2022-12-Straf komt onherroepelijk op vergieten van onschuldig bloed Toen en dus ook vandaag

2022-12-Straf komt onherroepelijk op vergieten van onschuldig bloed Toen en dus ook vandaag

30 december [2]

Toelichting bij psalm 106 psalm 106:24

Zij versmaadden het kostelijke land,    

zij geloofden zijn woord niet;…

106:26

Ten zwoer Hij hun met opgeheven hand,
dat Hij hen zou neervellen in de woestijn,

106:27

ook hun nakroost zou neervellen onder de volken,
en hen verstrooien over de landen.

106:28

en dodenoffers aten,

106:29

en Hem tergden door hun daden,…

106:30

Maar Pinehas trad op en hield gericht;…

106:32

Zij vertoornden Hem bij de wateren van Meriba;
het verging Mozes kwalijk om hunnentwil,

106:33

want zij waren tegen zijn Geest weerspannig,
en hij sprak onbezonnen met zijn lippen.

106:34

Zij verdelgden de volken niet,…

106:36

zij dienden hun afgoden,…

106:37

zij offerden hun zonen
en hun dochters aan de boze geesten;

106:38

ook vergoten zij onschuldig bloed,
het bloed van hun zonen en dochters,
die zij offerden aan de afgoden van Kanaän,
zodat het land door bloedschuld werd ontwijd.

106:40

Toen ontbrandde de toorn des HEREN tegen zijn volk,
en Hij gruwde van zijn erfdeel;

106:41

Hij gaf hen in de macht der volken,
zodat hun haters over hen heersten;…

106:44

Maar, als Hij hun benauwdheid zag,
wanneer Hij hun gejammer hoorde,

106:45

dan gedacht Hij te hunnen gunste aan zijn verbond,
en had deernis naar zijn grote goedertierenheid.

106:46

Dan deed hij hen barmhartigheid vinden
bij allen die hen als gevangenen hadden weggevoerd.

106:47

Verlos ons, HERE, onze God,
verzamel ons weder uit de volken,
opdat wij uw heiligen naam loven,
ons beroemen in uw lof.

106:48

Geloofd zij de HERE, de God Israëls,
van eeuwigheid en tot eeuwigheid,
en al het volk zegge: Amen. Halleluja!

Zij versmaadden het kostelijke land, zij geloofden zijn Woord niet. Zij morden in hun tenten, zij luisterden niet naar de stem des HEREN. Toen zwoer Hij hen met opgeheven hand, dat Hij hen zou neervellen in de woestijn, ook hun nakroost zou neervellen onder de volken, en hen verstrooien over de landen. Ja, zo is het gebeurd. Vreselijk toch? De verspieders komen terug. Tien mop­peren en zien het niet zitten en twee wel: Jozua en Kaleb. Maar God had het toch gezegd. Waarom daar dan aan twijfelen? En dan komt het oordeel dat niemand die uit Egypte is gekomen het land zal beërven. Dat ze allemaal in de woestijn zullen sterven. En zo moeten ze veertig jaar door de woestijn trekken voordat iedereen gestorven is. Pas dan mogen hun kinderen het land intrekken. Dat is toch ook vreselijk? Wat een oordeel. Maar als je ook twijfelt aan het Woord van God, dan kom je verkeerd uit. Gods weg is de beste. Je moet heel eenvoudig gaan op zijn Woord. Niet de verkeerde kant op gaan. Niet luisteren naar allerlei nieuwlichters, dwaalleraars die het zelf wel eens zullen uitleggen. Neen. Het gaat om het Woord van God. En wat God belooft, dat doet Hij ook.

We moeten dus heel voorzichtig zijn om ook maar een millimeter te twijfelen aan het Woord van God. Als wij ergens een eigen exegese aan geven, dan komen we ook verkeerd terecht. Hij duldt dat niet. Als God zegt dat ze na vierhonderd zeventig jaar in het land komen, dan komen ze in het land. Als God zegt dat het een eeuwigdurend Verbond is met Abraham, dan geldt dat ook vandaag. En dan kunnen ze eeuwen uit het land verbannen zijn geweest, maar ze komen er terug. Dat zegt God toch? Dat hebben wij niet bedacht. En dan moeten we ophouden om te denken dat die belofte niet meer geldt, dat het exclusief overgegaan is naar de gemeente. Dat is een leugen. Dat staat nergens en dat staat haaks op Gods eeuwigdurende belofte. Als het volk in de woestijn niet aan het oordeel ontkomen is, dan wij ook niet. Daar moeten we terug naar de schrift. En daarbij blijven. Wat voor consequenties dat ook heeft. Want anders hebben we het oordeel al over ons gehaald.

En kijk wat ze nog meer uithalen. Ze eten dodenoffers. Daar komt het oordeel over. Dat is hemeltergend, dat is godslasterlijk. Maar Pinehas trad op en hield gericht en zo wordt het oordeel afgewend. Er moet iemand komen en opstaan en zeggen tot hiertoe en niet verder. Want anders gaat het mis. Het is steeds weer nodig, dat mensen opstaan en er met verve tegenin gaan. Onverschrok­ken. Dan kan er bekering komen. En dan wordt van Meriba verhaald. Mozes sloeg op de rots, net als de vorige keer, omdat het volk weer tekeerging, omdat er geen water was. Maar God had het niet gezegd. Mozes dacht: Het zal wel weer zo gaan. En wat moet ik, als het volk zo zit te zeuren? Maar zo werkt het niet. God spreekt en dan doe je wat God zegt. Als je denkt God voor je karre­tje te kunnen spannen, dan zit je verkeerd. Hij laat Zijn eer niet roven. En hoe vaak doen we dat niet? God dit en God dat, maar Gods gedachten zijn hoger dan onze gedachten. God is hoogverheven. Hij woont in de hemel en wij op de aarde. We kunnen niet bevatten wat Hij in zijn ondoorgrondelijke wijsheid als het beste voor ons acht. Daarom, een toontje lager. Want je zit zo maar de eer van God te beschadigen. Pas op! Mozes mag nu ook het beloofde land niet in­gaan. Zoveel jaren bezig geweest met de opdracht en dan toch het doel mislo­pen. We moeten scherp leven en scherp opletten en dicht bij zijn Woord blij­ven. Dan alleen zijn we veilig en afgestemd op zijn wil en fijngevoelig om te verstaan wat Hij tot ons te zeggen heeft.

Het wordt nog erger. Want God had gezegd dat ze de volkeren moesten ver­drijven als ze het land binnen trokken. Maar dat deden ze niet. Maar ze lieten zich zelfs in met de heidenen en namen over wat zij aan afgodendienst deden. Hoe is het mogelijk? God doet grote wonderen bij de Jordaan, bij Jericho, bij Ai en steeds weer. Maar dan toch nog ongehoorzaam en zelfs de afgoden­dienst overnemen. Dat kan toch niet? Hoe halen ze het in hun hoofd? En die afgoden werden hun tot een valstrik. Zij offerden hun zonen en hun dochters aan de boze geesten. Wat horen we nu? Offeren aan de boze geesten? Je gaat toch niet je zoon en je dochter offeren aan de boze geesten? Het zal toch niet waar zijn. Het volk van God. Ja, het volk van God. Dat is je reinste duivelse praktijk. Dat deden de heidenvolkeren. En daarom moesten ze uitgeroeid wor­den. Ze mochten zich er niet mee inlaten. Maar als je niet doet wat God zegt en ze laat wonen, dan krijg je ook met ze te maken en dan word je ermee be­smet. En dan is de demon er als de kippen bij om je te verleiden en je in te fluisteren dat het goed is om het ook eens te proberen. Want zij doen het al zo lang en het werkt. En zo is de verleider van de beginne, de mensenmoorde­naar, nog steeds bezig om de kinderen te verleiden. Het is verschrikkelijk. Wat een wereld. Wat een afval. De duivel heeft het op het leven van de mens ge­munt. Als God de mens geschapen heeft, dan zal de duivel alles doen om de mens te doden. En dat doet Hij ook. Toen, maar ook nu.

Ze vergieten dus onschuldig bloed. Want hoe kun je kinderen offeren? Hoe kun je onschuldig bloed vergieten? Daar staat Gods oordeel op. Daar is geen terughouding van God voor mogelijk. Het bloed vergieten van hun zonen en dochters. Geofferd aan de afgoden van Kanaän. Het land werd door bloed­schuld ontwijd. Ze verontreinigden zich. Ze pleegden overspel door hun da­den. Vreselijk! Daar kan toch alleen maar het oordeel van God op komen. Je gaat toch nooit je eigen kinderen offeren. Dan moet er wel iets helemaal ver­keerd zijn. Kinderen die in de moederschoot gedragen worden. En dan worden ze geboren en dan ga je ze offeren aan de Moloch. We lezen dat bij Salomo. God had hem zó gezegend. Wat een grote koning. Maar hij had honderden heidense vrouwen. Toen hij oud geworden was, gaf hij toe aan hun verzoek, dat ze ook mochten offeren aan hun eigen goden. En dan worden de afgods­beelden voor Astarte en Moloch opgericht. En dan worden de kinderen geof­ferd in het dal Ben-Hinnom, vlak tegen de tempel aan. Hoe is het mogelijk. Hoe kon het ooit zover komen. Hij had ook helemaal geen heidense vrouwen moeten nemen. Hij had zijn leven moeten heiligen. Waar je mee omgaat daar word je mee besmet. En dan komt God. Hoe is het in je op kunnen komen, zo iets kan toch helemaal niet? Wat een gruwel. Kinderen geschapen naar Gods beeld, offeren aan de afgoden. De duivel. De grote tegenstander, om gunsten van hem te verkrijgen. Maar je weet toch dat offeren aan de demonen alleen maar betekent dat je steeds meer in hun macht komt en alleen maar een slaaf van hen wordt en het van kwaad tot erger wordt. Het oordeel daarop is ver­schrikkelijk. Nog maar net heeft God hen het land en een koning gegeven. Of al bij de derde koning gaat het mis. God laat het dan niet in de tijd van Salomo gebeuren maar bij zijn zoon Het land wordt in tien en in twee stammen ge­splitst. En dat is zo gebleven. En ze hebben voor de rest van hun bestaan on­derling oorlog.

Wat een tragiek. Wat een zonde. Wat een straf. En toch blijft het verbond met Abraham staande. Het blijft zijn uitverkoren volk. God lijdt zelf het meeste onder de zonde van zijn volk. Keer op keer lezen we dat de koning kwaad doet in de ogen des Heren. En keer op keer staat er dan dat ze hun kinderen offer­den aan de Moloch. Het is verschrikkelijk. Het zijn de gewoonten van de hei­dense volken rondom hen, maar niet van het volk van God. En toch doen ze het. Ook weer in de tijd van Jeremia en dan komt de beroemde tempelpredi­king waar Jeremia door God moet zeggen dat het oordeel op het offeren van hun kinderen in het Moorddal zal zijn dat ze in ballingschap gaan. En ze gaan in ballingschap. Maar omdat Gods belofte eeuwigdurend is, komt een deel terug, al is het slechts een zeer gering aantal. De grote rest is onder de volken blijven wonen en verspreid over de gehele wereld. Maar Gods belofte blijft bestaan. Achthonderd keer wordt teruggekomen op die eeuwigdurende profe­tie. God zal ze terugbrengen in het land en Hij zal de tien en de twee stammen weer tot een eenheid brengen. Want zijn beloften zijn eeuwigdurend.

Wat een straf op de zonde van het vergieten van onschuldig bloed. Het wordt in deze psalm 106 krachtig omschreven. Het volk zondigde. Toen ontbrandde de toorn des HEREN tegen Zijn volk, en Hij gruwde van Zijn erfdeel. Hoe kan het ook anders? Als God het volk zo gezegend heeft. Als Hij alles voor ze ge­daan heeft. En ze gaan dan keer op keer hun kinderen op de meest gruwelijke afgodische manier offeren, dan gruwt de HERE daar toch van? Dan komt er toch een einde aan de zegen. Hij gaf hen in de macht der volken, zodat hun ha­ters over hen heersten; en hun vijanden hen verdrukten, zodat zij zich krom­den onder hun macht. Zo is het gebeurd. Wat zijn ze niet vervolgd. Wat een ellende hebben ze over zich heen gekregen. Tot aan vandaag toe.

Hij redde hen ook. Hij wilde hen helpen, maar zij bekeerden zich niet, zodat ze weer wegzonken in hun ongerechtigheid. Zo is het nog. Wat een rampen voor de Joden over de wereld. De Holocaust is nog maar recent geleden. Zes miljoen Joden. En nu sinds de staat Israël, niets anders dan oorlogen, haat en verderf. Ellende, dood en onzekerheid. Ook vandaag worden over de hele wereld de Joden aangezien voor de veroorzakers van het kwaad. Het antisemi­tisme tiert welig. En God ziet het. Hij lijdt Zelf het meeste onder het lijden van zijn uitverkoren volk met wie Hij een eeuwigdurend verbond heeft. Het is toch zijn volk? Een vader die zijn kind ziet vallen lijdt daar toch zelf het mees­te aan. Een vader had twee zonen. Die twee moeten weer één worden. Het is alsof de vader op de uitkijk staat en roept om zijn kind dat weggelopen is. Kom toch! Bekeer je! Ik lijd onder jouw lijden, ook al heb je je het zelf aange­daan. Mijn zoon, wanneer kom je nu eindelijk eens thuis. Daarom staat er ook keer op keer en ook in deze psalm: Maar, als Hij hun benauwdheid zag, wan­neer Hij hun gejammer hoorde, dan gedacht Hij te hunner gunste aan zijn ver­bond, en had deernis naar zijn goedertierenheid. Dat is God. Lankmoedig en groot van goedertierenheid. Zijn hart gaat uit naar zijn kinderen. En Hij haast zich om verlossing te brengen. Messias Jezus kwam in de eerste plaats voor zijn volk. Hij wilde hen verlossen van de komende toorn. Hij roept nog. Maar ze zijn weerbarstig. Maar Hij zal dan zijn wet in hun binnenste leggen, zodat ze allen zullen zien wie ze doorboord hebben en Messias Jezus als hun Verlos­ser zullen erkennen. Wat een massale begroeting zal dat zijn. Wat staat er nog veel te gebeuren. God is goed. En nooit genoeg te prijzen. Heerlijk evangelie. Prijs de HERE!

Het kan niet anders, dat in deze tijd, waar we zien dat we de kinderen aan de moderne Moloch offeren, zelfs al voordat ze geboren zijn, Gods oordeel daar­over onherroepelijk is. Hoe halen we het in ons hoofd om onschuldig bloed te laten vloeien? God is goed! Hoe kunnen we het dan bedenken om kinderen uit de moederschoot te rukken en ze te vermoorden. Abortus noemen ze dat, maar het is niets anders dan het vergieten van onschuldig bloed. Weerloze kinderen uit het moederlichaam, uit de baarmoeder. Hoe durven we het? Wie heeft zoiets ooit kunnen bedenken? En het gaat maar door, dag in dag uit. De pro-abortuslobby is zeer actief en agressief. De mensenmoordenaar van de begin­ne heeft een heerlijke prooi. Meer dan vijftig miljoen kinderen per jaar. En zijn honger is nog niet gestild. Nog meer moeten sneuvelen, want hoe minder mensen hoe meer er voor de rest is. Maar de werkelijkheid is een gruwelijke verminking van de moeder. Een haat die de samenleving teistert. Want hoe kunnen we de liefde nog preken als we de liefde in bloed gesmoord hebben in de moederschoot? Het staat gelijk met de moorden in de bijbelse tijden. Het is de HERE een gruwel. Daarom moeten we niet denken dat we zijn toorn kun­nen ontlopen. Hij haast Zich om aan dat bloedvergieten een einde te maken. En we haasten ons, met Hem, om daar met alles wat in ons is tegen te strijden. Als we slap zijn ten dage der benauwdheid, als de kinderen naar de slachtbank gaan, dan komt onze kracht in het nauw. Want Hij ziet het. En als wij slap zijn, dan wordt hun bloed van onze hand geëist. En dat is oordeel. Want wat hebben we gedaan voor de minsten? Het komt er echt op aan. God is getrouw. Zijn plannen falen niet. Hij wil dat we eerlijk en oprecht zijn. Zijn liefde en waarheid proclameren.

Want: Geloofd zij de HERE, de God Israëls, van eeuwigheid en tot eeuwig­heid, en al het volk zegge: Amen. Halleluja! En dat is het. De tragiek is dat ook Israël God verlaten heeft. In de abortusindustrie zijn er ook Joodse abor­teurs en leidinggevende figuren die tot de abortuslobby behoren. Dat is tra­gisch. Het is tragisch dat in Israël zelfs meer kinderen sneuvelen in de abortus­klinieken dan op de slachtvelden. Het is tragisch dat meisjes in het leger twee gratis abortussen krijgen. Over de vrije seks gesproken. Het is de HERE een gruwel. Zijn uitverkoren volk in zijn uitverkoren land, laden een dubbele schuld op zich. Net als bij de heiligen uit de volken die ook gods water over gods akker laten lopen. Het is de tragiek, dat de orthodoxe Joden hun Messias Jezus radicaal afwijzen en iedereen bestrijden die wel in Hem gelooft. En het is eveneens tragisch dat de geseculariseerde Jood niets van God wil weten. Het is de dubbele tragiek. Als je er over nadenkt, dat vervolgens zij die zeggen Jezus aan te hangen, de Joden maar één weg wijzen om zich te bekeren en zich aan te sluiten bij de kerk. Ze hebben geen enkel oog hebben voor de nog onvervulde profetieën en beloften voor het geheel van Israël. Waardoor een Jood nauwelijks tot jaloersheid kan worden verwerkt omdat we de Joden hun eigen profetie en beloften hebben afgenomen. God moet Zelf wel ingrijpen, want hoe zou het anders ooit goed komen? Het is daarom van zeer groot be­lang om de Bijbel te lezen en dicht bij Jezus te blijven. God is goed! Dank u HERE. Verlos ons van de boze.

Kies Dan Het Leven

 



Naar alle artikelen