De donkere wereld van vaccins en foetaal weefsel
Voorwoord: Bert Dorenbos.
Op 12 januari 2021 vertoonde LifeSite News een interview met voormalig vaccin-ontwikkelaar dr. Pamela Acker. Dr Acker deed in het interview schokkende onthullingen over de historische banden tussen de farmaceutische indutrie en de abortusindustrie. Aanleiding was ongetwijfeld de toen nog aanstaande massavaccinatie tegen COVID-19, maar haar boodschap had een breder kader. Dr. Acker maakte vergelijkingen tussen het uitnemen van organen uit geaborteerde foetussen en de praktijk van orgaandonatie en -transplantatie. Zij sprak over ‘vers weefsel’ dat binnen minuten moest versneden en stelde: "baby’s leefden nog wanneer de onderzoekers het weefsel eruit namen." Deze schokkende uitlatingen deden onderzoeksjournalist Monica Seeley op eigen onderzoek uitgaan. Niet alleen bij haar, maar bij velen was immers sprake van ongeloof: dit is te gruwelijk, is er niet sprake van sensatie?
De bevindingen van haar grondige onderzoek – waarbij zij putte uit wetenschappelijk onverdachte bronnen – bleken nog veel aanstootgevender dan Monica Seeley voor mogelijk hield. Het weefsel mocht niet afgestorven zijn, en moest direct – binnen ca 5 min – versneden of ingevroren zijn. Dood weefsel, met dode cellen, is niet bruikbaar. Er zijn gevallen bekend waarin het hart van het kind nog klopte. Abortusmethoden werden aangepast aan het verkrijgen van het foetaal weefsel. Vast staat dat er kinderen levend ter wereld kwamen, en er wordt – in tegenstelling tot bij proefdieren - geen pijnstilling toegediend. De kwestie van ‘foetale pijn’ is overigens recent weer in de belangstelling komen te staan door een onderzoek van twee specialisten, één prolife onderzoeker en één prochoice hoogleraar. Tezamen onderzochten zij het onderwerp en kwamen tot de eensluidende conclusie dat het aannemelijk is dat de foetus vanaf de 12e week pijn kan lijden (“Reconsidering fetal pain”, Derbyshire en Bockmann, journal of Medical Ethics 2020, 46). Dit maakt de uitkomsten van het onderzoek van mw. Seeley zo mogelijk nog ernstiger.
Het artikel werd in mei 2021 in twee losse delen gepubliceerd op www.catholicworldreport.com.
*****************************************
De donkere wereld van vaccins en foetaal weefsel: deel 2
Als we even pas op de plaats zouden maken en de realiteit van het kwaad in de ogen zouden kijken, zou dat onze blik op vaccins totaal kunnen veranderen.
(Afbeelding: Diana Polekhina/Unsplash.com)
Deel 2: Onderliggende principes
"Ze zijn nog levend als onderzoekers het weefsel afnemen." Zo beschreef bioloog Pamela Acker de geaborteerde baby's die weefsel opleverden voor foetale cellijnen. In een interview in januari 2021 met Lifesite News besprak Acker COVID-19-vaccins die momenteel beschikbaar zijn in de VS. Allemaal hebben ze enige betrokkenheid bij menselijke foetale cellijnen. In 2012 gaf Acker haar promotieonderzoek op, om niet te hoeven te werken met HEK 293, een cellijn afgeleid van de nieren van een in 1972 geaborteerd babymeisje.
In het eerste deel van deze serie bekeek ik het indirecte bewijs voor Ackers verklaring, onderzocht ik haar bronnen en deed ik vervolgens mijn eigen onderzoek naar de langdurige relatie tussen de vaccinindustrie en abortus. Ik ging door veel wetenschappelijke rapporten, getuigenverklaringen voor het Congres, krantenartikelen en boeken over foetaal weefselonderzoek.
Bij elk uitstapje door de krochten op het internet verwachtte ik bewijs te vinden dat de bewering gewoon sensationele retoriek was. En toch, hoe meer ik las, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat het gebruik van levende, geaborteerde baby's al bijna een eeuw vast deel uitmaakt van vaccinonderzoek en -productie.
Acker nam me mee op een rondleiding door de vaccingeschiedenis in de eigen woorden van de industrie. Wetenschappelijke artikelen uit de jaren 1930 documenteerden abortus na abortus in dienst van vaccinonderzoek. Het meest openhartige, een artikel uit 1952 van hetCanadian Journal of Medical Science,beschreef baby's geaborteerd en naar het lab gestuurd met nog steeds kloppende harten. Vervolgens gebruikte ik Ackers bronnen als uitgangspunt voor mijn eigen verkenning. Ik raakte meer vertrouwd met de biomedische terminologie en begon met het ontcijferen van de taal in wetenschappelijke rapporten. Mijn onderzoek was niet heel uitgebreid, maar was genoeg om me ervan te overtuigen dat Acker's beweringen op zijn minst niet vergezocht waren.
In het belang van de journalistieke nauwkeurigheid kwam ik echter terug op een belangrijk feit: er is geen bewijs dat de baby wiens cellen HEK 293 opleverden, daadwerkelijk nog in leven was op het moment dat zijn nieren werden verwijderd. En ik wilde er nog steeds van overtuigd zijn dat het kind, in de korte tijd die hem restte, wel vrij van pijn was.
Acker zelf was onvermurwbaar. Ondanks het mysterie rond de oorsprong van HEK 293: "Dit moet met zoveel woorden worden gezegd: zoals je een dood orgaan niet kunt transplanteren in een levend lichaam, kun je geen cellijn maken van dood weefsel."
Acker citeerde vervolgens de overleden Spaanse arts en bio-ethicus Dr. Gonzalo Herranz. Herranz was een voormalig lid van de Pauselijke Academie voor het Leven en was lid van het International Bioethics Committee van UNESCO, adviseur van het Europees Parlement en auteur van 65 artikelen over pathologie. Als gevierd auteur, internationaal docent en adviseur op gebied van de bio-ethiek was hij emeritus hoogleraar Pathologische Anatomie aan de Universiteit van Navarra. Hij overleed op 20 mei 2021. Hij bestudeerde cel- en weefselafwijkingen en was bij uitstek gekwalificeerd om dit onderwerp aan te pakken.
Geciteerd in Vivisectie of Wetenschap, door de Italiaanse wetenschapper Pietro Croce, zei Herranz eenvoudig: "... om embryocellen voor kweek te verkrijgen, moet een ‘geprogrammeerde’ abortus worden aangenomen, waarbij de leeftijd van het embryo wordt gekozen en het wordt ontleed terwijl het nog in leven is, dit om weefsels te verwijderen die op kweek moeten worden gezet." i
De verklaring van Herranz is misschien wel de meest gezaghebbende ter ondersteuning van het feit dat levende cellen uit levende lichamen moeten komen. Er zijn anderen, met name door de Amerikaanse embryoloog C. Ward Kischer, die zei in "The Media and Human Embryology" (Linacre Quarterly,Vol. 64, Issue 2, May 1, 1998), verwijzend naar orgaantransplantaties van geaborteerde baby's: "De waarheid is dat dood weefsel niets zou doen. De transplantatie moet levende cellen bevatten, en de enige manier om dat te garanderen is om ze te verkrijgen van levende foetussen."
Kischer kwalificeerde het volgende slechts terloops met betrekking tot het foetale celonderzoek: "Om 95% van de cellen in stand te houden, zou het levende weefsel binnen 5 minuten na de abortus moeten worden bewaard. Binnen het uur zouden de cellen blijvend verslechteren, waardoor de monsters nutteloos zouden worden." Er is een ongelooflijk kort tijdsbestek om weefselconserveringsvloeistoffen toe te dienen en organen te verwijderen”.
Alvin Wong, door wiens artikel "The Ethics of HEK 293" uit 2006 tot Ackers beslissing om haar doctoraatsonderzoek te stoppen leidde, is het daarmee eens: “Als het embryo of de foetus in feite nog in leven is terwijl er weefsel uit wordt gehaald, pleegt degene die dit doet een nog ernstiger daad van geweld rechtstreeks gericht aan een ander levend mens. Dit zou mogelijk zijn, omdat het een wetenschappelijk criterium blijkt te zijn dat weefsel in een levensvatbare staat moet worden verkregen om nog geschikt te zijn voor onderzoek” .
In de loop van mijn eigen onderzoek sprak ik met Dr. Paul Byrne. Byrne is een neonatoloog, voormalig voorzitter van de Katholieke Medische Vereniging, en een autoriteit op het terrein van de hersendood en van orgaantransplantatie.
"Is het waar," vroeg ik, "dat weefselmonsters voor foetale cellijnen, als ze succesvol willen zijn, moeten worden verkregen van levende baby's?"
"Ja," zei Byrne, "de baby moet nog leven als de procedure wordt gestart om levend weefsel te krijgen. .... Na de dood treedt de vernietiging van elke cel niet onmiddellijk in. Observeer een skelet. Maar wanneer de procedure van abortus en dissectie om organen en weefsels te krijgen wordt gestart, leeft de baby." Ik pushte hem een beetje: "Is het waar dat weefselmonsters voor foetale cellijnen, als ze succesvol willen zijn, moeten worden verkregen van levende baby's? Leven ze op het moment dat weefsel of organen worden geoogst?" Zijn antwoord: "De baby leeft wanneer het ontleed wordt om organen en weefsels te verkrijgen."
Dr. Keith Crutcher, hoogleraar neurochirurgie aan de Universiteit van Cincinnati, behandelde het onderwerp al in 1993:
Het is belangrijk om te erkennen dat de foetus, of het gewenste orgaan, levend moet zijn om te dienen als nuttige weefseldonor. Er is echter onenigheid over de term 'leven'. De traditionele biologische definitie omvat de concepten metabolisme, groei, ademhaling, enz. Zeker voorafgaand aan de abortus voldoet de foetus aan al deze criteria. De geschiktheid van foetaal weefsel voor transplantatie hangt af van de manier waarop het wordt verkregen. Het ideale weefsel is verkregen van een intacte en levende foetus. ii
Uitgekiende abortussen
De verklaring van Herranz bevestigt voor Acker de "uitgekiende" aard van de abortus voor weefseldonatie. Zgn. prostaglandine-abortus (geïntroduceerd in de jaren 1970), heeft hysterotomie-abortus (mini-C-sectie, ofwel keizersnede) vervangen als de "ideale" methode voor foetale weefselverkrijging. In feite was het gebruik van prostaglandine om de weeën te induceren een revolutie op het gebied van foetaal weefsel. Eerst werd dit gezien als complicatie, maar onderzoeker realiseerden zich al gauw dat de geboorte van een levende baby na prostaglandine-abortus eigenlijk wenselijk was: "Met prostaglandines," verklaarde geneticus en kinderarts Dr. Kurt Hirschhorn in 1973, "kun je de abortus regelen, zodat [de foetus] levensvatbaar wordt in die zin dat het uren of zelfs een dag kan overleven" (National Observer, 21 april 1973).
Feticiden zoals digoxine, vaak gebruikt bij late abortussen, worden meestal niet gebruikt wanneer foetaal weefsel moet worden verkregen voor onderzoek omdat ze "abnormale celmorfologie, slechte cel-levensvatbaarheid en variabele RNA-kwaliteit veroorzaken",iii waardoor de onderzoekswaarde van weefsel wordt beperkt. In een e-mail aan dr. Kristina Howard van de FDA over foetaal weefsel voor onderzoek met “vermenselijkte muizen” (humanized mice), klaagt Perrin Larton van Advanced Bioscience Resources "deze week hadden we vier gevallen van 21 weken die allemaal woensdag met digoxine waren geïnjecteerd, het weefsel is dus nu onbruikbaar." iv
Acker werd bekritiseerd voor het ondubbelzinnige standpunt dat de abortussen voor foetaal weefsel door keizersnedes plaatsvinden. Wat ze beschreef is echter gewoon standaardprocedure, herhaaldelijk beschreven in wetenschappelijke rapporten. Hysterotomiegeïnduceerde abortus, of D&X (Dilation and Extraction)v , dat wordt ook beschreven dmv eufemismen zoals "dilatatie" en "real-time echografie", hebben allemaal hetzelfde doel: opleveren van een intacte foetus met verse organen.
Men zou kunnen stellen dat in een D&X abortus organen niet worden verwijderd terwijl het kind in leven is. Het is waar dat D&X, ook bekend als ‘partial birth abortus’, kindermoord beperkt door de baby de terwijl te doden terwijl hij of zij zich nog gedeeltelijk in het geboortekanaal bevindt. Echter, net als bij andere abortussen voor het verkrijgen van vitale organen, is de D&X-abortus een integraal onderdeel van weefselverkrijging, zozeer zelfs dat kan worden gezegd dat de foetus wordt gedood door dat proces ‘van oogsten’ zelf.
Dit zou ook van toepassing zijn op de meest gebruikte methode van de tweede trimester abortusvi, namelijk Dilatatie en Evacuatie (D&E), ook bekend als dismemberment-abortus. Hoewel het om voor de hand liggende redenen als minder ideaal wordt beschouwd voor organen, wordt het niettemin toegepast. De reden is eenvoudig: het komt zelden voor dat een aborteur het overlijden van de foetus veroorzaakt vóórdat hij een D&E uitvoert. In de woorden van de foetale weefselleverancier James Bardsley: "We hebben weefsel nodig dat vrij vers is. We moeten het weefsel binnen enkele minuten na het tijdstip van overlijden verwerken." vii
In een wetsevaluatie opgesteld door het Bioethics Defense Fund (BDF) staat:
Het oogsten van organen, weefsels en cellen van ongeboren kinderen waarvan de dood rechtstreeks wordt veroorzaakt door een opgewekte abortus, schendt de regel van de ‘dode donor’ ... omdat a) de ongeboren kinderen in leven zijn wanneer de beslissing over de positionering van de foetus en keuze van het ‘breekpunt’ wordt genomen door de aborteur met als doel om intacte foetale hart, longen, levers, hersenen en andere weefsels en organen te verkrijgen; en b) de positionering van de foetus en het breken (boven en onder de thorax) om intacte foetale organen, weefsels en cellen te verkrijgen zélf, tot de doodsoorzaak leidt van de mens van wie de organen vervolgens worden geoogst. viii
De vice-president van BDF, Dorinda Bordlee, drong er bij mij op aan om partiële abortus te onderzoeken, als een bijzonder voorbeeld van dat ‘uitgekiende’ van de abortus voor het uitnemen van foetale weefsels. Toen ik dat deed, werd ik verontwaardigd over een beeldende beschrijving van rechter Anthony Kennedy van het Hooggerechtshof: "De foetus sterft in veel gevallen net zoals een menselijke volwassene of kind zou doen: het bloedt dood als het wordt verscheurd ... ledemaat van ledemaat." Kennedy voegde eraan toe dat de foetale hartslag soms via echografie kon worden gezien "met uitgebreide delen van de foetus verwijderd." ix
Om het tot in de gruwelijkste details te beschrijven: foetale organen voor onderzoek (d.w.z. transplantatie in vermenselijkte muizen, of celcultuur voor het creëren van een cellijn) kunnen ook worden verkregen bij levende foetussen die worden geaborteerd door D&E (dismemberment abortus). Het abortusproces is zó ingericht dat de gewenste organen niet worden beschadigd.
Híer komen foetale cellijnen dus vandaan. We moeten door onze afkeer geen mentale sluier leggen over de gruwelijke details, wat ten koste gaat van ons begrip.
Vergelijk het met orgaandonatie
Terugkerend naar het principe van levende cellen uit levende lichamen, helpt een blik op de praktijk van orgaantransplantatie. Bij weefsel en organen voor onderzoek spelen dezelfde factoren als bij organen voor transplantatie: namelijk: de gezondheid van de donor, de levensvatbaarheid van organen en de transitietijd van donor naar lab of ontvanger. x
De problemen bij vitale orgaantransplantatie zijn zo complex dat vitale organen over het algemeen worden verkregen van hersendode donoren, wiens hart nog klopt. Overweeg nu orgaandonatie van (volwassen) donoren die voldoen aan de traditionele definitie van overlijden: DCD -donor (Donor na hartdood). De medische literatuur wemelt van de discussies over orgaandonatie van DCD-donoren: het is geen eenvoudige kwestie, medisch noch ethisch. Inderdaad, niets over organen voor wetenschap of transplantatie is simpel. Om vitale organen te halen van DCD-donoren na stopzetten van de behandeling is gevoelig; de procedure vereist veel voorbereiding en een nauwkeurige timing, dit te complex om hier en detail te beschrijven. De patiënt wordt voorbereid op een operatie wanneer de behandeling wordt gestopt en het operatieteam klaar staat. De ogen zijn gericht op de klok, om vitale organen binnen enkele minuten na hartdood te verwijderen.
Laten we vanwege de controverse rond HEK-293 eens kijken naar nierdonatie in het bijzonder. Onder de vitale organen heeft de nier een betere levensvatbaarheid voor onderzoek of transplantatie. Hoewel, om zo te zeggen dat een nier voor een langere periode buiten het lichaam kan overleven, wil echter niet zeggen dat het voor een langere periode in een dood lichaam kan blijven en nog steeds levensvatbaar is, voor transplantatie. Integendeel, de nier moet binnen een paar minuten na hartdood worden uitgenomen en er moeten stappen worden ondernomen om het te behouden. Zonder enige tussenkomst begint het ischemisch letsel, veroorzaakt door hypoxie (schade door gebrek aan zuurstof), zelfs voordat het hart volledig stopt met kloppen. xi
Zelfs weefsel van niet-vitale organen, zoals het foetale netvlies (van een foetus van 18 weken oud) dat wordt gebruikt voor de PER.C6 cellijn, moet postmortem, binnen het uur worden uitgesneden, wil het kunnen overleven op kweek. Het gaat terug op het principe van Dr. Paul Byrne:
Na de dood is er voortdurende vernietiging gaande, desintegratie, corruptie van weefsel. Dit kan niet gestopt worden. Organen, weefsels en cellen desintegreren in verschillende snelheden....Wanneer een orgaan, weefsel of cellen worden gebruikt voor transplantatie of weefselkweek of replicatie, is er altijd een toevoer van zuurstof nodig als een levensondersteunende noodzaak wanneer de procedure wordt gestart, liefst zo dicht mogelijk bij het moment van het verkrijgen van het orgaanweefsel of de cellen ... xii
Voor ons doel moeten we aannemen dat het kind dat levend wordt afgeleverd na abortus, lijkt op een DCD-donor. Het is echter naïef om te denken dat hetzelfde zorgprotocol van toepassing is op de abortus. Daarom hebben we een meer dan waarschijnlijk scenario dat organen snel worden geëxtraheerd, uit een nog levende baby.
"Je bent pas dood als je warm en dood bent"
Tijdens mijn onderzoek kwam ik erachter dat ik bevindingen van anderen opnieuw ontdekte. Een aantal prolife onderzoekers hebben het gebruik van pre-levensvatbare, levende foetussen zorgvuldig gedocumenteerd in hun onderzoek. Hoewel het verleidelijk was om alleen op hun onderzoek te vertrouwen, zocht ik waar mogelijk naar originele bronnen.
Deze aanpak heeft zijn vruchten afgeworpen toen ik probeerde een citaat van de Australische immunoloog en bio-ethicus Peter McCullagh op te sporen. McCullagh's boek The Foetus as Transplant Donor uit 1987 is uitverkocht en bijna onmogelijk te vinden. Ik was wanhopig om het te vinden toen een vriend een kopie voor me had.
Ironisch genoeg heb ik het citaat in kwestie nooit in het boek gevonden. McCullagh's onberispelijke onderzoek bevestigde echter veel van mijn conclusies, te beginnen met de parallel tussen orgaantransplantatie en vaccinonderzoek. Hij vertelt de geschiedenis van foetaal weefselgebruik in vaccinonderzoek, schetst het gebruik van prostaglandine-abortus en hysterotomie om vers weefsel voor celkweek te verkrijgen en documenteert het gebruik van levende, pre-levensvatbare zuigelingen in onderzoek. McCullagh vindt het verdacht dat wetenschappelijke rapporten niet goed omschrijven wat er gebeurt met de levend geboren foetus "tussen afdrijving en experimenten in", wanneer bij "overleving van de foetus na hysterotomie ... toch redelijkerwijs kan worden verwacht dat het in de orde van uren in plaats van seconden is." xiii
Dan gaat McCullagh een stap verder. Pre-levensvatbare baby's, zegt hij, hebben een unieke tolerantie voor onderkoeling. Bovendien zijn "de vitale functies van de foetus ex utero veel vatbaarder voor invloeden van buitenaf dan vitale functies bij volwassenen van dezelfde soort" en:
Koeling van de foetus ... zal de verslechtering van foetale weefsels beperken. Het zal ook ... de detecteerbaarheid van vitale functies die aanwezig waren verminderen. Het is misschien niet onredelijk om te suggereren dat, onder bepaalde omstandigheden, koeling van een potentiële ‘donor’ (als gevolg van ' verwaarlozing') gemakkelijk een dubbele intentie zou kunnen hebben. xiv
Met andere woorden, koeling - zoals in de verloskamer - onderdrukt de vitale functies van het kind, maar verlengt tegelijkertijd zijn leven.
McCullagh citeert een studie uit 1961 waarin 23 pre-levensvatbare geaborteerde zuigelingen werden bestudeerd onder verschillende temperaturen. Bij normale lichaamstemperatuur (37 graden Celsius) overleefden de baby's ongeveer 3 uur. Het verlagen van de lichaamstemperatuur tot 4 graden Celsius "verhoogde de overlevingstijd echter met nog eens 1-2 uur." xv
Toen ik dit las, herinnerde ik me Acker's verklaring, "de baby was niet dood toen ze het in de koelkast legden." Ik kan nog steeds de verontwaardigde toon van haar stem horen. Ze had me net voorgelezen uit een artikel uit 1952 over de teelt van het poliovirus, waarin foetussen van 12 tot 18 weken zwangerschap werden beschreven, geaborteerd en vervolgens opgeslagen voor latere dissectie. Ik begreep nu waarom ze zo zeker van haar zaak was:
Waar mogelijk werd het embryo onder steriele voorzorgsmaatregelen uit de vruchtzak verwijderd, overgebracht naar een steriele handdoek en op 5 C gehouden totdat het werd ontleed; meestal werd dissectie 1 tot 3 uur na hysterotomie uitgevoerd, maar bij één gelegenheid werd het virus met succes vermeerderd in weefsels van een embryo dat in zijn geheel, 24 uur bij 5 C was opgeslagen. xvi
De moeilijkheid om de dood te bepalen bij een pre-levensvatbare baby doet denken aan het axioma van de eerste hulp: "Je bent pas dood als je warm en dood bent." In combinatie met de verleiding om het leven te verlengen voor onderzoeksdoeleinden, zoals gesuggereerd in het citaat hierboven, vormt dit McCullagh's meest overtuigende argument tegen de foetale weefselpraktijk.
Er is een gerede kans dat foetale weefselextractie vaker wél dan niet plaatsvindt terwijl de geaborteerde foetus nog net in leven is. Dit is gebaseerd op bewijs uit wetenschappelijke artikelen, en op de algemeen bekende voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voor een succesvolle celcultuur of orgaandonatie. Voeg daarbij de unieke reactie van de pre-levensvatbare baby op de omgevingstemperatuur, en men heeft een complexe situatie waar niemand in geweten aan voorbij kan gaan.
De mythe van onsterfelijkheid
Mijn gesprek met Acker en het daaropvolgende onderzoek hebben veel van mijn aanvankelijke vooroordelen veranderd. Maar gezien het feit dat sommige foetale cellijnen, waaronder HEK-293, ‘onsterfelijk’ zijn, kunnen we dan niet aannemen dat het gebruik ervan de vraag naar nieuw weefsel niet zal verhogen? Zou het de (markt)vraag niet daadwerkelijk kunnen verminderen? Tenzij men over het onderwerp ‘creaties van nieuwe cellijnen’ begint, is het een geruststelling te denken dat dit alles niet opnieuw zal plaatsvinden.
Het is belangrijk op te merken dat veel vaccins zijn afgeleid van menselijke foetale cellijnen die niet onsterfelijk zijn. Veel voorkomende vaccins voor polio, MMR, waterpokken en anderen zijn afgeleid van WI-38 en MRC-5, die geen van beide onsterfelijk zijn, hoewel ze wel een bijna onbeperkt aantal cellen uit één bron kunnen produceren.
Met betrekking tot de zogenaamde vereeuwigde cellijnen zegt Acker dat de term "onsterfelijk" misleidend is:
Hoewel deze cellen 'vereeuwigd' worden genoemd, is een onsterfelijke cellijn niet onsterfelijk, hoewel deze een onbepaalde levensduur heeft: een langere levensduur dan primaire celculturen. Als je cellen rechtstreeks uit me haalt en ze niet vereeuwigt, leven ze voor een korte tijd in een petrischaaltje. Als je ze ‘vereeuwigt’, zullen ze een groot aantal celculturen doorleven, maar ze zijn niet eeuwig. Ze zullen uiteindelijk sterven en je zult ze niet langer kunnen ‘subculturen’. En op dat moment heb je een nieuwe cellijn nodig.
Met betrekking tot HEK-293, gebruikt bij de productie van vaccins en een groot aantal andere producten, zegt Acker "het was een bijzonder succesvolle vereeuwiging. Sommige [cellijnen] hebben een langere levensduur dan anderen, net zoals sommige mensen een langere levensduur hebben dan anderen.... Dit was toevallig een zeer succesvolle."
Hoewel velen het concept van cellijn "onsterfelijkheid" letterlijk nemen, erkennen wetenschappers dat dat ten onrechte is. Celbioloog en vaccinpionier Leonard Hayflick (verantwoordelijk voor de WI-38 menselijke foetale celstam), gaf toe dat "vermeende 'onsterfelijke' cellijnen, zoals HeLa, die al tientallen jaren onafgebroken worden gekweekt, maar nooit als geïsoleerde culturen zijn bestudeerd, niet als onsterfelijk kunnen worden beschouwd." xvii Hij vervolgde:" Onsterfelijkheid is verondersteld voor embryonale stamcellen, maar het bewijs dat deze cellen jarenlang onafgebroken kunnen worden vermeerderd (met behoud van normale eigenschappen, zelfs bij afwezigheid van genetische recombinatie) moet nog worden geleverd." En beide soorten cellijnen, zegt Acker, kunnen "mutaties accumuleren na het repliceren in vitro in de loop van de tijd."
Er is dus een voortdurende vraag naar menselijke foetale cellijnen, zowel eindig als vereeuwigd. "Zolang we geaborteerde foetale cellen blijven gebruiken in vaccins," voorspelt Acker, "zal dat bijdragen aan een vraag naar extra geaborteerde foetale cellijnen. Mensen die zeggen van niet, zijn naïef over de wetenschap."
Ter illustratie wijst Acker naar een nieuwe menselijke foetale cellijn. Walvax-2, werd in 2015 gecreëerd in China juist vanwege de leeftijd en het afnemende aanbod van de MRC-5 cellijn. Dit vergde negen abortussen. Uiteindelijk leverde een meisje van drie maanden zwangerschap de cellen op. Er werd opwekking van de weeën ingezet om een intacte foetus te krijgen. Uit de onderzoeksliteratuur blijkt dat dat opwekking van de weeën werd toegepast opdat de "weefsels van de vers geaborteerde foetussen onmiddellijk naar het laboratorium werden gestuurd voor de voorbereiding van de cellen." xviii
De abortus-industrie en haar bondgenoten anticiperen vol vertrouwen op een grotere vraag naar foetaal weefsel: "Wetenschappers zijn ervan overtuigd dat foetaal weefsel de sleutel is tot meer preventieve geneeskunde, nieuwe vaccins en het identificeren van behandelingen voor de meest verwoestende omstandigheden van vandaag; onderzoek gaat door en de koers ervan wordt beïnvloed door wereldwijde gezondheidsbedreigingen." Die uitspraak lijkt profetisch in het licht van de pandemie van vandaag. Dit is uit de amici curiae-brief van 2016 in het proces van de National Abortion Federation tegen David Daleiden's Center for Medical Progress. xix
Het wiel opnieuw uitvinden?
Katholieken worstelen al tientallen jaren met de kwestie van vaccins die zijn afgeleid uit menselijke foetale cellijnen. Toch zijn er nog bedroevig weinig ethische alternatieven.
Acker schrijft dit deels toe aan het ‘vallen en opstaan’. "Als je vaccinonderzoek doet, is er geen standaardformule voor het maken van een vaccin. Je stelt niet eerst de principes voor het medisch onderzoek vast. Je probeert gewoon iets om te zien of het werkt. Als iets werkt in een geaborteerde foetale cellijn, dan kun je beter een geaborteerde foetale cellijn gebruiken, want dat heeft immers eerder gewerkt. Het gebruik van ethisch geproduceerde cellijnen betekent vaak het opnieuw uitvinden van het wiel. Het slaat nergens op, vanuit het perspectief van een seculiere onderzoeker."
Ze meent dat er ook een andere reden is. Jaren geleden, als onderzoeker die voor een ethisch dilemma stond, gaven kerkdocumenten - met name Dignitas Personae uit 2008 -haar duidelijke richtlijnen. "De kerk was heel duidelijk in Dignitas Personae dat onderzoekers deze cellen niet kunnen gebruiken. Het is niet ingewikkeld. Het is er." Ze denkt dat op recente Vaticaanse uitspraken valt af te dingen:
Dat is één van de grootste problemen met enkele van de recente verklaringen van het Vaticaan over vaccins: ze richten zich niet tot de mensen die de veranderingen daadwerkelijk kunnen doorvoeren. Ze proberen alleen wat begeleiding te bieden aan de gemiddelde katholiek die in de kerkbank zit. Het is een pleister op de wond, want wanneer de gemiddelde katholiek stilletjes het gebruik van deze vaccins accepteert en vervolgens een mondeling of schriftelijk protest uit- acties spreken luider dan woorden.
Unieke kans
Aan de andere kant ziet Acker de huidige situatie als een unieke kans. Nog maar een paar jaar geleden werd het gebruik van geaborteerde foetale cellen bij de productie van vaccins nauwelijks erkend. Vandaag krijgt het eindelijk aandacht. "Het COVID-vaccin heeft het deksel van de geaborteerde foetale celindustrie geblazen. Nu zijn veel mensen die nog nooit hebben gehoord dat er geaborteerde foetale cellen in vaccins zitten, zich ervan bewust." Ze zegt:
Dit is waarschijnlijk het vaccin dat de meeste aandacht ooit heeft gekregen, omdat het vervaardigd wordt terwijl we kijken, om het zo maar te zeggen. Iedereen heeft gewacht op het vaccin dat een einde gaat maken aan de lockdowns en de pandemie. Vroeger liep je een dokterspraktijk binnen om een vaccin te halen ... En je dacht niet echt na over waar het vandaan kwam. [Nu COVID-19-vaccins zijn ontwikkeld] zijn er realtime updates geweest op het gebied van bv de veiligheid: het is allemaal een stuk transparanter. Ik denk dat dat erg goed is. Het maakt mensen bewust dat vaccinonderzoek veel problemen kent.
Acker is ook dankbaar voor de inspanningen van organisaties als COG for Life, die sinds 1999 alarm slaat over de productie van vaccins. In de afgelopen maanden zijn we gewend geraakt aan het lezen over foetale cellijnen, zowel in de religieuze als seculiere pers. Maar tot voor kort werden prolife stemmen die beweerden dat vaccins zijn afgeleid van foetale cellijnen, afgedaan als gestoorde complotdenkers. Het is niet verwonderlijk dat degenen die vermoeden dat het verhaal nog dieper gaat, zelfs werden ontslagen.
Hoewel veel producten naast vaccins afhankelijk zijn van foetale cellijnen, is de huidige situatie uniek omdat één product aan de hele bevolking welhaast wordt opgedrongen. In een industrie die doorgaans weinig concurrenten heeft, worden momenteel tientallen COVID-19-vaccins geproduceerd, er zijn er meer in ontwikkeling en zijn ‘boostervaccins’ op komst. Uiteindelijk draait de vaccinindustrie, net als elke andere industrie, ook om geld verdienen. Als de consument tegengas geeft, zullen vaccinfabrikanten luisteren. We hebben nu de kans om veranderingen door te voeren. Maar als morele bespiegelingen het doel hebben het geweten te sussen in plaats van geïnformeerde morele verontwaardiging op te wekken, wordt het de vaccinindustrie graag vergeven als het ze negeert.
De middagslaap
De gruwelijke zaak van foetaal onderzoek helpt ons zowel intellectueel als emotioneel om wakker te worden. Wat Acker motiveert is dat "mensen ongevoelig lijken voor de intrinsieke gruwel van abortus." We moeten ernstig kijken naar de langdurige, gewetenloze relatie van de vaccinindustrie met abortus, naar onze voortdurende afhankelijkheid van geaborteerd foetaal weefsel en naar de barbaarse methoden die gewoonlijk worden gebruikt om dat weefsel te verkrijgen. We moeten vragen blijven stellen.
Een paar weken geleden hield onze pastoor een preek over acedia— onverschilligheid, ook wel de 'middagduivel' genoemd. Om ons in een middagslaap te sussen, zei hij, laat de duivel ons vaak aan onszelf over. Hij sluipt achter de schermen rond en laat ons opgaan in onbezorgde vergetelheid. Want als goede mensen oog in oog komen te staan met het echte kwaad, ontwaken ze uit hun onverschilligheid. En dat is het laatste wat de duivel wil.
Daarom is het oogmerk van duivel belangrijk dat we - zin voor zoirgvuldig gekozen zin - emotioneel afstand nemen: Historische foetale cellijnen. Twee electieve abortussen. Duizenden generaties verwijderd. Oude cellijnen. Foetale cellijnen, geen foetale weefsel. Vrijwillig afgebroken. Externe en indirecte verbinding. Ethische afstand, Ver verbonden.
Als we even stil zouden staan en actief de realiteit van het kwaad in de ogen zouden kijken en erkennen welke praktijk ons onze vaccins hebben gebracht, zou dit alles kunnen veranderen.
Ik begrijp degenen die de Corona-risicogroepen niet met een schuldgevoel willen opzadelen. Degenen die hun stem kunnen laten horen - namelijk bisschoppen, bio-ethici, moraaltheologen - zouden echter vragen moeten stellen, en protesteren tegen de relatie tussen de vaccin- en de abortus-industrie. We moeten verontwaardigd zijn, en beschaamd staan dat de wetenschappelijke elite zich hiermee onder onze neus bezig hield, al bijna een eeuw lang.
We moeten grote terughoudendheid hebben om ons aan te sluiten bij diegenen die - in de woorden van Fr. Richard John Neuhaus - "al dit ondenkbare ‘professioneel’ wel willen begeleiden op de route van eerst discussie, daarna rechtvaardiging, totdat het uiteindelijk een vastgezette praktijk blijkt, en niet meer aanvechtbaar”.
Noten:
i Pietro Croce, Vivisection or Science, pp. 99-108, Zed books, 2000.
ii Crutcher, Keith A., “Fetal Tissue Research: The Cutting Edge?” Linacre Quarterly, Vol. 60: No. 2, Article 4.
iii Noah Gimbel, “Fetal Tissue Research and Abortion: Conscription, Commodification, and the Future of Choice”, Harvard Journal of Law and Gender, Vol. 40, Winter 2012.
iv Edie Heipel, “Federal Government Caught Buying ‘Fresh’ Flesh Of Aborted Babies Who Could Have Survived As Preemies”, The Federalist, April 15, 2021.
v Partial-Birth Abortion Ban Act of 2002: Hearing Before the Subcommittee on the Constitution of the Committee on the Judiciary, House of Representatives, One Hundred Seventh Congress, Second Session, on H.R. 4965, July 9, 2002.
vi https://www.prochoiceamerica.org/state-law/louisiana/
vii G. Kolata, “Miracle or Menace?”, Redbook, Sept. 1990.
viii Dorinda Bordlee, “Post-Abortion Organ Harvesting Ban: BDF Model Bill Enacted,”(June 23, 2016).
ix Supreme Court Justice Anthony Kennedy, dissenting opinion in Stenberg v. Carhart, June 2000.
x McCarthy, Janine, Edward LeCluyse, Sharon Presnell, Gina Dunne Smith, Timothy L. Pruett, Ann Lam, Elizabeth Baker, Thomas Buersmeyer, and Kristie Sullivan, “Increasing the Availability of Quality Human Tissue for Research”, ALTEX – Alternatives to Animal Experimentation Vol. 37, No.4, 2020
xi Luciano De Carlis, Riccardo De Carlis, Paolo Muiesan, “Past, Present and Future of Donation after Circulatory Death in Italy”, March 12, 2019.
xii Peng-Yi Zhou, Guang-Hua Peng, Haiwei Xu, Zheng Qin Yin, “c-Kit+ cells isolated from human fetal retinas represent a new population of retinal progenitor cells”, Journal of Cell Science, 2015.
xiii Peter J. McCullagh, The Foetus as Transplant Donor: Scientific, Social and Ethical Perspectives. John Wiley and Sons, 1987.
xiv Ibid., p. 115
xv S. Kullander and B. Sunden, “On the survival and metabolism of normal and hypothermic pre-viable human foetuses, Journal of Endocrinology, Vol. 23, Issue 1, Sept. 1961.
xvi Thomas H. Weller, John F. Enders, Frederick C. Robbins and Marguerite B. Stoddard; “Studies on the Cultivation of Poliomyelitis Viruses in Tissue Culture: I. The Propagation of Poliomyelitis Viruses in Suspended Cell Cultures of Various Human Tissue”; Journal of Immunology, 1952.
xvii Leonard Hayflick, “The Illusion of Cell Immortality”, British Journal of Cancer, Nov. 2000.
xviii Bo Ma, et al, “Characteristics and Viral Propagation Properties of a New Human Diploid Cell Line, Walvax-2, and its suitability as a candidate cell substrate for vaccine production”, College of Life Sciences, Wuhan University, 2015.
xix Amici curiae brief in support of the National Abortion Federation’s suit against David Daleiden, the Center for Medical Progress, Biomax Procurement Services, LLC, and Troy Newman and the Center for Medical Progress, June 7, 2016.