, een engel des Heren stond bij hem… En de ketenen vielen van zijn handen.

12:9

en hij wist niet, dat het werkelijkheid was,…

12:10

welke vanzelf voor hen openging.

12:11

Nu weet ik waarlijk, dat de Here zijn engel uitgezonden heeft en mij gerukt heeft uit de hand van Herodus…

12:12

waar velen vergaderd waren in gebed.

12:14

deed zij van blijdschap het voorportaal niet open,…

12:15

Gij spreekt wartaal.

12:16

zagen zij hem en waren verbijsterd.

12:17

Bericht dit aan Jacobus en de broeders. En hij vertrok en reisde naar een andere plaats.

12:22

omdat hij God de eer niet gaf;… en blies de adem uit.

De vervolging slaat toe. De gemeente wordt uiteen geslagen. Herodus ziet dat hij de Joden kan behagen door de leiders op te pakken. En hij doodt Jacobus, de broeder van Johannes. Vreselijk. De apostelen moeten ook lijden. En als Herodus ziet dat het volk hem daarin steunt, dan pakt hij ook Petrus op. De Joden moeten niets van die nieuwlichters hebben. Ze zijn nog steeds in de ban van de leiders van het volk. Die hebben Jezus gekruisigd. Want Jezus is de Messias niet. Het is weer een van de vele valse messiassen. En die volgelin­gen, die moet je bestrijden. Want die gooien de boel in de war. Weg met hen!

Zo zit Petrus in de gevangenis. Na het Paasfeest moet hij, net als met Jezus en Jacobus, uit de weggeruimd worden. Petrus wacht tot na het feest om voorge­leid te worden. De gemeente bidt vurig voor zijn behoud. Wat een zegen. Wat een gebed. Here zegen deze gemeente. Dank U Here, voor een biddende ge­meente. Wat een zegen. En God grijpt in. Voor God zijn bewakers en gevan­genisdeuren niets. God stuurt een engel. Petrus staat vlug op. Hij loopt mee. De deuren gaan open. Is het echt waar? Het kan toch niet waar zijn? Het lijkt wel een droom. Maar dan één straat verder is Petrus alleen. Hij gaat naar het huis van Maria. Daar zijn velen in gebed bijeen. Ze zijn verbijsterd. Rhóde laat hem zelfs eerst nog voor de deur staan. Verbijsterd over wat de Here ge­daan heeft. Petrus vertelt het. Wat een God hebben wij. Petrus vertrekt naar een andere plaats. Men kan wel proberen de gemeente te vervolgen. Maar als God in het hart van de mensen is gekomen dan kan er niets meer gebeuren, dan ben je geborgen in Hem. Dan kan het stormen, dan kan het tekeergaan. Maar dan grijpt God in. Dan zal Hij je beschermen dwars door de dood heen. Zo is Jacobus gestorven. Zo is Stéfanus gestorven. Here, vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen. Zo gaan er de duizenden door de eeuwen heen want de tegenstander van God, de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoe­kende wie hij kan verslinden. Geloof je niet in de duivel? De duivel is daar blij om. Want als je niet in hem gelooft, dan kan hij rustig zijn gang gaan. En dat doet hij ook. God is goed. God laat ons nooit in de steek.

Het feest gaat verder. De tegenstanders gaan door. Herodus zoekt Petrus. Hij laat de wacht voorkomen. Ze zijn vast en zeker gedood. Want zij hadden Petrus moeten bewaken. Petrus is niet te vinden, maar later is Petrus toch als martelaar gestorven, zoals de Here Jezus gezegd had. Petrus heeft zeker al gedacht, toen hij daar geketend en zwaar bewaakt aan de ketting lag: zou het nu al zo ver zijn? Het was wel heel merkwaardig dat ook hij voor het Paas­feest gevangen genomen werd. Het lijkt op Jezus. Hij werd geleid naar een plaats waar hij niet wilde gaan. God gaat met ons allemaal zijn weg. Volg Hem! Gehoorzaam zijn stem. Hij laat je nooit in de steek. En Herodes vindt niet lang daarna de dood. Hij laat zich als een god toejuichen. Hij sterft. God laat niet met Zich spotten.

Handelingen 12:24-13:12

22 juni [1]

12:24

En het woord des Heren wies…

13:1

waren… in de gemeente aldaar profeten en leraars,…

13:2

En terwijl zij vastten bij de dienst des Heren, zeide de Heilige Geest:…

13:3

Toen vastten en baden zij, en legden hun de handen op en lieten hen gaan.

13:5

verkondigden zij het woord Gods in de synagogen…

13:6

En na het gehele eiland doorgetrokken te zijn…

13:7

Deze begeerde het woord Gods te horen…

13:8

en trachtte de landvoogd van het geloof afkerig te maken.

13:11

En nu, zie, de hand des Heren keert zich tegen u,… En terstond viel op hem donkerheid en duisternis,…

13:12

Toen de landvoogd zag, wat er gebeurd was, kwam hij tot geloof, zeer getroffen door de leer des Heren.

Niet wij groeien. Maar het woord des Heren wast, wordt groter. Het Woord moet het doen. Dus wat moeten we dan doen. Het Woord van God lezen, le­ven en proclameren. Niets minder en niets meer. Gewoon doorgeven wat er staat. Daar met verve mee bezig zijn. Heerlijk toch? Wat een voorrecht. Het woord van God keert nooit ledig weer. Het doet wat het wil.

Er waren ook profeten. Wat moesten die nu doen in de eerste gemeente? Die bestudeerden de Schrift en spraken over de Messias en de oproep tot bekering in het licht van de wederkomst van de Messias. Wat een krachtig woord. Wat een heerlijk woord. Dat kan niet stuk. Daar word je toch enthousiast van. Pro­feten zijn altijd nodig in de gemeente. De gave van de profetie is dan ook één van de hoogste gaven. Lees 1 Corinthe 14. Prachtig gedeelte. We moeten de profetie niet verachteren. Dat zegt Petrus in 2 Petrus 1. Ik heb het zelf ge­hoord, schrijft hij daar. Daarom is profetie nooit uit eens mensenhart voortge­komen, maar mensen hebben van Godswege gesproken. Wat een kracht. Wat een eenheid in de Schrift.

En terwijl zij vastten en baden. Het gaat om vasten en gebed. Hoe kan God tot ons spreken als wij niet vasten en bidden? We zijn dan namelijk in eenheid met God. Hij komt tot ons door zijn Woord en zijn Geest. Hij wil het goede voor ons. Als we dicht bij Hem leven en eenswillend zijn met Hem, dan doen we de dingen die Hij van te voren voor ons bereid heeft. Glorie voor zijn Naam!

Dan zenden ze Paulus en Barnabas uit. Dat is een door gebed en de Heilige Geest gedragen beslissing. Dan kun je ook gaan met zekerheid en overtuiging. Dan weet je wie achter je staat. Dan ga je met kracht. Ze komen uiteindelijk op Cyprus en verkondigen het woord Gods in de synagogen. Ze gaan het hele land door. Waarvoor? Om het woord Gods te brengen. Aan de Joden en aan de heidenen. Het woord Gods is voor iedereen. Ook voor hen die het kwijtgeraakt zijn. Die in een of ander god verstrikt geraakt zijn. Het Woord van God is krachtig. Het komt ook bij de landvoogd. De landvoogd is gebonden door de tovenaar, die het occultisme bevordert. Je kunt onder de indruk raken van de kunsten van de duivel. Zoals de grote wonderen die de tovenaars aan het hof van Farao deden. Maar God overwint. Hij heerst over hen. Al zijn ze machtig. En al kunnen ze ook met hun krachten de mensen in de war brengen. Kijk maar om je heen. Je ziet het aan alle kanten. Daar moet je ontzettend voor op­passen. Je wordt er zo maar door beïnvloed. Daar moet je je dan ook krachtig tegen verzetten.

De landvoogd hoort Paulus. Hij was een verstandig man. Maar een tovenaar probeert hem er vanaf te praten. Zo gaat het altijd. Paulus bestraft hem. Zoon des duivels. Dat is het. Zoon van de duivel. Zo moeten wij ook spreken tegen alles wat niet met God te maken heeft. Over alles wat zich tegen God keert. Als je niet voor God bent dan ben je voor de duivel. Vol van allerlei list en be­drog. De tovenaar wordt blind. De kracht van God slaat hem neer. De land­voogd is verbaasd en onder de indruk en komt tot geloof. Zeer getroffen door de leer van de Here Jezus. We moeten dus niet tot geloof komen door de won­deren. Maar we moeten tot geloof komen door de leer van de Heer. Tekenen en wonderen zullen dan volgen. Daar gaat het om. En dat moeten we dan ook uitdragen. Keer op keer. We moeten niet verslappen. We zien opnieuw hoe belangrijk het is om dicht bij Jezus te blijven. Hoe? Bijbel lezen, bidden, vas­ten, gemeenschap zoeken en het brood breken. Doen!

Handelingen 13:13-49

23 juni [1]

13:14

en op de sabbatdag in de synagoge gegaan zijnde,…

13:15

indien gij een woord van opwekking voor het volk hebt, spreekt het dan.

13:23

Uit zijn geslacht heeft God naar de belofte voor Israël de Heiland Jezus doen komen,…

13:26

tot ons is deze heilsboodschap gezonden.

13:27

en zij hebben de uitspraken der profeten,… door hun oordeel vervuld,…

13:30

Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt;…

13:33

Mijn zoon zijt Gij; Ik heb U heden verwekt.

13:34

Ik zal U het heilige van David geven, dat betrouwbaar is;…

13:35

Gij zult uw Heilige geen ontbinding doen zien.

13:38

dat door Hem u vergeving van zonden verkondigd wordt;…

13:39

wordt ieder, die gelooft, gerechtvaardigd door Hem.

13:41

een werk, dat gij voorzeker niet zult geloven, als iemand het u verhaalt.

13:43

en bij hen aandrongen om te blijven bij de genade Gods.

13:44

En de volgende sabbat kwam bijna de gehele stad bijeen om het woord Gods te horen.

13:46

zie, nu wenden wij ons tot de heidenen.

13:47

Want zo heeft ons de Here geboden: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij het heil zoudt zijn tot aan het uiterste der aarde.

13:48

en allen, die bestemd waren ten eeuwigen leven, kwamen tot geloof;

13:49

en het woord des Heren verbreidde zich door het gehele land.

Ja, overal waar ze kwamen gingen ze eerst naar de synagoge. En hier leggen ze uit de grote daden van God en de komst van de Zoon van David: de Mes­sias Jezus. Ze hingen hem aan een hout, naar de profeten. Lees het zelf maar na. Maar God heeft Hem opgewekt ten derde dage. Lees het maar na. Wij vertellen jullie niets anders dan jullie eigen profeten. Onze profeten hebben het gezegd: lees Psalm 2. De prachtige Messiaanse Psalm. Daar staat het al. Mijn Zoon zijt Gij. Ik heb U heden verwekt. Kan het duidelijker? Wat moeten wij daar dan nog aan toevoegen? Daarom gaat het erom dat u vergeving van uw zonden ontvangt en gelooft dat deze Jezus de Messias is. De profeten heb­ben al gewaarschuwd dat u deze grote dingen zou horen, maar dat u het haast niet kon geloven. Wees dus op je hoede. Geloof het wel.

De volgende week komen ze weer in de synagoge. En velen willen er meer van weten. En zo gaat dat door. Gedurende de week zullen ze ook zeker niet stil gezeten hebben, maar aan iedereen, die het maar horen wil, het evangelie hebben gebracht. Ze kunnen er niet over zwijgen. Ze zijn juist op reis om het overal te brengen. Op plaatsen waar ze de boodschap nog nooit gehoord heb­ben. De volgende sabbat kwam de hele stad bijeen. Ze wilden allemaal wel horen wat Paulus te vertellen had. De Joden worden nijdig en jaloers. Hoe konden nu de heidenen delen in het heil dat toch uit de Joden is? Maar Paulus en de zijnen zeggen dat zij geroepen zijn om het heil aan alle volkeren te brengen. En zeker nu de Joden zelf het verwerpen. Dat zal een harde confron­tatie zijn geweest. Dat zullen ze niet nemen. Ze worden in hun trots gepakt.

Maar de heidenen zijn blij en staan verbaasd over zoveel heil. Ze bekeren zich en geloven. En het Woord verbreidde zich over de gehele streek. Wat een zegen. Glorie voor zijn Naam! En vandaag is het nog precies hetzelfde. Gaan en verkondigen. De proclamatie van het Woord. Waar je ook bent.

Handelingen 13:50-14:20

24 juni [1]

13:50

Maar de Joden stookten de aanzienlijke vrouwen,… op, en zij verwekten een vervolging tegen Paulus en Barnabas en dreven hen uit hun gebied.

13:52

en de discipelen werden vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest.

14:1

dat er een grote menigte, zowel van Joden als van Grieken, tot geloof kwam.

14:2

Maar de Joden, die hun geen gehoor gaven, prikkelden en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.

14:3

en tekenen en wonderen door hun handen deed geschieden.

14:6

namen zij, de toestand overzien hebbende, de wijk…

14:9

en zag, dat hij geloof had om genezing te vinden,…

14:10

Ga recht op uw voeten staan!

14:11

De goden zijn, in mensengedaante, tot ons neergedaald;…

14:15

Mannen, wat doet gij daar? …wij… verkondigen… dat gij… moet bekeren…

14:18

En hoewel zij zo spraken, konden zij ternauwernood de scharen weerhouden hun te offeren.

14:19

Maar er kwamen Joden… en zij praatten de scharen om en stenigden Paulus en sleepten hem de stad uit, menende, dat hij dood was.

Dat zal je maar gebeuren. Jij vertelt het evangelie en de stad stenigt je. Dat komt hard aan. Dan ga je wel door diepten heen. Het is ook een confronteren­de boodschap. Joden en Grieken komen tot geloof in die stad. Maar de Joden die niet tot geloof komen, zetten de heidenen op. Het wordt een hele toestand. Het wordt een oploop. Het is niet meer in de hand te houden. En zij, de situa­tie overziende, verlaten de stad. Ze schudden het stof van hun voeten en gaan verder.

Maar ze komen opnieuw in de problemen. Paulus geneest een verlamde. Hij zag hem scherp aan en zag dat hij geloof had om genezing te vinden. En ook daar lopen de mensen te hoop en zeggen dat de goden in mensengedaante ge­komen zijn en noemen Barnabas en Paulus Zeus en Hermes. En ze willen hen offeren. Wat zat de afgodendienst er diep in. En ze kunnen het ternauwernood voorkomen. Paulus en Banabas vertellen dat God de hemel en de aarde ge­maakt heeft, dat Hij ze niet alleen heeft gelaten. Hij heeft hen eten en drinken gegeven. Maar nu is Messias Jezus gekomen, waardoor wij allen behouden kunnen worden. Ze moeten zich juist bekeren van hun boze weg.

Dan komen Joden uit de vorige plaatsen waar ze hebben gepredikt om op­nieuw de mensen op te stoken. Ze hitsen hen op om Paulus te stenigen en dat doen ze ook. Daarna wordt Paulus de stad uitgesleept en men denkt dat hij het niet heeft overleefd. Maar dat is niet zo. Hij staat op en gaat de stad weer in, maar vertrekt wel de volgende dag. Wat een toestand. Wat een agressie. Wat kan die agressie groot zijn. Het is niet te geloven. Dat zou je toch niet ver­wachten? Dan moet je wel moed hebben om verder te gaan. Je moet dus ook niet vreemd opkijken als ze je tegenspreken en tegenwerken. Eigenlijk is dat normaal. Want de duivel zal alles doen om het getuigenis van Jezus te doen stoppen. En wat niet van God is, dat is van de duivel. Daar is niets aan te doen. Daar spreekt God duidelijk over. De duivel gaat rond als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden, zegt de Bijbel. Maar God zij dank op het kruis van Golgotha is hij overwonnen. Hij gaat nog tekeer, maar als wij dicht bij Jezus blijven dan zijn wij onaantastbaar. Dan kan ons niets gebeuren. Dan gaat het goed. Dan hebben we niets te vrezen. Paulus en Barnabas zijn dan ook vol blijdschap. Want zij zijn verwaardigd om voor het evangelie te lijden. Jezus gaf zijn leven. Wat kan ons dan tegenhouden om het Woord van God te brengen? We mogen ons daar altijd aan vastklampen. Wat ons ook gebeurt. Het is de waarheid in Christus. We leven naar die nieuwe hemel en aarde toe, waar we nu al onderdeel van zijn. Het zal worden als in het paradijs. En iedereen die daar nog niet bij hoort, die mogen we uitnodigen voor dat heil. Met verve en met overtuiging, ook al gooien ze met stenen. Glorie voor zijn Naam!

Handelingen 14:21-15:21

25 juni [1]

14:21

keerden zij terug…

14:22

om de zielen der discipelen te versterken en hen te vermanen om te blijven bij het geloof, en dat wij door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods moeten binnengaan.

14:23

droegen zij hen onder bidden en vasten de Here op,…

14:27

en dat Hij ook voor de heidenen een deur des geloofs had geopend.

15:1

Indien gij u niet besnijden laat… kunt gij niet behouden worden.

15:2

geen gering verzet en tegenspraak tegen hen ontstond,… zich tot de apostelen en oudsten te Jeruzalem te begeven naar aanleiding van dit geschil.

15:7

En toen daarover veel verschil van mening rees,…

15:9

zonder enig onderscheid te maken tussen ons en hen, door het geloof hun hart reinigende.

15:10

Nu dan, wat stelt gij God op de proef door een juk op de hals der discipelen te leggen, dat noch onze vaderen, noch wij hebben kunnen dragen?

15:11

Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij.

15:17

opdat het overige deel der mensen de Here zoeke, en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen,…

15:20

dat zij zich hebben te onthouden van wat door de afgoden bezoedeld is, van hoererij, van het verstikte en van bloed.

15:21

Immers Mozes heeft van oudsher in iedere stad, die hem prediken, daar hij elke sabbat in de synagogen wordt voorgelezen.

Je moet maar het lef hebben. Je bent onlangs gestenigd in die stad en daarna ben je de volgende dag vertrokken, want je leven was er niet meer veilig. En wat doe je? Je gaat daar korte tijd later weer heen. Dat is toch moeilijkheden zoeken? Maar ze gaan. Ze gaan om de broeders te bemoedigen; om te laten zien dat ze niet bang zijn. Om te vertellen dat we door vele verdrukkingen heen het Koninkrijk Gods zullen binnengaan. De tegenstand van de afgoden is groot. Daar kun je een hoop problemen mee krijgen. De occulte krachten en de duivel zitten niet stil. Maar ze gaan weer alle steden en dorpen langs. Het Woord moet gebracht worden. Ze vertellen overal van Jezus Christus en Die gekruisigd. Het Woord gaat voort. En steeds opnieuw moet het klinken. Je moet het ook steeds herhalen. Ze verlaten de broeders onder bidden en vasten, om maar bij het Woord te blijven. Want er zijn altijd allerlei krachten die je ervan af willen halen. Dat gaat haast vanzelf. Daar moet je je tegen wapenen. Je ziet het om je heen. Mensen nemen het Woord aan, maar de wereld trekt weer en ze sluiten een compromis en dan gaat het mis. Het is standvastig blijven staan in het Woord van God. Dat staat haaks op het denken en doen van de wereld.

Ze komen dus terug in Antiochië. Daar vandaan waren ze uitgezonden. En ze brengen verslag uit. Maar dan komen er meteen weer grote problemen. Som­migen vinden dat de mensen alleen behouden zijn als ze ook besneden zijn. En daar heb je het al. Er ontstaat geen gering verzet. Waar halen Paulus en Barna­bas de wijsheid vandaan dat de heidenen niet besneden moeten worden? Waar staat dat? Is Mozes niet duidelijk dat de mannen besneden moeten worden? Daar is toch geen twijfel over mogelijk? Lees zelf maar. Dan besluiten ze een afvaardiging naar de oudsten en apostelen te sturen in Jeruzalem. Die zijn nog bij Jezus geweest. Die zullen vast wel een wijs oordeel geven. Maar ook daar ontstaat verwarring en een groot geschil. Daar kan zelfs wel een scheuring uit voortkomen. Maar dan staat Petrus op. Met hem is het begonnen, toen hij na het gezicht met de dieren alles rein verklaarde en het zag als de opening om het evangelie aan de heidenen te prediken. Hoe hij toen naar Cornelius, de hoofdman moest gaan en hem en zijn gehele huis op hun geloof doopte en hoe de Heilige Geest op hen kwam. Dat waren ze niet vergeten. En hoe Petrus een apostel werd om het evangelie aan de heidenen te prediken. Hij zegt: wat wil­len we nu de heidenen opdragen wat we zelf ook niet hebben kunnen volbren­gen? Kijk, hoe ze door de eeuwen heen van God zijn afgevallen. Het is enkel door de genade van Jezus dat we een nieuwe schepping zijn. Dan staat Jaco­bus op en opent de schriften. Hij krijgt de woorden van God. Het was toch zo dat God de hemel en de aarde gemaakt heeft? En alle mensen geschapen heeft? God heeft alle mensen op het oog. Hij koos zich een volk uit waardoor de Messias geboren werd, maar het gaat om de verlossing van de gehele we­reld. En dan komt er vrede. Het is dus steeds heel belangrijk dat de wijsheid uit de Schrift zelf gehaald wordt. Dat blijkt ook hier weer. En dan geeft Jaco­bus enkele voorschriften waar de heidenen zich in ieder geval aan moeten houden. Afzien van hoererij; wat door de afgoden is bezoedeld, het verstikte en bloed. De andere richtlijnen zullen de gelovigen uit de heidenen later wel oppikken. Want in de synagogen wordt op elke sabbat Mozes en de Torah ge­lezen.

Er is dus overal een begin met de uitzaaiing van het Woord naar de heidenen. Laat de synagogen expansieplaatsen van het Woord van God zijn. God kwam voor iedereen. Hij zond zijn Zoon naar het kruis van Golgotha. Hij heeft gele­den en is gestorven en begraven en opgestaan voor de gehele wereld. Het is fantastisch. Wie wil nu niet geloven in deze God?

Handelingen 15:22-16:3

26 juni [1]

15:26

die hun leven hebben overgehad voor de naam van onze Here Jezus Christus.

15:28

Want het heeft de Heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit noodzakelijke: onthouden van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij; indien gij u hier voor wacht, zult gij wèl doen. Vaart wel!

15:38

en zich niet met hen tot het werk had begeven.

15:39

En er ontstond een verbittering,…

15:41

en hij ging door Syrië en Cilicië en versterkte de gemeenten.

16:1

genaamd Timótheüs, de zoon van een gelovige Joodse vrouw, maar van een Grieksen vader,…

16:3

en besneed hem terwille van de Joden…

Het is allemaal uit het leven gegrepen. Ze gaan met de brief van de oudsten in Jeruzalem naar Antiochië terug. Ze lezen hem voor en iedereen is blij. Daar is tenminste duidelijkheid over. Het is de overredingskracht van Petrus, die de verdeelde broeders op één lijn gekregen heeft. Want er was wel grote ver­deeldheid en het zal er ook wel heftig zijn toegegaan. Want Mozes en de pro­feten, dat waren toch heel belangrijke ijkpunten voor de Joden. Messias Jezus was wel gekomen, maar de wet, die was toch wel heilig. Ze zaten nog met al hun vezels aan het wettische vast. En dat was een hoeksteen van hun religieus beleven. Dat was hun referentiekader. Daar kon je je iets bij voorstellen. Daar kon je regels op bouwen. En daar kon je elkaar dan aan houden of op afreke­nen. En zo gebeurde het dan ook.

We zullen zien dat de besnijdenis toch steeds weer een punt is bij de Joden. In dit stukje lezen we zelfs dat Paulus Timótheüs besnijdt. Hij was van een Jood­se moeder en een Griekse vader. Dat is opmerkelijk, want een Jood trouwt niet met een heiden. Hoe zit dat dan? Hier was al sprake van secularisatie. De moeder was Joods en als Paulus hem uitkiest om mee te gaan dan besnijdt hij hem om de Joden. Het was op zich niet nodig, want besneden zijn of niet be­sneden zijn is niets, maar of men een nieuwe schepping is in Christus, zullen we herhaaldelijk lezen in de brieven van Paulus. Maar het blijft telkens een teer punt en een bron van verdeeldheid. De brief van de broeders uit Jeruza­lem is dan ook heel goed geweest voor de voortgang van het evangelie. Er kwamen immers ook veel Joden tot geloof, want Paulus bracht in de plaatsen waar hij kwam het evangelie eerst in de synagoge. En daar golden strikte re­gels net als vandaag. De uiterlijke geboden van de Joden zijn heel wezenlijk. Dat zien we en dat weten we.

Helaas waren er al meteen ook andere twisten. Want Barnabas wil Johannes meenemen, maar Paulus wil het niet. Johannes had hen op een bepaald punt tijdens de eerste reis verlaten. Paulus vindt het onverantwoord om hem nu op­nieuw mee te nemen. Ongetwijfeld heeft hij gedacht aan alles wat hen overko­men is onderweg. Dan moet je als team wel vuurproef bestendig zijn, anders heb je zo weer problemen. En daar schiet je niets mee op. Dan heb je onder­weg problemen terwijl je alle zeilen moet bijzetten om krachtig in het getuige­nis te blijven. Ze zijn er kennelijk niet uitgekomen, want er ontstond verbitte­ring. En Barnabas en Paulus gaan uiteen. Ze gaan ieder huns weegs. We zien hier ook dat het niet alleen Paulus was die op zendingsreis ging, ook Barnabas en ongetwijfeld nog anderen gingen op reis om het evangelie te brengen. Dat is fantastisch.

Paulus besluit dan om de gemeenten waar hij ooit geweest is opnieuw te be­zoeken om ze te bemoedigen. Hij neemt Silas mee. Dat is ook wel nodig, want de verdrukking is groot. Zowel van de Grieken als van de Joden. Want van die nieuwe sekte daar moesten ze niets hebben. Ze deden wel geen kwaad, maar waren in ieder geval geen volgelingen van de afgoden en de keizer. En dat was een destabiliserende factor voor het Romeinse rijk. Je moest toch wel de kei­zer aanbidden. Deed je dat niet, dan was je verdacht en een verrader. De Ro­meinen zagen daar wel op toe. Ze hielden in ieder geval de Joden scherp in de gaten, want die waren met hun godsdienst niet te vertrouwen. Hoe vaak waren ze niet opgestaan tegen de hen overheersende machten? Kortom, het was een bewogen ontwikkeling daar in het Romeinse rijk waar zelf ook heel veel aan de orde was.

Handelingen 16:4-18

27 juni [1]

16:5

De gemeenten dan werden bevestigd in het geloof en namen dagelijks in zielental toe.

16:6

maar werden door de Heilige Geest verhinderd het woord in Asia te spreken;…

16:7

maar de Geest van Jezus liet het hun niet toe;…

16:9

En Paulus kreeg in de nacht een gezicht;… Steek over naar Macedonië en help ons.

16:10

daar wij er uit opmaakten, dat God ons had geroepen om hun het evangelie te verkondigen.

16:13

En op de sabbatdag gingen wij de poort uit, de rivier langs, waar wij verwachtten, dat een gebedsplaats zou zijn;…

16:14

met name Lydia,… die God vereerde… en de Here opende haar hart,…

16:15

En toen zij gedoopt was en haar huis,…

16:16

een zekere slavin, die een waarzeggende geest had,… welke aan haar eigenaars met waarzeggen veel voordeel aanbracht.

16:17

Deze mensen… die u de weg tot behoudenis boodschappen.

16:18

En dit deed zij vele dagen lang. …Paulus… zeide: Ik gelast u in de naam van Jezus Christus van haar uit te gaan. En hij ging uit op datzelfde uur.

Het is fantastisch als een prediker weer bij de gemeenten langs komt om hen te bemoedigen en te bevestigen en hen weer op de eerste liefde te wijzen. Dat hebben we allemaal nodig. Om telkens weer opgeroepen en bemoedigd te worden om bij het Woord te blijven. Het waren immers de prediking, de gebe­den, het breken van het brood en de gemeenschap die de kenmerken waren van de eerste gemeenten? We moeten elkaar dan ook steeds opnieuw daarop wijzen en elkaar daarin aanvuren. Dat zal zijn werking hebben. Want de Geest van God werkt daar doorheen, doe het maar gewoon. Ook al twijfel je eraan en heb je andere gedachten. Maar het is heel zeker, dat gemeenten die dat doen, ook zullen groeien en bloeien. Daar zal de Heilige Geest woning maken in de harten van de mensen. Dat is heerlijk. Daar wil je ook graag bij behoren en daar willen anderen ook bijbehoren. Daar is het warm en fijn en aange­naam. Daar is de geur van Christus. En wat was ook al weer het belangrijkste kenmerk van de volgelingen van Jezus: De liefde.

Ze willen verder reizen, maar de Heilige Geest verhindert hen steeds opnieuw. Ze willen wel maar het gaat niet. Totdat Paulus in een droom een Macedoni­sche man ziet die zegt: Kom over en help ons. Dat zien ze als een teken van de Here en dan steken ze over en komen in Filippi. Dat was een stad waar een Romeins garnizoen lag. En daar gaan ze op de sabbat buiten de stad langs de rivier naar een plaats waarvan ze denken dat het een gebedsplaats is. Kenne­lijk is er geen synagoge in deze stad, anders waren ze daar vast en zeker eerst naar toe gegaan. Daar treffen ze vrouwen die samengekomen waren. Onder hen was Lydia, die God vereerde en die nodigde hen uit in haar huis. Waar hadden ze dan de vorige nacht geslapen? Of hadden ze buiten gebivakkeerd? Het is heerlijk om te lezen dat de HERE haar hart opende en zij geloofde. Het is steeds duidelijk. Wij moeten het Woord met verve en overtuiging brengen. Maar de HERE moet de harten openen. Dat geeft zo’n geweldige rust en blijdschap. Dat houdt ons ook zelf op onze plaats. Niet wij bekeren mensen. Niet onze methode en marketing brengen mensen tot geloof. Neen, het is de HERE. Wij moeten het Woord alleen maar brengen en daar mag je natuurlijk alle mogelijk middelen bij gebruiken, maar het is de HERE Die het moet doen. Wat een geweldige kracht gaat er dan ook uit van het Woord zelf. Het is niet ons Woord. Het is Gods Woord. Het zijn geen letters en boeken maar het is Gods openbaring. Toen en nu en voor altijd. Dat moeten we veel meer besef­fen. Wij denken dat de mensen het toch niet geloven, maar dat is een verkeer­de vooronderstelling. We moeten het brengen en doorgeven. We moeten daar aan vasthouden. We moeten het laten zien. Dan gaat er iets gebeuren. Dan zullen de mensen het zien. Daar kun je zeker van zijn. Dan zal er ook verzet komen, maar daar moet je je niet door laten afschrikken. Dat is logisch, want de boze zal alles doen om ons weer het zwijgen op te leggen, dat zie je hier bij Paulus ook. Wat is er niet een tegenstand.

Het begint al met die slavin die hen almaar achterna zit te roepen. Ze zegt de juiste dingen. Inderdaad, zij kwamen om de weg tot behoudenis te boodschap­pen. Maar dat een waarzeggende geest, die zich met occulte dingen bezig houdt dat almaar zit te roepen, daar moeten ze natuurlijk niets van hebben. Daar krijg je alleen maar ongelukken door. Paulus gelast de boze geest dan ook in de naam van Jezus Christus haar te verlaten. Dat is een tegenvaller voor de eigenaars van de slavin, want ze bracht een hoop geld in het laatje met haar waarzeggerij. Als daar maar geen problemen van komen.

Handelingen 16:19-40

28 juni [1]

16:19

Toen nu haar eigenaars zagen, dat hun kans op voordeel verdwenen was, grepen zij Paulus en Silas en sleurden hen naar de markt voor de overheid,…

16:21

en zij verkondigen zeden, die wij als Romeinen niet mogen aanvaarden of volgen.

16:22

scheurden hun de klederen van het lijf en lieten hen met de roede geselen;

16:23

en na hun vele slagen gegeven te hebben, wierpen zij hen in de gevangenis…

16:24

zette hij hen in de binnenste kerker en sloot hun voeten zorgvuldig in het blok.

16:25

Maar omstreeks middernacht baden Paulus en Silas en zongen Gods lof, en de gevangenen luisterden naar hen.

16:26

Doch plotseling kwam er een zware aardbeving,… en terstond gingen alle deuren open en de boeien van allen raakten los.

16:27

en was op het punt zelfmoord te plegen,…

16:30

Heren, wat moet ik doen om behouden te worden?

16:31

En zij zeiden: Stel uw vertrouwen op de Here Jezus en gij zult behouden worden, gij en uw huis.

16:33

en hij liet zichzelf en al de zijnen terstond dopen;

16:35

Laat die mensen vrij.

16:36

vertrek dan nu en gaat heen in vrede.

16:37

Geen sprake van; laten zij zelf komen en ons eruit leiden.

16:38

En dezen waren bevreesd, toen ze hoorden, dat het Romeinen waren;…

16:40

en zij zagen de broeders en spraken hen bemoedigend toe en vertrokken.

Ja, je mag nog wel je godsdienst hebben, maar wee je gebeente als je aan de handel komt. Dan heb je de poppen aan het dansen. Dan komt de agressie los. Ze hadden het kunnen weten. Als je geld kunt maken met de boze geesten, dan doe je dat. En als er dan een sekte komt die je van je handel berooft, dan is dat het einde. Dat gebeurt ook hier. Ze grijpen Paulus en Silas en slepen hen voor de stadsbestuur. Ze beschuldigen hen van het brengen van een nieuwe leer, die zij als Romeinen niet mogen aanhangen. Filippi was een Romeinse garni­zoensstad. Dus moesten ze allemaal de keizer aanbidden. Deden ze dat niet, dan werden ze als verraders aangemerkt. Daar wordt hier handig gebruik van gemaakt. Dat ze zelf een boze geest, een waarzegger, gebruikten om geld te maken, daar hadden ze het niet over. Na de gevangenneming worden Paulus en Silas gegeseld. En niet zo’n klein beetje ook. Vervolgens worden ze in de binnenste kerker ver weg opgesloten met hun voeten in het blok. Erger kon het niet. En dan zingen ze liederen in de nacht. Hoe kan dat nou? Vreselijk gele­den en toch liederen zingen in de nacht? Dat is de kracht van Jezus in je leven. Ze kunnen je alles afnemen, maar Jezus is er altijd. Ze hebben ook Jezus laten lijden en Hem alles afgenomen. Jezus zegt dat er ook voor zijn volgelingen vervolgingen komen en dat de mensen zullen denken Gode een welgevallige dienst te bewijzen door ze uit de synagoge te bannen. En Paulus had het ook gezegd aan de gemeenten, dat, willen we het koninkrijk van God bereiken, dat we dan veel moeten lijden en verdrukkingen doorstaan. Nou, dat maken Paulus en Silas hier dan wel mee. Dit alles is ons opgeschreven ten voorbeeld, opdat we het ons herinneren als we het meemaken.

Maar dan komt er een zware aardbeving en de muren vallen, de deuren gaan open. De gevangenbewaarder wetende dat hij verantwoordelijk is dat gevan­genen niet ontsnappen, wil zich van het leven beroven. Want dat kost hem toch de kop. Aardbeving of niet, hij is verantwoordelijk voor de gevangenen. Maar Paulus roept, dat hij dat niet moet doen. We zijn nog allemaal hier. Hij valt neer voor Paulus en vraagt: wat moet ik doen om behouden te worden? Het antwoord is heel simpel, maar wel direct en volkomen: Stel uw vertrou­wen op de Here Jezus en gij zult behouden worden. Ze vertellen hem van het Woord van God, de Messias en de weg tot behoud. Hij wast hun striemen schoon. Want een pijn zullen ze gehad hebben van die geseling. De gevangen­bewaarder laat zich dopen met zijn gehele huis. En ze zijn blij, ze gaan eten en er is vreugde, omdat zij tot het geloof in God gekomen zijn.

De bestuurders zijn ook geschrokken. Ze beseffen heel goed dat die aardbe­ving alles te maken heeft met de kracht van de God van Paulus en Silas. Daar kan niemand om heen. Ze bevelen dat Paulus en Silas vrijgelaten moeten wor­den. Maar dan gaat Paulus op zijn rechten staan. Hij is ook een Romein. En daar schrikken ze van. Oei, wat hebben ze gedaan? Ze dachten een oproer­kraaier aangepakt te hebben, maar nu hebben ze een Romein zonder vorm van proces gegeseld en gevangen gezet. Als daar maar geen problemen van ko­men. En, ja hoor, ze haasten zich en wringen zich in allerlei bochten om de boel recht te breien. Zo is de wereld. Ze worden met alle eer uitgeleid. Ze gaan naar Lydia en verhalen de broeders en de zusters en dus ook ons, alles wat gebeurd is. Ze spreken elkaar bemoedigend toe en vertrekken.

Wat een geschiedenis. Wat een kracht van God. God kan bergen verzetten. Hij openbaart zijn macht en majesteit op momenten dat Hij zijn macht wil tonen. Hij doet het op zijn tijd en wijze. Om de wereld en ons eraan te herinneren, dat Hij alle macht heeft in hemel en op aarde. En dat er niemand en niets is die Hem van zijn macht kan beroven. Hij regeert het grote wereldgebeuren. Hij leidt ons door het leven. Hij gaat ons voor. De wereld kan nog zo tekeergaan. En het kan lijken alsof we in de binnenste kerker worden opgesloten, of er he­lemaal geen hoop meer is. Maar God is er. Hij helpt je in de bangste momen­ten van je bestaan. Je kunt dan zelfs liederen zingen in de nacht. Tot verwon­dering van iedereen die er omheen staat. Dat is pas leven. Dan word je alleen maar blij. Dan kun je de weg door deze duisternis vol vertrouwen afleggen. Want Hij is altijd bij je. Hij laat je nooit in de steek. Dat zie je ook nu maar weer. Wat een evangelie.

Handelingen 17:1-14

29 juni [1]

17:3

door aanhalingen uitleggende, dat de Christus moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze de Christus is, die Jezus, die ik (zeide hij) u predik.

17:4

En enigen van hen lieten zich overtuigen en sloten zich bij Paulus en Silas aan, en ook een grote menigte Grieken, die God vereerden, en tal van voorname vrouwen.

17:5

Maar de Joden werden afgunstig en namen enkelen van het minste straatvolk te hulp, veroorzaakten een oploop en brachten de stad in rep en roer:…

17:6

Dezen, die de wereld in opschudding gebracht hebben, zijn ook hier gekomen,

17:7

en Jason heeft hen in zijn huis opgenomen. …door te beweren dat er een andere koning, Jezus, is.

17:10

naar Beréa, die, daar aangekomen, naar de synagoge der Joden gingen;…

17:12

Velen dan van hen kwamen tot het geloof, en van de aanzienlijke Griekse vrouwen en mannen niet weinigen.

17:13

kwamen zij ook daar de scharen opzetten en verontrusten.

17:14

maar Silas en Timótheüs bleven daar achter.

Ze trekken verder, nu naar Thessalonica. En weer hetzelfde tafereel. Ze gaan eerst naar de synagoge. Paulus legt uit dat de Messias moest lijden en opstaan. Er sluiten zich enigen aan en ook een grote menigte Griekse mannen en niet weinige vrouwen. Het lijkt wel of het evangelie juist door vrouwen heen zich gaat vermenigvuldigen. Zij zijn open en luisteren en zijn niet geblokkeerd door dogma’s, zoals zoveel mannen. Maar de Joden worden afgunstig. Zij ne­men het straatvolk in de arm en brengen de stad in rep en roer. Wat een geme­ne truc. Ze hebben er natuurlijk grif voor betaald. Dan is het geen kunst om de boel op te ruien. Wat gemeen. Maar tegen het evangelie mag alles. Je gedraagt je in alle andere gevallen. Maar als de agressie en de haat tegen God om de hoek komen kijken, dan lijkt het alsof alle normen en fatsoen wegvallen en alles uit de kast gehaald mag worden. Ze slepen Jason, de overste van de syna­goge, voor de rechter. Misschien is hij ook wel tot geloof gekomen. En waar beschuldigen ze hem van. Hij heeft een andere koning aangenomen en dat mag niet want dat is tegen de keizer. Wat een huichelarij. Net alsof de Joden in hun synagoge de keizer aanbaden. De Joden werden juist steeds verdacht van afval, omdat zij een andere God aanbaden. En nu nemen zij de heidenen te baat om de Christenen een hak te zetten. Dat is gemeen. Dat is laag bij de grond. Maar alles mag. De stad is in rep en roer. En het waren heus niet van die kleine stadjes. De heleboel is in beweging. En dan sturen ze Paulus en Silas weg. Want ze hebben ook gehoord van Filippi. Het is veiliger dat ze verder trekken. En de jonge gemeente blijft achter in een vijandige omgeving. Dat zal ook niet meegevallen zijn. Dat zal ze ook wel de nodige problemen hebben gegeven. Wat een toestand.

In Beréa gekomen, gaan ze net als altijd weer naar de synagoge. En ook daar nemen enkelen het geloof aan en ook niet weinig Griekse mannen en vrouwen. Wat een zegen. Het evangelie wordt gebracht naar de volkeren. De Here heeft het gezegd. Het evangelie is voor de gehele wereld. Wat een zegen. Wat een blijdschap. Daarom delen wij er ook in. Geloofd en geprezen zij de Here God. Prijs de Heer! Maar het duurt niet lang, want de Joden duldden niet dat het evangelie verder in de wereld gebracht wordt. De broeders laten dan Paulus vertrekken, maar Silas en Timótheüs blijven nog achter. De voortgang van het evangelie gaat door onrust en tegenstand. Maar het gaat door; het is niet te stoppen. Het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft. Eerst de Jood maar ook de Griek. De rechtvaardige zal door geloof leven. Prijs de Heer! Hoe blijven we bij dat geloof? Door zijn Woord en Geest. Het Woord is altijd bij ons. Dat moeten we dus lezen en herlezen. Dan spreekt de Geest tot ons. Dat is ook nu weer het geval. Er is niets veranderd. We moeten het Woord rondbazuinen en doorgeven. Wij kunnen niemand bekeren. Dat kan alleen door de kracht van God. Maar hoe kunnen de mensen het weten als wij het ze niet vertellen? Prijs de Here!

Handelingen 17:15-34

30 juni [1]

17:16

werd zijn geest in hem geprikkeld, toen hij zag, dat de stad zo vol afgodsbeelden was.

17:17

en op de markt dagelijks met hen, die hij er aantrof.

17:18

Wat zou die betweter willen beweren? Maar anderen: Hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn; want hij bracht het evangelie van Jezus en van de opstanding.

17:19

Zouden wij ook mogen vernemen, wat dit voor een nieuwe leer is, waarvan gij spreekt?

17:21

hadden voor niets anders tijd over dan om iets nieuws te zeggen of te horen.

17:23

heb ik ook een altaar gevonden met het opschrift: Aan een onbekende god. Wat gij dan, zonder het te kennen, vereert, dat verkondig ik u.

17:24

De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt,

17:25

en laat zich ook niet door mensenhanden dienen,… daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft.

17:26

en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, opdat zij God zouden zoeken,

17:27

of zij Hem al tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons.

17:28

Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd:…

17:30

dat zij allen overal tot bekering moeten komen;…

17:31

waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen… waarvan Hij… het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken.

17:32

Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen,…

17:34

Doch enige mannen sloten zich bij hem aan, en kwamen tot geloof…

Daar word je ook door geprikkeld. Als je al die afgodsbeelden ziet. Er komt geen einde aan. Wat een afgoderij om ons heen. We kunnen niet kijken of we worden weer door zo’n afgod verleid. Het druipt er overal van af. Het lijkt vandaag wel. De samenleving denkt agressief te kunnen zijn tegen alles wat van Jezus is. De moderne afgoden zitten in alles wat van God is afgekeerd. En het lijkt erop of de samenleving steeds verder gaat. De demonen rukken op. Daar moeten we een stokje voor steken. Daar moeten we niet aan meedoen.

Paulus loopt door Athene en merkt dat de mensen voor niets anders tijd heb­ben dan te kijken wat er nu weer voor nieuws is en wat er over de goden, de afgoden, is te zeggen. Paulus gaat de straat op en predikt Jezus. Hij zoekt de mensen op. Dat is goed. We moeten de mensen opzoeken, daar waar ze zijn. We moeten er niet omheen gaan. Daar waar de mensen zijn, daar moeten we het evangelie brengen. Dat is de bedoeling. Daar gaat het om. Heerlijk toch om de mensen van Jezus te vertellen? En Paulus brengt ze het evangelie. Hij past zich niet aan. Hij gaat in op hun zucht naar het nieuws. Ze vinden dat hij maar een vreemde leer brengt. Paulus vertelt van God, Die alles gemaakt heeft. De mens is door God geschapen, opdat zij God zouden zoeken. Hij is ook niet ver weg. Alle mensen moeten tot bekering komen. Hij heeft de Mes­sias gezonden en door Hem zal de wereld geoordeeld worden. En omdat Hij ons allemaal geschapen heeft kunnen we ook niet denken dat we goden, die door mensenhanden zijn gemaakt, kunnen dienen.

De Messias, Die heeft geleden, is ook weer opgestaan. Stop. Wat horen we nu? Een opstanding uit de doden, dat kan niet. Dat gaat ons te ver. Dan begin­nen ze te spotten. Ze hebben vast, al zeer meewarig en hoofdschuddend, het verhaal aangehoord. Wat is dat allemaal voor een vreemd verhaal? Dat kan toch helemaal niet? Dat staat veel te ver af van alles wat ze tot nu toe gehoord hebben. Daar moeten ze verder niets van hebben. Ze vertrekken. Ze gaan weg. Ze laten Paulus verder maar praten. Maar toch zijn er enigen die zich bij hem aansluiten. Zo gaat het altijd. Het begint met enigen en daar groeit de gemeen­te uit. En wat hebben ze als materiaal? Het Woord, de gemeenschap, de gebe­den en het breken van het brood. Want Jezus is niet ver weg. Hij is niet ver van een ieder van ons. Hij wil in ons hart wonen. En daar gaat het om. En dat is niet veranderd. We moeten en mogen het evangelie van Jezus Christus pre­diken. We mogen Hem belijden. En het is grote vreugde om dat te doen. Je wordt er zelf blij van. Je wordt er zelf door bevestigd. Je wordt er zelf hele­maal enthousiast van.

Soms zie je het zelf ook niet allemaal scherp meer. Dan moet je de Bijbel weer gaan lezen. Je leest dan je eigen vragen en denken en problemen weg, want God spreekt tot je net als tegen die mensen in Athene. Die werden getrokken door het Woord. Het waren er maar enigen die zich aansloten. Het is ook moeilijk, want de boze probeert je steeds weer in de war te brengen. Hij zal alles in het werk stellen om je in de put te houden, om je van God af te trekken, om je niet aan het bijbellezen te krijgen, om je maar steeds weer aan je zelf te laten twijfelen enz., enz., enz. Niet doen! Paulus ging de straat van Athene op. Hij zocht de mensen op. Dat hield hem op de been. Het Woord van God houdt ons op de been. Dus we moeten het ook lezen en leven en bidden en danken.

Handelingen 18:1-17

1 juli [1]

18:1

en kwam te Corinthe.

18:2

omdat Claudius bevolen had, dat alle Joden Rome zouden verlaten;…

18:3

en zij werkten samen, want zij waren tentenmakers van hun handwerk.

18:5

dat Jezus de Christus is.

18:6

Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben er rein van, voortaan zal ik mij tot de heidenen wenden.

18:8

geloofden en lieten zich dopen.

18:9

Wees niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet;…

18:10

wat Ik heb veel volk in deze stad.

18:12

keerden zich de Joden als één man tegen Paulus…

18:13

Deze tracht de mensen te overreden om God op onwettige wijze te vereren.

18:15

en de wet, die bij u geldt, moet gij het zelf maar uitmaken;…

18:17

maar Gállio trok zich er niets van aan.

Het is ook altijd wat. In elke stad waar ze komen, komt wel een opstootje. Ze ontmoeten Priscilla en Aquila. Die waren ook niet uit luxe naar Corinthe ge­komen. Claudius had alle Joden uit Rome verbannen. Dat was geen pretje. Wat een antisemitisme. Het is er altijd geweest. De Joden waren kennelijk een bedreiging. Waarschijnlijk hadden ze te veel belangrijke posities ingenomen, zodat de keizer bang werd. Ze waren waarschijnlijk ook te pregnant aanwezig door hun geloof en verschijning. En nu waren Priscilla en Aquila in Corinthe. Kwam goed uit, want ook Paulus was tentenmaker. Dus gingen ze samen aan het werk om in hun levensonderhoud te voorzien. Niets op tegen. Een goed principe. Het tentenmakersprincipe. Zelf de kost verdienen en dan voor de Heer aan de slag. We hoeven vandaag aan de dag maar 36 uur per week te werken. Dan hebben we nog minstens 36 uur over. Of eigenlijk nog veel meer.

Toen Silas en Timótheüs kwamen, wijdde Paulus zich geheel aan de predi­king. Zo gaat het ook. Als twee mensen werken kunnen zij de derde voorzien in zijn levensonderhoud. Dan heb je al een vrijgestelde. Dat gaat gemakkelijk. Dat moesten we onder ons ook veel meer toepassen. Er zitten zoveel tijd en verborgen talenten onder de mensen. Als je ze gebruikt en inzet dan zul je ver­steld staan van de expansieve kracht van de christenheid. Heerlijk is dat toch. Moeten we veel meer doen en op hameren. Wat een wonderen zul je dan zien.

Paulus legt de Joden uit dat Jezus wel hun Messias moest zijn. Maar dat ne­men ze niet. Ze verzetten zich ertegen. Hij stopt er mee. Uw bloed kome op uw hoofd. Hij gaat zich voortaan tot de heidenen wenden. Hij komt bij Titius Justus. Zijn huis ligt naast de synagoge. Daar moet wel ellende uit voortko­men. Want de Joden maken een opstand. En het is als altijd. Ze liegen en be­driegen. De Joden beschuldigen hem dat hij God op onwettige wijze vereert. Maar landvoogd Gállio trekt zich er niets van aan. Hij beschouwt het als een interne kwestie en niet tot zijn competentie. Hij wil over deze zaak geen rech­ter zijn en hij jaagt ze voor zijn rechterstoel weg. En dan grijpen ze Sósthenes maar Gállio jaagt ze weg. Sósthenes is kennelijk ook tot geloof gekomen. De overste van de synagoge. Dat roept kwaad bloed op. En zo is het nog. Als je te veel aan de weg timmert, dan heb je de poppen aan het dansen. Dan komt de vijand in geweer. Dan komt de brullende leeuw los. Dan krijg je het voor je kiezen. Maar dan komt het er juist op aan, om staande te blijven. Om met betoon van Geest en kracht het evangelie van Messias Jezus te prediken. Niet opgeven. Gewoon doorgaan. Hij komt. Hij heeft de wereld overwonnen. Toen in Corinthe en nu vandaag hier op mijn plaatsje en alle plaatsen in de wereld. Het kan niet stuk. Kom tot bekering. Draai je om. Het is God, Die roept. Prijs de Heer!

Handelingen 18:18-28

2 juli [1]

18:18

voer weg naar Syrië,…

18:19

En zij kwamen te Efeze aan en… ging hij zelf naar de synagoge…

18:23

om al de discipelen te versterken.

18:24

Apóllos,… doorkneed in de Schriften,…

18:25

ofschoon hij alleen wist van de doop van Johannes.

18:26

legden hem de weg Gods nauwkeuriger uit.

18:28

Want onvermoeid bestreed hij de Joden in het openbaar en bewees uit de Schriften, dat Jezus de Christus is.

Daar gaan ze weer. Onvermoeibaar trekken ze verder. Ze trekken het hele land door. Overal verkondigen zij dat Jezus de Messias is, Die zijn leven gaf tot verzoening van onze zonden. Heerlijk evangelie. Het kan niet stuk. God leeft! Hij is dezelfde. Wat een enthousiasme. Wat een geloofsmoed. Toch gaat Pau­lus weer naar de synagoge in Efeze. En dan weer verder de binnenlanden van het huidige Turkije in. Ze ontmoetten Apóllos. Vurig van Geest. Hij is door­kneed in de Schriften. Hij gelooft in de Messias. Alleen hij weet van de doop van Johannes, maar verder nog niet. Dat leggen Priscilla en Aquila hem nauw­keurig uit. En Apóllos is wat blij. Hij trekt ook verder en zo zie je hoe het evangelie groeit en bloeit tegen de verdrukking in. Hij bestreed de Joden in het openbaar en bewees uit de Schriften dat Jezus de Christus is. Weg met alle dwaalleer. Weg met alle leugen. Alleen de Schrift. Niets modernisme. Geen stromingen van: mocht het eens komen staan te gebeuren of met een vrijzinni­ge smoes als zouden het sprookjes zijn. Het is een leugen. Het Woord aan het woord laten. Niets meer en niets minder. Prijs de Heer! Dat moeten we doen. Dan hoef je niet van alles uit te leggen. Je leest maar gewoon wat er staat. Dan heb je wat er staat en dan geloof je wat er staat. Het zijn toch geen verzinsels die we lezen? Het is toch niet voor tweeërlei uitleg vatbaar? Ja, als we er ons eigen verhaal van gaan maken, dan houdt het op. Dan moet je je eigen verhaal uitleggen en inpassen met alle geknoei en gedraai van dien ten opzichte van wat er in de Bijbel geschreven staat. Daar komen alleen maar ongelukken van en daardoor lopen de kerken leeg.

Dus wat moet er gebeuren? Heel eenvoudig het Woord weer doorgeven. Op de markten, naar de mensen op plaatsen waar Jezus ook zou gaan. De mensen op­zoeken. Ze bereiken met het kostbaar evangelie. Dat gold toen, dat geldt ook nu. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde komen. Daar wachtten ze toen op en daar wachten we nu op. Heerlijk om daar in te mogen en te kunnen geloven. Je wordt weerstand bestendig. Niet omdat je het zelf allemaal zo goed weet en kunt. Maar omdat Hij alles weet en zijn leven gegeven heeft voor mijn zonden op het kruis van Golgotha en opgestaan is uit de dood, mij meenemend om die geweldige vergezichten te zien van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont. Glorie voor zijn Naam! Dank U Heer, dat U mij hebt getrokken naar U toe en niet loslaat. Toef langer niet. Nog is het tijd.

Handelingen 19:1-20

3 juli [1]

19:1

en daar enige discipelen vond.

19:2

Wij hebben zelfs niet gehoord, dat er een Heilige Geest is.

19:5

lieten zij zich dopen in de naam van de Here Jezus.

19:6

kwam de Heilige Geest over hen, en zij spraken in tongen en profeteerden.

19:9

en zonderde zijn discipelen af, terwijl hij dagelijks besprekingen hield in de gehoorzaal van Tyránnus.

19:10

zodat allen, die in Asia woonden, het woord des Heren hoorden, Joden zowel als Grieken.

19:11

En God deed buitengewone krachten door de handen van Paulus,…

19:14

zeven zonen van een zekere Sceva, een Joodse overpriester,…

19:16

En de mens, in wie de boze geest was, sprong op hen af, overweldigde hen…

19:17

en vrees overviel hen allen,…

19:18

schuld belijden en uitspreken wat zij bedreven hadden.

19:19

brachten hun boeken bijeen en verbrandden ze ten aanschouwen van allen.

19:20

Zo wies het woord des Heren krachtig en het werd sterker.

Ja, dan komen we in Efeze. Ook daar weer naar de synagoge. Maar ook daar is weerstand. Hij vond er wel enige discipelen. Ze hadden nog nooit van de Hei­lige Geest gehoord. Ze worden gedoopt en ze ontvangen de Heilige Geest en ze spraken in tongen en profeteerden. De meeste Joden willen niet. Dus zon­dert Paulus zich af en gaat met de verkondiging door in de gehoorzaal van Tyránnus. Twee jaar lang. Iedereen in Asia hoort het Woord.

En dan komt de vijand, nog wel de zonen van een Joodse overpriester. Die willen ook in naam van Jezus, die Paulus predikt, boze geesten uitwerpen. Maar dat gaat niet. Dat is levensgevaarlijk. Als je gaat marchanderen met de kracht van God dan komen de boze geesten over je zelf heen. En dat merkten ze. De boze geest valt hen aan en overweldigt hen en naakt moeten ze naar huis vluchten. Dat valt op. Iedereen hoort ervan. Mensen komen tot geloof. Belijden elkaar schuld. Ze brengen hun toverboeken en verbranden die. Dat was nog eens een radicale schoonmaak. Daar keken de mensen van op. Een hele brandstapel midden in de stad. Dat moeten we ook gaan doen. De boel opruimen. Schoon schip maken. Geen tijd verspillen aan beuzelingen en afgo­den. Maar God dienen, radicaal. Heerlijk om dat te gaan zien. Dat heeft zo’n bevrijdende werking. Daar word je blij van. Moeilijk? Ja, de boze zal alles doen om je tegen te houden, maar God geeft je de kracht en dan ontdek je zijn geweldige kracht. Heerlijk toch? Wat een zegen. Wat een genade. Prijs de Here! Schoon schip maken!

Handelingen 19:21-40

4 juli [1]

19:21

Als ik daar geweest ben, moet ik ook Rome zien.

19:23

geen geringe opschudding inzake de weg.

19:25

dat wij aan dit werk onze welvaart danken,…

19:26

dat goden, die met handen worden gemaakt, geen goden zijn;…

19:27

het heiligdom van de grote godin Artemis van geen betekenis meer geacht zal worden,…

19:30

En toen Paulus zich onder het volk wilde begeven,…

19:34

Groot is Artemis der Efeziërs!

19:36

Daar dit nu buiten kijf is, hebt gij u kalm te houden…

19:40

Want wij lopen gevaar van oproer te worden aangeklaagd…

Ja, dat was wel te verwachten. Als je aan de portemonnee komt dan heb je de poppen aan het dansen. Ze komen bij elkaar en bespreken de aanval op hun geld. Ze verdienen kapitalen aan de zilveren Artemisbeeldjes. Daar word je rijk van. Daar kun je je welvaart op bouwen. Maar die Paulus en zijn trawan­ten beweren dat beelden, die met handen gemaakt zijn, geen betekenis hebben. Pas op, straks is de grote Artemis ook nog in gevaar. En wanneer dat gebeurt, dan kunnen wij geen beeldjes meer verkopen en dan gaat onze welvaart naar de knoppen. Daar moeten we een stokje voor steken. Zoals altijd roepen ze het gepeupel bij elkaar en brengen de stad in rep en roer. Halve waarheden, hele leugens. Op een gegeven moment roepen ze: Groot is de Artemis der Efeziërs! En het stadion loopt vol. Paulus wil erop afgaan, maar ze verhinderen hem; dat is te gevaarlijk. Het getuigt wel van moed van Paulus. Hij laat zijn mede­broeders niet in de steek. Ze schreeuwen en roepen. De secretaris van de stad brengt de menigte tot kalmte. Van de Joden moeten ze niets hebben. Het zijn immers de Joden en Paulus en zijn mede Jodengenoten die de problemen ma­ken? Pas op Efeziërs! We moeten geen fout begaan. Straks worden we nog van oproer beticht. En dan hebben we pas problemen. Deze mensen doen iets tegen de stad. En daarvoor hebben we rechtszittingen. Daar kan het behandeld worden. Ga terug naar je plaats en ga aan het werk. En iedereen weet dat Arte­mis het beeld is dat uit de hemel gevallen is. Daar hoeven we ons geen zorgen over te maken. Dat is zo en dat blijft zo. Daar zal geen enkele nieuwe sekte iets aan veranderen. Wees dus niet bang! En zo komt de stad tot rust. Het evangelie gaat door. De gezanten van koning Jezus zijn onvermoeibaar op stap. Heerlijk voor het evangelie van Jezus Christus. Het kan niet stuk. Wat een voorbeelden om na te volgen. Prijs de Here!

Handelingen 20:1-12

5 juli [1]

20:1

riep Paulus de discipelen tot zich en sprak hen bemoedigend toe.

20:2

en hen uitvoerig toegesproken had,…

20:3

En toen hij daar drie maanden vertoefd had en de Joden een aanslag tegen hem smeedden,…

20:7

En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken,… zette hij zijn rede voort tot middernacht.

20:9

door de slaap overmand, van de derde verdieping naar beneden en werd dood opgenomen.

20:10

Doch Paulus kwam naar beneden, wierp zich op hem, en sloeg de armen om hem heen, en zeide: Maakt geen misbaar, want er is leven in hem.

20:11

en hij sprak nog lang met hen, tot de morgenstond, en zo vertrok hij.

20:12

En zij brachten de jongen levend weg, en werden buitengewoon bemoedigd.

Paulus is weer op reis. En weer wordt een aanslag tegen hem gesmeed. En dat is niet om hem een pak slaag te geven of hem het spreken onmogelijk te ma­ken. Neen, ze willen hem uit de weg ruimen. Hij gaat dan maar weer verder. Hij is niet niets in Efeze geweest. De Joden nemen het niet. Zij willen niet weten van een Messias Die zijn leven gaf voor hen. Zij willen een overheer­sende Messias. Zij willen een Messias die de Romeinen het land uit jaagt. En daarom willen ze deze mensen, zoals Paulus, uit de weg ruimen. Weg met hen! Niets mee te maken. Weg met hen! Het is interessant om ook te lezen dat er volgelingen uit de verschillende plaatsen waar hij een gemeente gesticht heeft, met hem zijn. Zo is het Woord van God overal gezaaid en werd erop gebouwd.

Dan houdt hij een lange redevoering, want de volgende dag wil hij weer ver­trekken en daarom maakt hij het laat. Een jongen valt uit het raam. Hij was in slaap gevallen. Een herkenbaar beeld. Hoe vallen wij niet in slaap als het warm en bedompt is. Wij vallen al in slaap als het niet bedompt is. Ik denk dat wij een urenlange rede niet meer kunnen aanhoren. Dat is ons zo maar te veel. Daar worden we al kriegelig van. Als het in de kerk wat langer duurt, dan beginnen we al te draaien. Daar kunnen we niet tegen.

Van drie hoog valt hij op de grond. Wat een schrik. Wat een toestand. Paulus gaat, wierp zich op hem en slaat de armen om de jongen. Daar schrik je op zich al van. Wie doet dat nu? Je raakt toch geen dode aan. Zeker niet als je Jood bent. En dan roept hij: Maakt geen misbaar, want er is leven in hem. Ze brengen de jongen levend weg. Ze zien het zelf. Een groot wonder? Paulus heeft de kracht van God zichtbaar gemaakt. Het gaat er steeds weer om dat God zijn kracht door zwakke mensen openbaart. Dat is het wonder dat we steeds weer mogen zien. Heerlijk om dat steeds weer te lezen en te zien. God is groot! Dat is ook vandaag zo. Wat een dankbaarheid. God geeft grote vreugde. God is goed!

Als de jongen weer levend is, dan gaat Paulus nog lang door. Hij zal hen onge­twijfeld nog eens uitgelegd hebben dat God wonderen en tekenen doet, als zij geloven in de kracht van God. En dat geldt ook voor vandaag. God is niet ver­anderd. Wij mogen geloven. En als we geloven dat God het doet, dan zullen we grote wonderen zien. Het grootste wonder is dat God ons getrokken heeft met zijn grote liefde om Hem te mogen dienen. Als we beseffen wat een Godswonder het is dat ik, dat wij hem mogen dienen, dan beseffen we de grote kracht van God, Die ons wil trekken met zijn liefde. Hij gaf zijn leven op het kruis van Golgotha. Hij verzoende onze zonde. En nu mogen wij, ge­rechtvaardigd door de genade en liefde van God, verder gaan uit dankbaar­heid, om Hem te dienen en te loven en te prijzen. Prijs de Heer!

Handelingen 20:13-38

6 juli [1]

20:13

want zo had hij het beschikt, daar hij zelf te voet wilde gaan.

20:16

want hij haastte zich om, zo mogelijk, op de Pinksterdag te Jeruzalem te zijn.

20:21

Joden en Grieken betuigende zich te bekeren tot God en te geloven in onze Here Jezus.

20:23

dat mij boeien en verdrukkingen te wachten staan.

20:24

Maar ik tel mijn leven niet en acht het niet kostbaar voor mijzelf,…

20:25

mijn aangezicht niet meer zien zult.

20:28

om de gemeente Gods te weiden,…

20:30

die verkeerde dingen spreken…

20:31

Waakt dan en herinnert u,…

20:35

door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken… Het is zaliger te geven dan te ontvangen.

20:36

boog hij de knieën en heeft hij met hen allen gebeden.

20:37

En zij barstten allen in groot geween uit…

Het is een emotionele ontmoeting. Paulus wil naar Jeruzalem. Hij wil daar voor het Pinksterfeest zijn. Daarom vraagt hij de oudsten van Efeze deze keer naar hem toe te komen. Wat was er in Efeze veel gebeurd. Onder grote ver­drukkingen hadden ze daar het evangelie gebracht. Er was een gemeente ont­staan. En vanuit Efeze was het evangelie overal verkondigd. Maar Paulus her­haalt dat ondanks alle beproevingen hij het evangelie is blijven brengen. Dat is het allerbelangrijkste. Je kunt allerlei beproevingen meemaken. Je kunt van alles tegen je krijgen. En wat heeft Paulus niet allemaal meegemaakt? Maar het ergste is als je je door alle tegenstand weg laat drukken. Het is juist een kwestie om met alle tegendruk toch staande te blijven en het reddende evange­lie van het Koninkrijk te brengen. Dat valt niet mee. Want de boze ligt telkens op de loer om je werk onderuit te halen. En dat gaat heel geraffineerd. Paulus weet daar alles van. Hij spreekt de oudsten moed in en hij waarschuwt ze dat er valse mensen zullen binnendringen, die zullen proberen de rechte leer in te ruilen voor hun eigen gedachten. Nou, dat is uit het leven gegrepen. Dat zien we zo maar voor onze ogen. Daar staat de geschiedenis bol van. Dat is het grootste gevaar dat ons bedreigt. Daar moeten we ons keer op keer tegen wa­penen. Want het is zo maar ingeslopen. Hoe kunnen we ons daar tegen wape­nen? Dat is heel eenvoudig. Dat betekent dat we dicht bij het Woord van God moeten blijven. En dat wat Paulus in zijn brieven heeft geschreven voor vast en zeker houden. Want hijzelf vertelt dat hij drie jaar lang gediend heeft. Hij heeft daar ook van allerlei rare valse gedachten moeten bestrijden. En hij heeft dat met verve gedaan. Lees zijn brieven maar. Hij schroomt niet om man en paard te noemen en het kwaad aan te wijzen en terecht te wijzen. Daar kom je ook het verste mee. Het gaat erom dat de waarheid zegeviert en de basis is van de gemeente. Dan moet je radicaal wat daarmee in strijd is afwijzen. En dat heeft Paulus dan ook altijd gedaan. Jezus volgen is belangrijker dan je eigen leven, zegt Paulus. Maar Paulus weet het. Hij weet dat hem boeien en verdruk­kingen staan te wachten in Jeruzalem. Hij zegt dat hij zeker weet dat ze hem niet terug zullen zien. Hij weet dat hij alleen maar het evangelie heeft gebracht en in niets bij hen in de schuld staat. Hij roept hen op om hun verantwoorde­lijkheid te blijven zien. En vooral ook extra aandacht geven aan de zwakkeren. Want dat is liefde en goede werken. En ook te denken aan de Here Jezus Die zegt: Het is zaliger om te geven dan om te ontvangen. De gevende liefde van Jezus is ons aller voorbeeld. Dat is onze marsroute. Daar moeten we op koer­sen.

Ze moeten allemaal vreselijk huilen. Want het is allemaal wel emotioneel. De gemeente zal vast nog zwaar in de druk zitten. Ze zullen ook onderling best hele discussies hebben. Daarom is het zo moeilijk om van Paulus afscheid te nemen. Ze willen er eigenlijk niet aan dat ze zonder Paulus verder moeten. Wij willen ook graag doorgaan met de oudere, wijze broeders, alsof we zelf die verantwoordelijkheid nog niet willen overnemen. Maar dat wordt wel de hoogste tijd. We moeten Jezus Christus prediken en Die gekruisigd. Daar gaat het om. Heerlijk toch om dat te weten en te doen? Want we hebben een Hei­land. Op weg naar dat nieuwe Rijk van recht en gerechtigheid.

Handelingen 21:1-14

9 juli [1]

21:4

Dezen zeiden Paulus door de Geest, dat hij zich niet naar Jeruzalem moest inschepen.

21:5

en op het strand knielden wij neder,…

21:7

begroetten de broeders en bleven één dag bij hen.

21:8

en gekomen in het huis van Filippus, de evangelist,…

21:9

Deze had vier ongehuwde dochters, die profetessen waren.

21:10

een zeker profeet, genaamd Agabus.

21:11

De man van wie deze gordel is, zullen de Joden te Jeruzalem zo binden en uitleveren in de handen der heidenen.

21:13

maar ook te sterven te Jeruzalem voor de naam van de Here Jezus.

21:14

De wil des Heren geschiede.

Het wordt wel allemaal erg spannend. Paulus is op weg naar Jeruzalem. En onderweg zegt iemand door de Geest dat hij zich niet moet inschepen naar Jeruzalem en in Caesaréa komt de profeet Agabus en neemt zijn linnen gordel en bindt die om zijn handen en voeten en profeteert dat hij zo in Jeruzalem door de Joden gebonden zal worden en aan de heidenen uitgeleverd. Dat is duidelijke taal. De gelovigen zijn onthutst en bezorgd. Ze proberen Paulus tegen te houden en adviseren hem om dan ook niet te gaan. Maar Paulus zet zijn reis voort. Hij weet dat God hem roept in Jeruzalem. Hij is bereid om voor de Here Jezus te sterven. Hij heeft zich volkomen aan hem overgegeven in leven en in sterven. Hij weet de weg te gaan die God voor hem uitgestip­peld heeft. Hij is zoveel tegengekomen onderweg. En waar hij nog het minst van opschrikt is van de tegenstand en de haat en de valse getuigenissen van de Joden. Want bijna overal waar hij het evangelie heeft gebracht, daar zijn de Joden in opstand gekomen en hebben ze van alles bedacht om hem het leven zuur te maken. Lees het maar na. Wat een haat van de Joden. Ze waren boos dat hij een Messias bracht die hun Messias absoluut niet kon zijn. Daar waren ze fel op tegen. Hun leidslieden hadden een andere Messias gebracht. Een overwinnende Messias moest het zijn. Eén Die zou komen met macht en majesteit en hun de vijanden zou wegjagen. Daar waren ook de Romeinen op voorbereid. Ze hadden dan ook een extra garnizoen vlak bij de tempel gele­gerd in de burcht Antonio. Als er dan weer zo’n messias kwam opdagen, dan kwamen zij in beweging. Dat was ook het geval geweest bij Messias Jezus. Ze weten er alles van. Maar Die is gedood en gekruisigd. Daar moesten de Joden niets van hebben. Ze hebben wel een verhaal proberen te vertellen dat Hij na drie dagen is opgestaan. Maar daar gelooft toch niemand in. Ze hadden zijn lichaam uit het graf gestolen was het verhaal. Zo kunnen we allemaal wel een Messias fantaseren. Maar Paulus, stilgezet op de weg naar Damascus, heeft ontdekt dat hij wel te vuur en te zwaard de gemeente kan vervolgen maar dat Jezus je stilzet en kan zeggen: Ik ben Jezus die gij vervolgt. Het is Jezus, Die ons allemaal wil stilzetten en wil trekken in de kring van het eeuwige leven. Heerlijk om zo’n Messias te mogen volgen. Hij staat altijd klaar met zijn uit­nodigende armen. Hij is Heer. Hij wil ons helpen. Hij wil ons redden. Hij is altijd bij ons.

Daarom is Paulus vol van vuur. Daarom is Paulus bereid om te sterven. Daar­om vraagt hij de mensen te stoppen om hem te weerhouden. Jezus is de grote Koning. Glorie voor de grote Koning! Vlucht in het veilige huis met de vele woningen met al je lek en gebrek, want daar is het veilig. Daar stond het kruis, daar was het graf. Daar is de opstanding en het nieuwe leven. Heerlijk toch? Dank U, Here Jezus!

Handelingen 21:15-26

10 juli [1]

21:18

En de volgende dag ging Paulus met ons Jacobus bezoeken, en alle oudsten waren daarbij aanwezig.

21:19

wat God onder de heidenen door zijn dienst had verricht.

21:20

En zij loofden God, toen zij dit hoorden,…

21:21

dat zij hun kinderen niet hoeven te besnijden, noch naar de gebruiken te leven.

21:24

dat van alles, wat men hun van u verteld heeft, niets waar is,…

21:25

te wachten voor wat de afgoden geofferd is, voor bloed, voor het verstikte en voor hoererij.

21:26

en deed aangifte, dat de dagen der heiliging zouden duren, totdat voor ieder hunner het offer gebracht was.

Dan komen ze aan in Jeruzalem. Dat is een hele reis geweest. Ze gaan naar Jacobus en de oudsten en verhalen wat God onder de Joden en de heidenen gedaan heeft. Ze zijn allemaal onder de indruk. Wat een wonder. Wat een zegen.

Maar dan vragen ze naar de besnijdenis. Want er zijn Joden die beklag doen als zou Paulus leren dat de bekeerlingen niet besneden hoeven te worden. En dat is niet waar. Maar nu leven ze vanuit het kruis en de opstanding van hun Messias Jezus. Veel rijker. En dan zonderen ze vier mannen af die een gelofte doen, waarmee Paulus dan mee zal gaan naar de tempel, zodat iedereen kan zien dat Paulus gewoon in alles meedoet. Het is wel zo dat de gelovigen uit de heidenen niet besneden hoeven te worden. Voor hen geldt de eerder afgespro­ken regel dat zij geen bloed, niet van het verstikte, niet van wat aan de afgo­den geofferd is, en geen hoererij plegen.

Zo wachten ze de komst van de Joden af, die vast met valse beschuldigingen zullen komen. Ze zijn daar allang aan gewend. Want overal waar ze kwamen, kwamen sommigen tot geloof maar de meerderheid van de Joden was tegen en ging tegen hen tekeer. Want Paulus predikte een gestorven en opgestane Mes­sias. Dat kon nooit goed zijn. Daar moesten ze zich met hand en tand tegen verzetten. Want hun Messias zou een zegevierende, een triomferende Messias zijn. Niet in de toekomst maar nu. En een lijdende Messias, Die de zonden verzoent, kon er bij hen niet in. En zo zien we de confrontatie van de weg van het licht en de duisternis. Het is hemel of hel, licht of donker. Het is Messias Jezus die aan de deur van je hart klopt. De zendingsreizen van Paulus zijn een grote overwinningstocht dwars door de wildernis van de afgoderij en het occultisme heen. Die tegenkrachten zitten niet stil. Ze zullen alles doen om je te vernietigen. En dat merk je elke dag. Dat kan heel ver gaan. Hoe hebben ze Paulus niet vervolgd en dat hij er toch levend vanaf gekomen is, is een groot wonder. Maar het is wel gebeurd. Messias Jezus baant zegevierend zijn weg naar de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar gerechtigheid woont.

Het is heerlijk om die Messias Jezus te mogen volgen. Het komt allemaal van Hem. Hij schenkt het leven. Hij schenkt het geloof. Wij hoeven alleen maar opengebroken te worden voor Gods liefde. Niemand zal achteraf zeggen, dat hij door zijn eigen kracht tot geloof gekomen is. Neen. Verre van dat. Want hoe meer je in het licht van koning Jezus komt te staan, hoe meer je beseft dat je volkomen afhankelijk bent van de Lichtbron, dat is koning Jezus. Glorie voor zijn Naam!

Handelingen 21:27-39

11 juli [1]

21:28

al schreeuwende: Help, mannen van Israël! Dit is de mens,… en nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en deze heilige plaats ontwijd!

21:30

en zij grepen Paulus en sleurden hem de tempel uit;…

21:31

En terwijl zij hem poogden te vermoorden,…

21:33

Toen naderde de overste, liet hem grijpen,…

21:36

want de volksmenigte volgde, al schreeuwende: Weg met hem!

21:39

Maar Paulus zeide: Ik ben een Jood uit Tarsus,… ik vraag u verlof tot het volk te mogen spreken.

Ja, daar heb je het al. De Joden zijn aangekomen uit de verschillende steden. Het wordt immers Pinksterfeest. En ze beginnen te schreeuwen als ze Paulus ontdekken. Dit is hem! Pak hem! Hij brengt een valse leer en daarmee het volk in rep en roer. De Romeinse soldaten zijn op hun hoede en komen er al snel op af. Want men is bezig om Paulus te vermoorden. De agressie is zeer groot. De overste neemt Paulus gevangen; doet hem twee boeien om. Want het moet wel een heel zware zijn als het volk zo tekeergaat. De mensen dringen en dringen. Ze zijn buiten zichzelf en schreeuwen: Weg met hem! Waar hadden ze dat ook al eens eerder geroepen? Ja, het is erg belangrijk om je kinderen de geschiede­nissen uit de Bijbel al vroeg in te prenten. Het evangelie komt als licht in een duistere wereld. De wereld kan het niet pakken. De boze moet worden over­wonnen. En wat overwint de boze: Het Licht. Jezus. Het is de kracht Gods. Jezus Christus en Die gekruisigd.

Wat een toestand. Paulus had niets verkeerd gedaan. Maar ze gaan tegen hem tekeer alsof hij de grootste misdadiger is. Zo gaat het altijd. Als de religieuze gevoelens van de ander worden geraakt, dan komt er toch een agressiviteit los waar je bang van wordt. Het is onvoorstelbaar. En dan komen ze weer met leugens. Want als ze de waarheid niet aan kunnen, dan schromen ze niet om met leugens te komen. Verdraaiing van de feiten. Zo gaat het altijd weer. Weg met hem! Weg met hem! Hij brengt heidenen in de voorhof. Helemaal niet gebeurd, maar het is wel kolen op het vuur. Weg met hem! De Romeinen zijn op alles voorbereid. Met een heel regiment komen ze er aan. Ze pakken Paulus op. Want men probeert Paulus te vermoorden. En dat gaat te ver. Ze hebben Stéfanus wel kunnen stenigen, maar met Paulus lukt het net niet. Ze nemen Paulus mee naar de kazerne want daar kunnen ze er wel achter komen wat er nu precies aan de hand is. Paulus moet zelfs door de soldaten worden gedra­gen, zo dringen de mensen op. Zo woedend zijn ze en ze scanderen: Weg met hem!

In de kazerne ontdekt de overste wie hij te pakken heeft. Hij heeft een Ro­meins staatsburger opgepakt. Hij schrikt en Paulus maakt van zijn recht ge­bruik. Hij vraagt verlof om het volk toe te spreken. Daar heeft de overste niet van terug. Want wee je gebeente als bekend zou worden dat hij zomaar een Romeins staatsburger heeft opgepakt. Dan zwaait er wat. Kennelijk was het voor de Romeinse burgers zo geregeld, dat ze hun rechten konden laten gel­den. Wat zal dat worden, die toespraak? Ziet u het al voor u? De burcht Anto­nio ligt met uitzicht op het tempelplein. Want dat is het centrale punt voor de Joden. Daar beginnen de meeste opstootjes. Daar moet je dus permanent toe­zicht op houden. Het lijkt alsof er vandaag aan de dag niets veranderd is. Ook vandaag is dat gebied het centrum van de brandhaard van de gehele wereld. Dat voel je aan. Permanente bewaking en het kan elk moment uitbarsten. Pau­lus vraagt verlof om het volk toe te spreken en hij krijgt verlof.

Handelingen 21:40-22:22

12 juli [1]

21:40

en toen het geheel stil geworden was,…

22:3

een ijveraar voor God evenals gij allen heden zijt.

22:5

om ook hen, die daar waren, geboeid naar Jeruzalem te brengen, opdat zij gestraft zouden worden.

22:8

Ik ben Jezus, de Nazoreeër, die gij vervolgt.

22:10

hetgeen u opgelegd is om te doen.

22:13

Saul, broeder, word weer ziende!

22:15

want gij moet getuige voor Hem zijn bij alle mensen,…

22:17

en in de tempel aanbad, dat ik in zinsverrukking geraakte,

22:18

en dat ik Hem zag, die tot mij zeide: Haast u en vertrek spoedig uit Jeruzalem, want zij zullen van u geen getuigenis over Mij aannemen.

22:21

Ga heen, want Ik zal u uitzenden, ver weg, naar de heidenen.

22:22

Weg van de aarde met zo iemand: want hij behoort niet te blijven leven!

Goed, Paulus mag dan het volk toespreken. En als hij in het Hebreeuws hen toespreekt dan worden ze helemaal stil. Paulus doet niets anders dan zijn per­soonlijk getuigenis geven. Zo en zo is het gebeurd. Waarschijnlijk zijn er on­der de menigte mensen die zich nog veel daarvan kunnen herinneren. Paulus vertelt ook hoe hij in de tempel in zinsverrukking raakte en Jezus zag, nadat hij daar, na zijn reis naar Damascus, was teruggekeerd. Jezus zegt hem Jeruza­lem te verlaten, want daar zullen ze van hem geen getuigenis aannemen. En als Paulus het nog eens probeert, want hij is toch krachtig tot geloof gekomen, dan herhaalt Jezus en zegt: Ga heen, want Ik zal u uitzenden, ver weg, naar de heidenen. Tot dat moment kunnen ze hem aanhoren, maar dan barsten ze weer los. Paulus is een vreselijke afvallige. Zijn hele getuigenis staat er bol van. Je kunt wel zeggen een gezicht gehad te hebben, maar dan hoef je toch niet de leer der vaderen te verloochenen? En ze roepen als één man: zo iemand be­hoort niet te blijven leven. Weg met hem!

En zo wordt het door de eeuwen heen geroepen. Weg met Hem! Het kruis is een aanstoot. Het is een dwaasheid voor de mensen, maar het is de weg tot behoud voor een ieder die gelooft. Wat een geweldige oproep. Wat een moe­dige Paulus. Wat een voorbeeld. Moed hebben. Niet bang zijn. Want we heb­ben immers niets te verliezen? Jezus is onze Leidsman. Hij heeft zijn leven voor ons gegeven en voor de gehele wereld. Verkondig het Woord, dring erop aan. Niet bij de pakken neerzitten. Hij komt spoedig! Wij hoeven niet te twij­felen. Wij verwachten Hem met verlangen. Wakend en biddend. Dank U, HERE God voor uw bescherming en uw kracht in mijn zwakheid.

Handelingen 22:23-23:11

13 juli [1]

22:24

hem onder geseling in verhoor te nemen,… om welke reden zij zo tegen hem tierden.

22:25

Moogt gij een Romein, en dat zonder dat hij een vonnis heeft, geselen?

22:28

Doch ik bezit het door geboorte.

22:30

En hij bracht Paulus uit de kazerne en stelde hem voor hen.

23:3

God moge u slaan, gij gewitte wand!

23:4

Scheldt gij de hogepriester Gods uit?

23:6

ik sta terecht om de hoop en de opstanding der doden.

23:9

En indien nu eens een geest tot hem heeft gesproken, of een engel!

23:10

vreesde de overste, dat Paulus door hen zou worden verscheurd,…

23:11

En de volgende nacht stond de Here bij hem en zeide: Houd moed, want zoals gij te Jeruzalem van Mij getuigd hebt, moet gij ook te Rome getuigen.

De overste wil toch eindelijk wel eens weten hoe het precies zit. Waarom zijn ze nu zo verschrikkelijk kwaad. Hij brengt Paulus voor de Raad. En daar be­gint het. Paulus is nog maar net aan het woord of ze geven hem een klap op zijn mond. Paulus reageert: God moge u slaan, gij gewitte wand! En dan wor­den ze hevig verbolgen: Scheldt gij de hogepriester Gods uit? Zo, het is met­een al een heftige toestand. Waar hadden we eerder iets dergelijks gehoord? Het was de Here Jezus, die de geestelijke leidslieden van zijn tijd witgepleis­terde graven noemde. Dat is een belediging. Daar kom je nooit overheen. Dat is iemand helemaal de grond in boren. Ook daarom moesten ze helemaal niets van Jezus hebben. Weg met Hem! En binnen drie jaar hadden ze deze valse Messias, deze nieuwlichter ook uit de weg geruimd.

Paulus gaat verder. Hij weet ze tegen elkaar uit te spelen. Dat doet hij met veel succes. Hij zegt dat hij hier staat om de opstanding uit de doden. De Saddu­ceeën, die daar niet in geloven, gaan tekeer. De Farizeeën, die er wel in gelo­ven, gaan met de Sadduceeën in de clinch. Het wordt een heel gekrakeel. Ze komen er niet uit. De chaos is compleet. De overste ziet dat het een gevaar­lijke toestand wordt. Ze zouden Paulus nog eens kunnen verscheuren. En dat alles om een theologisch geschil. Paulus gooit ook bewust olie op het vuur. De vlam slaat zo maar in de pan. De overste neemt Paulus weer mee en brengt hem naar de kazerne.

De volgende nacht staat de Here bij hem en zegt: Houd moed, want zoals gij te Jeruzalem van Mij getuigd hebt, moet gij ook te Rome getuigen. Net als hier ook in Rome. Zal dat ook met zoveel tegenstand gepaard gaan? Zal dat ook met bedreiging voor zijn leven zijn? Dit is de bevestiging van wat Paulus al eerder wist, dat hij naar Rome zou gaan. De broeders hadden geprobeerd hem tegen te houden om naar Jeruzalem te gaan. Paulus wist dat hij toch moest gaan op doorreis naar Rome. En nu komt God dat nog een keer beves­tigen. Een ding is zeker, dat ze hem nu dus niet zullen kunnen doden in Jeru­zalem, want God heeft dit woord gesproken. En wat God zegt, dat gebeurt ook. Wat een bemoediging voor Paulus. Want je moet het allemaal wel mee­maken. Je zult maar het onderwerp zijn van zoveel vervolging en zoveel haat, dat gaat je niet in de koude kleren zitten. Maar Paulus wordt door de Here zelf bemoedigd. Houd moed!

Dat is ook het woord aan ons. Daarom is het allemaal opgeschreven. Houd moed! Ik heb de wereld overwonnen. Geef niet op! Ze kunnen van alles om je heen roepen. Je kunt van alles meegemaakt hebben of meemaken. Houd moed! Ik heb de wereld overwonnen. Ik ben altijd bij je in je grootste nood. En wat kan er een nood zijn. En vooral ook een verborgen nood. Ik laat je niet in de steek. We moeten altijd denken dat God tot ons spreekt door zijn Woord en Geest. Wij hebben de gehele geschiedenis en alles wat er gebeurd is als voor­beeld. Paulus en de zijnen stonden aan het begin van de nieuwe gemeente. Al­les was nieuw. Zij waren de pioniers. Wij kunnen steunen op een hele Bijbel en op een geschiedenis waarin ook zoveel is gebeurd om van te leren. We moeten ons daarin, met dankbaarheid, steeds opnieuw verdiepen, om te onder­vinden hoe de Here God steeds opnieuw ons wil ondersteunen in alle situaties waarin we verkeren.

Hij spreekt ook nu door zijn Woord en Geest. We hoeven niet naar de bekende weg te vragen. We hoeven niet op een Woord van God Zelf te wachten als we de marsroute lopen, maar klaar en duidelijk op zijn Woord vertrouwen. Heer­lijk toch om zo’n reisgids ten leven te hebben? Daar word je enthousiast van.

Handelingen 23:12-35

14 juli [1]

23:12

maakten de Joden een complot en vervloekten zichzelf met de gelofte,dat zij niet zouden eten of drinken, voordat zij Paulus hadden gedood.

23:15

dan nemen wij op ons hem uit de weg te ruimen, eer hij nog dichtbij is.

23:20

Wat hebt gij mij te melden?

23:22

Laat u tegen niemand erover uit, dat gij dit hebt te kennen gegeven.

23:24

en veilig over te brengen naar stadhouder Felix.

23:29

dat hij werd beschuldigd in zake vragen van hun wet,…

23:30

gelast in uw tegenwoordigheid te zeggen, wat zij tegen hem hebben.

23:33

brachten zij ook Paulus voor hem.

Het wordt nu echt menens. De haat is groot. Veertig mannen vervloeken zich­zelf en doen een gelofte dat zij Paulus, hoe dan ook, zullen doden. Ze beden­ken een list en zeggen tegen de overpriesters en de oudsten, laat hem nog een keer voorkomen, dan zullen wij hem onderweg doden. Daar hebben ze niets op tegen. Want ook de overpriesters en oudsten zouden de dag prijzen dat ze van Paulus af waren. Wanneer ze dan ook nog hun handen in onschuld kunnen wassen, dan is hun dat des te beter. Het complot is gauw gesmeed. Maar een neef van Paulus hoort het en gaat naar de legeroverste, die hem te woord staat. Op zich ook al een wonder. Want waarom zou deze overste naar hem willen luisteren? Hij kan zich wel met allerlei zaken bezighouden. Maar hij hoort hem. Ook daarin zien we de hand van God. We lezen er zo maar overheen, maar als we eens nadenken waarom deze overste hem wel moest horen, dan zien we het belangrijk worden in Gods heilsplan. Daar gaat het per slot van rekening om. Het is een heerlijk plan. Het is een plan dat van details aan el­kaar hangt. Van onze zogenaamde toevalligheden. Maar vanuit God gezichts­punt verloopt het allemaal volgens een plan. Het is daarom van groot belang dat we ons leven leren zien vanuit het perspectief van de HERE God. Dan zien we het allemaal veel positiever. Want we kunnen nooit uit de hand van de Vader vallen. Want zou een vader stenen geven als zijn kind hem om brood vraagt? Natuurlijk niet. Een vader heeft het goede voor met zijn kinderen. Nou, dat geldt dan helemaal voor onze hemelse Vader. Wat zijn we toch vaak ondankbare kinderen om maar zo vaak tegen Hem op te staan. Alsof wij de pottenbakker zijn. Neen, wij zijn het product van God. Wij zijn door Hem geschapen en Hij richt ons leven in. Zo moeten we het zien. En als we het zo zien dan komt alles ook op z’n plaats. Dat zien we ook hier. De overste hoort de neef van Paulus. En waarom moest hij dat nu net horen. Dat is toch ook geen toeval? En zo hangt het leven niet van toevalligheden aan elkaar. Daar word je enthousiast van. Dan komen onze zogenaamde tegenslagen ook in een heel ander licht te staan. Want er zijn inderdaad heel veel situaties waar wij ons afvragen: Waarom moest dat allemaal gebeuren? En vaak achteraf zien we de reden, maar ook heel vaak niet. Maar dat het een reden heeft is zeker. Het heeft allemaal de bedoeling om dichterbij God te leven. Daar gaat het om. En dan weten we ook zeker dat, als we het eenmaal gaan ontdekken in onze nieuwe levens bij Jezus, dat we Hem dan eeuwig zullen loven en prijzen dat God in zijn ondoorgrondelijke wijsheid ons heeft behoed en gespaard. Het is dan ook heel belangrijk dat we ons niet verzetten tegen de gang die de HERE gepland heeft voor ons leven. Hij is de pottenbakker en wij zijn het leem. Zo is het. Lees de hele Bijbel er maar op na.

Het gevolg is dat Paulus wordt overgebracht naar de stadhouder. En een brief van de overste gaat mee. Hij is een Romein en Paulus ook. Daar moeten ze heel voorzichtig mee zijn. Hoe serieus de overste het complot neemt, blijkt wel uit de zware bewaking die meegaat als Paulus wordt overgebracht. Hij is op alles voorbereid. Het is een bloedserieuze zaak. Paulus komt veilig aan en Felix, de stadhouder, ontmoet hem en beslist dat hij de tegenstanders zal ont­bieden, zodra die gearriveerd zijn. Wat een onvoorstelbare ontwikkeling. God leidt het leven van Paulus. Hij spreekt voor koningen en hooggeplaatsten, die God niet kennen. Maar hij mag er getuigen. Zo is het leven. Wij hoeven niets anders te doen dan te getuigen en de HERE groot te maken. Wij kunnen nie­mand bekeren. We kunnen alleen maar proclameren en iedereen mag het ho­ren. Want God is de Schepper van hemel en aarde. Wij allen zijn daar onder­deel van. Hij heeft het leven voor met alle mensen. Het eeuwige leven. Glorie voor zijn Naam! Heerlijk toch om zo’n God en Vader te hebben? Als je Gods leiding in het leven gaat zien en erkennen, dan komt alles in een levend pers­pectief te staan, zelfs door de dood heen. Want we leven om eeuwig te leven. Glorie voor zijn Naam!

Handelingen 24:1-27

15 juli [1]

24:1

om tegen Paulus bij de stadhouder hun klachten in te dienen.

24:5

dat deze man een pest is,…

24:6

[en naar onze wet wilden oordelen.

24:8

]. Gij zult zelf,… te weten komen, waarvan wij hem beschuldigen.

24:13

zij kunnen niets,… voor u bewijzen.

24:14

Maar dit erken ik voor u, dat ik naar die weg, die zij een secte noemen, inderdaad de God der vaderen vereer,…

24:21

Ter zake van de opstanding van doden sta ik heden voor u terecht!

24:22

Maar Felix, die zeer goed van de weg op de hoogte was, verdaagde hun zaak…

24:24

en hoorde hem over het geloof in Christus Jezus.

24:25

over rechtvaardigheid en ingetogenheid en het toekomstig oordeel, werd Felix bevreesd…

24:27

en daar Felix de Joden een gunst wilde bewijzen, liet hij Paulus in gevangenschap achter.

De hogepriester en oudsten worden ontboden en dan komen ze. Ze nemen hun advocaat mee. Daar kunnen ze plezier van hebben. Want het gaat immers over hun wet. En dan beginnen ze te vertellen wat Paulus allemaal tegen de wet in doet. Hij is een sectelid. Gevaarlijk. Hij treedt hun wet met voeten. En weer komen de leugens voor de dag. Hij heeft immers geen Grieken in de tempel gebracht, toch komen ze daarmee opnieuw op de proppen. Het is altijd het­zelfde liedje. De beschuldigingen, hoe zeer ze ook verzonnen zijn, blijven Paulus almaar achtervolgen. Het doet er voor hen ook niet toe. Tegen een sectelid mag je alle leugens van stal halen, want deze man moet weg.

En dan verdedigt Paulus zich. Hij legt eenvoudig uit dat hij niets anders doet dan de wet toepassen. Hij heeft niets tegen hun wet gedaan. Wel is hij een vertegenwoordiger van de weg, die zij een secte noemen. De weg die door de profeten is voorspeld. De vervulling van de belofte. En de verwachting dat er een opstanding zal zijn voor de rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Hij staat terecht vanwege zijn geloof in de opstanding. Dat had Paulus ook al een vori­ge keer naar voren gebracht en toen ontstond de opstand tussen hen die wel en die niet in een opstanding geloofden. Dat gaf grote beroering. Felix, die zeer goed van de weg op de hoogte was, verdaagde de zitting. De Joden druipen af.

Felix wil Paulus later nog eens horen. Dan vertelt Paulus vrijmoedig dat er be­houd is in Messias Jezus, zowel voor de Griek als voor de Jood en ook voor Felix. Maar toen Paulus sprak over rechtvaardigheid en ingetogenheid werd het Felix te veel. Toch liet hij Paulus verschillende keren bij zich komen. Mo­gelijk was hij aangesproken door wat hij hoorde, maar daarnaast hoopte hij er ook een slaatje uit te slaan. Wellicht had hij het evangelie in de loop van zijn carrière op verschillende plaatsen gehoord. Hij was getrouwd met een Joodse, dat zal ook wel van invloed zijn geweest. Paulus blijft echter in gevangen­schap. Het is te gevaarlijk om hem los te laten. Als Felix na twee jaren ver­trekt dan laat hij Paulus niet vrij om de Joden een gunst te bewijzen. Wat een agressie tegen een getuige van de weg. De haat van de Joden tegen hun eigen Messias is wel heel erg groot.

Wat kan de kracht van de satan toch groot zijn om Messias Jezus tegen te wer­ken. Dat is ook vandaag het geval. Het is opmerkelijk hoe groot de agressie kan zijn van hen die van Jezus niets willen weten. Het gaat ook om de haat tegen Jezus, van de grote tegenstander van God. Mensen zijn soms fel tegen Jezus, niet wetende dat ze in feite een instrument van de duivel zijn. Daarom is het zo belangrijk dat we met verve en overtuiging de naam van Jezus uit­dragen. We kunnen niemand bekeren. Dat doet de HERE God, maar we moe­ten wel het Woord laten horen. En of ze het nu horen willen of niet, we moe­ten het doorgeven. Want het Woord van God keert nooit ledig terug. Het doet wat het Hem behaagt. Heerlijk om door genade dat Woord van God te mogen kennen. Want wie zijn wij zelf, dat we er recht op zouden hebben? Wij zijn geen haar beter, maar we zijn getrokken uit de duisternis tot het wonderbaar licht in Hem.

Handelingen 25:1-12

16 juli [1]

25:3

daar zij een aanslag smeedden om hem onderweg om te brengen.

25:5

als er iets onbehoorlijks in deze man is, hem beschuldigen.

25:7

en brachten vele zware beschuldigingen in, die zij niet konden bewijzen,

25:10

Ik sta voor de keizerlijke rechtbank, en dáár moet ik terechtstaan.

25:11

ik beroep mij op de keizer!

25:12

Op de keizer hebt gij u beroepen, naar de keizer zult gij gaan!

Dan komt stadhouder Festus, die al na drie dagen naar Jeruzalem gaat. De Joden zijn het in de loop van die twee jaren nog niet vergeten. Meteen begin­nen ze weer over Paulus. Ze verzoeken hem naar Jeruzalem te brengen. Ze hebben nog steeds het plan om hem onderweg om te brengen. Maar dat is wel naïef, want dat was vast wel bekend bij Festus. Daarom was Paulus toch ook daar gevangen gehouden. En weer komen de Joden naar de stadhouder. En weer beginnen ze zware beschuldigingen in te brengen. Maar niets kunnen ze bewijzen. Het is weer hetzelfde liedje. Maar Festus, die pas begonnen is, wil de Joden ook niet hard afvallen en hij stelt Paulus voor dat hij in Jeruzalem terecht staat in zijn bijzijn. Dan is hij tenminste zijn leven zeker. Want in de aanwezigheid van de stadhouder zal niemand proberen hem uit de weg te rui­men. Maar Paulus, die deze truc doorziet, zegt dat hij voor de keizerlijke rechtbank terecht moet staan. Hij beroept zich op het staatsburgerschap als Romein. Hij laat zich niet door de valse herders en leraars voor hun leugen­rechtbank brengen. Hij weet maar al te goed hoe ze zijn Messias hebben om­gebracht. Hij weet maar al te goed hoe hijzelf misleid is en tegen de gemeente tekeergegaan is. Hoe hij mensen heeft uitgeleverd die de weg gevonden heb­ben. Als hij daar aan terugdenkt, dan overvalt hem een groot verdriet. Hij be­seft heel goed dat het voor veel christenen nog steeds moeilijk is om te begrij­pen en het te accepteren. Nu zit hij zelf gevangen en hij beroept zich op de rechtspraak van Festus. Daar kan hij meer van verwachten dan van de Joodse rechtbank.

Het is onvoorstelbaar. Hij is bereid om een doodvonnis te aanvaarden indien hij inderdaad een halsmisdaad heeft bedreven, maar daar is geen sprake van. Hij beroept zich dan ook op de keizer. Dat is een hoge zaak. Dat is een merk­waardige zaak. Hij beroept zich op de wereldlijke rechter. Als de kerkelijke rechters het niet kunnen klaren of een geheime agenda hebben, dan beroept hij zich op de wereldlijke rechter. Hij heeft immers niets misdaan? Wat een ont­wikkeling. Tenslotte beslist Festus: op de keizer hebt gij u beroepen, naar de keizer zult gij gaan! Het loopt hoog op. Om de zaak van de weg, moet een getuige van de weg helemaal naar de keizer in Rome, de hoogste in het rijk, om te getuigen. Zo belangrijk is kennelijk de zaak dat de keizer er aan te pas moet komen. Wat een geschiedenis. En wat een kansen overal onderweg. In het hele rechtssysteem horen de mensen van de weg. Want overal ontstaan mogelijkheden om te vertellen dat Messias Jezus, de Weg is, om tot bekering te komen. Dat er geen andere weg is waardoor wij behouden kunnen worden dan Messias Jezus. Wie had dat ooit gedacht, dat we behouden kunnen wor­den door Messias Jezus? En dat de weg is voor de Jood en de Griek. Daarom is het zo belangrijk dat we het Woord niet bij onszelf houden, maar het ook vertellen aan andere mensen, want het is geweldig om te weten dat eens zo­veel eeuwen geleden, mensen niet gezwegen hebben, maar het doorgegeven hebben, zodat wij nu ook mogen geloven in die Weg van behoud. Zo gaat het evangelie de wereld door. Het is niet te stoppen. Totdat Hij komt op de wol­ken om te oordelen de levenden en de doden. Glorie voor zijn Naam!

Heerlijk toch om te weten dat er een weg is tot behoud, tot het eeuwige leven? Dat gun je iedereen. Als je eenmaal die weg hebt ontdekt, dan ben je niet meer dezelfde, maar dan ben je vol van de genade en de liefde van God. En heerlijk de gedachte dat die weg er voor iedereen is.

Handelingen 25:13-27

17 juli [1]

25:14

legde Festus de koning de zaak van Paulus voor,…

25:18

brachten geen enkele beschuldiging in over de boze dingen, die ik vermoedde,…

25:19

en over een zekere Jezus, die dood is, van wie Paulus beweerde, dat Hij leeft.

25:22

Morgen zult gij hem horen.

25:24

roepende, dat hij niet langer moest blijven leven.

25:26

Maar ik heb niets stelligs over hem aan mijn heer te schrijven;

25:27

want het dunkt mij ongerijmd, als men een gevangene opzendt, ook niet de punten van beschuldiging tegen hem kenbaar te maken.

Dan komt koning Agrippa op bezoek. Die moet toch wel meer weten van de hetze die er is over de mensen van de weg, die secte. En Festus vertelt het verhaal. Felix, zijn voorganger, heeft Paulus niet los durven laten. Hij zit hier nog steeds. Maar ik heb hem niet uitgeleverd, want dat doen de Romeinen niet. Er moet eerst een aanklacht en een verdediging zijn. Ik heb ze ook laten komen maar het ging alleen maar over geschillen van hun wet. En de dingen die ik vermoedde, daarover hebben ze geen aanklacht tegen hem ingebracht. Ik kan er dan ook helemaal niets mee. Die Paulus heeft zich nu op de keizer beroepen en ik zal hem dan naar de keizer zenden.

Agrippa wil hem ook wel zien. En dat gebeurt dan ook. Want Festus wil hem wel naar de keizer sturen, maar dan moeten de beschuldigingen waarom hij hem naar de keizer stuurt ook wel op papier staan en hout snijden, anders staat hij voor aap. Festus verwacht dat Agrippa daar wel bij kan helpen. De Joden zijn er van overtuigd dat deze Paulus niet langer mag leven. Het gaat dus om de doodstraf. Daar moeten we voorzichtig mee zijn. Want die Jezus, dat was een Jood en wat is daar niet een oproer over ontstaan. Maar Die kon je nog met een schijn van rechtspraak uit de weg ruimen. Je moet de Joden per slot van rekening ook niet helemaal tegen je in het harnas jagen. Dat begrijpt Fes­tus ook wel. Daarom wil hij de Joden ook wel een gunst bewijzen. Maar nu het hier niet enkel om een Jood gaat, maar ook over een Romein, moet hij wel voorzichtig zijn. Daar kunnen grote problemen voor hem van komen, als hij niet goed de rechtspraak van de Romeinen toepast. Dat weet Paulus ook heel goed en daar beroept hij zich dan ook op. We zijn zeer benieuwd wat er komt uit het onderzoek dat koning Agrippa nu zal doen. Daar moeten de beschuldi­gingen dan van op papier komen die meegezonden kunnen worden naar de keizer in Rome. Wat een land. Wat een bezetting. Je moet je dat eens voorstel­len. De Joden, het volk van God, in het land van God, zijn door de Romeinen bezet. Ze kunnen geen kant op. En de Romeinen, bekend met hoe streng de Joden op hun godsdienst zijn en hoe ze overal waar ze hun eigen godsdienst belijden absoluut de keizer niet aanbidden, weten hoe voorzichtig ze moeten zijn. Zij weten ook van hun Messiasverwachting en zijn op hun hoede om het ook in toom te houden. Keizer Claudius heeft dan ook de Joden uit Rome ver­bannen, lazen we enkele hoofdstukken eerder. En de Romeinse stadhouders weten dat maar al te goed. Wie weet hoeveel Joden er uit Rome zijn terugge­keerd. Het is en blijft altijd één en al beroering met die Joden. Dus je moet er wel voorzichtig mee omgaan, anders heb je zo de vlam in de pan. En kennelijk hebben ze het vast en zeker en hardnekkig op die Paulus gemunt. Ze zijn zeker dat deze man niet moet blijven leven. Maar de beschuldigingen moeten wel op papier komen. Dus dat is nu het grootste probleem van Festus. Hij moet zijn positie ook waar maken. Anders heeft het geen zin. We zullen zien hoe het allemaal uitpakt.

Het is wel een uitdagende geschiedenis. Dokter Lucas, die het allemaal opge­schreven heeft, vindt deze episode wel erg belangrijk, gezien de hoeveelheid tekst die hij eraan wijdt. Het is kennelijk heel belangrijk om de relatie met hen die in hoogheid gezeten zijn goed in de gaten te houden. Het is belangrijk om voor koningen en hooggeplaatsten te bidden ook al zijn ze het niet met je eens. Want zo wil God het. De overheid is ons ten goede gegeven. Daar hebben we wel vaak veel vragen over, maar vanuit God is dat zo. We moeten dan ook bidden voor allen die over ons gesteld zijn; dat ze godvruchtig regeren en die beslissingen nemen die goed zijn voor ons. We kunnen niet veranderen dat ze boven ons geplaatst zijn. God kan wel ingrijpen in hun harten en leven en be­slissen dat ze dingen doen naar Gods wil. Daar moeten we dan met aandacht en volharding voor bidden. Elke keer weer. Het is aan God wat er dan gebeurt. Het is altijd zo dat God het goede voor heeft met alle mensen. Maar verzetten we ons tegen de genade van God, dan halen we zelf het oordeel over ons heen. En daar krijgen we dan ook onze trekken van thuis. Dat zien we steeds weer om ons heen. Want het leven met God is leven, maar het ongehoorzaam vol­gen van de tegenstander van God, is de dood.

Handelingen 26:1-32

18 juli [1]

26:3

daar gij vooral een kenner zijt van alle gewoonten en twistpunten bij de Joden;…

26:5

dat ik naar de meest nauwgezette partij van onze godsdienst, als Farizeeër, geleefd heb.

26:6

om mijn hoop op de belofte, die door God aan onze vaderen gedaan is;

26:7

welke onze twaalf stammen, door voortdurend nacht en dag God te vereren, hopen te bereiken.

26:11

dikwijls door toepassing van straffen tot lastering te dwingen…

26:14

Het valt u zwaar tegen de prikkels achteruit te slaan.

26:18

om hun ogen te openen ter bekering uit de duisternis tot het licht…

26:20

dat zij met berouw zich zouden bekeren tot God…

26:23

namelijk, dat de Christus zou lijden, en dat Hij als eerste uit de opstanding der doden het licht zou aankondigen en aan het volk en aan de heidenen.

26:25

Hoogedele Festus, ik spreek geen wartaal, maar nuchtere waarheid.

26:27

gelooft gij de profeten?

26:28

Gij wilt mij wel spoedig als Christen laten optreden!

26:29

ook zo werden als ik, uitgezonderd deze boeien.

26:32

Deze mens had vrij kunnen zijn, als hij zich niet op de keizer had beroepen.

Daar komt Paulus de zaal binnen. Het is een hoog gezelschap dat hem op­wacht. Paulus spreekt. Opnieuw vertelt hij zijn levensverhaal. Het is indruk­wekkend. Hij is een Farizeeër en gelooft in de hoop die aan de twaalf stam­men is gegeven. Let wel, de twaalf stammen. Van de twaalf stammen zijn voornamelijk van de twee stammen enkelen teruggekeerd uit de ballingschap. Van de tien andere stammen is vrijwel niemand teruggekeerd. Kon ook niet, want er waren andere volken naar hun gebied gebracht, de Samaritanen noe­men we die. Daar konden ze dus niet naar terug. Deze tien stammen zijn onder de volkeren verstrooid. Ze zijn wel overal nog, want de belofte van God voor heel het volk blijft onberouwelijk.

Kijk maar. Paulus spreekt over de belofte voor de twaalf stammen, waar ze dag en nacht voor gewerkt hebben en de HERE hebben vereerd. Paulus was ook fel opgetreden tegen die Jezus. Hij geloofde ook dat Die een grote bedrei­ging was. Hij ging overal om de mensen van die weg te vervolgen. Totdat Jezus ingreep op de weg naar Damascus. Hij zag het licht en ging van dat Licht dat èn voor Joden èn voor de heidenen gold, verkondigen. Hij ging op allen af om in dat Licht te prediken en op te roepen tot bekering van hun zon­den. De Joden hebben hem daarom gegrepen. Maar hij weet dat hij Christus moet prediken, Die eerst geleden heeft en toen is gestorven en opgestaan als Eersteling der doden. Dat is wat Mozes heeft gesproken en al de profeten na hem.

Festus kan het allemaal niet volgen en roept: Gij spreekt wartaal. Maar Paulus noemt het de nuchtere waarheid. En koning Agrippa spreekt hij aan en hij zegt: Ik weet dat gij de profeten gelooft. Maar Agrippa houdt zich op de vlak­te. Natuurlijk kan hij in zijn positie geen christen worden. Hij weet er inder­daad alles van. Maar je kunt je positie niet op het spel zetten. Paulus zou wel willen dat ze allemaal zouden geloven. Ze beraadslagen onderling en komen tot de conclusie dat er geen schuld in hem is. Agrippa zegt: Deze man had vrij man kunnen zijn, had hij zich niet op de keizer beroepen. Paulus onttrekt zich aan het Joodse recht. Dan hadden ze hem wel dood gekregen. Net als bij Jezus, want ze zouden niet tegen de felle agressieve Joden hebben durven in­gaan. Daar waren ze bang voor. Ze wisten hoe agressief hun godsdienst was. Dus ze zullen ook wel blij geweest zijn dat Paulus zich op de keizer beriep. Dan waren zij van een probleem af.

Wel interessant om na te gaan waarom Paulus zo zeker was dat hij naar Rome moest gaan. Wat zat daar achter? Was het zijn verlangen om ook aan het hof van de keizer het evangelie te verkondigen? Zag hij het als een kans om, ge­bruikmakend van zijn Romeins staatsburgerschap, door te dringen, waar hij anders nooit zou zijn doorgedrongen? Paulus was er wel toe in staat. Want hij gebruikte alle mogelijkheden om het evangelie te brengen. Hij durfde heel gewaagde situaties het hoofd te bieden. Dat is vol zijn van het evangelie. Niet bang zijn. Doorgaan. Je hebt immers ook niets te verliezen? Je kunt alleen maar winnen. Want als Jezus je door genade gepakt heeft, dan wil je nooit meer anders. Glorie voor zijn Naam! De grote Paulus is het instrument waar­door wij nu Hem eeuwig mogen loven en prijzen. Was hij niet naar Rome ge­gaan, dan hadden wij wellicht het evangelie niet gehad. Waren het niet de christenen die met de troepen van de keizer langs de aangelegde heerbanen de lage landen hier bereikten en het evangelie brachten? Dat is toch geweldig? Ik, geboren in het ver weg gelegen Drentse land, waar de schapen graasden, en niets te halen was, en de mensen in armoede in de vorige eeuw leefden, ben deel van het eeuwig Koninkrijk van God. Glorie voor zijn Naam! Dank U voor Paulus en al die anderen die hun leven inzetten voor hun vrienden.

Handelingen 27:1-13

19 juli [1]

27:3

en vergunde hem naar zijn vrienden te gaan om zich te laten verzorgen.

27:8

bereikten wij een plaats, Goede Rede geheten,…

27:10

Mannen, ik zie, dat de vaart met ongerief en grote averij gepaard zal gaan, niet alleen wat lading en schip, maar ook wat ons leven aangaat.

27:12

ten einde daar te overwinteren.

27:13

lichtten zij het anker we hielden zo dicht mogelijk langs de kust van Creta.

Je moet de wind wel mee hebben anders schiet je niet op. Het ging allemaal per zeil in die tijd. Daardoor hadden de mensen wel een goede kijk op het weer. Paulus gaat als gevangene aan boord. Aristárchus is ook mee. Het schiet inderdaad niet erg op. Ze komen maar niet vooruit. Dan komen ze bij Goede Rede aan. Een inham. Het blijft echter maar windstil. Toch denken ze te moe­ten vertrekken, want anders zijn ze gedwongen hier de hele winter blijven. Maar het is ook gevaarlijk, want het seizoen van de stormen breekt aan. En iedereen weet dat je dan de grote oversteek niet moet wagen. Daar zijn al zo­veel verhalen over uit het verleden. En velen hebben in die stormen hun leven gelaten. Wat moeten ze doen? Zo lang ze in de luwte van de eilanden kunnen varen zal het nog wel gaan. Maar als ze de volle stormlaag krijgen dan wordt het andere koek. Als Paulus merkt dat ze sterk overwegen om het toch nog maar te wagen, meldt hij dat de storm zal opsteken en dat ze zware averij moe­ten verwachten; een gevaar voor het schip maar ook voor de mensen. Waar haalt Paulus deze wijsheid vandaan? Was hij soms zelf een schipper? Had hij verstand van de wind en de storm? De stuurman luistert echter niet naar Pau­lus en dan vaart het schip uit. De ankers gelicht en vlak onder het eiland door gaan ze op weg.

Het lijkt allemaal voorspoedig te gaan. Ze zijn op weg naar Rome. Wat zou er uitkomen van wat Paulus had voorspeld? Hij had het niet als een mogelijkheid geopperd. Hij was er nogal stellig over geweest. Dat moet dus gekomen zijn van God. Hoe kon Paulus het anders zo weten? De Here had het hem duidelijk gemaakt. En dan kunnen de anderen wel zeggen dat het allemaal niet zo’n vaart loopt, en ze kunnen wel doen alsof ze er niet naar willen luisteren, maar het gaat wel gebeuren. En zo is het dan ook. We moeten altijd heel goed luis­teren naar de adviezen die de kinderen Gods geven en vooraal de oudsten en de voorgangers, want dat zijn dienstknechten van de HERE en zij spreken ook met het gezag van hun Heer. Dat is erg belangrijk. We zijn vandaag het gezag kwijt geraakt. Maar de voorganger en de oudsten en allen die een functie heb­ben, zijn mede verantwoordelijk voor het wel en wee in de gemeente. Wij zijn hen dus ontzag en gebed verschuldigd. We hoeven het niet altijd met ze eens te zijn. De een ligt je beter dan de ander, maar in het Koninkrijk van God zijn er plaatsen van vrede en gezag. Dat is heel belangrijk in het lichaam van Christus. Daarin heeft ieder zo zijn eigen plaats. Zij die verkozen zijn, zijn onze eer en waardering waardig. Dan gaat het goed in de gemeente. Het is immers het lichaam van Christus en waar Jezus is, is orde. En waar orde is, heerst vrede, rust en liefde. Heerlijk! Lees de Bijbel erop na. Het is een aan­eenschakeling van liefde en vrede en orde. Daar kun je heerlijk bij leven. Dus dat moeten we dan ook maar aan iedereen doorgeven.

Handelingen 27:14-44

20 juli [1]

27:14

Maar kort daarop sloeg vandaar een stormwind neer,…

27:18

En daar wij vreselijk noodweer hadden,…

27:20

werd ons tenslotte alle hoop op redding benomen.

27:22

Maar ook nu wek ik u op moed te houden, want het leven van niemand uwer zal verloren gaan, alleen maar het schip.

27:23

Want deze nacht heeft een engel van de God, wie ik toebehoor en die ik vereer, bij mij gestaan,

27:24

en hij heeft gezegd: Wees niet bevreesd, Paulus, want gij moet voor de keizer staan; en zie, allen, die met u varen, heeft God u geschonken.

27:25

Daarom, mannen, houdt moed, want dit vertrouwen heb ik op God, dat het zo zal gaan, als mij gezegd is.

27:31

Indien zij niet aan boord blijven, kunt gij niet gered worden.

27:34

want niemand uwer zal ook maar een haar van zijn hoofd gekrenkt worden.

27:41

Maar zij kwamen terecht op een uitstekende bank…

27:43

en beval, dat wie zwemmen konden, het eerst over boord zouden springen om aan land te komen;…

27:44

En zo geschiedde het, dat allen behouden aan land kwamen.

Wat een geschiedenis. Zoals Paulus had gezegd, zo is het gegaan. Paulus had het voorzegd en de storm breekt los. En niet zo’n klein beetje ook. Het wordt niet eens meer licht. Uiteindelijk is alle hoop verloren. Paulus zegt dat ze naar hem hadden moeten luisteren. Hij had het hen immers voorspeld? Het is ook geen klein bootje, want ze zijn met tweehonderd zesenzeventig man aan boord. Dan vertelt Paulus dat een engel tot hem heeft gesproken en dat hij voor de keizer zal staan en dat daarom niemand zal omkomen van de mensen die God aan hem heeft toevertrouwd.

Dat is toch merkwaardig? Paulus, zelf een gevangene, is er de oorzaak van dat niemand zal omkomen. Ze gingen varen, hoewel Paulus zei het niet te doen, omdat hun leven bedreigd zou worden. Ze krijgen storm. Maar een engel zegt dat hen niets zal gebeuren. Opnieuw genade. Ze waren ongehoorzaam, maar God geeft hen nog een kans. Niemand zal omkomen. Niemand komt om, om­dat Paulus in Rome voor de keizer moet staan. God laat de anderen in leven omdat Hij een plan met zijn gelovige Paulus heeft. Wat een genade. Het zou wel eens kunnen zijn, dat het nog zo goed in ons land gaat, omdat God hier zijn getrouwen in de lande heeft, die bidden en zich verootmoedigen en hun knie voor Baäl niet buigen. Prijs de Heer, om trouw door te gaan. God heeft een plan met deze wereld. Hij volvoert zijn plan en schakelt daarbij ons in.

Het wordt ondertussen nog erger met de storm. Ze hebben alles overboord ge­gooid. En als ze denken dat het ondieper wordt, proberen enkelen met een sloep weg te komen. Maar Paulus waarschuwt dat indien dat wordt toegestaan er niemand wordt gered. Dan snijdt de hoofdman de touwen van de sloep door, die leeg van het schip afdrijft. Nu hebben ze ook geen reddingsloep meer. Paulus zegt: Eet een beetje want jullie hebben al veertien dagen niets gegeten, dat kan niet. Je zult het nodig hebben voor jullie redding. Want gered zul je worden. En eindelijk denken ze in een inham in rustiger water terecht te komen, maar ook dat lukt niet, want ze strandden op een zandbank en komen muurvast te zitten. Vervolgens breekt ook nog het achterstuk van het schip af. De soldaten willen de gevangenen doden, maar de hoofdman zegt: Doe dat niet. Iedereen die kan zwemmen moet zwemmend proberen het land te berei­ken en de rest moet zich met wrakhout zien te redden. En zo gebeurt het. Te midden van die verschrikkelijke storm, waar je toch van kan verwachten dat het wel een wonder moet zijn als iemand het redt, redt iedereen het. Ze komen allen aan land. Wat een wonder. God had het gezegd en wat God zegt, dat gebeurt. Dat zien we ook weer hier. Daar moeten we veel meer uit leven. Wij geloven het vaak wel. Maar we durven niet te gaan staan op wat God zegt. Dat breekt ons telkens weer op. Als God zegt met ons te zijn, dan moeten we daar onvoorwaardelijk in geloven. Ook al gebeuren er dingen waarvan je zelf denkt: Moet dat nu zo? Is God wel echt bij mij? Dan is het juist goed om je steeds weer te realiseren, dat God, hoe dan ook, het goede met ons voor heeft. Hij laat ons nooit in de steek. Je kunt het nog zo moeilijk hebben, je kunt nog zo afgetobd zijn, maar God laat je nooit in de steek. Het is dan ook heel belangrijk dat je bij Hem schuilt. Heel dicht bij Jezus blijven, want dan gaat het goed. Glorie voor zijn Naam!

Handelingen 28:1-15

21 juli [1]

28:2

En de inlanders bewezen ons buitengewone menslievendheid,…

28:3

kwam er door de hitte een adder uit en beet zich vast aan zijn hand.

28:4

Deze man is zeker een moordenaar, die de wraakgodin niet wil laten leven, nu hij aan de zee ontkomen is.

28:6

sloeg hun mening om en zeiden zij, dat hij een god was.

28:8

Paulus ging tot hem en deed een gebed, en hij legde hem de handen op en genas hem.

28:9

kwamen ook de anderen… en werden genezen;…

28:14

en wij werden uitgenodigd zeven dagen bij hen te blijven. En zo gingen wij naar Rome.

28:15

en toen Paulus hen zag, dankte hij God en greep moed.

Het bleek Malta te zijn waar ze waren aangeland. De mensen waren zeer vriendelijk. Wellicht ook omdat er soldaten en een hoofdman bij waren. Ze maken een vuur om hen te verwarmen. En dan komt er de adder die zich aan Paulus’ hand vastbijt. Hij moet zeker sterven. Maar hij schudt het beest af en er gebeurt niets. Eerst denken ze nog dat hij een moordenaar is, die, nu hij van de zee gered is, door een wraakgodin gedood wordt. Dat betekent dus dat zij constant aan het afwegen zijn tussen goed en kwaad. Het bovennatuurlijke speelt steeds een sterke rol. Maar als Paulus blijft leven, dan is hij dus volgens hen een godheid en geen moordenaar. Zo zie je maar, het kan allemaal zo maar veranderen, als je het heilsgebeuren aan een mens verbindt. Tijdens hun verblijf op Malta gebeuren er nog meer wonderen. Paulus bad en genas. Dat was het wonder van God. Hij legt mensen de handen op. Het zijn niet de han­den, maar de aanwezigheid van God, die dat alles mogelijk maakt. Alle zieken komen en ze worden genezen. Paulus past toe wat hem geleerd is. Met de zie­ke bidden, hem de handen opleggen, met olie zalven en bidden. Want het ge­bed van de rechtvaardige vermag veel, omdat er kracht aan wordt verleend. Dat is heel belangrijk. We moeten dus wel goed bidden. Daar is God heel erg aan gehecht. En daar gedijen wij ook het beste mee. Het regelmatig gebed moet weer worden ingesteld. Weg met alle onregelmatigheden.

Handelingen 28:16-31

22 juli [1]

28:16

En toen wij te Rome aangekomen waren, kreeg Paulus verlof op zichzelf te wonen met een soldaat, die hem bewaakte.

28:17

En het geschiedde na drie dagen, dat Paulus de voormannen der Joden samenriep,…

28:19

Maar toen de Joden in verzet gingen, werd ik genoodzaakt mij op de keizer te beroepen;…

28:20

want om de hoop van Israël draag ik deze keten.

28:22

welke uw denkbeelden zijn, want wat deze secte betreft, ons is bekend, dat zij overal tegenspraak vindt.

28:23

wie hij met nadruk het Koninkrijk Gods voorstelde, pogende hen te overtuigen ten opzichte van Jezus, uit de wet van Mozes en de profeten, van de vroege morgen tot de avond toe.

28:25

en zonder het eens geworden te zijn, gingen zij uiteen, nadat Paulus dit ene woord gesproken had: Terecht heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen gesproken,

28:26

zeggende: Ga heen tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken;

28:27

want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen en met hun oren niet horen en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen.

28:28

Het zij u dan bekend, dat dit heil Gods aan de heidenen gezonden is; die zullen dan ook horen!

28:30

predikende het Koninkrijk Gods,

28:31

en onderricht gevende aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid, zonder enige belemmering.

En zo zijn we aangekomen in Rome. Het laatste stuk van dit boek. We zouden wel willen weten wat er allemaal die twee jaar in Rome gebeurd is. Maar dok­ter Lucas gaat niet verder. Hij was er steeds bij tijdens de reis. Hij schrijft regelmatig over “wij”. Hij beschrijft het allemaal zo gedetailleerd. Paulus mag een eigen woning betrekken met een soldaat die hem bewaakt. Wie zou dat betaald hebben? Er was al een gemeente in Rome. Want de broeders uit Rome kwamen hem tegemoet. Je zou wel veel meer willen weten. Een ding is zeker: Ze hebben hem geen strobreed in de weg gelegd. Hij ontbiedt weer als eerste de Joodse leidslieden. Hij legt hen uit waarom hij hier is. Ze hebben geen brieven uit Jeruzalem gekregen dat Paulus in aantocht was. Kennelijk gingen ze er in Jeruzalem vanuit dat het met het vertrek van Paulus wel met hem ge­daan zou zijn. De keizer zou wel met hem afrekenen.

Wat een tragiek. Hij legde de Joden steeds uit dat Jezus de Messias is, begin­nende bij Mozes tot en met de profeten. Zij weigeren. De profeten hebben ge­sproken. Tot vandaag aan de dag toe. Messias Jezus wordt radicaal afgewezen door de orthodoxe Joden en zijn ze niet zo orthodox, dan is Jezus Die Man van de christenen Die hen door de eeuwen heen met het zwaard hebben ver­volgd, tot op vandaag toe. Daarom is het zo ontzettend belangrijk dat wij, als gelovigen uit de heidenen, radicaal de valse theologie van het geestelijk Israël afzweren. We denken dat het niet zo belangrijk is, maar het is een omkeer, een reformatie, een reveil waard. Paulus’ getuigenissen in de Handelingen overtui­gen daar opnieuw van.

En opnieuw begint Paulus uit te leggen dat hij niets anders heeft gedaan dan om vanuit de voorvaderlijke overleveringen te leven volgens de wet en al de geboden te onderhouden. Hij vertelt opnieuw over het Koninkrijk Gods en dat reeds Mozes sprak over de Messias Jezus. Hij doet dat uitvoerig van de vroege morgen tot de late avond. Dat is nog eens een preek. Sommigen zagen het zitten, maar anderen bleven ongelovig. Zo was het steeds gegaan. Het Woord Gods moet doordringen in de harten van de mensen. De tegenstander is heel sterk aanwezig. Hij wil niet dat de mensen gaan zien dat Jezus de Messias is. Er zijn twee machten die vechten om het denken van de mensen. God en de duivel. En al hoewel de duivel weet dat hij verloren heeft op het kruis van Golgotha, toch doet hij er alles aan om het de mensen, moeilijk te maken om te zien dat Jezus Koning is en dat het Koninkrijk van recht en gerechtigheid aanstaande is. Het bijbelboek Handelingen eindigt dan ook met een aanhaling uit de profeet Jesaja: …want het hart van dit volk is vet geworden,… opdat zijn niet zien met hun ogen… en zij zich bekeren,… en Ik hen zou genezen.

Paulus zegt dat hij dit heil bekend gaat maken aan de heidenen en dat zij het wel zullen horen. Dat is dan ook gebeurd. Dit Woord is aan de heidenen gebracht. En zij hebben het gehoord. Niet dat dat gemakkelijk was, want de duivel heeft het ook gemunt op het denken en het hart van de heidenen. Ze zijn juist heidenen, omdat ze in de greep zijn van de boze. Wat een toestand. Wat een ellende. Paulus zit gevangen in Rome, maar hij doet niet anders dan iedereen die hij ontmoet te vertellen van het Koninkrijk Gods en te onderrich­ten aangaande de Here Jezus Christus met alle vrijmoedigheid en zonder enige belemmering. Dat is toch geweldig? Ieder op zijn wijze en met zijn eigen ta­lenten. Ieder, die door U getrokken is uit de duisternis, tot het licht, om uw evangelie te brengen en waardoor wij ook vandaag U kunnen loven en prijzen. Glorie voor uw Naam!

Hiermee komt het boek Handelingen aan een eind. Ik heb er weer geweldig van genoten. De les is dat we in de kracht van de HERE, volhardend verder moeten gaan op de post waar we geplaatst zijn en met de talenten die Hij ons gegeven heeft. We kunnen dan van alles tegenkomen. Maar Jezus gaat ons voor. Daar verheugen we ons in, te allen tijde. Prijs de HERE!