1 Timotheüs 1:1-11

17 september [1]

1:5

En het doel van alle vermaning is liefde uit een rein hart, uit een goed geweten en een ongeveinsd geloof.

Dwaalleraars zijn er in Efeze. Paulus heeft daar de gemeente gegrondvest en meteen beginnen er dwaalleraars op te treden. Timotheüs moet blijven om ze te vermanen. Om ze weer op het rechte spoor te brengen. Om de gemeente te waarschuwen. Door al die verkeerde leringen krijg je een hoop gepraat. Daar raken de mensen van in de war. Daar schiet niemand iets mee op. De wet is goed. En de wet is voor de wettelozen. Je moet dus bij de wet blijven en je er niet door in de war laten brengen. Daarom terug naar de wet. De wet is niet voor de rechtvaardige, maar voor de wettelozen. Voor ieder die ingaat tegen de gezonde leer.

Dan volgt er een rijtje in vers 9 en 10. Daar kun je direct de wetteloosheid in herkennen. Paulus zegt: let dus op met wie je je bezig houdt. Het gaat om de gezonde leer en de gezonde leer is de wet. De boeken van Mozes, de profeten en wat Jezus heeft overgeleverd. Daar is geen speld tussen te krijgen. Dat geldt ook vandaag. Zijn er meningsverschillen, dan moeten we heel eenvoudig terug naar het Woord van God. Dan kom je er altijd uit.

Ja maar, zegt de een, er zijn toch ook verschillen. Dan komen ze met onderge­schikte punten aan. Dat zijn fabels en eindeloze geslachtsregisters, zegt Pau­lus. Daar gaat het niet om. Het is heel eenvoudig. Het gaat om Jezus Christus en die gekruisigd. Dat is de wet en de profeten. Komen we dus vandaag dit soort mensen tegen, dan geldt ook vandaag: Geen gepraat. Maar het Woord op tafel. Het geheim van het Woord is dat het woord zichzelf verdedigt.

1 Timotheüs 1: 12-20

18 september [1]

1:15

Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden.

Fantastisch. Paulus is de eerste zondaar. Hij vervolgde de gemeente. Maar Jezus is gekomen om redding te brengen. Het is genade. En Paulus put uit de­ze genade en is op stap gegaan om, als eerste onder de zondaars, zijn Heiland te verkondigen. Hij kan er niet over zwijgen.

Jezus is in de wereld gekomen om zondaren te behouden. Dat geldt dus voor iedereen. Paulus zegt als het ware, als ík gered kan worden, dan is er redding voor iedereen mogelijk. Niemand hoeft zich weg te cijferen al zou het voor hem of haar niet mogelijk zijn. Hij kwam om zondaren te redden. Daar kun je God eeuwig voor danken. Hem zij de eer en de glorie, de lof en de prijs, tot in eeuwigheid. Dank U, Heer, voor die grote liefde en genade dat U voor zonda­ren bent gekomen. Ook voor mij. Dank U, Heer.

En Timotheüs, zijn leerling, krijgt de opdracht om die boodschap door te ge­ven. Strijd de goede strijd met geloof en met een goed geweten. Daar moet je in volharden. Een strijd is een strijd. Daar moet je je voor trainen, daar moet je je voor inzetten. Doe je het niet, dan kom je verkeerd uit. Paulus noemt er twee die van een vriend een vijand zijn geworden en die hij overgeeft aan de satan, opdat hun het lasteren worde afgeleerd. Het gebeurt vaak dat mensen die het geweten hebben, weer afdwalen, maar dan kunnen ze afgedwaald, nog ergere vijanden worden dan ongelovigen. Daar moet je speciaal voor oppas­sen.

We moeten dus bij de gezonde leer blijven. Niemand heeft een excuus, want het Woord van God ligt voor iedereen binnen handbereik. Maar dan moeten we er wel in blijven lezen en er in blijven volharden.

1 Timotheüs 2:1-15

19 september [1]

2:1

Ik vermaan u dan allereerst smekingen, gebeden, voorbeden en dankzeggingen te doen voor alle mensen,

2:2

voor koningen en alle hooggeplaatsten, opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid.

2:3

Dit is goed en aangenaam voor God, onze Heiland,

2:4

die wil, dat alle mensen behouden worden en tot erkentenis van de waarheid komen.

2:5

Want er is één God en ook één Middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus,

2:6

die Zich gegeven heeft tot een losprijs voor allen; en daarvan wordt getuigd te juister tijd.

Hoe is het mogelijk?. Bidden voor je tegenstanders. Bidden voor de regering die de christenen in Paulus tijd vervolgde. En dat was geen kleinigheid. Paulus had er zelf het nodige van meegemaakt. Hij was in de gevangenis geworpen. Hij was achtervolgd, bedreigd en wat al niet meer. En deze Paulus roept op om te bidden voor alle mensen, voor koningen en hooggeplaatsten. Dat is dui­delijke taal. Dat kunnen we ons aantrekken, want hoe vaak zijn we niet boos en negatief over hen die ons iets aandoen? Hoe kunnen we niet tekeergaan tegen de regering, die weer verkeerde voorstellen doet? Dat zijn dan ook ver­keerde voorstellen en die slaan inderdaad nergens op. Daar moeten we ons ook bezorgd over maken. Daarom moeten we ons daar ook tegen verzetten. Daar hoeven we het niet mee eens te zijn. Maar het belangrijkste is dat we voor hen bidden. Dat God ook hen in het hart grijpt en dat zij ook tot erkente­nis der waarheid komen.

Want God wil dat alle mensen tot bekering komen. Als we bidden voor deze mensen dan ontvangen we de zegen ook zelf. Paulus legt een rechtstreeks ver­band: “opdat wij een stil en rustig leven mogen leiden in alle godsvrucht en waardigheid.” We hebben er zelf dus ook profijt van. En wat hebben we geen behoefte aan een rustig leven. Want wanneer een overheid de normen en waarden er niet op na houdt, dan wordt het onrustig en onveilig in de samen­leving. Dat zien wij ook hier vandaag om ons heen.

Daarom moeten we elkaar opwekken om te bidden voor alle mensen en in de eerste plaats voor hen die tegen ons zijn, die de Here Jezus nog niet kennen. God kan de harten van koningen veranderen als waterbeken. God wil dat er gebeden wordt. Dat is heel belangrijk. Daartoe moeten we elkaar dan ook oproepen.

Dan volgen er in dit stukje een aantal voorschriften. De kern is dat we de rela­tie man en vrouw in de juiste proporties moeten zien.

1 Timotheüs 3:1-16

20 september [1]

3:15

het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid.

Het gaat hier over de ouderlingen en diakenen in de kerk. Er volgt een heel rij­tje waaraan ze moeten voldoen. Dat spreekt voor zich. Hoe kun je het huis van God besturen, als je je eigen huis niet goed bestuurt? En hoe kun je anderen leiden, als je eigen karakter nergens op lijkt. Je kunt dit van toepassing verkla­ren op de ambtsdragers, maar iedereen kan het ook op zichzelf betrekken. Je moet voor jezelf al die slechte eigenschappen die genoemd worden eens nalo­pen en er goed over nadenken. Dan schrikken we van ons zelf. En doe er wat aan!

Wat ook heel belangrijk is, is dat we voor de buitenwacht soms een heel vroom gezicht kunnen opzetten, maar achterbaks of in eigen huis een gedrag hebben dat nergens op lijkt. Dat is fnuikend voor vrouw en kinderen. Hoeveel kinderen hebben het geloof de rug toegekeerd, omdat ze wel van liefde hoor­den, maar het in de praktijk van het leven in hun gezin of de kerk niet zagen. Wat zijn we daar toch schuldig aan. Het is toch te gek. Paulus schrijft hier heel scherp aan Timotheüs. Het zou goed zijn als we dat ook steeds weer in praktijk brengen, zowel thuis als in de gemeente. Ik denk dat er veel meer on­derling toezicht moet zijn. Eigenlijk moeten we elk jaar een tijd van overden­king en verzoening inbouwen in de gemeente. Maar ook in ons eigen leven om tot ons zelf in te keren, daar waar we verkeerd gegaan zijn en daar waar we nog steeds verkeerd zitten. In de bijbelse feesten hebben we de tien dagen naar de Grote Verzoendag. Dat is een tijd van inkeer. Dat zouden we ook in onze kerken moeten doen. We nemen er vaak een loopje mee. We zijn onwillig ge­worden om de waarheid te horen. De kerkenraden moeten weer veel meer dis­cipline en tucht uitoefenen. Dat is hoopvol voor de gemeenteleden die ook vaak niet meer weten, hoe ze in het rechte spoor moeten blijven. Dit stukje is erg goed. Het bepaalt ons weer bij de strijd die we moeten blijven strijden om volgelingen in de liefde te zijn van koning Jezus. Dank U Heer. Ik heb het elke keer nodig.

1 Timotheüs 4:1-16

21 september [1]

4:9

Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard.

4:13

In afwachting van mijn komst moet gij u toeleggen op het voorlezen, het vermanen en het leren.

4:16

Zie toe op uzelf en op de leer, volhard in deze dingen, want door dit te doen zult gij zowel uzelf als hen, die u horen, behouden.

Timotheüs komt van alles tegen op zijn weg. Paulus noemt een paar dwaalle­raren en vreemde dingen. Het komt er steeds weer op aan om je daar niet mee in te laten en te blijven bij de gezonde leer. Het komt steeds weer terug op het­zelfde: blijf bij het Woord. Heb je vragen, wend je tot het Woord.

Leg je toe op het voorlezen, het vermanen en het leren. Het gaat om het leren. Ga daar constant mee verder. Het gaat inderdaad om het volharden. Volhar­den! Dat betekent dus dat er ook krachten zijn die je proberen van de goede leer af te halen. Het gaat dus niet vanzelf. En dat weten we allemaal, maar we leven er niet naar.

Hoe weinig lezen we in de Bijbel? Hoe weinig bidden we! Hoeveel tijd beste­den we aan dingen die ons niet opbouwen? We weten het allemaal wel, maar we doen er nauwelijks iets aan. Daarom moeten we ons bekeren. Dat vraagt radicaliteit. Als je eenmaal een gewoonte hebt, dan valt het niet mee om je er van af te wenden. Dat vraagt extra inspanning. En als je dat doet, zul je zowel jezelf als hen, die je horen, behouden. Dat kunnen we zelf vaak niet. Daar moeten we God dan ook om bidden. En als je het doet, zul je zien hoe jezelf gezegend wordt en hoe je ook anderen zegent.

Je weet niet hoeveel mensen wachten op daad van gehoorzaamheid van jou. Want de ongelovigen weten precies wat de gelovigen wel of niet van hun Jezus mogen. Wij zijn zelf de levende stenen waarop gelet wordt. Meer dan we denken.

1 Timotheüs 5:1-16

22 september [1]

5:5

Een ware weduwe dan, die alleen staat, heeft haar hoop op God gevestigd en volhardt in haar smekingen en gebeden dag en nacht;…

Er was kennelijk heel wat te doen over de weduwen. Ze maakten er maar een potje van. Paulus trekt er een zinvolle lijn in. Lijkt me ook heel goed. Jonge weduwen moeten weer gaan trouwen, zegt hij. En een weduwe moet haar hoop op God vestigen. Daar gaat het om. En de familie zelf moet voor de we­duwe in hun familie zorgen als het kan en een weduwe niet ten laste brengen van de gemeente.

Er zit vaak een groot stuk logica in de zorg voor de ander binnen de gemeente. Als we zien dat een familie onvoldoende omkijkt naar de andere familieleden, terwijl dat wel zou behoren, dan is er alle reden dat de oudsten daarop toezien en daarin aanwijzingen geven.

Er is ook een grote taak voor de weduwen weggelegd. Zij volharden in sme­kingen en gebeden. Weduwen hebben vaak de tijd. Ze zijn veel alleen. Een hele bediening hebben zij om te bidden en te smeken. Wat een geweldige ge­bedskracht gaat er van uit als de weduwen en ook de weduwnaren zouden bid­den voor de noden in de gemeente. Je zou er een aparte bediening van moeten maken.

Weduwen en alleenstaanden voelen zich vaak zo eenzaam en niet meer be­trokken bij de gemeente. Maar dat zou drastisch veranderen als zij zich zou­den inzetten voor het gebed. En ook daadwerkelijk betrokken zouden worden bij het gebed. Ik denk dat er een geheime kracht ligt in de gebedslegers van alleenstaanden. Die hebben we nog maar nauwelijks aangeboord. Terwijl Pau­lus er hier toch zo duidelijk over spreekt. Moeten we eens aan de orde stellen We worden immers in hoofdstuk twee opgeroepen om te bidden voor konin­gen en hooggeplaatsten. Hoeveel ouderen zouden er zijn die we daarvoor spe­ciaal zouden moeten kun­nen rekruteren. Dat zullen er toch gauw al enkele honderdduizenden zijn. We moeten hen dan ook speciaal als doelgroep bena­deren. Heer, help ons om dat leger te mobiliseren.

1 Timotheüs 5:17-6:2a

23 september [1]

5:17

De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.

5:20

Wie in zonde leven, moet gij in aller tegenwoordigheid bestraffen, opdat ook de overigen ontzag hebben.

Vermaningen, wijze woorden. Ze zijn uit het leven gegrepen. We moeten ze ook toepassen. We zouden eigenlijk de goede adviezen die Paulus in zijn brie­ven geeft over het leven in de gemeente eens op een rijtje moeten zetten. Dat zou ons allemaal helpen. We zouden er, denk ik, van schrikken als we zien op welke gebieden we het niet meer zo nauw nemen.

Zij, die zich belasten met onderricht en prediking zijn dubbele eer waardig. Nou, dan moeten we ons wel drastisch bekeren. Want hoe vaak komt het niet voor, dat als de preek ons niet helemaal bevalt, we er toch wel laag-bij-de-grondse kritiek op hebben. Hoeveel kritiek is er niet op dominees, voorgangers en oudsten. Volgens mij gaan heel veel van hen gebukt onder kritiek van hun gemeenteleden. Ik denk dat er heel wat zuchtend de kansel op gaan. Hoe wei­nig prijzen wij de voorgangers. Met kritiek staan we direct vooraan, maar voordat er een goed woord uitkomt, duurt het wel even. We moeten ons scha­men. Hier staat het toch. We moeten meteen stoppen. Prijs de dominee. Stuur eens een briefje. Laat eens iets van je genegenheid merken. Dat zal een gewel­dige invloed hebben op de arbeidsvreugde van de voorganger en de kerken­raad. Kerkenraadsleden moeten er speciaal op letten. De voorganger is niet de kop van jut, maar een gezant van God, die dubbele eer waardig is. We zouden eens een onderzoek moeten doen hoe dominees zich voelen over de waarde­ring en die dubbele eer.

1 Timotheüs 6:2b-21

24 september [1]

6:2b

Leer en vermaan in deze zin.

6:6

Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, indien zij gepaard gaat met tevredenheid.

6:8

Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn.

6:10

Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht.

6:11

jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid.

6:12

Strijd de goede strijd des geloofs, grijp het eeuwige leven,…

Ik heb het idee dat Paulus dit briefje in één keer heeft geschreven. Het lijkt meer een opsomming van een aantal dingen die aan de orde zijn, dan een ge­degen uitleg. De uitleg die door alles heen gaat is: blijf bij het woord. Dring daarop aan. Leer en onderricht en lees voor. Laat je niet afleiden door de dwaalleraars. Blijf bij wat je is toevertrouwd, hoe jong je ook nog maar bent.

In dit stuk komt hij op geld terecht. “De wortel van alle kwaad is de geld­zucht.” Daar hebben we heel veel last van. Geld is een verzoeking. Het kan niet genoeg gezegd worden. En hoe waar is het in ons leven, hier in het wes­ten. We moeten tevreden zijn. Maar we zijn vaak niet tevreden. Wat we aan de ander geven is vaak het sluitstuk van eerst een groot stuk egoïsme. Als we de armoede in de wereld zien, dan moeten we ons schamen. Dat heeft niets meer met christelijkheid te maken. Het zit fundamenteel fout. Daar moet grondig iets aan gebeuren. Daar kunnen we niet maar een beetje mee blijven marchan­deren. Wij moeten deze gevaren van de rijkdom ontvluchten. Wij moeten ja­gen, let wel “jagen naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid.” Nou daar hebben we onze handen aan vol. Dat begint al heel dichtbij. Als we veel geld hebben dan moeten we vrijgevig zijn. We hebben het ook alleen maar gekregen.